[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag van een schriftelijk overleg over de reactie op verzoek commissie over de artikelen 'Via de telefoon bepalen of iemand wel of niet kan werken, niet mogelijk zeggen UWV-artsen’ en het bericht ‘Zieke werknemers kunnen nu niet re-integreren en zijn daardoor straks flink de klos’

Arbeidsmarktbeleid

Verslag van een schriftelijk overleg

Nummer: 2020D27176, datum: 2020-07-01, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-29544-1014).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 29544 -1014 Arbeidsmarktbeleid.

Onderdeel van zaak 2020Z12705:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2019-2020

29 544 Arbeidsmarktbeleid

Nr. 1014 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 1 juli 2020

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de brief van 14 mei 2020 over de reactie op verzoek commissie over de artikelen «Via de telefoon bepalen of iemand wel of niet kan werken, niet mogelijk zeggen UWV-artsen» en het bericht «Zieke werknemers kunnen nu niet re-integreren en zijn daardoor straks flink de klos» (Kamerstuk 29 544, nr. 1005).

De vragen en opmerkingen zijn op 3 juni 2020 aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voorgelegd. Bij brief van 30 juni 2020 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie,
Rog

De griffier van de commissie,
Esmeijer

Inhoudsopgave blz.
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties 2
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie 2
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie 3
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie 4
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie 5
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie 5
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie 7
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie 8
II Antwoord/Reactie van de Minister 8

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de reacties en de antwoorden van de Minister op de berichten en vragen aangaande keuringen door UWV. Zij hebben nog wel enkele vragen naar aanleiding hiervan:

In hoeveel gevallen hebben in de periode van de coronamaatregelen alsnog fysieke keuringen plaatsgevonden, zowel in absolute aantallen als procentueel?

Is het mogelijk om – met inachtneming van de RIVM-voorschriften – weer meer fysieke keuringen te laten plaatsvinden bij UWV? Zo nee, waarom niet en op welke termijn wordt verwacht dat dit wel mogelijk is? Zo ja, in hoeverre zijn de fysieke keuringen inmiddels hervat?

Wie is verantwoordelijk dat de werkwijzen en aanpassingen daarop beschikbaar zijn en aansluiten op de RIVM-maatregelen? Op welke wijze worden deze afgestemd en gecommuniceerd met de betrokken partijen, waaronder verzekeringsartsen en degenen die gekeurd moeten worden?

In hoeveel gevallen is een voorschot afgegeven door UWV?

Hoeveel van de maandelijkse ca. 5.000 WIA-claimbeoordelingen, 2.500 WIA-herbeoordelingen en 725 Wajong-beoordelingen, betreffen fysieke klachten en/of beperkingen? Hoe worden deze op afstand beoordeeld?

Hoeveel klachten, bezwaren en beroepen zijn in de periode van de coronamaatregelen ingediend? Hoeveel zijn dit er in vergelijking met dezelfde periode in 2019? Leveren deze aanvullende inzichten op met betrekking tot de uitvoering van de keuringen?

Wat zijn de aantallen en percentages toekenningen en afwijzingen voor de WIA en Wajong sinds de corona-uitbraak? Hoeveel zijn dit er in vergelijking met dezelfde periode in 2019?

Vinden de beoordelingen onder normale omstandigheden altijd plaats door een geregistreerde verzekeringsarts? Zo nee, in welke gevallen niet en om hoeveel procent van de gevallen gaat dit? Wat is de reden daarvan?

Hebben zich in de praktijk belemmeringen voorgedaan bij het opvragen van informatie bij (curatieve) artsen door verzekeringsartsen, in verband met corona? Zo ja, om hoeveel gevallen gaat dit en wat was de belangrijkste benoemde belemmering?

Is de Minister het met de leden van de VVD-fractie eens dat keuringen en beoordelingen in het kader van onder andere de WIA een grote impact hebben op betrokkenen en dat het daarmee belangrijk is dat de protocollen zoveel mogelijk volgens de standaarden en voorspelbaar worden uitgevoerd?

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

«Via de telefoon bepalen of iemand wel of niet kan werken, niet mogelijk zeggen UWV-artsen»

De Minister schrijft in zijn brief dat «op dit moment rekening wordt gehouden met de omstandigheid dat bepaalde curatieve artsen mogelijk belast zijn met de zorg voor Covid-19 patiënten». Op welke wijze(n) wordt hier precies rekening mee gehouden? En voor hoe lang? Merkt de Minister dat inmiddels weer meer curatieve artsen beschikbaar zijn voor andere werkzaamheden dan de zorg voor Covid-19 patiënten? Kan de Minister aangeven of er achterstanden zijn in de te verrichten sociaal-medische (her)beoordelingen? En hoe groot?

Kan de Minister duidelijk maken wat de huidige artsencapaciteit van het UWV is? Wat is momenteel het resultaat van de inspanningen om deze te verhogen teneinde in het verleden opgelopen achterstanden bij sociaal-medische (her)beoordelingen weg te werken? Welke invloed heeft de coronacrisis hierop gehad (bijv. ten aanzien van het opleiden en werven van nieuwe artsen)? Bieden de gevolgen van de coronacrisis voor de arbeidsmarkt volgens de Minister aanknopingspunten om meer mensen te interesseren voor en om te scholen naar een krapteberoep als verzekeringsarts?

Kan de Minister uitleggen wat precies het verschil in taken en verantwoordelijkheden is tussen een verzekeringsarts en een adviseur verzekeringsarts? Hoeveel uitgestelde sociaal-medische (her)beoordelingen zijn er op dit moment? Binnen welke termijn verwacht het UWV dat deze kunnen worden ingelopen?

Kan de Minister bevestigen dat de Handreiking Taakdelegatie, in lijn met de motie van de leden Wiersma en Pieter Heerma (Kamerstuk 29 544, nr. 905), inmiddels overal in Nederland correct wordt toegepast en zich sinds het experiment in Groningen geen gevallen meer hebben voorgedaan waarin niet is gehandeld volgens het vigerend juridisch kader taakdelegatie?

Volgens de Minister verstrekt het UWV bij uitstel van een WIA-claimbeoordeling wel een voorschot tot het moment dat de beoordeling kan plaatsvinden en bij een WIA-herbeoordeling niet (omdat de bestaande uitkering doorloopt). Bij uitstel van een Wajong-beoordeling verstrekt het UWV eveneens geen voorschot, omdat volgens de Minister uitstel meestal geen inkomensdaling voor de aanvrager met zich meebrengt én de ervaring is dat een ruime meerderheid van de aanvragers na beoordeling geen recht krijgt op een Wajong-uitkering. Kan de Minister dit toelichten?

Als gevolg van de coronacrisis komen zowel werkgevers en werknemers in de problemen als het gaat om re-integratie. Bedrijven zijn dicht, verkeren in financieel zwaar weer en hebben minder capaciteit om mensen te begeleiden, en de re-integratie van zieke werknemers loopt vertraging op waardoor zij bijv. het risico lopen in de WIA terecht te komen. Is bekend hoe groot de groep werknemers is die hierdoor in de problemen dreigt te raken, bijvoorbeeld omdat de loondoorbetaling dreigt te stoppen terwijl re-integratie als gevolg van de coronacrisis nog niet is voltooid?

Het UWV is werkgevers tegemoet gekomen met een addendum in de werkwijzer Wet poortwachter, waarin staat dat het UWV coulant zal omgaan met de Toetsing van het re-integratieverslag (RIV-toets), onder andere door geen loonsanctie toe te passen, en er ruimte moet zijn voor maatwerk. Kan de Minister aangeven hoe dit maatwerk in de praktijk gestalte krijgt? Wat zijn er ervaringen van werkgevers met de coulanceregeling aangaande de RIV-toets?

Werknemersorganisaties pleiten ervoor om zolang de coronacrisis voortduurt de loondoorbetalingsperiode voor werkgevers verplicht te verlengen. De Minister kiest hier niet voor en wijst op de mogelijkheid van werkgevers om vrijwillige verlenging van de loondoorbetalingsperiode of de Ziektewetuitkering van (ex-)werknemers aan te vragen. Is bekend hoe vaak dit in de praktijk gebeurt? Wat zijn de budgettaire consequenties om werkgevers te compenseren voor een verplichte verlenging van de loondoorbetalingsperiode voor die groep werknemers die door vertraagde re-integratie onnodig de WIA in dreigt te stromen?

Hoe staat de Minister tegenover het voor werkgevers als werknemers makkelijker maken om te voldoen aan hun re-integratieverplichtingen? Welke ideeën heeft hij daarbij? Hoe zouden voor eigenrisicodragers voor de Ziektewet de

re-integratieverplichtingen in spoor 1 en de toetsing daarvan door UWV kunnen worden verduidelijkt? Wat vindt de Minister van het direct verplichten van re-integratie in spoor 2 (bij een externe organisatie) indien dit binnen de eigen organisatie (spoor 1) niet mogelijk is? Wat zijn voor-/nadelen?

In de Kamerbrief Voortgang maatregelen loondoorbetaling bij ziekte & WIA d.d. 4 juli 2019 (Kamerstuk 29 544, nr. 922) schrijft de Minister op pag. 4:

UWV werkt een aantal voorstellen hiervoor op dit moment nader uit. Een van de voorstellen betreft een «quick start» document, in aanvulling op de bestaande tekst van de Werkwijzer Poortwachter. Deze quick start heeft tot doel om werkgevers in eenvoudige bewoordingen wegwijs te maken in de door hen en hun werknemers te ondernemen activiteiten gedurende de periode van loondoorbetaling bij ziekte. Een tweede voorstel is een verhoging van de kwaliteit van de rapportage die werkgevers krijgen na afloop van de RIV-toets. Aan de hand van deze rapportage kan een werkgever nagaan welke redenering UWV heeft gevolgd om te komen tot het oordeel. UWV komt hiermee tegemoet aan bezwaren van werkgevers over de transparantie van het beoordelingsproces.

Wat is de status van deze twee voorstellen?

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de reactie op de artikelen uit de Trouw. De leden hebben daarover nog enkele vragen. Zij vragen wat de huidige stand van zaken is rond (her)beoordelingen en fysieke afspraken met verzekeringsartsen van het UWV. Hoeveel beoordelingen hebben telefonisch plaatsgevonden die anders fysiek zouden zijn geweest? Daarnaast vragen de leden wat op dit moment de werkwijze is als UWV-artsen zelf aangeven dat zij wel een fysieke beoordeling zou willen uitvoeren?

De leden van de D66-fractie vragen wat de huidige inschatting is van de belasting van curatieve artsen, die eventueel informatie zouden kunnen verstrekken voor de beoordeling. De leden vragen of er door rekening te houden met de omstandigheden door Covid-19 ook daadwerkelijk een achterstand is ontstaan in de informatie-uitvraag, of dat er vooral meer geprioriteerd is in welke informatie noodzakelijk is en niet, en hoe daarin de wens van degene die beoordeeld moet worden is meegenomen.

De leden van de D66-fractie vragen daarnaast of er voor de coronacrisis ook met voorschotten werd gewerkt binnen de WIA als de claimbeoordeling, bijvoorbeeld door een tekort aan verzekeringsartsen, niet op tijd plaats kon vinden. De leden vragen wat daarbij de effecten kunnen zijn voor de betrokkene op het moment dat achteraf blijkt dat er geen recht was op de WIA-uitkering en of er een maximum zit aan deze voorschot-periode of het bedrag dat zou kunnen worden teruggevorderd.

De leden van de D66-fractie vragen tot slot onder welke omstandigheden uitstel van een Wajong-beoordeling wel kan leiden tot inkomensdaling, en of het duidelijk is hoe groot de groep is die hier mogelijk last van heeft. De leden vragen of voor deze groep een oplossing gevonden zou kunnen worden om er in ieder geval voor te zorgen dat deze groep, als de uitstel van de beoordeling wel tot een inkomensdaling zou leiden, kan rekenen op de oude uitkering.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de reactie van de Minister op de situatie van zieke werknemers en de huidige handelwijze bij het UWV. Zij hebben daar nog enkele vragen over.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de Minister kan aangeven hoeveel werknemers nu in de situatie zitten waarin zij (nog) niet kunnen re-integreren (vanwege het coronavirus), terwijl hun ziektewet-periode binnenkort afloopt? Is de Minister zich voldoende bewust van het feit dat werknemers niet alleen niet goed kunnen re-integreren in de huidige situatie, maar dat er ook veel medische behandeltrajecten zijn uitgesteld, waardoor er nog helemaal geen sprake is van re-integratie? De leden vragen de Minister of het wenselijk is dat deze mensen een aanvraag voor een WIA-uitkering doen, terwijl zij in normale situaties nog prima in staat zouden zijn op een later moment te re-integreren bij de werkgever. Voorts vragen de leden of de Minister zich voldoende realiseert dat het in deze tijden veel minder vanzelfsprekend is dat werkgevers vrijwillig een aanvraag zullen doen voor verlenging van de doorbetalingsperiode.

De leden van de GroenLinks-fractie delen de zorgen van CNV en ook de constatering dat werkgevers ruimhartig worden gesteund, maar zieke werknemers nu de dupe dreigen te worden. Zij roepen de Minister met klem op om de loondoorbetalingsperiode te verlengen voor mensen wiens re-integratie door de coronacrisis is vertraagd, en werkgevers daarvoor te compenseren.

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie zijn niet gerustgesteld door de reactie van de regering op de artikelen «Via de telefoon bepalen of iemand wel of niet kan werken, niet mogelijk zeggen UWV-artsen» en «Zieke werknemers kunnen nu niet re-integreren en zijn daardoor straks flink de klos» (Kamerstuk 29 544, nr. 1005). De leden van de SP-fractie zijn er allerminst van overtuigd dat uitkeringsgerechtigden geen negatieve gevolgen ondervinden in de huidige situatie. Ook nemen zij de zorgen van verzekeringsartsen zeer serieus.

De leden van de SP-fractie hebben opmerkingen en een aantal vragen. Wat de reactie van de Minister op de uitspraak van de voorzitter van de Novag (de vakbond van verzekeringsartsen) «De UWV-arts moet aan hand van ingevulde papieren, eventueel aangevuld met een telefoontje, bepalen of iemand wel of geen arbeidsongeschiktheidsuitkering (Wia of Wajong) krijgt. Dat kan in verreweg de meeste gevallen helemaal niet. Bij de overgrote meerderheid van de gevallen is een fysiek spreekuurcontact noodzakelijk»? Op welke (medische) onderbouwing baseert de Minister zijn mening dat de huidige gangbare praktijk- zonder persoonlijk contact- wel afdoende is (in tegenstelling tot de mening van de Novag)? Wat is de juridische basis en houdbaarheid van keuringen zonder persoonlijk contact? Kan de Minister hierbij de vergelijking maken met de eerdere situatie in Groningen? Onderschrijft de Minister dat een keuring zonder contact in persona niet de wenselijke situatie is en dat het UWV, indien de corona-situatie dat toelaat, zo snel mogelijk weer terug moet naar contact in persona? De Minister geeft aan dat door de verzekeringsarts ook de conclusie getrokken kan worden dat een goede beoordeling zonder fysiek spreekuur niet mogelijk is. Hoe vaak is dat voorgekomen? Wordt dat ontmoedigd? Waarom moet een verzekeringsarts dit eerst aan een adviseur voorleggen? Kan de Minister uitsluiten dat door de huidige werkwijze mensen ten onrechte een WIA-uitkering wordt ontzegd? Kan de Minister uitsluiten dat door de huidige werkwijze mensen ten onrechte een WIA-uitkering wordt toegewezen? Welke extra zorgvuldigheidsmaatregelen is de Minister bereid te nemen? Is de Minister bereid met de Novag in gesprek te gaan om de huidige werkwijze te verbeteren? Is de achterstand met keuringen groter of kleiner geworden? Worden alle keuringen echt door keuringsartsen gedaan? Hoe verhoudt het percentage toewijzingen/ afwijzingen WIA tijdens corona-tijd zich tot dat percentage voor corona-tijd? De leden van de SP-fractie krijgen graag opheldering over deze zaken.

De leden van de SP-fractie vrezen dat er mensen benadeeld zullen worden door de huidige werkwijze. Onderkent de Minister de mogelijkheid dat er mensen benadeeld worden door de huidige werkwijze voor WIA, Wajong en Ziektewet? Is het mogelijk dat er door gebrek aan fysiek spreekuur, WIA aanvragen ten onrechte worden afgewezen? Wat zijn de beroepsmogelijkheden voor mensen wiens WIA-uitkering wordt afgewezen? Vindt er bij dat beroep alsnog een fysiek consult plaats? Zo nee, kan de Minister toezeggen dat deze mensen de mogelijkheid krijgen om alsnog een fysiek consult te krijgen (zodra dat weer mogelijk is) voor een eventuele definitieve afwijzing? Hoe garandeert de Minister een zorgvuldige procedure? Hoe coulant is de terugbetaalregeling, voor mensen die ten onrechte een uitkering toegewezen hebben gekregen?

De leden van de SP-fractie krijgen graag uitleg over hoe het werkt als uit een WIA-herbeoordeling blijkt dat iemand geen recht meer heeft op een WIA uitkering maar toch de lopende uitkering is doorbetaald gedurende een periode, omdat de herbeoordeling verlaat is. De leden van de SP-fractie lezen in de brief «Ook bij uitstel van een Wajong-beoordeling verstrekt UWV conform bestaand beleid geen voorschot, omdat uitstel – in tegenstelling tot bij de WIA-claimbeoordeling – meestal geen inkomensdaling voor de aanvrager met zich meebrengt.» Wat wordt hiermee bedoeld? Als iemand op zijn 18e een Wajong uitkering aanvraagt, dan kan deze persoon toch ook behoefte hebben aan een voorschot omdat hij geen andere inkomsten heeft? Hoeveel later krijgen Wajongers nu hun uitkering, indien zij het tijdig bij hun 18e aanvragen? Is het mogelijk dat er door gebrek aan fysiek spreekuur, Wajong aanvragen ten onrechte worden afgewezen? Wat zijn de beroepsmogelijkheden voor mensen wiens Wajonguitkering wordt afgewezen? Vindt er bij dat beroep alsnog een fysiek consult plaats? Zo nee, kan de Minister toezeggen dat deze mensen de mogelijkheid krijgen om alsnog een fysiek consult te krijgen (zodra dat weer mogelijk is) voor een eventuele definitieve afwijzing? Hoe garandeert de Minister een zorgvuldige procedure?

De leden van de SP-fractie denken dat mensen in de Ziektewet gedupeerd worden omdat re-integratie activiteiten door de corona-maatregelen stranden. Daardoor komen mensen moeilijker bij hun oude werkgever (of een nieuwe werkgever) aan de slag en geraken zij eerder werkloos. De leden van de SP-fractie vinden dit onrechtvaardig omdat deze mensen er niks aan kunnen doen dat hun re-integratietraject in het water valt door de coronamaatregelen. De leden van de SP-fractie vinden het teleurstellend dat de regering niks voor deze mensen wil doen. De leden van de SP-fractie lezen in de brief «Werkgevers kunnen een vrijwillige verlenging van de loondoorbetalings-periode of de Ziektewetuitkering van hun (ex)werknemers aanvragen.» De leden van de SP-fractie krijgen graag toegelicht hoe deze regeling werkt. Is deze vrijwillige verleningen op koste van de werkgever? Hoe vaak wordt hier gebruik van gemaakt tijdens corona-tijd ten opzichte van hiervoor? Heeft de Minister, gezien de hoeveelheid gebruik die hiervan gemaakt wordt, het idee dat dit een oplossing is, of is het slechts een oplossing voor een enkeling? Kan de Minister uitleggen hoe de juridische positie is van mensen wiens re-integratietraject geen doorgang vindt? Is de Minister bereid om de loondoorbetalingsperiode te verlengen van mensen wiens re-integratie door de crisis in vertraagd? Zo nee, waarom niet? Erkent de Minister dat deze mensen gedupeerd zijn door de situatie? Is de Minister bereid hierover in gesprek te gaan met de sociale partners? Loopt de re-integratie verplichting van de werkgever door, als het re-integratietraject geen doorgang heeft kunnen vinden vanwege corona, maar de 2 jaar ziektetermijn wel al is afgelopen? De leden van de SP-fractie horen ook graag de juridische aspecten in antwoord op deze vraag.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen op de reactie op een tweetal artikelen die zijn opgenomen in de Trouw van vrijdag 17 april 2020. De leden hebben hierover nog wel enkele vragen.

De leden van de PvdA-fractie constateren dat het UWV inmiddels coulant is richting werkgevers door de loonsanctie niet toe te passen, door het stil komen te liggen van de re-integratie vanwege de coronacrisis. Deze coulance kan op steun rekenen van de leden, doordat werkgevers vanwege coronacrisis weinig aan kunnen doen.

Echter maken de leden zich grote zorgen over de gevolgen van het stil komen te liggen van de re-integratie van werknemers. De leden vrezen door het stil komen te vallen van de re-integratieverplichtingen werknemers minder of in sommige gevallen zelfs geen tijd meer hebben om na een behandeling te kunnen re-integreren naar werk. Hierdoor belanden werknemers nodeloos in de WIA en maken zij minder kans op weer aan het werk te komen. Deelt de Minister deze zorgen van de leden? Kan de Minister aangeven hoeveel werknemers er momenteel aan het einde (nog maximaal zes maanden te gaan) van hun loondoorbetalingsperiode zitten? En kan ook worden aangeven hoeveel werknemers er jaarlijks re-integreren in het tweede ziektejaar?

De leden van PvdA-fractie zijn verder van mening dat, net zoals werkgevers, ook werknemers ondersteund dienen te worden. Gaat de Minister, zoals de leden van de PvdA-fractie, wensen werknemers ook tegemoet komen? Welke maatregelen gaat de Minister nemen om er voor te zorgen dat de groep werknemers, die vertraging in hun behandeling ondervinden en zodoende minder tijd hebben om te kunnen re-integreren, niet in de WIA terecht komen? Wat zijn de argumenten om de loondoorbetalingsperiode te verlengen?

«Via de telefoon bepalen of iemand wel of niet kan werken, niet mogelijk zeggen UWV-artsen»

De leden van de PvdA-fractie begrijpen dat het op dit niet moment niet mogelijk om iemand fysiek te keuren. De leden maken zich wel zorgen over in hoeverre op dit moment juiste diagnoses kunnen worden gesteld. De leden horen graag wat er nu gebeurt als er twijfel, vanwege een telefonisch consult, is over de juiste diagnose? Krijgt deze werknemer dan de voordeel van de twijfel? Of wordt deze dan afgewezen voor de uitkeringen? Ook vernemen de leden de reactie van de Minister op de uitspraken van de voorzitter van de Novag, de vakbond van verzekeringsartsen, dat het in verreweg de meeste gevallen helemaal niet kan om mensen telefonisch te beoordelen.

Verder vernemen de leden graag in hoeverre er nu al wachtrijen ontstaan bij het UWV in het beoordelen van mensen die arbeidsongeschikt zijn?

Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie

De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van de toelichting van de Minister op de werkwijze van het UWV bij re-integratie. Zij hebben enkele vragen over eigenrisicodragers.

De leden van de SGP-fractie vragen of de Minister signalen herkent dat de verplichting om het eerste spoort te blijven onderzoeken voor eigenrisicodragers in de huidige omstandigheden juist een beperking betekent in de mogelijkheden om te komen tot goede, zo snel mogelijke re-integratie van werknemers. Is de Minister bereid in overleg te bezien hoe deze werkgevers gefaciliteerd kunnen worden. Onderkent hij dat de wetgever bij het eigenrisicodragerschap niet berekend was op de huidige risico’s die zich ten gevolge van het overheidshandelen in reactie op een pandemie voordoen? Kan de mobiliteit van arbeidsongeschikte werknemers in de huidige omstandigheden verbeterd worden door re-integratie in spoor 2 direct te verplichten indien dit binnen de eigen organisatie (spoor 1) niet mogelijk is? Deze leden constateren eveneens dat het voor eigenrisicodragers nog steeds onduidelijk is aan welke eisen zij volgens het UWV precies moeten voldoen. Wat is de status van het Quickstart document dat door het UWV ontwikkeld zou worden? Wordt daarin ook meegenomen wat de verplichtingen van de eigenrisicodrager zijn na loondoorbetaling? Deze leden vinden dat werkgevers zeker in de huidige omstandigheden niet verder in de problemen gebracht mogen worden door het ontbreken van duidelijkheid van overheidswege.

II Antwoord/Reactie van de Minister

Ik dank de leden van de commissie voor hun vragen. Ik ga bij de beantwoording eerst in op de vragen over mijn reactie op het artikel «Via de telefoon bepalen of iemand wel of niet kan werken, niet mogelijk zeggen UWV-artsen». Daarna ga ik in op de vragen over mijn reactie op het artikel «Zieke werknemers kunnen nu niet re-integreren en zijn daardoor straks flink de klos». Per artikel heb ik mijn antwoorden gebundeld naar onderwerp.

1. Vragen n.a.v. artikel Via de telefoon bepalen of iemand wel of niet kan werken, niet mogelijk zeggen UWV-artsen

1.1 Kwaliteit

De leden van de VVD-, CDA-, D66-, SP- en PvdA-fractie hebben vragen gesteld over de kwaliteit van sociaal-medisch beoordelen in de crisisperiode: de mogelijkheden om fysieke spreekuren te laten plaatsvinden en de communicatie en afstemming hierover.

Na het van kracht worden van de coronamaatregelen heeft UWV tot 8 juni jl. geen fysieke sociaal-medische beoordelingen uitgevoerd. Sinds 8 juni breidt UWV in nauwe afstemming met haar medewerkers het aantal fysieke spreekuren weer stap voor stap uit. UWV communiceert hierover met alle betrokkenen en voert hierover overleg met onder andere de Novag en de Nederlandse Vereniging voor Verzekeringsgeneeskunde (NVVG). Veiligheid en gezondheid van klanten en medewerkers staan bij de uitbreiding bovenaan. Tot 1 september geldt een bezetting op de UWV-locaties van maximaal 25%. De instructies en werkwijzen worden aangepast als de situatie daarom vraagt, in lijn met de richtlijnen van de rijksoverheid en het RIVM. UWV werkt vooralsnog toe naar een situatie waarin verantwoordelijke teams op basis van maatwerk per beoordeling bepalen of zij het spreekuur telefonisch, via beeldbellen of fysiek laten plaatsvinden. Ik kan mij vinden in die aanpak en ik realiseer me dat beoordelingen een grote impact kunnen hebben op betrokkenen. UWV voert beoordelingen dan ook op basis van vastgestelde standaarden en methodieken uit en levert maatwerk waar mogelijk.

Sociaal-medische beoordelingen vinden altijd plaats door, of onder verantwoordelijkheid van, een geregistreerde verzekeringsarts, ook sinds UWV haar werkwijze als gevolg van de coronacrisis heeft aangepast. De verzekeringsarts onderzoekt op basis van zijn of haar deskundigheid of iemand lichamelijke en/of psychische belemmeringen heeft waardoor hij of zij niet in staat is om te werken. De verzekeringsarts stelt de functionele mogelijkheden van de betrokkene vast en verwerkt deze tot een advies, met de sociale wetgeving en juridische afspraken als kader. Meer specifiek voeren verzekeringsartsen van UWV het verzekeringsgeneeskundig onderzoek uit aan de hand van de standaard «Onderzoeksmethoden», onderschreven door de NVVG. Hierin staat beschreven op welke wijze de verzekeringsarts zijn of haar beoordeling kan verrichten. Analyse van stukken, een telefonisch spreekuur en/of een fysiek spreekuur kunnen hier onderdeel van zijn. De casuïstiek bepaalt de keuzes voor de methode(n) van onderzoek. Indien blijkt dat een fysiek spreekuur voor een goede sociaal-medische beoordeling noodzakelijk is, dan stelt UWV de beoordeling uit tot het moment dat dit mogelijk is.

De leden van de CDA- en SP-fractie vroegen ook naar de rol van de adviseurs verzekeringsarts.

Deze adviseurs hebben een regisserende adviesfunctie op het gebied van kwaliteitsborging binnen het totale verzekeringsgeneeskundig vakgebied. De adviseurs verzekeringsarts zetten zich onder andere in voor instructie, coaching en bij- en nascholing van verzekeringsartsen. In het begin van de crisisperiode heeft UWV een voorlegprocedure aan adviseurs verzekeringsarts in het leven geroepen, voor het moment dat een verzekeringsarts inschatte dat een beoordeling zonder fysiek spreekuur niet mogelijk zou zijn. UWV koos hiervoor om leren en ontwikkelen te stimuleren en inzicht te krijgen in de criteria voor het wel of niet besluiten tot het uitstellen van een sociaal-medische beoordeling omdat een fysiek spreekuur noodzakelijk is. Sinds half mei heeft UWV de verplichte voorlegprocedure vervangen door vrijwillige consultatie van de adviseur verzekeringsarts, zoals deze ook voor alle andere soorten casuïstiek geldt.

De leden van de VVD-fractie hadden vragen over het op afstand beoordelen van mensen met fysieke klachten.

De kwantitatieve informatie bij het jaarverslag van UWV over 2019 bevat onder andere een indeling naar diagnosehoofdgroep van de uitkomsten van de verschillende sociaal-medische beoordelingen. Er is echter geen direct verband tussen de diagnose en de mogelijkheid om een sociaal-medische beoordeling zonder fysiek spreekuur te verrichten. De relatie tussen een ziekte en de beperkingen die daaruit volgen voor een individu zijn per persoon anders. Daarom is een goede uitvraag essentieel. Verzekeringsartsen wegen nadrukkelijk af of zij zonder fysiek spreekuur op zorgvuldige wijze een verzekeringsgeneeskundige beoordeling kunnen doen. Als op basis van de dossiergegevens of tijdens het telefonisch spreekuur blijkt dat zij zonder fysiek spreekuur niet op zorgvuldige wijze kunnen beoordelen, dan houden zij de sociaal-medische beoordeling aan, in afwachting van de mogelijkheid de klant voor een fysiek spreekuur uit te nodigen. Met de landelijk adviseur verzekeringsarts kunnen zij hierover professioneel afstemmen. In geval van uitstel van de WIA-claimbeoordeling ontvangt de klant op diens verzoek een voorschot.

De leden van de VVD-, CDA- en D66-fractie vroegen naar het opvragen van informatie bij curatieve artsen.

UWV is in de crisisperiode prudent geweest met het opvragen van informatie bij specifieke behandelaars, om deze niet onnodig te belasten. Hierbij moet bijvoorbeeld gedacht worden aan longartsen, anesthesisten en huisartsen. Indien de informatie van de behandelend arts echter onmisbaar was voor het zorgvuldig afronden van de beoordeling, dan is deze in alle gevallen wel opgevraagd. Er hebben zich geen noemenswaardige belemmeringen voorgedaan bij het opvragen van informatie bij (curatieve) artsen. In een enkele situatie duurde het ontvangen van opgevraagde informatie iets langer dan gebruikelijk.

De leden van de SP- en de CDA-fractie vroegen specifiek naar het werken met taakdelegatie en de relatie met het in het artikel genoemde experiment in Groningen.

Voor zover mij bekend werkt UWV op al haar kantoren op de juiste manier binnen de Handreiking Taakdelegatie: Professioneel en Juridisch Kader.

De werkwijze gedurende de coronacrisis is niet vergelijkbaar met de werkwijze bij het genoemde experiment in Groningen. Bij dat experiment vond in beginsel geen contact plaats met de betrokken uitkeringsgerechtigden en werd de beoordeling enkel gebaseerd op de in het dossier aanwezige informatie. Bovendien was de op kantoor Groningen toegepaste werkwijze in operationele en juridische zin niet juist. In de huidige crisissituatie wordt in beginsel wel gesproken met de cliënt en vinden de beoordelingen plaats door of onder de verantwoordelijkheid van geregistreerde verzekeringsartsen.

Ik maak van deze gelegenheid gebruik om in te gaan op een nog openstaand verzoek van de commissie van 18 april 2019 om u een afschrift te sturen van het antwoord op een brief van GAV, NOVAG en NVVG over de werkwijze in Groningen. Ik heb niet schriftelijk op deze brief gereageerd, maar ik ben en blijf met UWV en de relevante beroepsgroepen in gesprek over de invulling en zorgvuldige uitbreiding van het werken met taakdelegatie.

1.2 Uitkomsten van beoordelingen

De leden van de VVD-, SP en PvdA-fractie hebben vragen gesteld over de uitkomsten van de sociaal-medische beoordelingen in de crisisperiode.

UWV handelde in de eerste vier maanden van 2020 21.800 WIA-aanvragen af, ten opzichte van 20.300 in dezelfde periode in 2019. In beide periodes werd 32% van de aanvragen afgewezen. Voor de Wajong ging het om 3.100 afgehandelde aanvragen voor een Wajong 2015-uitkering (waarvan 65% afgewezen), ten opzichte van 2.900 in de eerste vier maanden van 2019 (waarvan 66% afgewezen). Ik beschik niet over exacte cijfers vanaf het moment van de corona-uitbraak, afgezet tegen dezelfde periode vorig jaar.

De kwaliteit van sociaal-medische beoordelingen mag door de aangepaste werkwijzen van UWV uiteraard niet worden aangetast. De continue monitoring van de kwaliteit en de uitkomsten van sociaal-medische beoordelingen geeft geen aanleiding te veronderstellen dat klanten of werkgevers benadeeld zijn, of dat aanvragen ten onrechte zijn afgewezen of toegekend. De uitkomsten van de beoordelingen zijn landelijk nagenoeg gelijk gebleven.

Ik zie op dit moment geen reden om op dit terrein nadere maatregelen te nemen; wel blijf ik uiteraard met UWV in gesprek over de vormgeving van het beleid gedurende de coronacrisis en daarna.

1.3 Klachten, bezwaar en beroep

De leden van de VVD- en SP-fractie hebben vragen over de klachten, bezwaren en beroepen in de crisisperiode.

In de eerste vier maanden van 2020 ontving UWV 2.252 klachten, 16% minder dan in dezelfde periode in 2019. Het feit dat UWV vanwege de coronacrisis alle face-to-facecontacten met bijvoorbeeld verzekeringsartsen, arbeidsdeskundigen en adviseurs werk stopzette heeft geleid tot een daling van het aantal klachten.

Klanten die het niet eens zijn met de uitkomst van een beoordeling kunnen hiertegen – zoals altijd – in bezwaar gaan. Als de bezwaargrond of een van de bezwaargronden is dat er geen fysiek spreekuur heeft plaatsgevonden, dan wordt dit nadrukkelijk bij de heroverweging op het bezwaar betrokken. Als een fysieke hoorzitting of een fysiek spreekuur noodzakelijk is om tot een zorgvuldige heroverweging te kunnen komen, zal dit in de bezwaarfase – zodra dit mogelijk is onder veilige omstandigheden voor alle betrokkenen – alsnog plaatsvinden.

In de eerste vier maanden van 2020 werden in totaal 27.000 bezwaren ingediend, 15% meer dan in dezelfde periode vorig jaar: er is met name een groter aantal bezwaren ingediend tegen beslissingen voor de WW/Toeslagenwet en tegen de uitkomsten van eerstejaars Ziektewet-beoordelingen. Hierbij moet worden opgemerkt dat UWV-klanten zes weken de tijd hebben om tegen een beslissing in bezwaar te gaan. Een toe- of afname in het aantal bezwaarzaken als gevolg van de aangepaste UWV-werkwijzen is daardoor op dit moment nog niet zichtbaar in de cijfers. Het achtmaandenverslag van UWV zal hiervan een beter eerste beeld geven.

1.4 Bevoorschotting

De leden van VVD-, D66- en SP-fractie hebben vragen gesteld over het verstrekken van voorschotten bij zowel de WIA als de Wajong.

Het gaat bij het verstrekken van voorschotten met name om de WIA-claimbeoordeling. In de eerste vier maanden van 2020 ging het om 2.680 voorschotten op een totaal van 22.801 WIA-aanvragen, ofwel 11,8%. In dezelfde periode in 2019 ging het om 863 voorschotten op een totaal van 22.338 WIA-aanvragen (3,9%). Betrokkenen ontvangen een uitkering op voorschotbasis tot het moment dat de volledige sociaal-medische beoordeling heeft plaatsgevonden. Als op dat moment blijkt dat een betrokkene geen recht heeft op een WIA-uitkering, dan moet dit voorschot worden terugbetaald. UWV verrekent dit dan met de WW-uitkering waar de betrokkene meestal recht op heeft.

UWV hanteert bij de Wajong2015 conform bestaand beleid de lijn dat UWV geen voorschot verstrekt in het geval de claimbeoordeling niet binnen de Awb-termijn kan worden verricht. Dit hangt samen met het feit dat een relatief groot deel van de aanvragen voor een Wajong-uitkering word afgewezen (65% in de eerste vier maanden van 2020). Omdat de aanvragers van Wajong2015 ten tijde van de aanvraag vaak geen inkomen uit arbeid, loondoorbetaling bij ziekte of een Ziektewet-uitkering hebben, leidt het niet verstrekken van een voorschot bij het niet tijdig beoordelen in veel gevallen niet gepaard met daling van het inkomen van de betrokkene. Omdat het terug- en invorderen van ten onrechte verstrekte voorschotten vaak een moeizaam proces is wil UWV dat, zeker bij een kwetsbare groep mensen, zoveel mogelijk voorkomen.

Er zijn geen cijfers beschikbaar over de omvang van de groep waarbij uitstel van beoordeling voor de Wajong2015 leidt tot een inkomensdaling. Als de betrokkene aan de voorwaarden voldoet, kan hij of zij bij uitstel van een Wajong-beoordeling in aanmerking komen voor een bijstandsuitkering. UWV adviseert de betrokkene in dat geval daarom om met de gemeente de mogelijkheden te bespreken. Als UWV op een later moment een Wajong-uitkering toekent, ontvangt de betrokkene deze uitkering met terugwerkende kracht vanaf het moment dat hij of zij de oorspronkelijke aanvraag indiende.

Voor het moment waarop Wajong-gerechtigden hun uitkering toegekend krijgen geldt dat de tijdigheid van die toekenning is gedaald, omdat een fysiek spreekuur soms noodzakelijk is voor het afronden van de beoordeling. In de eerste vier maanden van 2020 ontving 86% van de Wajong-gerechtigden de eerste betaling van de uitkering binnen vier weken na het einde van de beslistermijn, ten opzichte van 89% in dezelfde periode vorig jaar.

In het geval van een WIA-herbeoordeling is het toekennen van een voorschot niet aan de orde. Als uit een WIA-herbeoordeling blijkt dat iemand als gevolg van de herbeoordeling niet langer recht heeft op een WIA-uitkering, dan wordt de uitkering na een uitlooptermijn van twee maanden beëindigd. Tot het moment dat een WIA-herbeoordeling is afgerond blijft de uitkeringshoogte van de betrokkene ongewijzigd.

1.5 Achterstanden en capaciteit

De leden van de CDA-, SP- en PvdA-fractie hebben vragen op de achterstanden van UWV op het gebied van sociaal-medisch beoordelen, ook in relatie tot de artsencapaciteit.

De totale achterstand van UWV bedroeg eind april 2020 32.048 sociaal-medische beoordelingen (4.645 claimbeoordelingen, 6.044 eerstejaars Ziektewet-beoordelingen, 21.359 herbeoordelingen). Dit is een stijging van 4.453 beoordelingen ten opzichte van de achterstand eind 2019 (325 claimbeoordelingen, 1.589 eerstejaars Ziektewet-beoordelingen en 2.539 herbeoordelingen). Ik beschik niet over exacte informatie over het aantal keren dat verzekeringsartsen sinds het van kracht worden van de coronamaatregelen de conclusie hebben getrokken dat een goede sociaal-medische beoordeling zonder fysiek spreekuur niet mogelijk was.

De netto-artsencapaciteit van UWV bedroeg eind april 2020 760 fte, in lichte daling ten opzichte van het einde van 2019 (764 fte). In de periode van 1 januari tot en met 10 juni 2020 heeft UWV 53 artsen aangenomen, maar UWV ziet dat tijdens de coronacrisis het aantal ontvangen sollicitaties is afgenomen. Daarnaast is het op dit moment een uitdaging voor UWV om de begeleiding op de werkplek goed vorm te geven en de aantrekkelijkheid van het werkpakket te behouden (met voldoende diversiteit in werkzaamheden en type spreekuren). UWV signaleert daarom het risico dat nieuw geworven artsen de organisatie relatief snel weer verlaten. Sinds begin juni ziet UWV wel weer een voorzichtig stijgende lijn in het aantal ontvangen sollicitaties.

Op basis van maatwerk en binnen de geldende prioritering die ik hiervoor met UWV heb afgesproken verricht UWV de openstaande beoordelingen zo snel als mogelijk. Ik kan op dit moment niet inschatten wat de langetermijneffecten van de coronacrisis op de arbeidsmarkt zijn, maar helder blijft dat er simpelweg te weinig verzekeringsartsen zijn en blijven om al het werk aan te kunnen. Ik ben dan ook, zoals aangekondigd in december1, met betrokkenen in gesprek over de mogelijkheden om de toekomst van het sociaal-medisch beoordelen veilig te stellen.

2.1 Re-integratie-inspanningen

De leden van de CDA- en de GroenLinks-fractie vragen zich af of bekend is hoe groot de groep werknemers is die als gevolg van de coronacrisis in de problemen komen als het gaat om re-integratie.

Er zijn geen cijfers bekend over eventuele problematiek in de re-integratie in de private loondoorbetalingsperiode of bij deze periode in de Ziektewet. De huidige uitzonderlijke situatie, met de aanwezigheid van COVID-19, speelt in tijd een relatief beperkte rol in de totale doorbetalingsperiode van 104 weken bij werknemers die halverwege 2018 ziek zijn uitgevallen en heden een WIA-aanvraag indienen.

De leden van het CDA verzoeken aan te geven hoe het maatwerk van UWV rond de toetsing van het re-integratieverslag (coulanceregeling aangaande de RIV-toets) gestalte krijgt en wat de ervaringen zijn van werkgevers.

UWV moet bij een RIV-toets beoordelen of de coronamaatregelen, gelet op de specifieke situatie van de werkgever, een deugdelijke grond vormen voor het feit dat er onvoldoende re-integratie-inspanningen zijn geleverd (in de situaties waarin dat laatste het geval is. De RIV-toets en het bepalen of een verlenging van de loondoorbetalingsperiode (loonsanctie) wordt opgelegd is altijd maatwerk. Voordat UWV een loonsanctie oplegt wordt de betreffende casus eerst voorgelegd aan de interne Landelijke Loonsanctie Commissie voor een bindend advies. Dit heeft als doel om de juistheid, het volgen van de vereiste procedures en de landelijke uniformiteit van de RIV-toets te borgen en om de redelijkheid van voorgenomen loonsancties te toetsen. De LLC krijgt dossiers waar geen loonsanctie wordt voorgenomen niet onder ogen. Het is daardoor niet bekend hoe vaak werkgevers corona-omstandigheden naar oordeel van UWV terecht als deugdelijke grond aandragen, omdat de betreffende dossiers niet aan de LCC worden voorgelegd. In de wel aan deze commissie voorgelegde dossiers wordt de coronacrisis soms opgevoerd, maar is de arbeidsdeskundige van UWV van mening dat het in de betreffende casus niet als deugdelijke grond voor onvoldoende re-integratie-inspanningen kan worden aangemerkt. Meestal is de oorzaak daarvan gelegen in het feit dat de tekortkomingen ook al vóór de corona-periode aanwezig waren. UWV vermoedt dat, naarmate de huidige situatie langer gaat duren, de coronacrisis vaker gerechtvaardigd blijkt als deugdelijke grond voor de tekortkomingen. Tot nu toe heeft zich nog geen casus voorgedaan waarbij de LLC van oordeel was dat er in de beoordeling ten onrechte geen rekening was gehouden met corona. Bij UWV zijn geen specifieke signalen of ervaringen van werkgevers bekend over het geleverde maatwerk. UWV heeft ook nog geen signalen ontvangen van werkgevers die ervaring hebben opgedaan met het addendum op de Werkwijzer Poortwachter en een WIA-aanvraag. Uiterlijk 11 weken voor het einde van de loondoorbetalingsperiode/wachttijd moet de WIA-aanvraag ingediend zijn.

De leden van de CDA-fractie vragen welke ideeën er zijn om het voor het werkgevers en werknemers makkelijker te maken om te voldoen aan hun re-integratieverplichtingen.

Het voldoen aan re-integratieverplichtingen is maatwerk. In eerste instantie is de re-integratie gericht op terugkeer binnen het eigen bedrijf (spoor 1 re-integratie). Als re-integratie bij de eigen werkgever niet meer lukt kijken werkgever en werknemer of het werk bij een andere werkgever hervat kan worden (spoor 2 re-integratie). Vanaf 2021 wil ik starten met experimenten die als doel hebben inzichtelijk te maken wat wel en wat niet werkt inzake de tweede spoor re-integratie, en om te bezien hoe werkgevers en werknemers de mogelijkheden hiertoe optimaal kunnen benutten. Ook ben ik een meerjarig communicatietraject richting werkgevers en werknemers gestart, om hen bewust te maken van de keuzes die ze hebben als het gaat om re-integratie bij langdurige ziekte. Daarnaast heb ik in december 2018 afspraken gemaakt met verzekeraars en werkgeversorganisaties over een verzekeringsaanbod vanaf 2020 dat ontzorgt en duidelijker maakt waar kleine werkgevers aan toe zijn: de MKB verzuim-ontzorgverzekering. De intentie van deze verzekering is de kleine werkgevers te helpen bij de verplichtingen en taken rond twee jaar loondoorbetaling bij ziekte, door een goed en betaalbaar dienstverleningspakket aan te bieden voor die periode en zodoende het (langdurig) verzuim van zijn werknemers te helpen beperken.

De leden van de CDA-fractie stellen de vraag hoe voor eigenrisicodragers voor de Ziektewet de re-integratieverplichtingen in spoor 1 en de toetsing daarvan door UWV zouden kunnen worden verduidelijkt. Daarnaast vragen zowel de leden van de CDA- als die van de SGP-fractie of de mobiliteit van arbeidsongeschikte werknemers in de huidige omstandigheden verbeterd kan worden door re-integratie in spoor 2 direct te verplichten indien dit binnen de eigen organisatie (spoor 1) niet mogelijk is.

Zoals ik in de Stand van de uitvoering sociale zekerheid van december 20192 heb aangegeven, zie ik geen aanleiding om de spoor 1 verplichting voor eigenrisicodragers voor de Ziektewet af te schaffen en direct over te gaan tot re-integratie in het tweede spoor. Re-integratie is een belangrijke pijler in ons stelsel en daarbij past het dat werkgevers de mogelijkheden die zij hebben benutten. Dat wil niet zeggen dat re-integratie in het eerste spoor altijd lukt. We verwachten geen wonderen van werkgevers. Soms is re-integratie in spoor 1 niet mogelijk en kan de werkgever dat goed motiveren. In die gevallen wordt ook niet verwacht dat de werknemer weer aan de slag is gegaan bij de oorspronkelijke werkgever, maar komt het tweede spoor in beeld.

In de Werkwijzer Poortwachter van UWV is er specifiek aandacht voor de groep werkgevers die eigenrisicodrager is voor de Ziektewet, maar ik vind het belangrijk dat het voor alle werkgevers, dus niet alleen voor eigenrisicodragers, duidelijk is welke verplichtingen er zijn op het gebied van re-integratie. Samen met UWV zoek ik dan ook naar mogelijkheden om het proces van de toetsing van de re-integratie-inspanningen door UWV transparanter te maken.

De leden van de CDA-fractie vragen naar de voortgang op de twee voorstellen hiertoe die ik in mijn Kamerbrief van 4 juli 20193 heb aangekondigd, waarbij de leden van de SGP-fractie specifiek vragen naar het quick start-document.

UWV heeft een quick start-document opgesteld, in aanvulling op de Werkwijzer Poortwachter. Dit document is 16 juni jl. gepubliceerd4en is van toepassing op zowel de mensen die te maken hebben met loondoorbetaling bij ziekte als op de ZW-gerechtigden die vallen onder de verantwoordelijkheid van eigenrisicodragers. Het quick start-document ondersteunt werkgevers in grote lijnen bij de stappen die zij moeten zetten bij de re-integratie van hun zieke werknemers. Het tweede voorstel tot transparantie is een verhoging van de kwaliteit van de rapportage die werkgevers krijgen na afloop van de RIV-toets. Sinds medio juni jl. voegt UWV een samenvatting toe aan de vakinhoudelijke, technische argumentatie van de arbeidsdeskundige rapportage over de RIV-toets. In de samenvatting omschrijft UWV in begrijpelijke taal hoe de arbeidsdeskundige tot zijn oordeel over de re-integratie-inspanningen is gekomen en welke conclusie hij daaruit trekt. Indien die conclusie leidt tot het verlengen van de doorbetalingsplicht staat ook in de samenvatting wat de werkgever moet doen om het vastgestelde gebrek aan de re-integratie-inspanningen op te heffen.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen zich af of er voldoende bewustzijn is van het feit dat werknemers niet alleen niet goed kunnen re-integreren in de huidige situatie, maar dat er ook veel medische behandeltrajecten zijn uitgesteld, waardoor er nog helemaal geen sprake is van re-integratie? De leden vragen de Minister of het wenselijk is dat deze mensen een aanvraag voor een WIA-uitkering doen, terwijl zij in normale situaties nog prima in staat zouden zijn op een later moment te re-integreren bij de werkgever.

Ik ben me er uiteraard van bewust dat er medische behandeltrajecten zijn uitgesteld door de prioriteit voor de behandeling van coronapatiënten. Gelukkig lijken deze trajecten op dit moment weer grotendeels te worden opgestart. De vertraging speelt daardoor een relatief beperkte rol in de re-integratie tijdens de totale doorbetalingsperiode van 104 weken. Werkgevers en werknemers kunnen kiezen voor een vrijwillige verlenging van de loondoorbetalingsperiode wanneer zij denken dat re-integratie op een later moment nog mogelijk zou zijn. Wanneer zij dat niet doen, dan vindt er na de wettelijk verplichte periode van loondoorbetaling een WIA-aanvraag plaats. Hierbij toetst UWV eerst of er voldoende re-integratie-inspanningen zijn geleverd (RIV-toets) en voert daarna de beoordeling uit of er recht is op een WIA-uitkering. Instroom in de WIA betekent echter niet dat er geen re-integratie-inspanningen meer verricht worden en dat personen niet meer aan het werk komen. Ook de WIA kent prikkels en mogelijkheden om te re-integreren en de dienstverlening van UWV voor WIA-gerechtigden heeft sinds het van kracht worden van de coronamaatregelen telefonisch en digitaal doorgang kunnen vinden.

De leden van de PvdA-fractie geven aan steun te geven aan de coulanceregeling bij de RIV-toets, maar hebben grote zorgen over de gevolgen van het stil komen te liggen van de re-integratie van werknemers en vragen om aan te geven hoeveel werknemers er momenteel aan het einde (nog maximaal zes maanden te gaan) van hun loondoorbetalingsperiode zitten. Daarbij stellen zij ook de vraag hoeveel werknemers er jaarlijks re-integreren in het tweede ziektejaar.

Het is niet bekend hoeveel werknemers aan het einde (nog maximaal zes maanden) van hun loondoorbetalingsperiode zitten. Ook zijn er geen gegevens bekend over hoeveel personen jaarlijks in het tweede jaar re-integreren bij hun werkgever en wat de reden is dat personen in het tweede jaar loondoorbetaling bij ziekte uitstromen. Wettelijk is bepaald dat werkgevers zieke werknemers in de 42e week bij UWV ziek moeten melden. In 2019 zijn ruim 112.000 42e-weeks ziektemeldingen gedaan. Van de mensen die ten minste 42 weken ziek zijn, doet circa 30% een WIA aanvraag aan het einde van het tweede ziektejaar.

De leden van de SP-fractie vragen om uitleg over de juridische positie van mensen van wie het re-integratietraject geen doorgang vindt.

Werknemers die door ziekte niet in staat zijn hun werk te verrichten hebben gedurende maximaal 104 weken recht op loondoorbetaling bij ziekte door de werkgever of op een Ziektewetuitkering. Dit is geregeld in artikel 7:629 van het Burgerlijk Wetboek (loondoorbetaling bij ziekte) en in de Ziektewet. Als door omstandigheden als COVID-19 een re-integratietraject in deze periode geen doorgang kan vinden, blijft de werknemer zijn loon of Ziektewetuitkering ontvangen.

Tevens stellen de leden van de SP-fractie de vraag of de re-integratieverplichting van de werkgever doorloopt, als het re-integratietraject geen doorgang heeft kunnen vinden vanwege corona, maar de 2 jaar ziektetermijn wel al is afgelopen en horen zij graag de juridische aspecten.

Tijdens de loondoorbetalingsperiode van 104 weken heeft een werkgever een loondoorbetalings- en een re-integratieplicht. Werkgevers die eigenrisicodrager zijn voor de Ziektewet hebben vergelijkbare verplichtingen voor hun (ex-)werknemers die ziekengeld ontvangen. Van werkgevers die publiek verzekerd zijn voor de Ziektewet neemt UWV de re-integratieplicht en de betaling van het ziekengeld over. Na deze periode van 104 weken kijkt UWV of de betrokkene recht heeft op een WIA-uitkering. Als een werknemer voldoet aan de voorwaarden van een WGA-uitkering en de werkgever is eigenrisicodrager is voor het WGA-risico, dan behoudt de werkgever de re-integratieverplichting (artikel 42 van de Wet WIA). Als de werkgever publiek verzekerd is voor het WGA-risico, gaat de re-integratieverplichting over naar UWV (artikel 39 van de Wet WIA).

2.2 Vrijwillige verlengingen loondoorbetalingsperiode

De leden van de CDA- en de SP-fractie vragen of bekend is hoe vaak een vrijwillige verlenging van de loondoorbetalingsperiode of de Ziektewetuitkering wordt aangevraagd.

Per abuis heb ik in mijn eerdere reactie op het artikel in Trouw5 vermeld dat ook een vrijwillige verlenging aangevraagd kan worden voor de doorbetalingsperiode van een Ziektewetuitkering. Dat is niet juist. Er kan alleen een vrijwillige verlenging van de loondoorbetalingsperiode worden aangevraagd. In 2019 is circa 2.900 keer een vrijwillige verlenging van de loondoorbetalingsperiode aangevraagd, waarbij zo’n 2,5% van de aanvragen werd afgewezen6. Er zijn geen cijfers bekend over de vraag of in de afgelopen periode vaker een vrijwillige verlenging is aangevraagd in verband met COVID-19. Cijfers over 2020 worden door UWV bekendgemaakt in de bijlage met kwantitatieve informatie bij het jaarverslag 2020.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen zich af of ik me voldoende realiseer dat het in deze tijden veel minder vanzelfsprekend is dat werkgevers vrijwillig een aanvraag zullen doen voor verlenging van de doorbetalingsperiode. De leden van de SP-fractie vragen ook of een vrijwillige verlenging een oplossing is of slechts een oplossing voor een enkeling.

De mogelijkheid tot een vrijwillige verlenging is er en of er gebruik van wordt gemaakt is een private aangelegenheid. Het zou kunnen dat werkgevers in de huidige economische tijd een vrijwillige verlenging achterwege laten. Kijkend naar de langere termijn ligt dit echter mogelijk anders. Als door een verlenging van de doorbetalingsperiode WIA-instroom voorkomen kan worden, betekent dit immers ook dat de jarenlange doorbelasting van uitkeringen aan de werkgever wordt voorkomen.

De leden van de SP-fractie krijgen graag toegelicht hoe de regeling tot vrijwillige verlenging werkt en of deze op koste komt van de werkgever.

Een aanvraag tot een vrijwillige verlenging van de loondoorbetalingsperiode wordt door een werknemer en werkgever samen gedaan. Zij kunnen dit verzoek indienen bij UWV, als het ernaar uitziet dat de werknemer binnenkort (volledig) terug kan keren in zijn oude werk, of als zij een andere oplossing willen zoeken bij de bestaande of een andere werkgever. De loondoorbetalingsperiode wordt dan verlengd, tenzij er zwaarwegende omstandigheden zijn die zich daartegen verzetten. Net als de loondoorbetalingsperiode van 104 weken komen de lasten van een vrijwillige verlenging van de doorbetalingsperiode voor rekening van werkgevers.

2.3 Compensatie verlenging loondoorbetalingsperiode

De leden van de CDA-fractie vragen naar de budgettaire consequenties van het compenseren van werkgevers voor een verplichte verlenging van de loondoorbetalingsperiode voor werknemers die door vertraagde re-integratie onnodig de WIA in dreigen te stromen.

Het re-integreren van zieke werknemers is en blijft maatwerk. In de huidige situatie kan dat soms lastiger zijn, maar soms ook juist extra mogelijkheden bieden, bijvoorbeeld omdat mensen thuis kunnen werken. De RIV-toets door UWV is altijd maatwerk, waardoor UWV op dit moment dan ook rekening houdt met de impact van corona en de daarbij behorende maatregelen. Op dit moment zie ik geen reden tot het verlengen en compenseren van de loondoorbetalingsperiode. Voor wat betreft de budgettaire consequenties: jaarlijks doen meer dan 30.000 werknemers een WIA-aanvraag, maar het is niet bekend of, en zo ja hoe vaak, het voorkomt dat werknemers door vertraagde re-integratie als gevolg van corona de WIA instromen. Het gemiddelde maatmanloon van personen met een WIA-uitkering op jaarbasis betrof in 2019 circa € 30.500 euro. Ervan uitgaande dat werkgevers in het tweede jaar ziekte 70% van het loon doorbetalen, kost een verlenging van een jaar extra loondoorbetaling € 21.350 aan bruto loonkosten (exclusief werkgeverslasten). Bij een extra periode loondoorbetaling bij ziekte gaat het naast loonkosten onder andere ook om de kosten van re-integratietrajecten en de inhuur van professionals voor de juiste begeleiding.

De leden van de GroenLinks-fractie roepen met klem op om de loondoorbetalingsperiode te verlengen voor mensen wiens re-integratie door de coronacrisis is vertraagd, en werkgevers daarvoor te compenseren. De leden van de SP-fractie vragen hierover in gesprek te gaan met de sociale partners. De leden van de PvdA-fractie zijn van mening dat ook werknemers ondersteund dienen te worden en vragen welke maatregelen genomen gaan worden om er voor te zorgen dat werknemers die vertraging in hun behandeling ondervinden en zodoende minder tijd hebben om te kunnen re-integreren, niet in de WIA terecht komen.

Bij de WIA-beoordeling bekijkt UWV of werknemers voldoen aan de voorwaarden van een WIA-uitkering. Deze voorwaarden worden, ook in de huidige uitzonderlijke situatie, niet aangepast. Ik kies er niet voor om een eventuele verlenging van de loondoorbetalingsperiode te compenseren. Hierover zijn reeds gesprekken geweest tussen mijn ministerie en de sociale partners. Na een relatief lange periode van 104 weken van loondoorbetaling of een Ziektewet-uitkering hebben betrokkenen mogelijk recht op een WIA-uitkering, inclusief de ondersteuning bij re-integratie.


  1. Kamerstuk 26 448, nr. 630.↩︎

  2. Kamerstuk 26 448, nr. 630.↩︎

  3. Kamerstukken 29 544 en 32 716, nr. 922.↩︎

  4. https://www.uwv.nl/werkgevers/Images/quick-start.pdf.↩︎

  5. Kamerstuk 29 544 nr. 1005.↩︎

  6. Kwantitatieve informatie bij het jaarverslag 2019 van UWV.↩︎