Nader gewijzigd amendement van het lid Becker c.s. t.v.v. nr. 50 over voor- en vroegschoolse educatie voor kinderen van inburgeraars
Regels over inburgering in de Nederlandse samenleving (Wet inburgering 20..)
Amendement (gewijzigd/nader/vervangend)
Nummer: 2020D27398, datum: 2020-06-30, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-35483-51).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: B. Becker, Tweede Kamerlid (VVD)
- Mede ondertekenaar: W.P.H.J. Peters, Tweede Kamerlid (Ooit CDA kamerlid)
- Mede ondertekenaar: J.M. Paternotte, Tweede Kamerlid (D66)
Onderdeel van kamerstukdossier 35483 -51 Regels over inburgering in de Nederlandse samenleving (Wet inburgering 20..).
Onderdeel van zaak 2020Z12798:
- Indiener: B. Becker, Tweede Kamerlid
- Medeindiener: W.P.H.J. Peters, Tweede Kamerlid
- Medeindiener: J.M. Paternotte, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
- 2020-07-02 14:10: Aansluitend: STEMMINGEN (over alle onderwerpen tot en met 1 juli) (Stemmingen), TK
Preview document (đ origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2019-2020 |
35 483 Regels over inburgering in de Nederlandse samenleving (Wet inburgering 20..)
Nr. 51 NADER GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN HET LID BECKER C.S. TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 50
Ontvangen 30Â juni 2020
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
I
Aan artikel 14, derde lid, wordt, onder vervanging van «; en» aan het slot van onderdeel b door een puntkomma en onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door «; en», een onderdeel toegevoegd, luidende:
d. voor zover van toepassing, een verkenning van de mogelijkheden om het kind van de inburgeringsplichtige deel te laten nemen aan de voorschoolse educatie, bedoeld in artikel 1.1 van de Wet kinderopvang, of de vroegschoolse educatie, bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs.
II
Aan artikel 15, eerste lid, wordt, onder vervanging van «; en» aan het slot van onderdeel b door een puntkomma en onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door «; en», een onderdeel toegevoegd, luidende:
d. voor zover van toepassing, welke afspraken er zijn gemaakt met de inburgeringsplichtige over het deelnemen van diens kind aan de voorschoolse educatie, bedoeld in artikel 1.1 van de Wet kinderopvang, of de vroegschoolse educatie, bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs.
III
Aan artikel 53 wordt toegevoegd: Daarbij wordt in het bijzonder aandacht besteed aan de mate waarin en de wijze waarop afspraken over het deelnemen aan voorschoolse educatie, bedoeld in artikel 1.1 van de Wet kinderopvang, of de vroegschoolse educatie, bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs, bijdragen aan het deelnemen aan voor- en vroegschoolse educatie bij deze groep.
Toelichting
Met dit amendement beogen de indieners ervoor te zorgen dat inburgeringsplichtigen hun nog niet leerplichtige kinderen naar de voor- en vroegschoolse educatie laten gaan teneinde onderwijsachterstanden te voorkomen. Kinderen van inburgeringplichtigen lopen een groter risico om (taal)achterstanden op te lopen doordat hun ouders (nog) onvoldoende de Nederlandse taal beheersen. Achterstanden die moeilijk in te lopen zijn en de kans verkleinen dat deze kinderen volwaardig mee kunnen doen aan de samenleving. Deze kinderen vallen al binnen de doelgroep voor de voor- en vroegschool, maar helaas komt het nog altijd voor dat kinderen van inburgeraars hier niet naar toe worden gestuurd. Daarom stellen de indieners met dit amendement voor dat een afspraak voor inburgeringsplichtige ouders om kinderen in de leeftijd van 2,5 tot 5Â jaar naar de voor- en vroegschool te sturen, verplicht wordt meegenomen in de brede intake en wordt opgenomen in het persoonlijk plan inburgering en participatie, zodat de inburgeraar, indien de afspraak is gemaakt dat diens kinderen deelnemen aan de voor- en vroegschool, ook gecommitteerd is aan deelname van hun kinderen aan voor- en vroegschoolse educatie. Bij evaluatie van de Wet inburgering 20.. wordt de mate waarin en de wijze waarop de afspraken bijdragen aan het gebruik van voor- en vroegschoolse educatie door kinderen van inburgeringsplichtigen meegenomen, en kan vervolgens worden bezien of het belang van de voor- en vroegschoolse educatie voor een kind van de inburgeringsplichtige hiermee adequaat is geborgd.
Becker
Paternotte
Peters