Verslag van een algemeen overleg, gehouden op 24 juni 2020, over Videoconferentie van de EU Landbouw- en Visserijministers op 29 juni 2020
Landbouw- en Visserijraad
Verslag van een algemeen overleg
Nummer: 2020D28882, datum: 2020-07-29, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 4
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-21501-32-1240).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: A.H. Kuiken, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (Ooit GroenLinks-PvdA kamerlid)
- Mede ondertekenaar: H.S. Veldman, voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken (Ooit VVD kamerlid)
- Mede ondertekenaar: M.E. Haveman-Schüssel, griffier
Onderdeel van kamerstukdossier 21501 32-1240 Landbouw- en Visserijraad.
Onderdeel van zaak 2020Z11682:
- Indiener: C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
- Volgcommissie: vaste commissie voor Europese Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (2017-2024)
- 2020-06-24 09:30: Videoconferentie van de EU Landbouw- en Visserijministers op 29 juni 2020 (Algemeen overleg), vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (2017-2024)
- 2020-06-24 09:30: Videoconferentie van de EU Landbouw- en Visserijministers op 29 juni 2020 (Algemeen overleg), vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (2017-2024)
- 2020-06-25 12:30: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2020-07-01 11:15: Procedurevergadering (via videoverbinding) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (2017-2024)
- 2020-09-09 13:10: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2019-2020 |
21 501-32 Landbouw- en Visserijraad
Nr. 1240 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG
Vastgesteld 29 juli 2020
De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de vaste commissie voor Europese Zaken hebben op 24 juni 2020 overleg gevoerd met mevrouw Schouten, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, over:
– de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 19 juni 2020 inzake geannoteerde agenda videoconferentie voor Landbouw- en Visserijministers van de EU 29 juni 2020 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1236);
– de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 8 juni 2020 inzake verslag videoconferentie voor Landbouw- en Visserijministers 13 mei 2020 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1234);
– de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 19 juni 2020 inzake verslag videoconferentie voor Landbouwministers 8 juni 2020 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1235);
– de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 17 februari 2020 inzake verslag van de Landbouw- en Visserijraad van 27 januari 2020 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1227);
– de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 23 januari 2020 inzake uitbraak hoogpathogene vogelgriep (HPAI) serotype H5N8 in Europa (Kamerstuk 28 807, nr. 223);
– de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 24 januari 2020 inzake stand van zaken implementatie EU-richtlijnen in het vierde kwartaal 2019 (Kamerstuk 21 109, nr. 242);
– de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 11 februari 2020 inzake ontwikkelingen inzake vogelgriep (Kamerstuk 28 807, nr. 224);
– de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 12 februari 2020 inzake kwartaalrapportage lopende EU-wetgevingshandelingen LNV (Kamerstuk 22 112, nr. 2843);
– de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 14 mei 2020 inzake Standing Committee on Plants, Animals, Food and Feed (SCoPAFF) gewasbescherming vergadering van mei 2020 (Kamerstuk 27 858, nr. 508);
– de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 20 mei 2020 inzake ICES-advies pulsvisserij (Kamerstuk 32 201, nr. 112);
– de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 25 mei 2020 inzake exporten levend vee (Kamerstuk 28 286, nr. 1093);
– de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 29 mei 2020 inzake Roadmap preventie Afrikaanse varkenspest (Kamerstuk 29 683, nr. 251);
– de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 2 juni 2020 inzake afschrift van de kabinetsreactie op openbare consultatievragen van de Europese Commissie voor de evaluatie van de EU-dierenwelzijnsstrategie 2012–2015 (Kamerstukken 28 286 en 22 112, nr. 1098);
– de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 8 juni 2020 inzake appreciatie van het voorstel inzake ELFPO-steun vanwege COVID-19-uitbraak (Kamerstukken 28 625 en 35 420, nr. 284).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en
Voedselkwaliteit,
Kuiken
De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken,
Veldman
De griffier van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en
Voedselkwaliteit,
Haveman-Schüssel
Voorzitter: De Groot
Griffier: Goorden
Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Bisschop, Bromet, De Groot, Lodders, Madlener, Von Martels en Wassenberg,
en mevrouw Schouten, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
Aanvang 9.35 uur.
De voorzitter:
Goedemorgen allemaal. Ik heet de collega's welkom en natuurlijk de Minister en haar gevolg bij dit AO over de Landbouw- en Visserijraad. Dit overleg is lang niet doorgegaan, maar nu gelukkig wel weer in aanwezigheid van iedereen. De spreektijd per fractie is vijf minuten. Ik geef als eerste het woord aan de heer Wassenberg van de Partij voor de Dieren.
De heer Wassenberg (PvdD):
Dank, voorzitter. Het is warm vandaag, hier, maar zeker ook in stallen en transportwagens. De Partij voor de Dieren pleit al jaren voor het nemen van maatregelen om hittestress bij dieren te voorkomen en voor een hitteplan voor dieren dat in werking treedt als ook het nationaal hitteplan voor mensen in werking treedt. Wij willen de volgende maatregelen. Er moeten structureel minder dieren komen in de stallen. Dieren in veebedrijven moeten naar buiten kunnen om af te koelen. Er moeten afkoelmogelijkheden zijn. Ik noem modderbaden, bomen en schuilstallen. Er moet een verbod op diertransporten komen op zomerse dagen en één uur en geen minuut langer wachttijd voor het slachthuis en in de wachtstal.
Vorig jaar zei de Minister dat zij de hete zomer van 2019 ging evalueren en maatregelen zou treffen om problemen dit jaar te voorkomen. Kan de Minister aangeven wanneer we deze maatregelen kunnen verwachten? Want ze zijn eigenlijk nu al nodig. De NVWA gaat extra toezicht houden op dierenwelzijn tijdens de hitte, maar hoe zit het op dit moment met de capaciteit van de NVWA voor extra controles van diertransporten en in stallen? Want we hebben ook andere problemen, zoals corona.
Ik heb ook vragen over de langeafstandstransporten van dieren en de brief van de Minister daarover van 25 mei. Bij Duits onderzoek waarbij elf rustplaatsen in Rusland werden bezocht, bleek dat veel rustplaatsen niet bestonden of allang niet meer in gebruik waren. Toch werden verschillende van die niet bestaande rustplaatsen geregeld opgegeven in de reisplanning van Nederlandse rundexporteurs. Dit is een foto van zo'n afgeschreven stal die wel gewoon werd opgegeven als rustplaats. Ik zou die dadelijk via de bode aan de Minister willen geven. Hoe kan dat? Voelt de Minister zich niet enorm belazerd door de sector?
Dankzij RTL Z weten we dat Henk Bleker, voorzitter van de brancheorganisatie Vee & Logistiek, zich geen enkele zorgen maakt over zijn frauderende leden en zijn leden er niet op aan gaat spreken. Tot zover de zelfregulatie. Welke lessen trekt de Minister eruit als een van haar vaste gesprekspartners op deze manier reageert? Hij ontkent het probleem. De sector krijgt van de Minister alle ruimte. Maar wat doet zij als de sector bewezen problemen zo bagatelliseert of zelfs ontkent?
Voorzitter. Voor het eerst in de geschiedenis wordt er een Europese Parlementaire enquête ingesteld naar dierenbescherming en dierenwelzijn. Vrijdag stemde een meerderheid van 92% van het Europees Parlement voor een parlementaire enquête over ernstige en structurele misstanden bij diertransporten. Over diertransporten heb ik een vraag. Gisteren riep de Producenten Organisatie Varkenshouderij ertoe op om geen varkenstransporten meer uit te voeren naar West-Polen, omdat daar de varkenspest heerst. Steunt de Minister die oproep? Er worden op dit moment meer biggen geëxporteerd naar Polen vanwege coronaproblemen bij de slachterijen.
Voorzitter. De derogatie op de Nitraatrichtlijn wordt dit jaar toch weer eens goedgekeurd. Dat is onbegrijpelijk als je naar het afgelopen jaar kijkt. We zitten middenin een grote stikstofcrisis. Het eerste kwartaal van 2020 overschreed de melkveehouderij het wettelijk vastgelegde stikstofplafond. En de versterkte handhavingsstrategie tegen mestfraude heeft nog altijd geen vruchten afgeworpen. Toch mogen melkveehouders dankzij die derogatie anderhalf keer zo veel mest uitrijden, terwijl de Commissie van Deskundigen Meststoffenwet schrijft dat derogatie leidt tot hogere ammoniakemissies.
Hoe rijmt de Minister het uitrijden van meer mest met de stikstofcrisis en met haar ambitie om de vergunningverlening voor de bouw weer op gang te brengen? Is het nu niet tijd om in te zetten op minder mest en dus op minder dieren? Het blijft niet uit te leggen dat de Minister, ondanks de crisis, doorgaat op de oude voet, business as usual, en dat van een transitie in de veehouderij geen spoor te bekennen is.
Voorzitter. Dan SCoPAFF, waarbij onder meer besloten wordt over landbouwgif. Dat blijft mistig. De Minister schrijft op 27 januari: «De Europese Commissie is van mening dat het openbaar maken van conceptwerkdocumenten en standpunten van individuele lidstaten ertoe zal leiden dat lidstaten minder snel hun standpunten aan de Europese Commissie kenbaar maken en zodoende het Europese besluitvormingsproces wordt ondermijnd.»
De voorzitter:
Nog één minuut.
De heer Wassenberg (PvdD):
Ja. Ik heb de Minister eerder gevraagd of zij zich ervoor in kan zetten om de posities van lidstaten bij stemmingen openbaar te maken, achteraf, na de stemmingen. Want hoe kan het openbaar maken van stemmingsuitslagen het besluitvormingsproces ondermijnen? Dat is toch juist de kern van de democratie? Kan de Minister zich alsnog voor openbaarmaking inzetten, na afloop van de stemmingen?
Nog twee heel korte concrete vragen. De Bee Guidance. De Tweede Kamer stemde vorig jaar voor onze motie die de Minister vroeg om zich in te zetten voor inwerkingtreding van de Bee Guidance in z'n geheel, uiterlijk eind 2019. We horen nu dat er in maart 2021 een nieuw voorstel ter implementatie wordt verwacht. Welke actie onderneemt de Minister voor een versnelling daarvan, zoals de motie vraagt?
En als allerlaatste, kan de Minister aangeven waarom er pas in juli gestemd wordt over een verbod op mancozeb en waarom er licht zou kunnen zitten tussen het conceptvoorstel en het definitieve voorstel van de Europese Commissie?
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Wassenberg. De heer Von Martels heeft een vraag.
De heer Von Martels (CDA):
De heer Wassenberg heeft met moeite zijn tijd met allerlei onderwerpen kunnen vullen, maar ik mis het onderwerp visserij. Ik wil hem graag de gelegenheid geven om een warm pleidooi te houden voor de pulsvisserij.
De heer Wassenberg (PvdD):
Van pulsvisserij kun je veel zeggen maar niet dat het diervriendelijk of milieuvriendelijk is. De pulsvisserij is vooral efficiënt. Het is een efficiencyslag. Door de pulsvisserij kun je inderdaad met minder brandstof meer vangen, maar de zee is al leeggevist. Door de pulsvisserij kun je bovendien in gebieden vissen waar je voorheen met zwaardere schepen niet kon komen. Dus de pulsvisserij is niet goed voor het dierenwelzijn, is niet goed voor de natuur, is niet goed voor de soorten. Dus de Partij voor de Dieren blijft een ferm tegenstander van de pulsvisserij. Ik dank de heer Von Martels wel voor deze extra spreektijd. Dit onderwerp was inderdaad van mijn agenda afgevallen, omdat er zo veel andere dingen op stonden, dus veel dank daarvoor.
De voorzitter:
Meneer Von Martels, bent u tevreden met dit antwoord?
De heer Von Martels (CDA):
Ik had zo gehoopt dat er een omslag in het denken van de Partij voor de Dieren had plaatsgevonden en dat zij inmiddels had ingezien dat de pulsvisserij zoveel positieve kanten met zich meebrengt. Ik had gehoopt dat de Partij voor de Dieren inmiddels ook tot dat besef was gekomen, maar helaas.
De heer Wassenberg (PvdD):
Ik wil daar toch nog even op reageren. Het dreigt een semantisch spel te worden. Ik zeg: het is efficiënter. Maar het laatste wat we nodig hebben om de Noordzee en andere zeeën te beschermen is een efficiëntere visserij. We hebben minder visserij nodig, geen efficiëntere visserij. Dat is het standpunt van de Partij voor de Dieren.
De heer Bisschop (SGP):
Ik wil ook nog graag een interruptie plegen. Met het rapport van de International Council for the Exploration of the Sea doet de Partij voor de Dieren dus niks, als ik het goed begrijp. Want die council is onverdeeld positief over de efficiency. Dat is het ook voor die vissers door verminderd brandstofverbruik. Dus het is milieuvriendelijker, maar ook diervriendelijker en vriendelijker voor de vegetatie, voor de bodem. Dat legt bij de Partij voor de Dieren geen enkel gewicht in de schaal, begrijp ik.
De heer Wassenberg (PvdD):
Dat rapport hebben we gelezen, maar we hebben ook andere rapporten gelezen. Als het gaat om diervriendelijkheid; door die pulsen kan er met name bij grotere vissen zoveel kracht op de spieren komen te staan dat de rug breekt. Dat gebeurt niet heel vaak, maar het gebeurt wel vaak genoeg om zorgelijk te zijn. Bovendien blijft de pulsvisserij een bodemberoerende techniek. Dus de bodem blijft overhoop gehaald worden. Dat kan inderdaad minder zijn dan bij de traditionele boomkor, maar nog steeds is het een bodemberoerende techniek. Nog steeds duurt het jarenlang voordat de bodem daarvan hersteld is. Dus je zou kunnen zeggen dat het minder erg is dan de traditionele boomkor. Dat we van die boomkor af zijn, daar is de Partij voor de Dieren blij mee. Maar die pulskorvisserij is wat ons betreft geen alternatief daarvoor. We zullen toe moeten naar een echt betere visserij, maar vooral naar minder visserij en niet naar dit soort bodemberoerende technieken. Want nogmaals: het is slecht voor de natuur, ...
De voorzitter:
Het is duidelijk.
De heer Wassenberg (PvdD):
... het is slecht voor de bodem en het is slecht voor de vissen.
De heer Bisschop (SGP):
Het is altijd mogelijk om een lobbyclub het verzoek te doen – of misschien doen ze het ook wel spontaan – om een bruikbaar rapport te leveren. Dan krijg je inderdaad bruikbare rapporten. Waar het hier om gaat, is een onafhankelijke instantie die niet een bepaalde belangenclub vertegenwoordigt maar wel een belang vertegenwoordigt, namelijk een verantwoorde exploitatie. Die komt tot deze conclusie. U schuift die achteloos opzij en zegt: wij hebben ook andere rapporten gevonden. Ja, natuurlijk. Dat is niet zo moeilijk. Maar je moet toch serieus wat doen met een rapport van een onafhankelijke instelling? Waarom niet?
De voorzitter:
De heer Wassenberg, kort.
De heer Wassenberg (PvdD):
Heel kort. We nemen die rapporten serieus en we lezen die rapporten. Het is alleen niet zo dat wij meteen onze mening aanpassen op basis van het allerlaatste rapport. Wij nemen het mee. En zoals ik zei – het dreigt een semantisch spel te worden – kun je zeggen dat het efficiënter is en daardoor minder milieubelastend. Maar je kunt ook zeggen: met minder brandstof kun je meer vissen vangen. Het is de vraag of dat wel zo goed is voor de soorten, de vissen en de natuur. Het antwoord van de Partij voor de Dieren is nee.
De voorzitter:
Dan is nu het woord aan de heer Bisschop. En let vooral op waar hij het niet over heeft.
De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter, dank u wel. Ik wil het eerst hebben over Farm to Fork. Wij zijn niet te spreken over de gepresenteerde Farm to Fork-strategie en de biodiversiteitstrategie. Het zijn vergaande doelstellingen en er is weinig handelingsperspectief voor de boeren. Ik maak me ook grote zorgen over de gretigheid van de Europese Commissie in dezen. Als ik het goed gezien heb, was de eerste reactie van de Minister in de richting van Brussel helaas redelijk positief. Dat brengt mij tot de vraag: is wel voldoende duidelijk welke impact een halvering van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen of een verdubbeling van de Natura 2000-problematiek kan hebben? Mijn vraag aan de Minister is: is zij bereid om zich op dit punt vanuit het Nederlandse belang kritischer op te stellen tegenover die strategieën? Ik hoor bovendien graag hoe de nationale strategische plannen zich gaan verhouden tot de Farm to Fork-strategie.
Het is een strategie, een mededeling, en die is dus niet amendeerbaar. Dat brengt mij tot mijn tweede vraag: hoe wordt voorkomen dat de Commissie haar eigen doelen gaat gebruiken als toetssteen voor de beoordeling van de nationale strategische plannen?
De voorzitter:
Er is een interruptie van mevrouw Bromet.
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Ik heb een vraag aan de heer Bisschop. Hij spreekt over het Nederlandse belang. Mijn vraag is: is de biodiversiteit in het algemeen, die deze strategie heel duidelijk meeneemt als te bereiken doel, niet ook een Nederlands belang, zeker gezien de stikstofcrisis waarin we verkeren?
De heer Bisschop (SGP):
Absoluut. Alleen, als ik naga hoe het deltaplan eruitziet, dan hebben we ook in Nederland een hele goede aanpak. Ik zie hier en daar spanning met de biodiversiteitstrategie van de Europese Commissie. En dan denk ik: wacht eventjes, hoe gaan we dat matchen? De Europese Commissie heeft haar nuttige kanten en het is zinvol om daar vooral mee in gesprek te blijven, maar kijk ook naar de wijze waarop het gaat met derogatie. Daar kom ik overigens straks nog even op, ook al staat dat niet op de agenda. De Europese Commissie heeft ook graag bepaalde machtsmiddelen in handen; dat merk je aan alle kanten. Daarom zeg ik: let op het Nederlandse belang. De Nederlandse landbouw is hoogwaardig in verhouding tot andere landbouwstrategieën in andere landen. Denk aan vergunningen en milieubelasting. Het is economisch van belang; laten we dat vooral niet vergeten.
De voorzitter:
Voordat ik het woord geef aan mevrouw Bromet: ik wil best het aantal interrupties en ook de antwoorden vrij laten, maar dan moeten die wel kort zijn. Mevrouw Bromet.
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Het is algemeen bekend dat de SGP en GroenLinks totaal anders zitten in de discussie over landbouw en natuur. Dat blijkt ook wel uit deze interruptie.
De voorzitter:
De heer Bisschop vervolgt zijn betoog.
De heer Bisschop (SGP):
Hoe dan ook, ik blijf proberen om toch een beetje op één lijn te komen met collega Bromet, want we dienen vanuit verschillende invalshoeken wel hetzelfde belang. De accenten liggen weleens wat verschillend – dat is waar – maar dat laat onverlet dat we on speaking terms moeten blijven.
Voorzitter. Dan het punt van derogatie. Ik geef toe dat het niet op de agenda staat, maar voor zover ik het heb kunnen bekijken, hebben we voor het zomerreces niet meer een overleg in dit verband. Ik denk daarom dat het goed is om dit toch aan de orde te stellen. Het is goed dat de derogatie binnengehaald is, maar er zitten wel een paar graten in de keel. Hoe wil Brussel waterverontreiniging tegengaan door derogatie in combinatie met het bovengronds uitrijden van mest onmogelijk te maken en door te verbieden dat mest op warme dagen overdag uitgereden mag worden? Ik zag de eerste advertentie van nachtmestuitrijders al voorbijkomen. Vooral bepaalde ambtenaren op Europees niveau werden geïnviteerd om daarop te solliciteren, uiteraard als gratis dienstbetoon aan de sector.
De Nitraatrichtlijn rept met geen woord over de luchtkwaliteit, terwijl als er wordt uitgereden, het in de lucht komt en elders neerdaalt. Waar haalt de Europese Commissie de bevoegdheid vandaan om dit soort eisen aan dergelijke maatregelen, aan een dergelijke toestemming, te verbinden? Ik moest onwillekeurig denken aan Asterix en Obelix. Je moet je klassiekers kennen. Daar komt periodiek een kreet in voor. Met een variant op die kreet wil ik eigenlijk zeggen: rare jongens, die Europeanen.
De Europese Commissie geeft in een evaluatie van de Gewasbeschermingsrichtlijn aan dat lidstaten allerlei nationale vereisten boven op de zonale toelating moeten schrappen en dat de mogelijkheid om het gebruik van toegelaten middelen uit te breiden naar kleine toepassingen, beter benut kan worden. Hoe gaat de Minister hier werk van maken?
Dan de kalverhouderij. We hebben daar al eerder aandacht voor gevraagd, onder andere ten behoeve van de vrije kalverhouders, als gevolg van de coronacrisis waar wij allen in verkeren. Ziet de Minister nog mogelijkheden voor een opslagregeling op Europees niveau of is dat inmiddels een afgedane zaak?
Dan de financiering van landbouwinvesteringen. Een financieel adviseur van de Europese Commissie, fi-compass, heeft enkele knelpunten bij de financiering van de Nederlandse landbouwbedrijven blootgelegd. Er zijn twee aanbevelingen met het oog op de financiering van innovatieve projecten en langetermijninvesteringen in verduurzaming, waar banken hun vingers niet aan willen branden. De vraag is: is de Minister bereid om hier met een welwillende blik naar te kijken en om voor de begrotingsbehandeling een reactie op dit rapport naar de Kamer te sturen?
Voorzitter, tot slot de visserij.
De voorzitter:
Meneer Bisschop, de Minister vraagt om welk rapport het precies gaat. Kunt u daar iets preciezer over zijn?
De heer Bisschop (SGP):
Ik zoek de titel nog even op, want die heb ik niet genoteerd. Ik zal het voor het einde van deze termijn nog even appen of anderszins laten weten. Ik had de titel even moeten noteren. Sorry.
De voorzitter:
U heeft nog één minuut.
De heer Bisschop (SGP):
Ik wil de Minister vragen om zich wat de visserij betreft in te zetten voor ruimte voor de sector, zodat meer dan 10% van de onbenutte quota meegenomen kan worden naar volgend jaar. Dat geeft die bedrijven de nodige speelruimte. De brexit zou zomaar kunnen afstevenen op een no-dealscenario met grote risico's voor de visserij. In de vorige fase is er een stillegvergoeding klaargelegd, maar die is inmiddels gebruikt voor het opvangen van de gevolgen van de coronacrisis. Blijft de Minister zich inzetten voor een vangnet? De Europese Commissie constateert dat de aanlandplicht slecht werkbaar en handhaafbaar is. Dat komt me zo verschrikkelijk bekend voor, maar ik ben blij dat ze dat constateert. Hoe gaat de Minister hiermee om? Welke middelen ziet zij om die rare maatregel ongedaan te maken?
Voorzitter, tot slot. Het is krom dat Brussel enerzijds moppert over het te weinig terugdringen van ongewenste bijvangsten, terwijl het anderzijds een streep heeft gezet door de pulskor. Er ligt nu het rapport waar we het zojuist in de interruptie even over hadden. Mijn vraag is: welke strategie gaat de Minister volgen om in het komende halfjaar – ongeveer – de andere landen mee te krijgen, zodat de pulskor gewoon een toegestane vangstmethode wordt?
Voorzitter, dank u wel, ook voor uw geduld.
De voorzitter:
Dank u wel. Er is een interruptie van de heer Wassenberg. Nogmaals, kort graag, ook de antwoorden.
De heer Wassenberg (PvdD):
Voorzitter, ik zou het niet eens lang kunnen doen, ook al zou ik het willen. Dankzij het interruptiedebatje dat ik net met de heer Bisschop had, weten we dat de SGP onafhankelijk onderzoek heel serieus neemt en ook belangrijk vindt. Op 8 juni kwam er ook een onafhankelijk rapport uit, het rapport-Remkes. Betekent dat ook dat de SGP dat rapport een-op-een overneemt, inclusief de reductie van stikstof, die de commissie voorstelt?
De heer Bisschop (SGP):
Laat ik zeggen dat we dat rapport heel serieus nemen, zoals we ook dit rapport van ICES zeer serieus nemen. Vervolgens zoek je naar mogelijkheden om dat in beleid te vertalen. En beleid moet altijd haalbaar, betaalbaar en handhaafbaar zijn. Zo kijken we ook naar het rapport van de commissie-Remkes.
De heer Wassenberg (PvdD):
Voert de SGP dan ook gewoon de conclusies van dat rapport uit en de aanbevelingen? Want daar gaat het feitelijk om. De SGP neemt het rapport serieus, maar doet er niet zo veel mee. Ze probeert het een beetje in te passen, maar neemt er tegelijkertijd afstand van. Vindt de SGP bijvoorbeeld ook dat de reductie van stikstof 50% moet zijn?
De voorzitter:
Ik ga hier trouwens ook ingrijpen, want daar gaat het vandaag niet over.
De heer Bisschop (SGP):
Ik had zo'n mooi antwoord klaar, voorzitter.
De voorzitter:
Ik geef nu het woord aan de heer Von Martels voor een onderwerp dat op de agenda staat.
De heer Von Martels (CDA):
Voorzitter, u deed het voorstel: luister vooral naar de dingen die niet gezegd worden. Ik hoorde de heer Bisschop niet praten over de eendenhouderij. Uit eigen ervaring weten we binnen het CDA dat daar best schrijnende situaties voorkomen. We zouden heel graag zien dat de Minister individueel in gesprek gaat met eendenhouders. Deelt de heer Bisschop dit voorstel?
De voorzitter:
Ook dat onderwerp staat niet op de agenda. De heer Bisschop.
De heer Bisschop (SGP):
Ook hier zitten we met de tijdspanne van vijf minuten. Nog niet eens een paar weken geleden hebben we expliciet aandacht gevraagd voor de eendenhouderij. Wij stelden toen een vraag met dezelfde intentie als de vraag die collega Von Martels nu stelt, maar wij hebben dat dit keer laten liggen. Maar als ik de intentie goed beluister, dan denk ik dat ik me bij voorbaat aansluit bij de vragen die de heer Von Martels op dit punt gaat stellen.
De voorzitter:
Dan is nu het woord aan de heer Von Martels van het CDA voor zijn inbreng.
De heer Von Martels (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Ik wil het vanmorgen ook graag hebben over het perspectief van onze landbouw- en visserijsector. Om op de middellange en lange termijn te kunnen blijven bestaan, moeten landbouw, tuinbouw en visserij voldoende aantrekkelijk zijn. Wanneer met name jonge mensen geen perspectief meer zien – en we zien eigenlijk dat dat volop gaande is in de sector – brengt dat het voortbestaan van deze sectoren in gevaar.
Eerst de visserij. De huidige brexittransitieperiode loopt op 31 december af. Als er op dat moment geen akkoord is, lopen Nederlandse vissers het risico om tot 38% van hun totale vangst te verliezen. Een goed akkoord is dus van groot belang voor onze visserijsector. Gezien de onzekerheid die hierover op dit moment nog bestaat, wil ik de Minister vragen met welke scenario's zij rekening houdt voor het visserijakkoord en wat de mogelijke impact van deze scenario's op de visserij is. Is het ook mogelijk dat de transitieperiode verlengd wordt? En blijven de huidige afspraken in dat geval gelden? De Minister geeft ook aan dat Nederland inzet op het ontwikkelen van alternatieven voor de aanlandplicht. Welke alternatieven heeft zij daarbij voor ogen?
In het kader van het Noordzeeakkoord komt er 45 miljoen euro beschikbaar voor innovatie in de kottervisserij. Dat is belangrijk voor een duurzame transitie in de visserij en daarmee ook voor het perspectief van de visserijsector. De Minister gaf in haar appreciatie bij het advies voor een duurzame kottervisserij aan dat Europese middelen versneld ingezet kunnen worden indien er grote druk ontstaat op het innovatiebudget. Het CDA vindt het belangrijk dat innovatie in de visserij wordt gestimuleerd. Ik wil de Minister dan ook vragen welke criteria zij zal hanteren om de Europese middelen versneld in te zetten en op welke termijn dat mogelijk is. De Minister spreekt ook over het verbinden van creativiteit uit alle hoeken; van de sector, de wetenschap en ook de maritieme sector. Kan zij verduidelijken hoe zij dat ziet en wat zij voor ogen heeft?
Voorzitter. Nederland liep een tijd voorop in Europa qua innovatie en verduurzaming in de visserij met het pulsvissen. Deze techniek leidt tot minder impact op het bodemleven, minder brandstofkosten, minder CO2-uitstoot en selectievere vangst, maar helaas maakte het Europese pulsverbod een einde aan deze innovatie. In het Noordzeeakkoord las ik dat het Rijk zich in Europees verband inzet voor herziening van het pulsbesluit binnen vijf jaar. Gezien het belang van innovatie voor het perspectief van de visserijsector juicht het CDA dit van harte toe. Een onafhankelijk advies van ICES – we hebben het net ook al in de inbreng van de SGP gehoord – heeft onlangs het duurzame karakter van pulsvissen nog eens aan de orde gesteld. Het is goed dat de Minister tijdens de Raad aandacht zal vragen voor dit advies.
Dan de landbouw. Een recent rapport van het fi-compass over financiële behoeften in de Nederlandse landbouwsector laat zien dat er vooral voor jonge boeren grote uitdagingen zijn om financieringen te krijgen. Het gaat daarbij onder andere om een tekort aan eigen kapitaal, kleine winstmarges van familiebedrijven en hoge risicoperceptie bij banken. In het rapport worden aanbevelingen gedaan met betrekking tot het onderzoeken van de geschiktheid van bestaande financiële instrumenten en de beschikbaarheid van leningen voor innovatieve projecten. Wat is de reactie van de Minister op dit rapport en welke actie gaat zij ondernemen op basis van het rapport en de aanbevelingen daarin?
Goed nieuws voor het perspectief voor de landbouw kwam deze week in de vorm van het nieuws dat de Europese Commissie voor 2020 en 2021 derogatie heeft verleend van de Nitraatrichtlijn. Het CDA is daar blij mee. Maar collega Geurts en ik zijn op z'n zachtst gezegd minder blij met de aanvullende eisen die de Europese Commissie stelt. Het is toch echt belachelijk dat de Europese Commissie op de stoel van de boer gaat zitten door absurde voorwaarden te stellen als het gebruik van de sleepvoetbemester, dat net ook al naar voren kwam.
De voorzitter:
De heer Madlener heeft een interruptie.
De heer Madlener (PVV):
Het CDA is zelf natuurlijk onderdeel van de grootste fractie in het Europees Parlement. Een deel van de kritiek die we nu horen is dus eigenlijk kritiek op het CDA zelf, denk ik. Over die jonge boeren: dat jonge boeren het steeds moeilijker hebben om nog een boerderij te beginnen of over te nemen is natuurlijk niet zo gek met al die regels, die enorme regelzucht, vanuit dit kabinet, vooral vanuit het CDA, die er al jarenlang is. Een boer is niet meer iemand die het land bewerkt; hij moet een econoom zijn die goed is met bankleningen en juridisch onderlegd is. Het is gewoon niet meer leuk om boer te zijn. Gelukkig willen sommige mensen dat nog wel. Maar die lopen natuurlijk aan tegen al die regels van het CDA en al die technische eisen, die gigantisch duur zijn. Kan het CDA ingaan op zijn eigen rol in dezen, die het zo moeilijk heeft gemaakt voor die jonge boeren?
De heer Von Martels (CDA):
Ik zou haast een wedervraag willen stellen aan de heer Madlener, maar dat is niet de bedoeling van deze ronde, geloof ik. Ik kan me niet voorstellen dat het CDA ooit gepleit heeft voor méér regelgeving; integendeel. Dat wil niet zeggen dat je soms niet gedwongen wordt om toch regels te stellen of te kunnen handhaven, maar het is nooit een eis van het CDA geweest om tot méér regelgeving te komen. Dan zou ik de heer Madlener willen uitnodigen om met voorbeelden te komen; dan kunnen we dat eventueel bevestigen, maar waarschijnlijk ontkennen.
De heer Madlener (PVV):
Dat lijkt me nogal makkelijk, want het CDA heeft in de afgelopen twintig jaar in vier van de vijf regeringen deelgenomen, geloof ik. In het Europees Parlement zit het CDA in de grootste fractie. Het CDA steunt al die regels uit Brussel en implementeert die regels in Nederland ook nog eens door allerlei technische maatregelen in te voeren, nu weer met de commissie-Remkes, met hele dure luchtdichte stallen, met luchtwassers, met allerlei apparatuur. Het is... Is dit nou een serieuze vraag van het CDA, of ontkent het CDA hier iedere betrokkenheid bij het landbouwbeleid van de afgelopen twintig jaar?
De heer Von Martels (CDA):
Ik heb vorige week ook geluisterd naar het stikstofdebat. Iedere keer als de heer Madlener een interruptie plaatst, gaat het over het verleden. Het is welbekend dat wie het verleden niet kent, het heden niet kan doorgronden, noch richting geven aan de toekomst. Dat is een heel bekende spreuk. Het lijkt erop dat ik iedere keer goed voorbereid moet zijn op wat er in het verleden allemaal gebeurd is. Volgens mij zitten we hier om te bekijken wat we in de toekomst willen, hoe die toekomst eruitziet. Daar begon ik ook mee: het perspectief voor de landbouw. Hoe krijgen we dat nou voor elkaar? En hoe krijgen we perspectief voor de jonge ondernemers? Daar hoort inderdaad regelgeving bij die verantwoord is, maar liever minder regelgeving dan meer. In die zin vindt u het CDA dus geheel aan de zijde van de PVV.
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Ik ben het eigenlijk wel met de collega van de PVV eens als hij zegt: het is het CDA dat hier de afgelopen tientallen jaren aan de knoppen heeft gezeten, zeker als het gaat over het landbouwbeleid. Vele Ministers van Landbouw kwamen van het CDA. Als gevolg daarvan hebben we een landbouwbeleid dat inderdaad van regels aan elkaar hangt. Dat heeft ermee te maken dat de landbouw zo veel ruimte gegeven wordt dat er altijd op het scherpst van de snede... Het is altijd: het kan nog net wel of net niet. Dat is ook het geval met die derogatie: kan het wel of net niet? Europa beslist dan: oké, doe dan maar, maar wel onder die en die voorwaarden. Zou het CDA er niet eens goed aan doen om na te denken over een landbouw die meer ruimte heeft, maar wel binnen de milieugrenzen blijft? Dat betekent een kleinere landbouw, maar wel een landbouw die zonder regels op individueel niveau wat meer ruimte heeft.
De heer Von Martels (CDA):
Ik dacht al: waar gaat deze vraag naartoe? Maar uiteindelijk komt het altijd toch weer op hetzelfde neer: een kleinere landbouw. Dat is wat de partij hier tegenover mij bepleitte. Daar voelen wij op zich niet direct iets voor. Het gaat erom met evenwichtig beleid te komen voor de milieueisen. Natuurlijk moeten die nageleefd worden. Dat vinden wij heel belangrijk, en dat moet ook gebeuren. Daarom stellen we ook altijd vragen aan de Minister hierover. Maar het lijkt erop dat ook de... Ik moet het kort houden, geloof ik. Dat wil ik graag doen. Anders had ik het willen hebben over de standbeelden van Landbouwministers van CDA-huize die nu onderuit worden gehaald. Daar komt het een beetje op neer bij de inbreng van mevrouw Bromet, zo lijkt het. Maar ik wil me richten op de toekomst. Die gaat vooral om een landbouw die in evenwicht met de natuur goede prestaties kan leveren. Dat gebeurt inderdaad vaak op het scherpst van de snede. Dat is ook het kenmerk van de Nederlandse landbouwer.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Mijn opmerkingen zijn niet bedoeld om al te veel terug te kijken, maar juist om een hand te reiken naar het CDA en te bedenken hoe we in Nederland een landbouw kunnen hebben waarin die regeldruk minder groot is. Daarbij moet je nog wel iets anders doen om te zorgen dat de natuur- en milieugrenzen niet bereikt worden. Maar misschien is het reces voor het CDA een goede tijd om daar eens over na te denken.
De voorzitter:
Er wordt koffie gedronken tussen GroenLinks en het CDA.
De heer Von Martels (CDA):
Dat is een mooie handreiking. Voor een deel kan ik die handschoen zeker oppakken.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
De heer Von Martels (CDA):
Waar was ik gebleven? Ik was volgens mij nog steeds bezig met de sleepvoetbemester en de 20°C-regel. 20°C met een dreigende regenbui is toch ideaal om mest uit te rijden? Hoe kijkt de Minister aan tegen deze aanvullende eisen? En kan zij aangeven wat hierbij überhaupt de redenatie is geweest van de Commissie?
Dan nog over de eendenhouderij. Ik hoop dat de Minister nog even wil reflecteren op deze sector ten aanzien van de gesprekken die ze misschien wel of niet zou willen voeren met individuele eendenhouders, gezien hun penibele situatie.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we over naar mevrouw Lodders van de VVD.
Mevrouw Lodders (VVD):
Voorzitter, hartelijk dank. We hebben het over de voorbereiding van de LNV-Raad in Brussel. Ik wil een aantal punten aan de orde stellen, dus ik ga er vrij snel doorheen. De VVD vindt het begrijpelijk dat de onderhandelingen voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid vertraging hebben opgelopen, maar ik wil wel vandaag nogmaals benadrukken dat keuzes die gemaakt worden in het gemeenschappelijk landbouwbeleid, maar ook in de Nederlandse invulling als het gaat om het Nationaal Strategisch Plan, afhankelijk zijn van het beschikbare budget en dat we daar op een later moment met elkaar over komen te spreken. Dat is niet een nieuw punt. Ik heb dat al vaker bepleit. We zien steeds meer strategieën en visies uit Europa verschijnen. Collega's zeiden het ook al. Ik noem de Farm to Fork Strategy en de biodiversiteitsstrategie. Het wensenlijstje wordt steeds langer. Er zijn de afgelopen weken ook nog een aantal moties ingediend. Ik wil de Minister vragen om de afweging echt op een later moment te maken, zodat we die belangrijke keuzes ook kunnen maken.
Voorzitter. Als het gaat om Europa, zou ik ook het punt van de droogte aan de orde willen stellen. Er zijn heel wat boeren die vanuit de Europese regelgeving een groenbemester moeten zaaien of op het land moeten hebben staan. Deze boeren moeten nu beregenen om het ook daadwerkelijk een groen gewas te laten zijn. Met de uitzonderlijke droogte waarin we nu verkeren, wil ik de Minister vragen om daar in ieder geval aandacht voor te hebben. Op het moment dat weersinvloeden veroorzaken dat het gewas misschien minder groen is, zouden we daar misschien iets soepeler mee om kunnen gaan.
Voorzitter. Over de derogatie zijn een aantal opmerkingen gemaakt. Daar sluit ik me bij aan. Dat geldt ook voor de kalverhouderij en de opslagregeling.
Namens mijn collega Arne Weverling heb ik nog een drietal punten over de visserij. De International Council for the Exploration of the Sea heeft geconstateerd dat het Europees verbod op de pulsvisserij eigenlijk onnodig is. Er ligt een goed rapport dat wetenschappelijk onderbouwt dat de pulsvisserij minder impact heeft op ecologie en milieu dan werd aangenomen. De vraag aan de Minister is wat zij gaat doen met de uitkomst van dit onderzoek. Hoe gaat zij dat in Europa agenderen?
Het proces om te komen tot nieuwe vangstafspraken en quota voor 2021 begint deze LNV-Raad met communicatie van de Commissie. Ik geloof dat eind juni de wetenschappelijke ICES-adviezen volgen. In het najaar volgen dan de onderhandelingen met Noorwegen en IJsland. Het hele proces krijgt een afronding in december. De vraag aan de Minister is wat de inzet van Nederland wordt. Ook zijn er een aantal vragen door de heer Von Martels over de visserij en de brexit gesteld; daar sluit ik me graag bij aan.
Dan de aanlandplicht. Dat is een slecht stuk regelgeving. Het is niet uitvoerbaar, niet naleefbaar en niet handhaafbaar. Er zijn veel projecten uitgevoerd om de tekortkomingen van de aanlandplicht duidelijk te maken. De vraag aan de Minister is of zij een proces kan schetsen om te komen tot afschaffing van de aanlandplicht.
Het diertransport naar landen buiten Europa is stopgezet. Die stap is terecht als blijkt dat het dierenwelzijn niet geborgd is en als blijkt dat transporteurs of verzamellocaties de regels niet naleven. Dan kun je niet anders dan dat stopzetten. Ik wil de Minister wel vragen om in overleg met de sector te bekijken hoe we dat weer kunnen opstarten.
Ik wil richting de Minister onze waardering uitspreken over de genomen preventieve maatregelen als het gaat om het voorkomen van een uitbraak van de vogelgriep in Nederland. Al jaren heb ik ervoor gepleit om tijdens het vogeltrekseizoen een verplichte ophokperiode in te stellen, zeker als er uitbraken zijn in landen om ons heen. Nederland heeft dat dit jaar actief gedaan; op het juiste moment denk ik. Ik kijk in ieder geval terug op een heel goed proces. Ik ben benieuwd hoe de Minister daarop terugkijkt. Ik zou willen dat dit proces staand beleid wordt.
Voorzitter. Ik wil tot slot stilstaan bij de SCoPAFF. Dat is de organisatie waarin we het hebben over de toelating van gewasbescherming of de herbeoordeling van gewasbeschermingsmiddelen. Ik heb in de laatste brief die wij daarover ontvingen, gezien dat Nederland op een aantal middelen, die in Nederland verboden zijn, wel positief heeft besloten of een positief advies heeft gegeven in de SCoPAFF. Dat vind ik niet uit te leggen aan onze boeren en tuinders. Boeren en tuinders lopen aan tegen allerlei problemen. De bel gaat, voorzitter. Zal ik even wachten?
De voorzitter:
Ja. U was toch aan het afronden, hè?
Mevrouw Lodders (VVD):
Nee, nog niet.
De voorzitter:
Dan wachten we even. Uw resterende spreektijd is ongeveer de helft van de duur van de bel, mevrouw Lodders.
Mevrouw Lodders (VVD):
Laat ik dat zelf nou niet bij hebben gehouden, voorzitter. Ik had het over gewasbescherming, de toelating van middelen in Europa en met name de SCoPAFF, waar besluitvorming plaatsvindt. Ik kan het niet uitleggen dat Nederland daar vóór een aantal toelatingen of herbeoordelingen heeft gestemd, terwijl die middelen in Nederland niet gebruikt mogen worden. Hoe gaat de Minister dat uitleggen aan onze eigen boeren en tuinders?
Een serieus punt dat ik hierbij aan de orde wil stellen is de uienteelt. De uientelers lopen tegen grote problemen aan als het gaat om de beschikbaarheid van middelen. We kennen het verhaal over de zaadcoating die niet meer mag. Ik zie percelen – ik ben maandagavond zelf op werkbezoek geweest – waar 20% tot 30% op dit moment niet opkomt of kaalgevreten is door ongedierte. Dat is echt heel schrijnend, want straks zijn we afhankelijk van uien uit landen om ons heen omdat de uienteelt in Nederland gevaar loopt. Ik wil graag van de Minister weten hoe zij daarmee omgaat en of ze in dit verband wil nadenken over verkrijgbaarheid op recept van middelen, zeker als het gaat om middelen die misschien wat meer risico hebben, maar wel toegelaten zijn. Zo kunnen we zorgen dat wij onze producten gewoon in Nederland kunnen blijven telen.
De heer Wassenberg (PvdD):
Ik heb een vraag over die langeafstandstransporten van dieren van buiten Europa. Er ging van alles mis. De Minister heeft ingegrepen en heeft dat verboden. Ik heb daar een aantal vragen over gesteld. Mevrouw Lodders zegt dat de Minister moet overleggen met de sector. Maar de sector neemt de problemen niet serieus. RTL Z heeft gesproken met Bleker en die zegt dat hij zijn leden niet gaat aanspreken op die regels. Hij zei: we zijn geen controle-instantie. Hij ontkende de problemen. Volgens hem was er maar één probleem. Het waren er vier en op de vraag of er twee onderzoeken waren, zei hij: het was er één. De sector ontkent dus de problemen. Wat verwacht mevrouw Lodders van het overleg met een sector die het probleem ontkent en bagatelliseert?
Mevrouw Lodders (VVD):
Ik heb geen enkele behoefte om over mensen te gaan spreken die hier niet aan tafel zitten. Mijn vraag aan de Minister is duidelijk. Op het moment dat een sector niet voldoet aan de regelgeving moet je ingrijpen. Dat heeft de Minister gedaan en dat was terecht. Maar vervolgens moeten we wel gaan kijken hoe we buiten Europa met toezicht en handhaving ervoor kunnen zorgen dat deze plaatsen wel aan de regels voldoen.
De voorzitter:
Het gaat over de sector, niet over de persoon.
De heer Wassenberg (PvdD):
Het gaat me inderdaad om de sector. Het gaat om de instantie die al die leden heeft. De persoon die ik genoemd heb, mag mevrouw Lodders vergeten. Ik vraag alleen wat zij verwacht van een sector die de problemen ontkent en bagatelliseert. Wat verwacht zij van zo'n overleg? Het eerste wat je toch moet doen is de problemen serieus nemen, als de rapporten daarover gewoon op tafel liggen?
Mevrouw Lodders (VVD):
Ik ga ervan uit dat de Minister in overleg met deze sector tot een goed gesprek en tot een afspraak kan komen op basis waarvan transport wel plaats kan vinden. Ik ga niet een hele sector bagatelliseren of neerzetten als fraudeurs. Als er iets niet deugt, neem je maatregelen. Dat is gebeurd. Als je met elkaar in gesprek gaat, ga je afspraken maken over hoe je het op een goede manier kunt handhaven. Dat is overigens niet alleen iets voor Nederland. Dat geldt ook voor de andere lidstaten en andere landen om ons heen die met dezelfde problemen te maken hebben. Daar zul je op een goede manier afspraken over moeten maken. Het gaat mij echt te ver om, zoals de heer Wassenberg doet, te stellen dat al die transporteurs of verzamelbedrijven fraudeurs zijn. Ze hebben een doel, namelijk handel drijven. Dat moet wel echt binnen de regels. Er zullen best een aantal fraudeurs bij zitten en die moet je keihard aanpakken, maar voor de rest wil ik wel graag dat de handel kan plaatsvinden.
De heer Wassenberg (PvdD):
Voorzitter, ik wil even melding maken van een persoonlijk feit. Ik heb niet gezegd dat het allemaal fraudeurs zijn. Ik heb gezegd dat de sector, de organisatie, de problemen niet serieus neemt. Dat is heel wat anders.
De voorzitter:
Waarvan akte. Dan is nu het woord aan de heer Madlener.
De heer Madlener (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb twee onderwerpen vandaag. Het eerste is de Nederlandse blunder met de pulsvisserij. Daar wil ik graag op terugkomen. Het tweede gaat over dat from farm to plate, nee fork, van Timmermans. Van boerderij naar bord; zo wordt het vertaald, geloof ik.
Voorzitter. Ongeveer vijf weken geleden kwam er een advies van de International Council for the Exploration of the Sea dat het pulsvisverbod onnodig is. Dat wisten we natuurlijk allemaal al uit diverse onderzoeken, maar nu heeft het meest gezaghebbende instituut dit bevestigd. In de brieven die de Minister naar de Kamer heeft gestuurd, zien we dat er geen besluit te verwachten valt op dit dossier voor het einde van dit jaar. Het pulsverbod moet zo snel mogelijk van tafel en Nederland moet veel meer voor zichzelf opkomen en niet langer het braafste jongetje of meisje van de Europese klas zijn. Ook dat heb ik hier al vaak gezegd. Frankrijk heeft Nederland op dit dossier een hak gezet. Dat doet Frankrijk wel vaker. Macron heeft gisteren nog gedineerd met onze premier. Ik ben benieuwd of dit onderwerp ook ter sprake is gekomen.
Minister Schouten:
Ze hebben vis gegeten.
De heer Madlener (PVV):
Ze hebben vis gegeten? Dat is heel mooi. Dan zou het zeker ter sprake moeten zijn gekomen. De PVV wil dat de Minister met onze regering dit dossier tijdens de onderhandelingen verbindt met de rest en op haar strepen gaat staan, en indien nodig gebruikmaakt van een veto. We moeten ons niet door de Fransen de kaas van het brood laten eten. Als we de pers mogen geloven, zit er nog niet veel schot in de onderhandelingen met betrekking tot de brexit. Ook deze dreigen op niets uit te lopen, waarmee een harde brexit zonder deal steeds meer de uitkomst lijkt te worden. De PVV heeft de Minister al verscheidene malen opgeroepen om samen met belanghebbende landen – volgens mij zijn dat er zes rond de Noordzee – met de Britten te gaan spreken en niet via de Europese lijn te gaan onderhandelen. Ga een aparte onderhandeling, een apart gesprek, aan met de Britten. Ik heb het al heel vaak gezegd en gevraagd aan de Minister, maar ze weigert dat. Is de Minister inmiddels bereid om dat wel te doen?
Voorzitter. Dan ga ik naar de Van boer tot bord-strategie, From Farm to Fork. De PVV ziet dit als luchtfietserij. De Nederlandse landbouw loopt op veel gebieden voorop, bijvoorbeeld op het gebied van dierenwelzijn, voedselveiligheid en ook het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en antibiotica. Onze boeren nog strengere eisen opleggen gaat de kaalslag in de landbouw verder vergroten. En er zijn nu al veel te weinig jonge boeren die het bedrijf van hun ouders kunnen of willen overnemen. Van de Europese Unie moet het aandeel biologische landbouw sterk omhoog, maar veel consumenten willen het prijsverschil niet betalen. Ondertussen – en dat steekt mij eigenlijk nog het meest – importeren we uit allerlei gebieden landbouwproducten die op een wijze zijn geproduceerd die hier niet is toegestaan. Dan kijken we naar alle handelsverdragen die de EU afsluit, met Noord-Amerika en Brazilië, maar bijvoorbeeld ook Oekraïne. Het is natuurlijk schandalig dat wij hier allerlei verplichtingen krijgen en opleggen aan onze boeren, terwijl de import via deze landen juist gestimuleerd wordt door diezelfde Europese Unie. Dat kan toch niet zo blijven? De Van boer tot bord-strategie gaat volgens ons dus leiden tot een nog zwaardere last voor onze boeren, zonder dat daar extra inkomen tegenover staat. Dat is ook bevestigd in diverse artikelen die ik daarover gelezen heb.
De verdere verduurzaming, de steeds hogere kostprijs en het op de markt toelaten van goedkoper voedsel dat onder lagere standaarden is geproduceerd, gaan leiden tot grotere problemen. Hoe gaat de Minister er zorg voor dragen dat onze boeren een goede boterham kunnen verdienen, ook in de toekomst, en dat we voor ons voedsel niet afhankelijk worden van het buitenland?
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Madlener. Dan is nu het woord aan mevrouw Bromet van GroenLinks.
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Ik wil even beginnen met de procedure hier. GroenLinks heeft vragen gesteld voor het schriftelijk overleg over de vorige videoconferentie van de Landbouw- en Visserijraad. Die zijn pas gisteravond beantwoord, om 17.45 uur. Deze zouden normaal gesproken al voor 8 juni, de datum van de Raad, binnen moeten zijn geweest, zodat wij de Minister mogelijk nog extra advies mee hadden kunnen geven met een VSO. Maar deze antwoorden hadden wij gisteravond, twee weken na de Raad, dus pas binnen. Ik had gisteravond een debat in Amsterdam, onder anderen met u, voorzitter. Ik heb dus geen tijd gehad om het voor te bereiden. Dat was vorige week ook al zo bij het stikstofdebat. Dat is voor ons als Kamer geen manier om ons werk goed te kunnen doen. Ik heb ook nog andere schriftelijke vragen liggen. Ik heb vragen liggen van 24 april over het Ctgb. Op 4 mei heb ik nog vragen gesteld over luchtverontreiniging en COVID-19. Die zijn ook nog niet beantwoord. Ik zou wel aan de Minister willen vragen waarom dit zo gaat. Is dat opzet of is dat gebrek aan aandacht?
De voorzitter:
Ik tel dit even als een punt van orde, dus uw spreektijd gaat nu in.
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Ja, heel graag.
De voorzitter:
Ik zag collega's ook knikken over de late beantwoording. Ik zie dat als instemming. Dan komt u nu aan uw inbreng.
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Dank u, voorzitter, want wij willen als Kamer natuurlijk onze controlerende functie kunnen uitoefenen, en dat gaat niet op deze manier.
Dan inhoudelijk, over de Green Deal en het gemeenschappelijk landbouwbeleid. GroenLinks is in tegenstelling tot collega's hier ontzettend blij met de ambities van de biodiversiteitsstrategie en ook die van de Van boer tot bord-strategie, beide onderdeel van de Green Deal. De Minister heeft gezegd dat het nieuwe gemeenschappelijk landbouwbeleid en de Green Deal een goede match zijn. Maar toch is het behalen van de ambities afhankelijk van wat de lidstaten, en dus ook Nederland, zelf doen en het verplichtende karakter van bijvoorbeeld de ecoregelingen.
Daarover heb ik enkele vragen aan de Minister. Is de Minister bekend met de oproep van ruim 3.600 wetenschappers die hun zorgen hebben geuit over de gebrekkige ambities van het toekomstige gemeenschappelijk landbouwbeleid, en deelt zij die zorgen? Is zij het met mij eens dat het gemeenschappelijk landbouwbeleid gelijkgesteld moet worden aan de doelen uit zowel de Van boer tot bord-strategie als de biodiversiteitsstrategie? En hoe worden de nieuwe aangekondigde verplichtingen uit beide strategieën meegenomen in de voorbereiding van het Nationaal Strategisch Plan? Is zij het met GroenLinks eens dat dit niet alleen in de Nationale Strategische Plannen moet gebeuren, maar dat de voorwaardelijkheid van het gemeenschappelijk landbouwbeleid ook strikter moet worden? Wat vindt zij bijvoorbeeld van de basiseis waarbij elke boer op 10% van zijn of haar land ruimte moet maken voor de natuur, zoals met landschapselementen, om überhaupt aanspraak te kunnen maken op subsidies uit het gemeenschappelijk landbouwbeleid?
Dan nog enkele andere punten waarop ik benieuwd ben hoe de plannen van het kabinet zich verhouden tot de ambities van de Europese Commissie. Als eerste: gif. Hier heb ik maandag ook al aandacht voor gevraagd. Kan de Minister uitleggen hoe de Europese doelen op het gebied van bestrijdingsmiddelen zich verhouden tot de inzet van de Toekomstvisie gewasbescherming 2030?
Als tweede de biologische landbouw. Hoe denkt de Minister het huidige areaal biologisch van 3,3% in Nederland te verhogen naar 25%, het doel van Timmermans dat in zijn strategie genoemd wordt? Hoe gaat zij zorgen voor meer vraag naar biologische producten? Heeft zij de ambitie om van Nederland in plaats van achterloper koploper te maken? Nederland is nu hekkensluiter als het gaat om de biologische landbouw. GroenLinks zou graag zien dat wij koploper worden.
Hoeveel tijd heb ik nog, voorzitter?
De voorzitter:
Nog tweeënhalve minuut.
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Dan nog wat over het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij voor de periode 2021–2027. Dit gaat over de onderhandelingen tussen de Europese Raad en het Europees Parlement over het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij voor de periode 2021–2027. Het gaat om ruim 6 miljard euro. In een BNC-fiche uit 2018 geeft het kabinet heel duidelijk aan dat waar subsidies verleend worden, ze innovatie en duurzaamheid moeten bevorderen en overcapaciteit moeten tegengaan. Daar is GroenLinks het uiteraard van harte mee eens. Helaas horen wij nu geluiden dat de onderhandelingen niet die richting opgaan. Het lijkt juist overcapaciteit in de hand te werken.
Ik geef wat voorbeelden. Financiering wordt bijvoorbeeld mogelijk voor de constructie van nieuwe schepen en modernisering van bestaande schepen die de vangstcapaciteit vergroten en daardoor voor overbevissing kunnen zorgen. Motorvervanging kan zonder de juiste voorwaarden leiden tot vergroting van de vangstcapaciteit. Uit een in 2019 verrichte studie van de Commissie bleek dat meer dan de helft van de onderzochte schepen een sterkere motor aan boord had geïnstalleerd dan de vergunning überhaupt toestond. Verzwakking van de voorwaarden en vereisten om voor steunmaatregelen in aanmerking te komen, zoals een minimum aantal visdagen in de voorgaande jaren, is ons ook een doorn in het oog. We maken ons ook zorgen over het beschikbaar maken van financiële steun voor grootschalige schepen. Dat gaat ten koste van kleinere schepen, kustvloten en wetenschappelijke projecten, bijvoorbeeld om gegevens te verzamelen voor onderzoek. Ook Nederland lijkt zich hier sterk voor te maken.
Voorzitter. Tot slot heb ik daar enkele vragen over. Zegt de Minister toe geen deal tussen de Europese Raad en het Europees Parlement te steunen die niet veel scherpere maatregelen neemt om vergroting van de vangstcapaciteit, zij het via subsidies of leningen, tegen te gaan? Is de Minister het met mij eens dat de richting die de compromissen momenteel opgaan onacceptabel is? En wat vindt de Minister van steun aan die grootschalige schepen?
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is er een vraag van de heer Von Martels.
De heer Von Martels (CDA):
Het onderwerp biologische landbouw kwam aan de orde. Volgens mij heeft GroenLinks zelf ook nog geen antwoord op de vraag hoe we van het huidige aandeel van 3,5% biologisch in de Nederlandse landbouw, komen tot de eis in de Green Deal. Een antwoord op die vraag is ook heel moeilijk, want ook vanmorgen las ik weer in een rapport dat de consument het er gewoon niet voor over heeft. De consument vindt biologisch gewoon te duur. Is GroenLinks het met het CDA eens dat die doelstelling van 25% in de Green Deal eigenlijk onrealistisch is?
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Het probleem is dat de prijs die de consument betaalt bij de kassa niet de werkelijke prijs is. In de biologische landbouw worden geen bestrijdingsmiddelen en kunstmest gebruikt. De effecten die die bestrijdingsmiddelen en kunstmest hebben, worden uiteindelijk op een andere plek wél betaald. Daardoor lijkt het alsof een niet-biologisch product goedkoper is dan een biologisch product, maar het is juist andersom. En dat het wel kan, bewijzen een heleboel andere Europese landen, die allang zitten op het percentage dat genoemd wordt door Europa. Dus het is niet zo dat dit een onhaalbare eis is. Er wordt hier in de commissie vaak opgegeven over de koploperspositie die de Nederlandse landbouw heeft, maar bij de biologische landbouw zijn wij hekkensluiter.
De heer Von Martels (CDA):
Inderdaad, dat kan ik beamen. Maar we hebben ook gezien dat bijvoorbeeld Oostenrijk het volgens de cijfers heel goed doet, maar daar is het allemaal zwaar gesubsidieerd. Wil GroenLinks dus nóg zwaardere subsidies voor de Nederlandse landbouwers om in ieder geval de doelstelling ten aanzien van biologische landbouw te bevorderen?
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Er zijn voor de overheid diverse manieren om sturing te geven aan een gewenste ontwikkeling. Het kan met belastingen, het kan met subsidies en het kan met regelgeving. Eén van de drie manieren zullen we moeten toepassen om het voor elkaar te krijgen, want de markt gaat het niet vanzelf oplossen. Maar gelukkig zijn wij er, en is er een overheid die ook nog andere doelen wil bereiken dan alleen de doelen van de markt.
De heer Bisschop (SGP):
Ik kom nog even op de puls, ook in lijn met het debatje met, en de interruptie van de heer Wassenberg. Ik laat me graag corrigeren, maar ook hier hoor ik mevrouw Bromet de sector een beetje afschilderen als een stelletje zeecowboys die daar maar wild tekeergaan en alles uit de zee vangen wat ze maar voor de netten krijgen. Een betere motor, een efficiëntere motor en efficiëntere vangstmethodieken mogen daarom niet. Maar er zijn toch heel andere factoren die de vangstquota bepalen en die dus de vangst beperken en waaraan men zich moet houden? Hoe kan dan die sector worden afgeschilderd als: «ze doen maar wat»? Althans, dat beeld roept het betoog van mevrouw Bromet een beetje op.
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Pulsvisserij is eigenlijk bij uitstek een voorbeeld van waar het mis is gegaan. Ik wil niet per se de vissers de schuld geven, maar wel de Nederlandse overheid. Want waarom is Frankrijk zo boos? Omdat Nederland een experiment, wat pulsvisserij in eerste instantie was, grootschalig heeft uitgerold, ten koste van de Franse vissers die nog niet zo ver waren. Ik wil, als het gaat over de pulsvisserij, niet zo ver gaan als de Partij voor de Dieren, en ik vind het goed om te kijken naar de voordelen die er eventueel zijn bij pulsvisserij, maar laten we daarbij respect hebben voor de afspraken die je maakt. Als je dit uitrolt ten koste van de kleine vissers in Frankrijk, dan kun je tegenstand verwachten. Dat is precies wat hier gebeurd is. Soms moet je eventjes een beetje inhouden om later alsnog een techniek door te kunnen voeren. Nederland is hierbij eigenlijk op ramkoers gegaan en plukt daar nu de wrange vruchten van. En de vissers zijn daar het slachtoffer van.
De heer Bisschop (SGP):
Dit is niet helemaal een antwoord op de vraag die ik probeerde te stellen, nog even afgezien van de gang van zaken rondom de pulsvisserij. We hebben de gebeurtenissen op een tijdlijn gezet. Op grond daarvan kun je de Nederlandse overheid, kun je de Minister, kun je het kabinet verwijten dat «ze maar wat gedaan hebben» enzovoorts. Nee, er was absoluut gegronde verwachting dat dit de goede lijn was. Alle seinen stonden op groen, behalve bij een aantal lobbyclubs. Maar dat even terzijde.
Eigenlijk is mijn vraag gericht op de grenzen die gesteld worden aan de vangsten, dus gericht op de omvang van de vangsten, de quota, de vangstbeperking. Mevrouw Bromet zegt eigenlijk: die schepen kunnen efficiënter varen, en dús kunnen ze meer vis vangen. Dat is toch geen reële voorstelling van zaken? Ze kunnen toch helemaal niet dús meer vis vangen, want er zijn toch gewoon quota? Daarom is het beeld dat opgeroepen wordt door het verhaal van mevrouw Bromet een vertekening van de werkelijkheid en zet dat de sector in een kwaad daglicht. Is mevrouw Bromet dat met mij eens?
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Daar moet ik even over nadenken. Wij hebben heel lang gestreden voor een wetenschappelijke basis van de vangstquota. Het heeft heel lang geduurd voordat die er was maar nu is het zover. De tegenvraag die ik zou willen stellen, is: waar heb je grotere motoren voor nodig als de vangstquota beperkend zijn? Dan kun je ook gewoon toe met de motoren die je al hebt.
De voorzitter:
Ik vat het op als een retorische tegenvraag. Het woord is aan de heer Madlener.
De heer Madlener (PVV):
We horen prachtige verhalen van GroenLinks, ook over de biologische boeren en de biologische producten. Dat klinkt allemaal leuk. Maar tegelijkertijd is GroenLinks de felste voorstander geweest van het associatieverdrag met Oekraïne. Door dat verdrag wordt er in grote hoeveelheden niet-biologisch en dieronvriendelijk sjoemelvlees naar Europa getransporteerd. Dus u lijkt op te willen komen voor bioboeren in Nederland, maar dat doet u helemaal niet. U zet de achterdeur wagenwijd open door het handelsverdrag met Oekraïne. Hoe verklaart u dat?
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Ik heb daar geen antwoord op.
De heer Madlener (PVV):
Daar was ik al bang voor.
De voorzitter:
Ik draag nu het voorzitterschap over aan mevrouw Lodders.
Voorzitter: Lodders
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu graag het woord aan de heer De Groot voor zijn inbreng. Hij spreekt namens de fractie van D66.
De heer De Groot (D66):
Voorzitter, dank u wel. Een robuust landbouw- en voedselsysteem realiseren we het best mét Europa. Daarom ben ik blij dat we vandaag praten over hoe we in Europa hiernaartoe kunnen werken en wat daarvoor nodig is.
Ik begin met de biodiversiteitsstrategie. Daarin staat: minimaal 30% natuur beschermd in 2030. Dat is een visie die ik graag namens D66 onderschrijf. De Minister zegt dat de doorvertaling naar Nederland nog in ontwikkeling is. Maar kan ze toezeggen dat we ons steentje voldoende kúnnen bijdrage? Zo nee, waarom niet? En welke consequenties verbinden we dan aan die plannen?
In de strategie wordt bovendien het doel gesteld dat tegen 2030 belangrijke gebieden met aangetaste en koolstofrijke ecosystemen zijn hersteld, habitats en soorten geen verslechtering qua instandhouding tonen, en dat ten minste 30% van de habitats en soorten in een gunstige staat van instandhouding is of een positieve trend vertoont. Hoe verhouden deze doelen zich tot de aanpak van het kabinet om habitats te beschermen? Nu zijn in Nederland 89% van de habitats en 70% van de soorten in een ongunstige staat van instandhouding. Gaan wij dan met de huidige aanpak van 26% stikstofreductie in 2030 deze doelen halen?
Om de doelen van de biodiversiteitsstrategie te realiseren is volgens de Europese Commissie 20 miljard euro nodig. Waar wordt dit uit betaald? Komt dit bedrag bijvoorbeeld uit het Europese landbouwbeleid?
Ik kom op de Farm to Fork Strategy. Ik mis in deze strategieën ook een visie op kringlooplandbouw. Dat moeten we toch ook in Europa willen regelen? Gaat de Minister kringlooplandbouw in Europa agenderen en ervoor zorgen dat dit idee ook breder wordt gedragen, zoals de Commissie ook mee aanbeveelt?
De Minister heeft in de vorige Raad aangegeven dat het meten van kwantitatieve doelstellingen een aandachtspunt is bij de Farm to Fork Strategy. Welke doelstellingen zou de Minister zelf graag terugzien in de strategie? En welke problemen voorziet ze daarbij?
De Europese Commissie gaat een EU-gedragscode ontwikkelen voor verantwoorde bedrijfs- en marketingpraktijken, mét monitoring. D66 ziet dit als de ultieme kans om supermarkten en voedselverwerkers eindelijk een meer eerlijke prijs te laten betalen aan de boeren. Wat wordt de inzet van Nederland binnen die gedragscode? En welke rol ziet de Minister in deze plannen voor supermarkten? Zij is nu ook bezig met de uitvoering van een motie van D66 over supermarkten in het voedselsysteem.
De Minister heeft tijdens de coronacrisis een goede inzet getoond op dierenwelzijn en zij heeft gesteld: als wij onze eisen op het vlak van dierenwelzijn en rusttijden niet kunnen garanderen, dan staan we geen export meer toe. Ik wil de Minister daar echt voor complimenteren. Gaat zij er ook bij andere landen op aandringen om dit voorbeeld te volgen?
Ik kom tot slot op tonijn. Nederland is altijd koploper geweest in internationale organisaties als het ging om duurzame visserij. En nu heeft China aangekondigd dat men daar meer op tonijn wil gaan vissen. Dat is een directe bedreiging voor deze vis. Bijvoorbeeld de blauwvintonijn is een soort die tot voor kort nog dreigde uit te sterven en moest worden gered. Nederland heeft hier een mooie bijdrage aan geleverd door personele inzet om dat te voorkomen, en het is gelukt. Ik hoor de Minister zeggen, ook in antwoord op onze vragen: wij zetten ons in door de belangen van ons bij de Europese Commissie beter te laten borgen in de internationale visserijorganisaties. Maar daar is toch echt inzet van belang. Ik begreep dat de inzet van personele capaciteit echt minimaal is. Ziet de Minister kans om daar meer in te gaan investeren, voor onze belangen op het gebied van duurzaamheid, handel en consumptie? Volgens mij moeten we hier veel meer onze traditionele rol van duurzaamheidsknokker willen hooghouden. Want knokken voor een duurzamer en eerlijker voedselsysteem, daar begint D66 liever vandaag dan morgen mee.
Voorzitter. Daar sluit ik mee af.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Ik geef het voorzitterschap weer terug aan de heer De Groot.
Voorzitter: De Groot
De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee zijn we gekomen aan het einde van de eerste termijn van de Kamer. De Minister wil graag dat we tien minuten schorsen.
De vergadering wordt van 10.36 uur tot 10.45 uur geschorst.
De voorzitter:
Het woord is aan de Minister voor haar eerste termijn.
Minister Schouten:
Dank u wel, voorzitter. Ook dank aan de commissie. Dit is, naar ik zo kan overzien, het laatste debat dat wij met elkaar hebben voor het zomerreces. Het is weer een enerverend jaar geweest waarin er veel is gebeurd en waarin veel thema's aan de orde zijn geweest. En ik had zomaar het gevoel dat ik bij deze vergadering ook weer een soort samenvatting hoorde van heel veel thema's die we in het afgelopen jaar ook allemaal besproken hebben. Dus in die zin loopt het jaar mooi rond.
Laat ik maar beginnen met excuses maken, aan mevrouw Bromet, maar via haar ook aan de rest van de commissie. Het klopt dat uw commissie een aantal stukken te laat heeft gekregen. Dat moet niet gebeuren. Ik heb al vaak beterschap beloofd en ik heb net ook weer gezegd: we moeten daar echt veel scherper bovenop zitten. Soms heeft het er ook mee te maken dat er een heleboel zaken in één keer komen terwijl je ook nog plenaire debatten staat te doen, en op een gegeven moment gewoon de tijd ontbreekt om alles heel snel op tijd naar de Kamer te krijgen. Maar dat mag niet uw zaak zijn, dat moet mijn zaak zijn. Dus laat ik maar eens aankondigen dat mijn eerste goede voornemen voor het volgende parlementaire jaar is dat wij zorgen dat de stukken op tijd bij u komen, want dat mag u van ons verwachten.
Voorzitter. Er zijn best veel zaken aan de orde geweest. Ik had nog een inleiding voorbereid, maar ik denk dat we, met het oog op de tijd, gewoon maar snel overgaan tot de beantwoording van de vragen. Daarbij zijn er toch wel behoorlijk wat punten aan de orde.
Ik heb mijn beantwoording ingedeeld in blokjes. Eerst kom ik op de zaken die te maken hebben met het GLB, From Farm to Fork en de Europese biodiversiteitsstrategie. Dat is eigenlijk waar de agenda grotendeels over gaat. Dan is er het blokje over derogatie, een blokje dierenwelzijn en een blokje over gewasbescherming. Dan kom ik op de visserij. Dat is een wat groter punt en daar vallen meer zaken onder, maar ik noem het blokje maar even: visserij en alles wat daarmee samenhangt. Daarna volgen nog de antwoorden op wat overige vragen, bijvoorbeeld over droogte, handel en een rapport waar sommige leden aan refereerden.
Eerst kom ik op de vragen over Farm to Fork en de biodiversiteitsstrategie. Ik ontwaar zomaar eens twee inzichten in deze Kamer. De een vindt het niet te ver gaan en de ander vindt het veel te ver gaan. Dat is misschien ook wel een beetje voorspelbaar. De heer Bisschop en anderen zeggen: de Minister is in een eerste reactie op Farm to Fork positief geweest en zij vragen mij eigenlijk of ik wel besef wat ik zeg. Dat is wat ik de heer Bisschop hoor vragen.
Laat ik beginnen met te zeggen dat ik het goed vind dat de Commissie nu ook een visie op landbouw heeft neergelegd. Ik denk dat dat belangrijk is, omdat heel veel van ons landbouwbeleid Europees beleid is. Dan is het ook goed om te weten waar de Commissie op inzet, welke visie ze heeft en dat ze ook aangeeft hoe ze een en ander dan wil realiseren.
Mijn kritiek richt zich met name op het punt van het «hoe». Op dat punt heb ik nog wel wat vragen. Ik zie dat er toch nog veel zaken niet ingevuld zijn. Ik zie wel ambities, maar we weten niet goed wat dan precies de doorvertaling is in specifieke beleidsdossiers. En ik kan eigenlijk pas een volledige appreciatie geven als ik daar meer inzicht in heb. Een aantal voornemens zijn mooi, maar om te weten wat ik er echt van vind, moet ik ook weten wat men er precies mee bedoelt. Ik heb de Commissie gevraagd om daar meer inzicht in te geven. Daar doelde ik op toen ik zei dat er meer inzicht kwam in de kwantitatieve doelstellingen die de Commissie stelt. Waar hebben we het dan precies over? Als ik dat weet, kan ik ook een oordeel vellen en zeggen wat ik er precies van vind.
Ik vind het dus goed dat de Commissie een strategie heeft neergelegd. Ik zie ook dat deze op onderdelen aansluit bij de inzet waar Nederland ook al voor heeft gekozen. De heer De Groot noemde specifiek kringlooplandbouw. Ik zal me er zeker voor inzetten om kringlooplandbouw verder in de strategie te krijgen. Sterker nog, ik denk dat er op onderdelen zaken van kringlooplandbouw te herkennen zijn in wat de Commissie ook noemt. Wij hebben hier in huis zelf ook discussies over bijvoorbeeld het verminderen van de inzet van kunstmest. Dan is mijn opmerking: daar moet dan ook wel inzet van dierlijke mest tegenover staan. Ik noem ook de zaken rond gewasbescherming. Wij hebben op dat vlak natuurlijk zelf ook ambities geformuleerd. De Kamer heeft de toekomstvisie van ons daarop gekregen, en we zijn nu bezig om het uitvoeringsprogramma vorm te geven. Dit zijn allemaal onderdelen die ook in From Farm to Fork zitten.
Ik denk dat het ook belangrijk is dat niet alleen Nederland daarmee bezig is, maar dat in heel Europa daarover nagedacht wordt, juist omdat het Europees beleid is. In heel Europa wordt gekeken wat dan de doelen zijn. Want uw Kamer vraagt mij vaak, en terecht: waarom zouden wij in Nederland hier allemaal zo mee bezig zijn als de rest van Europa niet meedoet? De Kamer zegt: zo prijzen wij onszelf uit de markt. Ik ben er dus een groot voorstander van om deze zaken ook op Europees niveau verder te brengen. Daar zal de inzet van Nederland ook op gericht zijn.
De voorzitter:
Ik zie dat er leden willen interrumperen, maar ik stel voor om de vragen steeds te bewaren tot het einde van een blokje. Gaat u door.
Minister Schouten:
Ja. Dus nogmaals, ik wil graag meer inzicht krijgen in wat de Commissie op onderdelen bedoelt voordat ik daar echt een volledige beoordeling van kan geven en kan zeggen wat ik daar nou precies van vind. Maar ik ben er positief over dát men een strategie heeft, dat we die zaken ook Europees gaan aanvliegen en dat ik een aantal onderwerpen herken die ook in onze eigen visie staan.
De heer Bisschop vraagt: wat is nou eigenlijk de verhouding tussen het GLB, de nationaal strategische plannen, en de Farm to Fork Strategy, de Van boer tot bord-strategie? De strategische plannen stellen lidstaten vast op basis van de GLB-verordeningen, vooral ook rekening houdend met de omstandigheden in de individuele lidstaten. Daar ben ik ook een groot voorstander van, want in het GLB was er natuurlijk vaak sprake van «one size fits all», van één mal voor iedereen, terwijl juist elk land hele specifieke kenmerken heeft. Ik wil daar graag rekening mee kunnen houden. Dat kan dus in die nationaal strategische plannen.
Aanvullend komt de Commissie nu met de aanbevelingen op basis van de strategieën. En de Commissie heeft aangegeven dat die een plaats moeten krijgen in die nationaal strategische plannen. Ik moet die aanbevelingen nog zien, ik wacht die af. Maar ik zal de Commissie erop wijzen dat ik ook consistentie wil met de GLB-hervorming, en dat ik ook voorstander ben van het idee dat lidstaten daarbinnen hun eigen maatregelen kunnen kiezen. Ik vind dat dat ongelofelijk belangrijk blijft. Ik vraag de Commissie ook: kijk nou bij de beoordeling van die nationaal strategische plannen ook naar die specifieke omstandigheden. Dat was het doel en dan wil ik daar ook op beoordeeld worden. Het is nog wel even een vraag hoe we daar gewoon goed mee verdergaan in de Commissie. Maar dat is het punt dat ik ook aan de orde stel bij de Landbouw- en Visserijraad.
De heer Madlener stelde, nee, hij vindt het schandalig dat Nederland verplichtingen krijgt terwijl de import gestimuleerd wordt. Hij vraagt: hoe gaan we ervoor zorgen dat onze boeren een goede boterham kunnen verdienen en dat wij niet afhankelijk worden van het buitenland? Dat vind ik een hele terechte vraag. Nederland heeft een hele sterke positie in het agrodomein. Die positie hebben we ook doordat onze boeren innovatief werken en goede producten afleveren. Maar we weten ook dat er echt wel uitdagingen liggen. Daar kunnen we onze ogen niet voor sluiten. Daarom is mijn inzet steeds geweest om niet elke storm maar over ons heen te laten komen en daarop te wachten. En ik vind dat we het zo ook moeten blijven doen. We moeten ervoor zorgen dat we die golf voor blijven. We moeten dus zorgen dat je al de aanpassingen doorvoert die nodig zijn om te voorkomen dat je tegen grenzen aan blijft lopen. En we moeten bijvoorbeeld ook voorkomen dat we straks geen maatschappelijk draagvlak meer hebben voor een bepaalde manier van produceren. Dit zijn hele reële vragen, en het zijn de vragen die de boeren nu ook gewoon krijgen. Daar heeft de overheid een verantwoordelijkheid in, ook op Europees niveau. Wij moeten ervoor zorgen dat boeren niet elke keer achteraf met allerlei zaken te maken krijgen.
Maar ik zeg ook: dat is best lastig. Want inderdaad: hoe verhoudt zich dat dan tot de vraag naar producten? Ik heb hier wel vaker de vraag neergelegd: zijn wij ook bereid om te zorgen dat wij een prijs betalen die past bij de producten en de kostprijs ervan? Daarom ben ik ervan overtuigd dat wij heel goed moeten kijken waar de toegevoegde waarde van de Nederlandse landbouw nou precies zit. Zit die toegevoegde waarde in heel veel produceren voor de wereldmarkt? Of zit die toegevoegde waarde ook in specifieke soorten producten? Ik denk dat het altijd een mix zal blijven. We hebben straks niet één soort landbouw in Nederland. Dat is ook de kracht van de Nederlandse landbouw. Maar misschien moet de mix wel diverser worden en moeten we dat gaan stimuleren, waarbij we goed moeten kijken hoe we dat kunnen doen. Dat is bijvoorbeeld ook een van de redenen waarom we in de stikstofaanpak een omschakelfonds hebben opgenomen, waardoor boeren die ervoor willen kiezen om niet op de ene manier, maar op een andere manier, met een andere toegevoegde waarde, te produceren, ook die mogelijkheid krijgen. Dat is volgens mij de strategie die we moeten blijven voeren. Daarmee zorgen we dat Nederland een sterke positie houdt in het agrodomein, maar dat er ook echt een goed inkomen voor de boeren is.
Mevrouw Bromet vroeg of ik bekend ben met de oproep van wetenschappers over de zorgen ten aanzien van het GLB: is dat wel ambitieus genoeg? Ja, die oproep ken ik. Tegelijkertijd zie ik dat er in het nieuwe GLB ook voorstellen zitten voor die ambitie. Het ging met name over de vergroening van het huidige GLB. Daar hebben we deze week ook een discussie over gehad. Ik geloof dat we juist met het nieuwe GLB veel meer toegaan naar de beloning van diensten, waarbij je kunt zeggen waarvoor je die beloning dan wilt hebben. Dat past ook in de inzet die is opgenomen in het Nederlandse regeerakkoord. Dat zorgt dat er echt een stimulans gaat komen richting aan de ene kant financiering voor de boeren en aan de andere kant de doelen voor klimaat, leefomgeving en biodiversiteit. Ik denk dat we die stappen met het nieuwe GLB veel meer kunnen gaan zetten.
Hoe ga ik om met het verhogen van het aandeel biologische landbouw naar 25%? De Farm to Fork Strategy zegt dat in 2030 op ten minste 25% van het EU-landbouwareaal biologische landbouw moet worden beoefend. Dat is dus een doelstelling op EU-niveau. Dat zegt echter nog niks over hoe die 25% dan precies moet worden ingevuld en waar. Dat is nou net het punt dat ik maakte: wat betekent dat nou precies in de concretisering van de plannen? Ik wil daar graag meer inzicht in krijgen van de Commissie: welke ideeën heeft zij zelf om dat te kunnen gaan doen?
Aan de ene kant vind ik het goed als er, zoals ik net zei, meer diversiteit in de wijze van productie komt en dat we zoeken naar wegen met toegevoegde waarde, ook voor het inkomen van de boer. Aan de andere kant moeten we er oog voor houden dat die producten ook afgezet moeten worden. Dat zal ook de discussie zijn in de Europese Commissie. Anders hebben we hele mooie beloftes, maar heeft de boer er uiteindelijk helemaal niets aan. Ik geloof niet dat dat de inzet is, ook niet van GroenLinks.
Wat vind ik van de verplichting van de landschapselementen voor subsidie? U kent mijn inzet op de landschapselementen. Daar zijn we nu zelf al mee begonnen door de regeling open te stellen zodat het, vooruitlopend op het nieuwe GLB, al aantrekkelijk kan worden om die landschapselementen te behouden of zelfs weer aan te gaan leggen. Ik zie de heer Madlener knikken. Hij was er ook altijd een groot voorstander van. Wij zijn daar dus zelf al mee bezig. Op die ambitie zetten wij zelf ook echt in.
Ben ik het ermee eens dat de voorwaardelijkheid in het GLB minder moet worden? Ik weet niet zeker of deze vraag van mevrouw Bromet over de zogenaamde conditionaliteit ging, dus over de vraag hoeveel je eigenlijk al moet realiseren voordat je daarbovenop nog extra geld krijgt. Maar ik vind dat er een juiste balans moet zijn tussen – als ik het oneerbiedig zo mag zeggen – de stok, namelijk de conditionaliteit, en de wortel, namelijk de doelgerichte betalingen.
Nederland heeft steeds ingezet op voldoende doelgerichte betalingen, juist om extra inzet voor elkaar te krijgen. Ik snap dat er een zekere conditionaliteit in moet zitten voor het ontvangen van middelen, maar mijn ervaring in Europese discussies is helaas vaak dat we eerst allemaal zeggen dat conditionaliteit heel goed is, maar dat er vervolgens in alle discussies weinig resteert van die conditionaliteit. Dat vind ik een gemiste kans, want dan kom je dus niet tot die stap die je echt met elkaar wilt maken, namelijk dat de doelgerichte betalingen er ook echt voor zorgen dat de boer die die activiteiten doet, daar ook voor beloond wordt. Ik ben dus niet principieel tegen conditionaliteit, maar ik ben wel een beetje angstig dat die conditionaliteit uiteindelijk niet zo veel meer voorstelt en dat er, ook al hebben we heel erg op die conditionaliteit ingezet, te weinig terechtkomt van die doelgerichte betalingen.
Mevrouw Lodders zegt ... O nee, sorry, ik heb nog een vraag van mevrouw Bromet: hoe ga ik zorgen voor meer vraag naar bioproducten? Ik heb net al gezegd welke ambitie de Commissie heeft en dat mijn vraag aan de andere kant dan is wat dat betekent voor de afzet. Wij zijn zelf natuurlijk ook al wel bezig om de duurzaamheid van producten meer inzichtelijk te maken en er beleid op te zetten om een goede afzet voor die producten te hebben, omdat dat ook van belang is. Maar dit is een van de vragen die wat mij betreft samenhangen met de ambitie of doelstelling die straks geformuleerd wordt voor de biologische landbouw.
Mevrouw Lodders zei: de keuzes die gemaakt worden, zijn afhankelijk van het budget, zodat we over de inzet op deze domeinen later gaan praten. Er is inderdaad een eindeloze discussie over het MFK. Die blijft maar doorlopen, dus wij weten niet exact welke budgetten er nog voor landbouw beschikbaar komen. Ik constateer dat ondertussen in Europa al wel de discussie wordt gevoerd over dit soort onderwerpen. Ik kan dus ook niet helemaal niets zeggen. Ik kan niet alleen zeggen: ik ga het hier niet over hebben, want we weten nog niet welk budget er is. Ik zeg steeds – die koppeling blijf ik maken – dat we ook moeten kijken naar wat straks het budget voor landbouw is. Daar hebben we nog geen duidelijkheid over, dus daar kunnen nog geen definitieve keuzes in worden gemaakt. Dat is de volgorde. Ondertussen staan zaken wel op de agenda en zullen daar ook wel de vragen gesteld worden die ik net heb geformuleerd: wat betekent hetgeen voorligt nu concreet?
Dan het agenderen van kringlooplandbouw. Ik heb net aangegeven dat we dat zeker zullen doen.
Welke doelstellingen wil ik graag terugzien en welke problemen zie ik hierbij? Dat was een vraag van de heer De Groot. Ik wil eerst weten hoe de Commissie zelf de doelstellingen die ze heeft, doorvertaalt. Dat is niet om een spelletje te spelen in de zin van «wie gaat eerst?», maar dat is omdat zij nu een soort template neerleggen met doelstellingen waaraan voldaan moet worden. Ik stel daarbij dat er ook rekening moet worden gehouden met de specifieke situatie per land en met de middelen die we straks beschikbaar hebben, indachtig de opmerking van mevrouw Lodders. Hoe vertaalt dat zich allemaal door naar de boer? Want die moet ermee kunnen werken. We kunnen allerlei beloftes doen, maar als het niet uitvoerbaar is, heeft niemand daar wat aan; het milieu niet, maar de boeren ook zeker niet. Vandaar dat ik blijf hameren op meer concretisering van de plannen, zodat we zelf kunnen beoordelen of het strookt met zaken die wij zelf in Nederland van belang vinden en al in gang hebben gezet.
De heer De Groot heeft nog gevraagd naar de biodiversiteitsstrategie: hoe verhouden de doelen van Europa om habitat te beschermen zich daartoe en gaan we deze doelen met de huidige aanpak van de stikstofreductie halen? Zoals u weet hebben we een heel programma opgezet juist om habitat te beschermen en die doelen te halen. Daarbij gaat het niet alleen om de reductie van stikstof, maar ook om het verbeteren van de kwaliteit van de Natura 2000-gebieden. Dat doe je op verschillende manieren. Stikstof verminderen is daarin belangrijk, maar het gaat ook over investeren in natuur, hydrologie en al die zaken die wij afgelopen maandag aan de orde hebben gehad. De doelstelling van Europa ligt op Europees niveau; de 30% is een Europese doelstelling. Ook hierbij is mijn vraag weer: wat betekent dat dan voor de verschillende lidstaten? De ene lidstaat heeft toch net wat meer areaal dan de andere. Hoever komen we dan? Wat telt mee als natuur, dus wat is de definitie daarvan? Dat is altijd een beetje een semantische discussie, maar die is in dezen niet onbelangrijk, want we zijn ook nog bezig met de verdere vormgeving van het Natuurnetwerk Nederland. Wat verstaan we nu precies onder «beschermde natuur» en «beschermde natuurgebieden»? Nogmaals, als ik daar meer inzicht in heb, kan ik beoordelen wat dat betekent voor Nederland.
Tot slot in dit blokje. De heer De Groot vroeg of ik kan toezeggen dat we voldoende ons steentje gaan bijdragen aan de realisering van de plannen. Wij zullen altijd ons steentje bijdragen en ons best doen om ervoor te zorgen dat de biodiversiteit verbetert, overigens niet alleen in Nederland, maar wereldwijd, want dit vraagstuk beperkt zich niet tot de landsgrenzen. Wij vinden wel dat er ook gekeken moet worden naar de nationale omstandigheden: wat is er mogelijk in een land en welke zaken kunnen daar nog gerealiseerd worden? Over allebei de onderdelen ontvangt u begin juli een BNC-fiche, zodat u meer inzicht heeft in wat het Nederlandse standpunt zal zijn. Tot zover dit blokje, voorzitter.
De voorzitter:
Dank aan de Minister. We zijn gekomen aan het eind van het eerste blokje. Ik zie vier vragen. De eerste is van de heer Bisschop. Het kan met korte vragen en het hoeft niet per se in tweeën, geef ik u mee.
De heer Bisschop (SGP):
Dank voor deze verheldering, voorzitter. We zullen kijken of we daarmee uit de voeten kunnen. Ik hoor de Minister zeggen dat zij een nadere uitwerking en een specificatie, een doorvertaling wil zien van de plannen van de Europese Commissie. Het moet verder uitgewerkt worden samen met de lidstaten. Met dat laatste ben ik het van harte eens. Wij lopen daarmee alleen het risico dat we aan de leiband van de EU gaan lopen en te weinig op de bok zelf zitten en er zelf mede vorm aan geven. Ik vraag de Minister nadrukkelijk om meer die stap naar voren te doen en niet te veel af te wachten. Nederland heeft ongelofelijk veel te bieden. De Minister van Landbouw van Nederland is uitermate geschikt om die rol op zich te nemen. Ten behoeve van die goede uitwerking, op nationaal niveau, toegesneden op elk land, moet de Minister meer zelf het initiatief naar zich toe trekken. Het is ook een kwestie van durven. Is de Minister daartoe bereid? Anders lopen we straks aan de leiband van de doelstellingen die de Europese Commissie heeft geformuleerd. En daar mag je dan aan gaan voldoen en dat is de verkeerde volgorde.
Minister Schouten:
Wij zijn zeker voornemens om hier een goede inbreng in te leveren, maar mijn vraag is dan wel: waarover hebben we het precies? Daar wil ik van de Commissie duidelijkheid over. Waarover gaat het precies? Wij hebben daar zeker zelf opvattingen over. Ik proef bij de heer Bisschop dat hij zegt: wij willen al deze strategieën niet, wij willen deze doelstellingen niet, wij vinden dat het allemaal veel te ver gaat omdat er geen rekening wordt gehouden met de boer. Laat ik het omdraaien. Als ik in Europa alleen maar «nee, nee, nee, nee, dat gaan we niet doen» zeg, dan weet ik één ding: dan sta ik vrij snel buiten de deur en heb ik niet meer zo heel veel in te brengen in de discussie. Voor mij is dit het uitgangspunt bij alles wat wij doen: hoe kunnen we er aan de ene kant voor zorgen dat we de boeren een betere positie gaan geven en tegelijk gaan bijdragen aan doelen rondom klimaat en biodiversiteit? Daar liggen opgaven; dat kunnen wij niet ontkennen. Wij hebben daar zelf een visie op geformuleerd: de kringlooplandbouw. Zoals ik al zei: in de Farm to Fork Strategy zie ik echt wel wat onderdelen terug. Wij hebben die strategie breed in Europa uitgezet en wij hebben het ook bij de Commissie besproken. Men weet van de plannen waar wij mee bezig zijn. Ik herken dus wel wat onderdelen ervan. Dat zijn de momenten waarop je invloed kunt uitoefenen op wat er voorligt. Dat doe je niet pas op het allerlaatste moment. Daarvoor moet je er al zijn. Dat hebben we ook gedaan. Dat er opgaves liggen op het terrein van landbouw en van biodiversiteit is helder. Wij moeten er niet voor weglopen dat we die moeten verbinden. Wij moeten die golf voorblijven en niet alleen maar wachten totdat het allemaal over ons heen komt.
De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter, ik wil graag een tweede vraag stellen.
De voorzitter:
Ja, maar houdt u er dan wel rekening mee dat er nog meer blokjes komen. U heeft ook een verantwoordelijkheid voor de beschikbare tijd voor ons allemaal.
De heer Bisschop (SGP):
Ik zal mijn best doen, maar ik hecht eraan om het beeld te corrigeren. De Minister interpreteerde mijn pleidooi alsof de SGP vooral wil dat de regering gaat remmen of tegenhangen. Dat is geenszins het geval. Ik zeg: je moet op de bok zitten. Als het gaat over de biologische landbouw, gaat het om 25% in tien jaar tijd. Nee, zegt de Minister, dat is Europees. Jawel, maar in Nederland is het in ieder geval onhaalbaar. Daar heb je een langere tijd voor nodig. Hoe borg je dan dat Nederland straks niet om de oren wordt geslagen met «ja, maar je hebt geen 25%»? Daarom moeten we voor op de bok zitten. Dat geldt ook voor meer natuurgebieden. Daar hebben we in Nederland een eigen problematiek. En dat geldt ook voor gewasbeschermingsmiddelen. Voor de kringlooplandbouw moeten we vooraf stappen zetten. We moeten in the lead zijn. Dat is mijn pleidooi.
De voorzitter:
Uw punt is duidelijk.
De heer Bisschop (SGP):
De Europese Commissie moet het uitwerken nadat zij kennisgenomen heeft van en rekening houdt met de Nederlandse wensen. Niet te veel afwachten alstublieft, Minister.
Minister Schouten:
De heer Bisschop schetst het beeld dat wij nu pas voor het eerst nadenken over wat er vanuit Europa komt. Er zijn al veel meer gesprekken gevoerd op allerlei niveaus in Europa om te zorgen dat men weet wat er in Nederland speelt, dat men weet welke plannen er in Nederland liggen.
Laat ik even het punt van de gewasbeschermingsmiddelen noemen. De heer Bisschop zegt dat er een specifieke situatie voor Nederland is. Wij moeten dat steeds inbrengen en we moeten ervoor zorgen dat de Europese Commissie weet dat gewasbeschermingsmiddelen in Nederland nodig zijn. De heer Bisschop beklaagt zich er ook bij mij vaak over dat in Europa al die stoffen worden verboden. Wij hebben als Nederland een opvatting over welke strategieën je moet volgen bij gewasbeschermingsmiddelen. Die hebben wij omdat we niet elke keer overvallen willen worden met de mededeling dat bepaalde middelen niet meer gebruikt mogen worden. De heer Bisschop zegt: dat moet wél mogen. Maar wees nou eens die vraag voor. Ik leg hem ook even terug bij de heer Bisschop. Wees die vraag nou eens voor en zeg: wij hebben ambities nodig voor de vergroening van de gewasbescherming, want anders komt het elke keer over ons heen. Als je in Europa naar de Commissie gaat en zegt «het mag allemaal niet, want wij hebben een hele specifieke situatie in Nederland», dan zegt de Commissie «gefeliciteerd, maar er zijn wel meer landen die dat hier komen vertellen». Wij proberen juist in ons beleid elke keer die boeggolf voor te blijven. Daarvoor moeten soms echt nog wel wat stappen gezet worden. Als je dan alleen maar zegt «ik wil het niet, want dit past niet helemaal in ons straatje», dan acht ik de kans niet heel groot dat dat nou de uitkomst van het debat gaat worden.
De heer Madlener (PVV):
In het verlengde van wat de heer Bisschop zegt: ik ben ook bang dat wij altijd afwachtend zijn. Een Pool denkt Pools en een Fransman denkt Frans, maar een Nederlander denkt Europees. Daar zit een cultuurverschil, waardoor wij vaak in het nadeel zitten. Wij staan in Brussel toch een beetje bekend als het watje van Europa dat wel kan betalen. Dat zie je nu ook weer met Italië. Macron zal er ongetwijfeld ook voor zorgen dat hij net even wat meer voordeel heeft dan wij en dat wij dus uiteindelijk betalen. Zo gaat het steeds. Handelspolitiek zal altijd de boventoon voeren boven het agrarische belang. En dan zitten wij hier afspraken te maken met mooie doelstellingen, maar dan komt er een sojadeal doorheen voor de Duitse auto-industrie en daar gaan we weer. Dat is al jaren hetzelfde patroon. Wees proactief, zeg gewoon wat je Nederlandse standpunt is, ga niet afwachten hoe het precies bedoeld wordt. België heeft de Ardennen en Oostenrijk heeft de Alpen. Dat zijn grote natuurgebieden. Nederland heeft dat niet. Wij hebben alleen de zee, dus ik zou ervan uitgaan dat wij 30% niet gaan halen.
De voorzitter:
Uw punt is duidelijk.
De heer Madlener (PVV):
Is de Minister het met mij eens dat wij nu al de hakken in het zand moeten zetten en gewoon moeten zeggen: zo interpreteren wij de regels, hier kunnen we aan voldoen, en anders doen we het niet? Zo simpel is het.
Minister Schouten:
Dat is precies de discussie die ik net met de heer Bisschop had. Als je nu gelijk de hakken in het zand zet, dan krijg je het over je heen. Als het erom gaat dat wij willen dat de Natuurwet gewoon meetelt in de beoordeling van het aantal gebieden, dan ben ik het daarmee eens. Dat is natuur voor ons. Wij zijn hard bezig om zulke natuur aan te leggen. Als een Commissie alleen maar doelstellingen op Europees niveau neerlegt, dan daag ik haar uit om te zeggen wat dat betekent. Als wij alleen maar aangeven hoe wij het uitleggen, dan zegt de Commissie: ja, maar zo hebben wij het niet uitgelegd. Ik wil eerst van de Commissie horen hoe zij de doelstellingen gaat doorvertalen.
Dat geldt ook voor de terechte vraag over de biologische landbouw. Ik ben geen tegenstander van de biologische landbouw, integendeel, maar ik wil dat die boeren ook een normaal inkomen met hun producten kunnen verdienen. Dat is een hele reële discussie die wij met elkaar moeten voeren. Ik zeg niet dat ik tegen de doelstelling ben of dat iets niet haalbaar is. Het gaat erom hoe je, als je een bepaalde vorm van landbouw voorstaat, ervoor gaat zorgen dat het ook haalbaar is en dat de boeren kunnen blijven produceren.
Hetzelfde gebeurt bij de kunstmest. Kamerbreed zeggen we dat we eigenlijk naar minder kunstmest toe moeten. We hebben een stikstofproblematiek. Waarom kunnen we het niet op een andere manier, bijvoorbeeld door een hoogwaardige aanwending van dierlijke mest? Die discussie hoor ik nog niet zo heel erg in de Commissie, die alleen hamert op minder kunstmest. Ik zeg dan: wat staat daartegenover? Wij zijn nu zelf een pilot begonnen om te laten zien dat dat kan en wij brengen die resultaten vervolgens ook in in het Europees beleid. Wij wachten dus niet tot er plannen liggen – dat bedoelde ik ook richting de heer Bisschop – maar wij laten zelf zien dat bepaalde dingen kunnen, om Europa ervan te overtuigen dat er, als je die weg opgaat, alternatieven moeten zijn en dat die er ook zijn.
De voorzitter:
Mevrouw Lodders. Nee, eerst de heer Madlener.
De heer Madlener (PVV):
Heel kort. Wat de Minister zegt, klinkt aardig, maar het gebeurt niet. De handelspolitiek fietst er altijd doorheen. Nederland moet gewoon zeggen: dit kan alleen als we die handelsovereenkomsten niet sluiten, als we niet de achterdeur naar Oekraïne openzetten voor allerlei niet-biologische producten. Dat kan niet anders. Het kan ook niet dat in Nederland de zee niet meeteelt als natuurgebied. Dat gaat gewoon niet. We moeten dus niet afwachten en vragen wat de Commissie heeft bedoeld. Nee, we moeten zeggen: zo zou Nederland eraan kunnen voldoen en anders niet, punt. Daar moeten we echt proactiever in zijn, anders eindigt het erin, net als bij het pulsvisverbod, dat Nederland weer schade lijdt.
De voorzitter:
Ik hoor geen vraag. Ik ga naar mevrouw Lodders.
Mevrouw Lodders (VVD):
Ik zou ook graag even willen doorgaan op de vraag die de heer Bisschop stelde, want ook ik maak me best een klein beetje zorgen. Ook vandaag hoorden we het weer, net als de afgelopen weken in allerlei debatten: er worden wensen geuit en moties ingediend om allerlei zaken op te nemen in het GLB, het gemeenschappelijk landbouwbeleid, en in het NSP, het Nationaal Strategisch Plan, dat daar een nationale vertaling van is. Ik hoor de Minister zeggen dat zij graag een betere positie voor de boer wil. Daar zijn wij het van harte mee eens. Ook zegt zij dat er een aantal uitdagingen liggen op het gebied van klimaat en biodiversiteit. Ook daar zijn wij het mee eens; daar zou je ook een plek voor willen hebben. Alleen, er wordt wel iedere keer een stap vooruitgezet. Stiekem zijn er dus al heel wat wensen ingevoerd, terwijl we nog niet weten wat het budget is dat uiteindelijk beschikbaar komt voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Daarvoor zijn we afhankelijk van de uitkomsten van de discussie over het MFK.
Ik heb twee specifieke zorgen. De ene betreft het NSP, het Nationaal Strategisch Plan. Nederland is koploper. Nederland zet vaak die stap vooruit. Dat hoorden we de Minister net ook weer zeggen als het gaat om de gewasbeschermingsmiddelen; daar komen we zo nog apart op terug. Maar hoe gaan we ervoor zorgen dat Nederland niet de meest vergaande ambities heeft terwijl andere landen daar in hun eigen NSP wat terughoudend in zijn? Want dan hebben we voor onze boeren en tuinders echt een ongelijk speelveld met de rest van Europa. Daar maak ik me echt grote zorgen over. We hebben een eigen visie op gewasbeschermingsmiddelen. De Minister zei het net: we willen niet overvallen worden. Dat snap ik, maar tegelijkertijd brengen we onze boeren en tuinders echt, echt in de problemen. Op dit moment hebben we in de praktijk – bij het volgende kopje, gewasbeschermingsmiddelen en de uienteelt, komen we erop terug – echt een probleem. Hoe kijkt de Minister daarnaar?
Minister Schouten:
Bij een NSP is er altijd een spanningsveld: houd je een gelijk speelveld op het moment dat je ook rekening gaat houden met nationale belangen? Dat is een fundamentele discussie die daaronder ligt. Toch ben ik blij met een NSP, want ik vind dat wij op dit moment veel te weinig mogelijkheden hebben om echt rekening te houden met de specifieke Nederlandse situatie. De Commissie gaat natuurlijk wel toetsen of het voldoet aan de uitgangspunten die we met elkaar geformuleerd hebben. Daar ga ik tenminste van uit en daar houd ik de Commissie ook aan. Daar heb ik overigens ook vragen bij, want ik wil dat de Commissie transparanter is over de manier waarop zij dat beoordeelt, wat het beoordelingskader voor de NSP's wordt, zodat lidstaten van elkaar kunnen weten wat er gebeurt en wat niet. Dat is precies een van de punten waarvan ik zeg: Commissie, wees daar nou transparant in, want anders krijg je straks all over Europe de discussie over willekeur bij het vaststellen van de NSP's.
Mevrouw Lodders maakte het punt dat er al zo veel zaken doorgaan in het NSP. Wij hebben het NSP hier nog niet vastgesteld en wij hebben er ook nog geen verdere invulling aan gegeven. Dat traject loopt, maar dat heeft vertraging opgelopen, juist doordat de hele GLB-discussie vertraging heeft opgelopen; en die heeft weer vertraging opgelopen doordat de MFK-discussie vertraging heeft opgelopen. Wij hebben daarin dus nog niets vastgesteld. Uw Kamer is er helemaal bij op het moment dat wij dat gaan bespreken met elkaar. In Europa vinden er wel discussies plaats over bijvoorbeeld conditionaliteit versus directe betalingen; daar had ik het net met mevrouw Bromet over. Dat is meer de onderliggende systematiek – zo noem ik het maar – waarin Nederland natuurlijk allang zijn positie duidelijk heeft gemaakt. Dat hebben we hier in de Kamer ook besproken. Het is dus niet zo dat er nu al allerlei zaken inhoudelijk worden afgetikt waar uw Kamer niet bij is betrokken. Het is wel zo – dat is mijn inschatting – dat er, op het moment dat het MFK echt wordt vastgesteld, tempo in gaat komen en dat we dan wel snel dit soort discussies gaan krijgen.
Mevrouw Lodders (VVD):
Dat gelijke speelveld kan je niet handhaven op het moment dat je met nationale plannen gaat werken. Het is ook niet mijn streven dat je er zo sec naar kijkt. Ik denk dat het heel erg belangrijk is dat we juist naar Nederland kijken. Nederland is op veel gebieden koploper qua inzet: als het gaat om klimaat, als het gaat om biodiversiteit, als het gaat om milieu. Maar je wil dat andere lidstaten, misschien wel de zuidelijke lidstaten, ook een extra stap vooruitzetten. Hoe wordt daarop getoetst en hoe vindt die handhaving plaats? Ik heb dat vaker naar voren gebracht. Ik ben blij dat de Minister uitspreekt dat ze daar aandacht voor heeft, ook bij de komende Raad, hoop ik. Ik zou niet alleen die transparantie en de wijze waarop getoetst wordt heel concreet willen terugzien, maar ook de wijze waarop wordt gehandhaafd. Want als er geen handhaving is, dan lopen onze boeren en tuinders daarbij achter. Het NSP is niet vastgesteld. Dat ben ik met de Minister eens. Tegelijkertijd zijn er ook afgelopen week weer moties aangenomen die volgens mij niet zijn ontraden en die vragen om een aantal zaken toe te voegen aan de uitwerking van het NSP. Dus dat wensenlijstje is echt heel groot. We kunnen niet alles met een beperkt budget. Dan zit mijn fractie op de lijn dat we juist die zaken moeten doen waar we de grootste stappen in kunnen zetten.
Minister Schouten:
Ik weet dat het wensenlijstje rondom het NSP lang is. Ik heb ook altijd gezegd dat er een weging zal moeten plaatsvinden, juist om te zorgen dat je daar echt effect kan hebben. We kunnen inderdaad op 25 punten gaan inzetten, maar dan wordt het ook een soort verwatering van zaken. Maar die weging gaat ook nog echt hier plaatsvinden, die gaat hier nog aan de orde komen. Dus laten we het debat voeren over hoe we met elkaar zien wat een goed NSP is.
Ik kom op het volgende blokje, voorzitter.
De voorzitter:
Niet dan nadat mevrouw Bromet ook nog een vraag heeft gesteld.
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Ik heb twee vragen. De eerste vraag gaat over het nieuwe GLB, waarvan de Minister zegt dat het meer op diensten gericht zal zijn. Ik vraag me dan af hoe het zit met de bestaande belangen. Je hebt altijd nieuwe wensen maar ook bestaande belangen. Het bestaande belang zou erin kunnen zitten dat er nu boeren zijn die op grond van het aantal hectaren die ze hebben, steun ontvangen zonder dat ze daar een prestatie tegenover hoeven te stellen. Hoe kijkt de Minister daartegen aan? Is ze bereid om tegen die boeren te zeggen: het spijt me zeer, die tijd is voorbij; óf u zult diensten moeten gaan leveren en dus uw manier van landbouw moeten veranderen, óf u komt niet meer in aanmerking voor die steun? Dat kan grote consequenties hebben voor het inkomen van een boer.
De tweede vraag die ik wil stellen naar aanleiding van de beantwoording gaat over de landschapselementen. Ik had eigenlijk de landschapselementen alleen als voorbeeld genoemd voor de ambitie die Europa stelt om 10% van het boerenland tot natuur te maken. Ik zou aan de Minister willen vragen om in te gaan op die 10%-regeling. Zou dat niet een kans bieden om andere problemen op te lossen die wij in Nederland hebben met de gebrekkige natuur en de stikstof?
Minister Schouten:
Wat betreft de eerste vraag, eigenlijk weet men al zolang het regeerakkoord bestaat dat Nederland inzet op een andere systematiek: meer van directe betalingen naar doelgerichte betalingen. Dat betekent een verschuiving. Het mag nu ongeveer al zo'n drie jaar bekend zijn dat het kabinet daarop inzet, afhankelijk van hoeveel geld er uiteindelijk naar de landbouw gaat – dat weet ik nog niet; dat is onderdeel van de MFK-discussie – en ervan uitgaande dat het budget zo zal blijven. Je ziet nu al dat het budget lager zal zijn, dus daar zit al een effect in. Maar het klopt: als je van directe betalingen naar meer doelgerichte betalingen gaat, dan ligt het aan jou als boer zelf of je daar daadwerkelijk aan mee gaat doen of niet. Die keuze zit er dan in. Dus het is ook afhankelijk van hoe die boer zijn activiteiten in gaat richten of hij hetzelfde bedrag houdt of dat hij misschien lager uit gaat komen. Dat klopt.
Dan die 10%. Ik ben even niet ingegaan op het percentage omdat daar de vraag is: wat is dat dan, natuur op het boerenerf; wat is natuur die bij landbouw hoort? Het is nogal relevant voor de discussie of je 10% gaat halen, ja of nee. Ik draai hem om. Ik vind het een goed teken dat we straks middelen hebben in het GLB voor landschapselementen. Dat zou dan mijn conclusie van die ambitie zijn. En dan zou ik zeggen: prima, beste Commissie, maar dan moeten we ook zorgen dat in het GLB voldoende betaling voor die landschapselementen zit. Anders kom je sowieso nooit aan die 10%, even los van de definitie. Dus ik gebruik die ambitie in de discussie om te zeggen: dan moeten we daar ook gewoon een goede regeling voor hebben in het GLB.
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Mijn vraag was op het volgende gericht. Landschapselementen vinden wij allemaal belangrijk. Wij hopen allemaal dat als ze straks terugkeren, er gebruikgemaakt gaat worden van de regelingen die er vast en zeker zullen komen. Alleen, natuur is meer dan landschapselementen alleen. In sommige delen van Nederland zijn het geen houtwallen, maar bijvoorbeeld dat je niet maait voor een bepaalde datum. Dus natuur is meer dan landschapselementen. Dat wilde ik even meegeven aan de Minister.
Minister Schouten:
Dit is precies de discussie die ik met de Commissie heb. Dat bedoel ik met... Ja, het is een beetje flauw, maar als je een percentage voor natuur noemt, waar hebben we het dan over? Dan is het voor Nederland in ieder geval belangrijk dat er een goede regeling voor landschapselementen komt, waarbij we hier nog wel de discussie zullen hebben over de vraag hoe die regeling er straks uit zal zien en dergelijke. Maar ik vind het heel belangrijk dat boeren die inderdaad bepaalde natuurelementen hebben, die ook gewaardeerd zullen krijgen. Wat is 10%? Waar heb je het dan precies over? Maar het uitgangspunt deel ik en daar zet ik in de Commissie dus op in. Maar daarbij wil ik ook graag een verduidelijking van wat zij daar allemaal mee bedoelen. Want dat maakt ook wel of je daarmee wel of niet kunt instemmen.
De heer Wassenberg (PvdD):
Ik heb een vraag over biologische landbouw. Ik zie toch een patroon en dat vind ik zorgelijk. We hebben eergisteren het natuurdebat gehad en toen heb ik gezegd: Nederland zoekt de grens op en we doen wat Europa ons verplicht maar geen millimeter meer. We blijven echt net binnen de grens. Ik zie dat nu weer op het gebied van biologische landbouw. Nederland zit op 3,3%. Het is net gezegd: we zijn de hekkensluiter, er zijn landen die op 20% zitten. Op het moment dat er gevraagd wordt wat Nederland gaat doen om dat te stimuleren, want we moeten naar 25%, zegt de Minister: Europa heeft ambities uitgesproken, maar niet meer dan dat; ik wil weten hoe het wordt ingevuld, ik wil het concreet hebben. Maar de boeren staan al op 10–0 achterstand. Je moet nu toch veel meer doen, je moet nu toch de condities scheppen, je moet nu toch zorgen dat die boeren richting biologisch gaan, en snel een beetje? En dan gaan we kijken hoe dat in Europa past. Maar we kunnen niet wachten, want daar hebben we de tijd niet voor. We staan al te ver op achterstand!
Minister Schouten:
De heer Wassenberg citeert mij selectief. Nederland is nu bezig om beleid daarop te formuleren. Ik verwees heel concreet naar het omschakelfonds waar geld in zit om juist te zorgen dat bedrijven ook daadwerkelijk kunnen omschakelen naar een meer extensieve, biologische vorm van landbouw. Dus Nederland loopt daarin al vooruit. Wij zijn er al mee bezig om te zorgen dat die zaken ook mogelijk worden. Het is niet zo dat we wachten totdat de Commissie het ons oplegt. Ik heb gezegd: ik geloof in een landbouw in Nederland die divers is. En ik leg ook gewoon de vinger erbij: op het moment dat je van boeren vraagt om meer biologisch te werken, moet je er ook voor zorgen dat de afzet mogelijk is, want anders blijven ze met hun producten zitten, waarvoor ze een te lage prijs betaald krijgen in verhouding tot wat zij daarvoor moeten doen. Daar heeft niemand wat aan.
De heer Wassenberg (PvdD):
Dat is zo, maar ik zei dat er landen zijn die dat wel heel goed doen en waar die problemen dan kennelijk niet spelen. Even uitgaande van de feiten: die 3,3% moet veel sterker, veel sneller omhoog. Ik heb de Minister ook horen zeggen: voordat ik hier concreet richting aan kan geven, wil ik eerst van Europa precies horen wat ze bedoelen. De Minister heeft over Farm to Fork nog allemaal vragen. Ze vindt het een belangrijk concept, een belangrijke visie, want het moet allemaal in heel Europa, maar ze wacht op de concrete invulling daarvan. Daar moeten we niet op wachten. Dat is mijn betoog.
Minister Schouten:
Ik weet dat het aantrekkelijk is om mij elke keer op een bepaalde manier neer te zetten over hoe ik dan bijvoorbeeld tegenover de biologische landbouw sta. Dat is echt onzin. Ik permitteer me om dat te zeggen. We hebben als kabinet nu al fors geld uitgetrokken voor een omschakelfonds, en dat was nog voordat Europa met zijn plannen kwam. Wij zijn bezig om te kijken waar regels eenvoudiger kunnen worden voor boeren die willen omschakelen. Op al die punten zijn wij bezig. Gaat het snel genoeg? Daar kan je over twisten, al naar gelang je biologische landbouw waardeert. Ik vind dat wij in die zin een diverser agrocomplex moeten krijgen en daar hoort biologische landbouw voluit bij.
De heer Wassenberg zet nu een beeld neer van mij alsof ik zou gaan zitten wachten tot Europa het concretiseert, maar dan zeg ik: dat is helemaal niet waar, dat is gewoon onzin. Alleen, op het moment dat je een percentage gaat noemen, leg dan ook uit hoe we er met elkaar voor gaan zorgen dat die producten meer afzet kunnen gaan krijgen, zodat die boer die stap ook daadwerkelijk kan gaan zetten. Maar ik werp echt verre van me het beeld dat de heer Wassenberg hier van mij neer wil zetten. Sta mij toe om dat toch even op te merken.
De voorzitter:
Dat is genoteerd. We zijn aan het eind van het eerste blokje en drie kwartier verder. We hebben in totaal zes blokjes. Ik wil dus echt aan de collega's en aan de Minister vragen om er heel kort op in te gaan. Dit was een belangrijk en groot blokje. Het is ook goed om er op deze manier met elkaar over van gedachten te wisselen, maar als we ook nog een tweede termijn willen, zal het echt sneller en korter moeten. Het woord is aan de Minister.
Minister Schouten:
Derogatie. Daar kwamen een aantal leden ook op terug. Ik heb nog geen formeel besluit van de Commissie gekregen, maar het Nitraatcomité heeft afgelopen maandag aangegeven dat Nederland voor 2020 en 2021 weer derogatie heeft ontvangen. Dat is goed nieuws, omdat we zien dat onder de derogatiebedrijven de waterkwaliteit hoger is. Dat is uiteindelijk waar je het voor doet. Je wilt zorgen dat de Nitraatrichtlijn geïmplementeerd wordt. We zien dat daar op deze manier stappen in worden gezet.
Het klopt ook dat de Commissie twee nieuwe eisen heeft opgelegd voor het verkrijgen van derogatie. De Commissie heeft in de discussies die wij met haar hebben gevoerd, aangegeven dat ze ook kijkt naar de stikstofproblematiek in Nederland. Ze heeft die dus ook betrokken bij de weging van de derogatie. Daar komen de twee maatregelen uit voort. Nederland heeft er nog wel voor gepleit dat bovengronds uitrijden niet voor dit jaar zou kunnen worden stopgezet, omdat boeren zich daarop hebben ingesteld en de technieken niet in huis hebben om dat opeens zomaar om te zetten. De Commissie is daarin meegegaan en heeft gezegd dat die bedrijven per 2021 een keuze moeten maken tussen derogatie of bovengronds uitrijden. Ik denk dat door het feit dat wij steeds zulke complexe discussies moeten voeren, wij ons moeten realiseren dat derogatie geen vanzelfsprekendheid is.
Ik geloof ook niet dat derogatie een vanzelfsprekendheid is voor de toekomst. Ik zie steeds meer – dat geldt overigens niet alleen voor Nederland, maar Europabreed – dat de Commissie vragen stelt bij derogaties. Dan kunnen wij hier allemaal zeggen dat het belachelijk is, maar de realiteit is dat we moeten bedenken dat derogatie echt, zoals het woord ook zegt, een uitzondering is en dat die uitzondering steeds scherper beoordeeld zal worden, ook naargelang de milieuprestaties van een land. Dat geeft nog maar eens het belang aan om te zorgen dat we de milieueisen gewoon halen en bijvoorbeeld ten aanzien van de fraudeaanpak echt moeten laten zien dat die aanpak werkt. Uiteindelijk heeft de hele sector er zelf belang bij om de zaken die we met elkaar afspreken te halen. Als dat niet gebeurt, kan dat de hele sector in de voet schieten.
De SGP noemde het dwarsbomen: waarom gebeurt dat op deze manier? Ik heb aangegeven hoe de Commissie breder is gaan kijken bij de weging van het vraagstuk derogatie en heeft gemeend om daar de stikstofproblematiek bij te moeten betrekken. Ik heb aangegeven dat het twee verschillende discussies zijn, maar dat heeft de Commissie zo niet gewogen.
20°C, is dat ideaal om mest uit te rijden, vraagt de heer Von Martels, en hoe kijk ik aan tegen de aanvullende eisen? Wij zijn met de NVWA aan het bekijken hoe we de handhaving hiervan kunnen vormgeven. Wat het precies doet qua milieudruk weet ik niet. Dat moet ik nog berekenen. Ik heb daar nu geen inzicht in. Wij zullen ernaar kijken. Feit is dat de Commissie het belangrijk vindt om deze zaken op te leggen en dit het gevolg zal zijn als we derogatie willen. Nogmaals, mijn bredere oproep is om na te denken over situaties waarin de vanzelfsprekendheid van derogatie er niet in zit. We moeten dat echt beseffen.
De Partij voor de Dieren merkt op dat de versterkte handhavingsstrategie nog geen vruchten heeft afgeworpen. Dat vind ik dan ook wel weer een hele stevige conclusie. Die versterkte handhavingsstrategie is er juist op gericht om fraude te beperken. Daar zijn echt veel meer acties op gezet. We zijn er actief mee bezig, ook heel gebiedsgericht, zoals de heer Wassenberg ook weet. We hebben een aantal specifieke gebieden aangewezen waar de samenwerking tussen de diensten is geïntensiveerd, om meer zicht te krijgen op dat soort fraudeprikkels en -gevallen. We zetten steeds meer stappen om dat verder te beperken. Dat moet ook. We moeten ons gewoon aan de regels houden, allemaal.
Tot zover, voorzitter.
De heer Von Martels (CDA):
Complimenten aan de Minister dat ze de derogatie heeft binnengesleept, maar proef ik uit de woorden van de Minister dat er eigenlijk niet meer getornd kan worden aan de voorwaarden die nu worden gesteld? Ik had nog verwacht dat de Commissie mogelijk bereid is om 90 graden te draaien om die 20°C te voorkomen.
Minister Schouten:
Ik ben de Commissie niet. Ik weet wel dat de Commissie het Nitraatcomité tot zover altijd als uitgangspunt neemt, dus ik zou er niet op rekenen dat het nog verandert.
De heer Wassenberg (PvdD):
De Minister zegt dat de fraude wordt aangepakt. Ik heb gezegd dat die aanpak nog geen vruchten afwerpt. Kan de Minister ons per brief informeren over de stand van zaken van de aanpak van die fraude? De Minister zei ook: daar staat of valt de derogatie bij, of het is in elk geval heel belangrijk voor die derogatie. Kan de Minister ons dan informeren? De signalen dat het echt goed wordt aangepakt en nu structureel minder is, hebben mij nog niet bereikt. Ik wil dus heel graag weten hoe dat precies zit.
Minister Schouten:
Volgens mij heb ik niet zo lang geleden, zeg ik even uit mijn hoofd, een brief gestuurd aan de Eerste Kamer, met volgens mij ook een afschrift aan de Tweede Kamer, over hoeveel zaken nu bij de rechter liggen en hoeveel boetes wij hebben uitgedeeld en dergelijke. Dat is substantieel toegenomen ten opzichte van de jaren ervoor. Uiteindelijk is het doel dat er helemaal geen boetes worden uitgedeeld en geen zaken voor de rechter komen omdat iedereen zich aan de regels houdt. Het zegt in zichzelf dus ook weer niet alles. Maar het zit «m met name in hoe partijen met elkaar samenwerken. Dat zijn vaak langere trajecten om netwerken en praktijken beter in beeld te krijgen. Maar er wordt daadwerkelijk inzet op gepleegd, in een sterkere mate dan daarvoor, juist door een versterkte samenwerking. Ik heb net een voorstel ter consultatie neergelegd over de digitale verantwoording van mesttransporten. Dat zijn allemaal onderdelen die eraan moeten bijdragen dat we meer zicht krijgen op waar die mesttransporten heen gaan en daarbij kunnen constateren of er sprake is van fraude of niet. Op die manier probeer je het net steeds meer te sluiten.
De voorzitter:
Dan stel ik voor dat de Minister nu doorgaat met haar blokje over dierenwelzijn. Meneer Wassenberg, u heeft daar vast ook nog een interruptie op.
Minister Schouten:
Ik heb net een plaatje gekregen van de heer Wassenberg met een rustplaats voor dieren die op lange transporten gaan. Ook hier zei de heer Wassenberg: de Minister trekt met de sector op. Dat was niet helemaal het commentaar van de sector dat ik kreeg toen ik die langeafstandstransporten verbood. Ik heb na signalen die ik had gekregen geconstateerd dat die plekken in Rusland en Wit-Rusland niet bestonden of van onvoldoende kwaliteit waren. Vervolgens hebben we vanuit Rusland en Wit-Rusland informatie opgevraagd om te zien hoe de autoriteiten daar dat waarderen. Daar kreeg ik geen eenduidig beeld uit. Op basis daarvan kon ik, en daarmee de NVWA, niet meer vaststellen of er daadwerkelijk aan de eisen werd voldaan. Als dat niet gebeurt, moet ik mijn conclusies trekken en zeggen dat die exportvergunningen niet meer afgegeven kunnen worden.
Volgens mij heb ik dus precies gedaan wat de heer Wassenberg mij vaak vraagt. Op dat punt is het nu ook aan de sector om te laten zien... Als er aan regels moet worden voldaan, ben ik niet degene om te zorgen dat aan die regels moet worden voldaan. De ander moet aantonen die regels toe te passen. De regels staan. Dan is het vervolgens aan de partij die er gebruik van wenst te maken om maar te laten zien dat het daadwerkelijk gebeurt. Op het moment dat ze helemaal inzichtelijk kunnen maken dat het zo is, kan ik de exportvergunning weer afgeven. Zolang dat niet het geval is, kan ik dat niet. Het is eigenlijk best overzichtelijk. Een baan als Minister is helemaal niet zo moeilijk.
Ook anderen vroegen wanneer ik met de sector ga overleggen. Nee, het is nu aan de sector om te zorgen dat zij kunnen laten zien dat zij met hun zaken aan de regels voldoen. In het algemeen geldt voor iedereen dat de overheid niet hoeft te gaan bevorderen dat partijen zich aan de wet houden. De wet geldt, voor iedereen. Dan is het vervolgens ook aan die partijen om te zorgen dat ze zich eraan houden. Dat geldt niet alleen voor het agrodomein maar in heel Nederland, dus hier ook.
De heer Wassenberg vraagt naar de beperking van de export van levende varkens naar Polen in verband met de varkenspest. Er geldt een verplichting voor transporteurs van een tweede reiniging en desinfectie van vervoermiddelen die terugkeren uit landen met een uitbraak. Op die manier wordt voorkomen dat de ziekte mee terug wordt genomen. Transporteurs zijn er heel goed van op de hoogte, ook van de risico's en de maatregelen. Ik zie dat op deze manier. De Afrikaanse varkenspest is er langer in een aantal landen waar transporten naartoe gaan. We moeten ons er heel strikt aan houden. Dat is echt in het belang van iedereen, van de transporteurs maar zeker ook van de varkenshouders in het bijzonder. Wij hebben dus ook goed overlegd met de sectoren. Zij werken aan goede communicatie en naleving.
Mevrouw Lodders had ook een vraag over langeafstandstransporten. Daar heb ik net ook op geantwoord. Als zij mij kunnen laten zien dat er voldoende zekerheid is dat er aan die geschikte rustplaatsen wordt voldaan, kan ik die exportvergunningen weer afgeven. Die bal ligt bij de sector.
Tot slot vroeg de heer Wassenberg naar het hitteplan. Kan ik aangeven wanneer we de maatregelen kunnen verwachten? Het nationaal plan voor vervoer bij extreme temperaturen is 17 juni gepubliceerd en is met ingang van vandaag in werking getreden. De NVWA zal tijdens de warme dagen, dus de dagen dat het nationaal plan in werking is – dat geldt bij verwachte temperaturen in De Bilt van 27°C of meer – extra capaciteit inzetten.
De beleidsregel voor het verbod van het vervoer van vee, inclusief pluimvee, bij 35°C en hoger, wordt op zeer korte termijn gepubliceerd, ik kan niet in dagen tellen, maar ik hoop echt zeer binnenkort. De dag nadat het gepubliceerd is, treedt het in werking. Ik zal op korte termijn uw Kamer een brief over hitte en dierenwelzijn doen toekomen, zodat het allemaal nog een keertje bij elkaar wordt gebracht.
Dat was het punt dierenwelzijn, voorzitter.
De heer Wassenberg (PvdD):
Twee vragen, één heel korte. De Minister zegt: bij warmte is er meer capaciteit voor de NVWA. Hoeveel is dat? Gaat het om een halve fte of 50 fte?
Mijn tweede vraag gaat over internationale veetransporten. Ik weet dat de Minister heeft ingegrepen. Dat is een compliment waard: fijn dat dit gebeurd is. Er mag misschien wel even benadrukt worden dat ik dat zeg. Maar in het stuk van RTL Z zegt de NVWA: we gaan dat niet juridisch aanpakken, want de vraag is of het allemaal juridisch mogelijk is, omdat het zich op Russisch grondgebied heeft afgespeeld. Dat vind ik iets te gemakkelijk. De Minister heeft de beschikking over een breed bataljon aan juristen. Ook andere misdrijven of overtredingen in het buitenland kunnen worden aangepakt als het door Nederlanders is gebeurd. Kan de Minister laten uitzoeken of dit toch kan worden aangepakt? Ik vind het iets te gemakkelijk om te zeggen: het is in Rusland gebeurd, dus wij hebben er niks mee te maken. Graag daar dus nog even een antwoord op.
Minister Schouten:
Volgens mij heb ik de grootste straf gegeven die ik ze kan geven, namelijk dat er nu helemaal geen langeafstandsexport kan plaatsvinden. Ik vind het belangrijk dat daar druk op blijft en men daar zorgt dat de zaken goed op orde komen. Het is waar dat het echt complex is als je helemaal wil gaan uitzoeken wanneer, hoe, op welk moment en door wie. Het kan jaren duren voordat ik dat allemaal inzichtelijk heb. Ik concentreer me liever op het feit dat we nu moeten zorgen dat de transporten gebeuren overeenkomstig de afspraken. Dat lijkt mij het belangrijkste. En die pijn wordt wel gevoeld, hoor.
De voorzitter:
Heel kort.
De heer Wassenberg (PvdD):
Ja, maar die pijn wordt gevoeld door de hele sector. Mevrouw Lodders beschuldigde mij er al van dat ik de hele sector criminaliseerde, maar er is een aantal bedrijven dat het helemaal fout doet. Van mij hoeft niet de hele sector te worden aangepakt. Ik wil dat die bedrijven worden aangepakt. Kunnen de bedrijven die hebben gefraudeerd dus niet worden aangepakt? Want het is fraude.
Minister Schouten:
Het gaat hier over transporten waarvan niet voldoende vastgesteld kan worden, of in onvoldoende mate, dat er rustplaatsen zijn conform de afspraken die zijn gemaakt. Welk bedrijf daar ook naartoe gaat: het zal dat moeten aantonen. Als die rustplaatsen niet bestaan, zijn ze er niet, of in ieder geval niet in zo'n mate dat ze kunnen voldoen. Op het moment dat een bedrijf kan aantonen dat het exporteert naar een land waar rustplaatsen zijn die voldoen aan de regels, krijgt het van de NVWA gelijk een exportvergunning. Het gaat dus helemaal niet om «het ene bedrijf wel of het andere bedrijf niet». Op het moment dat jij daarnaartoe gaat, moet jij als bedrijf kunnen laten zien wat er op die route zit aan rustplaatsen. Als ze er niet zijn, gaat het niet door. Dat geldt voor iedereen, niemand uitgezonderd.
De voorzitter:
De Minister gaat door met haar volgende blokje, over gewasbescherming. Nee, eerst is er een vraag van mevrouw Lodders.
Mevrouw Lodders (VVD):
Ik liet al blijken dat mijn vraag niet helemaal was beantwoord. Ik had namelijk juist ook gevraagd naar de afstemming met andere Europese landen. Volgens mij hebben we een gezamenlijk doel en gaat het hier om dierenwelzijn. Ik ben zeer blij met de laatste opmerking van de heer Wassenberg. Mensen die willens en wetens fout doen, moet je aanpakken. Daar moet niet de hele sector voor boeten. Is de Minister bereid om ook met andere lidstaten in overleg te gaan over hoe je dit beter kan vormgeven? In antwoord op de heer Wassenberg liet de Minister eigenlijk al blijken dat het heel erg moeilijk is, ook voor de mensen die het goed willen doen, om dat aan te tonen. We hebben het over landen waar het misschien niet helder is hoe je dat kan controleren. Ik denk dat we regie van het Ministerie van Landbouw mogen verwachten.
Minister Schouten:
Het Ministerie van Landbouw is ervoor om te zorgen dat men exporteert op een manier waarbij de regels worden nageleefd. Ik vind het echt ver gaan dat ik straks moet gaan kijken of er rustplaatsen zijn of dat wij moeten gaan zorgen dat die rustplaatsen er zijn. De sector is volwassen genoeg om dat zelf te doen. Echt waar. En ja, er is contact met andere Europese lidstaten. Sterker nog, het signaal over de rustplaatsen kwam uit Duitsland. Op dat moment had een aantal Länder al besloten om langeafstandstransporten te verbieden. Dat was voor ons de reden om er ook naar te gaan kijken. Wij hebben daarover contact gehad met de Duitse collega's. We hebben hier gekeken wat daar aan maatregelen werd genomen en daarover gesproken met elkaar.
Mevrouw Lodders (VVD):
Het is een klein beetje flauw van de Minister om het neer te zetten alsof ik de Minister oproep of vraag om te zorgen dat het allemaal weer goed komt. Dat vraag ik niet. Ik vraag wel naar de afstemming, zeker ook op Europees niveau, dus dat we met elkaar zorgen dat het op een goede manier kan, begrijpbaar voor de sector en dat ook andere lidstaten zich aan die afspraken houden.
Tot slot nog even één kleine vraag. De Minister heeft een brief toegezegd over het hitteprotocol. Het hoeft niet nu, maar ik zou in die brief een toelichting willen hebben op de beschikbaarheid van de NVWA om mogelijkerwijs eerder bij slachthuizen en dergelijke aanwezig te zijn.
Minister Schouten:
Dat laatste zal ik meenemen in de brief. Dat is prima.
Wij hebben in Europa overigens al gezegd dat deze zaken beter met elkaar moeten worden vormgegeven. Wij spreken hier dus ook in Europa over, omdat ik vind dat niet alleen voor Nederland zou moeten gelden dat die langeafstandstransporten niet door zouden moeten gaan. In het algemeen moeten de regels voor langeafstandstransporten en de afspraken die we hebben gemaakt over hoe je in het kader van dierenwelzijn daarmee om moet gaan, voor iedereen gelden. In het bijzonder moet ik gewoon een exportvergunning afgeven. Dan kijk ik naar de regels die toegepast moeten worden.
De voorzitter:
Dan het blokje gewasbescherming.
Minister Schouten:
Ja, gewasbescherming. De heer Wassenberg vraagt naar de Bee Guidance. Hoe staat het daar nu mee? Het Europees Parlement heeft vorig jaar een voorstel weggestemd waardoor de gefaseerde invoering van het bijenrichtsnoer niet kon doorgaan en de bescherming van bijen vooralsnog bij het oude is gebleven. Ik heb eerder al gezegd dat ik dat betreur. Het was niet mijn inzet om dat te verlengen, maar het parlement heeft anders besloten. EFSA voert momenteel een herziening uit. Naar verwachting is die omstreeks maart 2021 afgerond. Daarna komt de Europese Commissie met een nieuw voorstel voor het bijenrichtsnoer. Nederland heeft zich altijd uitgesproken voor een snelle implementatie daarvan. Dat zal ik dus ook blijven doen.
De heer Bisschop vraagt in het kader van gewasbescherming naar het feit dat de Commissie in een evaluatie aangeeft dat lidstaten allerlei nationale vereisten boven op de zonale toelating moeten schrappen, en ook dat de mogelijkheid om het gebruik van toegelaten middelen uit te breiden naar kleine toepassingen beter benut kan worden. Ga ik hier meer werk van maken? De Europese Commissie heeft afgelopen mei een verslag gepubliceerd van een evaluatie van de Gewasbeschermingsverordening. Daarin worden onder andere zestien verbeterpunten geformuleerd over hoe de implementatie van de verordening kan worden verbeterd. Wij zijn momenteel onder andere bezig om te formuleren hoe wij als Nederland daartegen aankijken. Dat standpunt wordt nog geformuleerd. Ik zal dat net na de zomer aan de Kamer doen toekomen, zodat u daar kennis van kunt nemen.
Wat betreft de kleine toepassing is Nederland al jaren bezig met de inzet om die gespecialiseerde hoogwaardige teelten mogelijk te maken. Wij dragen als Nederland zelf financieel bij aan een fonds voor kleine toepassingen, waardoor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biologische bestrijders voor toepassingen mogelijk wordt gemaakt. Ik heb gevraagd of wij daar een wat bredere inzet van Europa op konden krijgen. Dat viel nog niet mee, maar wij zullen daar als Nederland wel op blijven inzetten omdat wij dat ongelofelijk van belang vinden.
Wat betreft specifieke beoordelingen, bij het overnemen van dossiers uit andere lidstaten kijkt het Ctgb in Nederland naar de onderdelen waar Nederland daadwerkelijk verschilt van andere lidstaten, zoals grondwater- en drinkwaterwinning. Dat wordt meegenomen in de beoordeling of een bepaald middel daadwerkelijk toegelaten kan worden in Nederland. Dat is de systematiek. Zo gaat het in de praktijk.
Over SCoPAFF zijn wat vragen. De Partij voor de Dieren vraagt of de uitslagen openbaar gemaakt kunnen worden, omdat het besluitvormingsproces anders wordt ondermijnd. U kent mijn inzet: ik informeer de Kamer altijd vooraf over mijn inzet en mijn standpunt inzake SCoPAFF. Daarmee ben ik zo transparant mogelijk. De Commissie maakt de agenda's, de conceptbesluiten en de verslagen openbaar. In de verslagen die de Commissie openbaar maakt, staan niet de standpunten van specifieke lidstaten. Het is niet aan mij om zomaar de standpunten van individuele lidstaten openbaar te maken, als zij dat zelf niet willen of als zij niet openbaar willen maken hoe de stemmingen plaats hebben gevonden. Dat moeten zij echt zelf doen. Dit zijn vergaderingen waarvan de verslagen echt bij de Commissie liggen. Ik heb er geen bezwaar tegen als het openbaar zou worden, want wij zijn al transparant in hoe wij stemmen, maar ik kan niet voor andere lidstaten praten. Daar zit echt de bottleneck op dit punt.
Mevrouw Bromet vraagt hoe mijn inzet op gewasbeschermingsmiddelen zich verhoudt met de visie 2030. In de hoofdlijnen die ik heb gezien van de visie die de Commissie heeft opgesteld, herken ik een aantal zaken. Zij hebben daarin een percentage genoemd. Het is weer wat vervelend, maar waar gaat het percentage nou precies over en over welke middelen hebben wij het dan? Dat wij helemaal geen gewasbeschermingsmiddelen meer hebben, wil mevrouw Bromet ook niet, denk ik. Het gaat erom welke middelen je hebt. Er zijn ook gewoon laagrisicomiddelen. Er worden ook biologische middelen toegepast. Ik geloof dat mevrouw Bromet ook wil dat die beschikbaar blijven. Waar hebben we het dan precies over bij die uitfasering? In de hoofdlijnen van wat ik zag, herken ik wel wat onderdelen die wij ook in onze eigen visie hebben gezet.
SCoPAFF. Mevrouw Lodders vraagt specifiek naar de middelen die worden toegestaan in Europa. Zoals ik net zei: de systematiek is dat op Europees niveau bepaalde stoffen worden goedgekeurd. Die stoffen zijn bestanddelen voor middelen. Vervolgens wordt op nationaal niveau gekeken of die middelen op nationaal niveau kunnen worden ingezet. Dat verschilt per lidstaat. Als je een stof toepast in een middel in een heel waterrijk land als Nederland, kan die een andere uitwerking hebben dan in een heel droog land in bijvoorbeeld Zuid-Europa. Het Ctgb kijkt specifiek of een bepaalde stof in een bepaalde toepassing verantwoord is voor mens, dier en milieu. Daar toetsen wij op. Als het Ctgb zegt dat dat in Nederland niet zo is, dan is dat voor ons het kader om te zeggen dat het niet is toegestaan in Nederland. Dat wil niet zeggen dat het in z'n totaliteit niet is toegestaan. Het kan ook andersom, namelijk dat een bepaalde stof wel is toegestaan op Europees niveau, maar dat het middel bijvoorbeeld niet in Zuid-Europa is toegestaan omdat het daar bijvoorbeeld veel te droog is voor dat middel, maar dat dat in Nederland wel kan. Dus je moet altijd heel specifiek kijken naar de uitwerking van het middel in de nationale omstandigheden. Dat doet het Ctgb, dat bepaalt of een bepaald middel op de markt kan komen, ja of nee. Dat is ook de reden waarom het op die manier gaat. Ik ken overigens geen recente voorbeelden van waar dat uiteen ging lopen. Als mevrouw Lodders die wel heeft, dan hoor ik dat graag. Er zijn mogelijk middelen die eerder niet toegestaan zijn geweest, maar ik ken geen middelen waarvan een nieuwe toelating niet is geaccepteerd. Die kennis heb ik niet.
Hoe ga ik om met de uienteelt? De teelt loopt gevaar, terwijl de middelen wel toegelaten zijn. In SCoPAFF wordt gekeken of een veilig gebruik van de werkzame stof binnen Europa mogelijk is. Dan wordt door het Ctbg gekeken of er een veilige toepassing is van een aangevraagd middel in Nederland. Dat is de route die ik heb gelopen. Er wordt ook gekeken of er voor dat risico mitigerende maatregelen mogelijk zijn. Dat bepaalt of een middel kan worden toegelaten, ja of nee. Het is een reden temeer om ervoor te zorgen dat we ook andere middelen kunnen toestaan en dat we daar heel veel inzet op plegen in Europa. Er moeten alternatieven zijn. Als je iets uit je pakket haalt en je hebt er nog geen alternatief voor, dan kan er een gat vallen. Vandaar dat we in onze Toekomstvisie gewasbescherming daar zelf meerdere stappen in willen zetten. We willen niet elke keer wachten totdat we voor feiten worden gesteld. We willen daar nadrukkelijk op kunnen anticiperen.
Voorzitter. Tot zover de vragen in dit blokje.
Mevrouw Lodders (VVD):
Ik illustreerde mijn vragen over gewasbeschermingsmiddelen met de zorgen die op dit moment bij heel veel boeren leven als het gaat om de uienteelt. Het gaat om de plantuien, de zilveruitjes en de gewone uien. Ik vraag de Minister om daar toch eens op te reflecteren, want de zorgen zijn echt heel erg groot. Ik maakte een vergelijking met de laatste stemmingslijst voor het SCoPAFF, waarin per middel is aangegeven hoe Nederland wil stemmen. Daar zit een overzicht bij van wat in Nederland wel en niet is toegestaan. Ik snap dat de Minister een verschil maakt tussen Nederland en Zuid-Europa, maar ik probeer ook te kijken naar de verschillen tussen Nederland, Duitsland en België. Daar gaat het om veel meer overeenkomsten.
Minister Schouten:
Nogmaals, ik hoor graag van mevrouw Lodders wat zij dan precies bedoelt. Het kan gaan om een herbeoordeling van een stof die in Nederland al niet was toegestaan. Dat is dan staand beleid of een bestaande situatie. Ik weet op dit moment niet van middelen waarvan wij de stof wel hebben goedgekeurd, maar waarvan we heel recent in Nederland hebben gezegd dat het middel niet mag worden toegelaten. Wij, het Ctgb, heeft gewoon een vaststaand kader waarin men kijkt of een toepassing verantwoord is, ja of nee. Dat doet elke lidstaat. Ik weet dat men er in Duitsland ook vrij kritisch op is. Met België zijn er nog weleens verschillen, maar ook daar vraagt men dan bijvoorbeeld vaak om uitstel voor het uitfaseren van een middel in plaats van dat men helemaal niet overgaat tot het niet meer toelaten van het middel. Het gaat vaak om een tijdsfaseverschil voor het niet meer toestaan van een middel. We hebben dat natuurlijk ook bij de zaadcoating gehad, waarbij de Commissie lidstaten overigens heeft opgeroepen om geen gebruik meer te maken van een tijdelijke verlenging van toepassing van het middel, omdat men zegt: een verbod is een verbod.
Dan de ui. Ik ben er in het algemeen op ingegaan dat je het moment dat een middel niet meer is toegestaan, wilt voorblijven. Je moet zelf nadenken over mogelijke alternatieven en over waar ik in Europa voor moet pleiten. Ik vond dat we steeds achter de feiten aanliepen. We zaten bij wijze van spreken te wachten op wat er vanuit Europa kwam en dan werd een middel weer niet toegestaan en dan hadden we ineens een noodsituatie. Met mijn Toekomstvisie gewasbescherming 2030 wil ik juist veel meer de alternatieven neerzetten en kunnen sturen op wat nodig is voordat we in de situatie komen dat een middel niet meer kan. Daar moet breder over nagedacht worden. Dat doen we nu gelukkig ook met die toekomstvisie, met alle geledingen. Want als we alleen maar zeggen dat een middel niet meer toegelaten mag worden, dan zijn we al te laat. We moeten dat voor blijven. Dat is precies het beleid waar ik mij op richt. En dat het bij een aantal teelten knelt, onderken ik ook.
Mevrouw Lodders (VVD):
Ik hoor het de Minister zeggen, maar dat is heel erg geredeneerd vanuit ons gewasbeschermingsmiddelenbeleid. Ik weet dat zij ook de ambitie heeft om versneld groene middelen toe te laten. Maar ik zou de Minister er echt toe willen uitdagen om ook naar de praktijk te kijken waar de boeren tegenaan lopen. Ik ben maandagavond op werkbezoek geweest bij uientelers. Biologische bestrijding is vanwege de gigantisch hoge druk niet meer mogelijk. Ik vraag niet van de Minister om zelf middelen te ontwikkelen, maar op het moment dat er geen tussenstappen te nemen zijn, wil ik wel dat er meer experimenteerruimte komt om te zorgen dat we niet de stap naar zwaardere middelen moeten zetten, dat we de uienteelt niet uit Nederland verbannen zien worden vanwege allerlei zaken en dat we straks geen uien moeten gaan importeren uit landen waar middelen toegestaan zijn die hier niet toegestaan zijn. Ik heb overigens de laatste lijst van het SCoPAFF. Ik zal specifiek nog een aantal voorbeelden delen. Wellicht kom ik daar nog eens met schriftelijke vragen op terug. Want het gaat ook om het verhaal naar de boeren. Hoe gaan we uitleggen dat die middelen in bijvoorbeeld Duitsland of België wel gebruikt mogen worden maar hier niet? Ik kan het niet uitleggen.
Minister Schouten:
Dat laatste heb ik net proberen uit te leggen. Er wordt gekeken wat een middel doet in een bepaald land met bepaalde kenmerken. Daar heeft het Ctgb een afwegingkader voor dat weegt of het verantwoord is voor mens, dier en milieu. Dat is de beoordeling die daar plaatsvindt. Elk land doet dat voor zichzelf. Duitsland, bijvoorbeeld, is een vrij groot land met heel verschillende kenmerken, waar je moet kijken in welke gebieden wat iets doet. Dat moet elke lidstaat doen. Op het moment dat ze dat niet doen, krijgen ze met de Commissie te maken. Die weging wordt daadwerkelijk gemaakt. Het is niet zo dat er heel veel andere regimes gelden tussen de verschillende lidstaten. De uitkomsten kunnen wel anders zijn omdat de landen verschillen.
Ten aanzien van de uien. Juist in het uitvoeringsprogramma kunnen we op experimenteerbasis kijken waar bepaalde middelen die nog niet helemaal toegelaten zijn, het wel goed doen. Dan kijken we of dat wel mag als het in een specifieke omstandigheid wel helpt. Dat zijn allemaal onderdelen die in dat uitvoeringsprogramma zitten. Ik heb nu geen ruimte om heel specifiek iets voor de uien te doen, maar de gedachte is wel dat wij Europa vragen om het mee te nemen als wij aan Europa kunnen laten zien dat een bepaalde manier van gewasbescherming effectiever is en minder druk op het milieu legt dan een andere manier. Dat zijn precies de discussies die wij voeren bij het verder vormgeven van het uitvoeringsprogramma. Ik zal uw Kamer dat doen toekomen.
De heer Wassenberg (PvdD):
Mijn kortste vraag heeft de Minister niet beantwoord, dus misschien moet ik iets bloemrijker gaan formuleren. Ik had nog gevraagd naar mancozeb. Het voorstel van de Europese Commissie was om dat te verbieden. Dat gaat nu pas in juli plaatsvinden. Ik vroeg: waarom pas in juli? En zit er nog licht tussen het concept en het uiteindelijke voorstel?
En ik had aan de Minister gevraagd niet óf ze zich gaat inzetten voor die Bee Guidance – dat is die aangenomen motie – maar welke stappen zij gaat ondernemen. Dus in concreto: hoe gaat zij zich in Europa inzetten om die invoering te versnellen?
Minister Schouten:
Door steeds te blijven benadrukken dat wij het belangrijk vinden dat het snel wordt ingevoerd, maar het parlement heeft dat weggestemd, en ik kan niet om het parlement heen. Dus de Commissie moet nu met een nieuw voorstel komen. Als dat er ligt, dan moet ik daar weer naar kijken. Als ik het daarmee eens ben, dan moet ik er weer de nadruk op leggen dat het snel wordt ingevoerd. Wij blijven dat benadrukken, maar ik kan dat daar niet even in mijn eentje afdwingen.
Dat geldt ook voor mancozeb. De Commissie bepaalt of iets in stemming wordt gebracht. U kent ons standpunt daarover. Als de Commissie besluit om dat telkens weer uit te stellen, is dat een feit waar ik mee heb te dealen. Uiteindelijk hoop ik dat het nu wel gewoon in stemming gaat komen, want we moeten een keer duidelijkheid gaan creëren. Nogmaals, als de Commissie weer een verhelderend inzicht heeft en zegt «we gaan het niet doen», is dat ook weer iets waar ik mee te maken heb.
De voorzitter:
Er was nog een vraag over mancozeb. O, excuus, meneer Wassenberg.
De heer Wassenberg (PvdD):
De Minister heeft het over een nieuw verhelderend inzicht, maar het voorstel waarover gestemd gaat worden, is hetzelfde als het voorstel dat anderhalve maand geleden ter tafel lag. Er is niks veranderd.
Minister Schouten:
Dat klopt, voor zover ik weet op dit moment. Ik informeer de Kamer altijd als daar stemming plaatsvindt, dus als er weer zaken wijzigen, maak ik dat bekend aan uw Kamer.
De voorzitter:
Dan gaan we nu door naar het blokje visserij. Ik stel voor dat de Minister ook meteen de overige zaken daaraan toevoegt.
Minister Schouten:
Oké. Ik doe mijn best. Er zijn veel vragen gesteld over het rapport van ICES over pulsvisserij. Ik ben ICES dankbaar voor dat heldere rapport. De conclusies daarin zijn helder: het is een techniek die juist minder druk legt op het milieu en in het kader van bijvangst zelfs positieve resultaten toont. We wisten het al, maar het is toch fijn als ICES dat nog een keertje benadrukt. Ik zal dat advies bij mijn Europese collega's, bij de Europese Commissie, onder de aandacht brengen. Dat doe ik dus bij de eerstkomende Raad. Ik zal daar benadrukken dat het advies moet worden meegenomen bij de evaluatie van de Verordening technische maatregelen, die eind 2020 is voorzien. Daar wordt gekeken of het terecht is hoe er in de verordening met pulsvisserij is omgegaan. Daarnaast loopt natuurlijk nog de Hofprocedure. U bent daarvan op de hoogte.
De heer Madlener vroeg of de Minister-President hier met Frankrijk over heeft gesproken. Dat weet ik niet. Het zijn allemaal hele geheime gesprekken. Macron is op Scheveningen geweest, dus ik denk dat hij wel even heeft omgekeken toen hij in zijn auto zat en allerlei visserskotters zag liggen. Misschien dacht hij: wat een mooie vloot hebben ze in Nederland. Ik denk dat de plek waar ze gegeten hebben in die zin wel een goede plek was.
De heer Madlener vroeg of wij nog aparte gesprekken gaan voeren met de Britten. Nee, dat doen wij niet. De Europese Commissie onderhandelt namens de lidstaten. Dat is juist om ervoor te zorgen dat we wat sterker staan in het speelveld. Bij de brexit is Groot-Brittannië op heel veel fronten niet in het voordeel, om het zo maar te zeggen. Zij hebben iets nodig van ons, het vasteland. Op één onderdeel niet: visserij. Wat betreft visserij moet Nederland ervoor zorgen, nee, moeten de lidstaten – niet alleen Nederland – ervoor zorgen dat zij toegang blijven houden tot de Britse wateren. Juist door het te combineren met en het mee te nemen in de gesprekken over het totaalpakket, maak je dat sterker. Als je dat eruit gaat halen, zullen de Britten zeggen: «Sorry, maar jullie zijn de vragende partij. Wij hebben een aanbod. Wij hoeven niet zo nodig.» De Britten ervaren wel meer druk op het moment dat wij zaken op andere terreinen gaan opvoeren waarin zij juist een belang hebben. Het is volgens mij juist in het belang van de visserij dat deze gesprekken in combinatie en in gezamenlijkheid plaatsvinden, omdat je anders de situatie krijgt dat de Britten achterover kunnen gaan leunen om hun belang voor visserij veilig te stellen.
De heer Bisschop vroeg naar het overhevelen van de 10% vangstquota naar volgend jaar. Ik heb met een aantal andere landen in de afgelopen Raad al aandacht gevraagd voor deze problematiek. De Commissie heeft hier tot nu toe nog geen groen licht voor gegeven. Wij blijven dat wel vragen. Ik vind dat de quotaflexibiliteit alleen mag worden gegeven voor de soorten die er goed voor staan. Dat moet dus wel een voorwaarde zijn om die flexibiliteit toe te kunnen passen.
De heer Bisschop zei dat de gelden voor de stillegregeling nu worden gebruikt voor corona en niet voor brexit. Hij vroeg: wat nu, als er straks toch een negatieve uitkomst is? Het is waar dat het geld voor de brexit nu gebruikt is, ingezet is, voor corona. Daarmee zijn de middelen uit het EFMZV nagenoeg uitgeput, dus daar zit geen geld meer in. Dat is overigens ook een probleem in de andere lidstaten. Dat is niet alleen in Nederland het geval. Het is dus nog belangrijker dat er een deal gaat komen. We blijven ook in gesprek met de Commissie over de contingencymaatregelen. We kijken of we als Commissie of als Europa nog iets kunnen doen als de uitkomsten tegenvallen. We hebben natuurlijk ook net het Noordzeeakkoord naar buiten gebracht, waarin ook middelen zitten voor zowel innovatie als sanering voor bedrijven die niet meer verdergaan. Juist met het oog op brexit denk ik dat het belangrijk is dat we dat Noordzeeakkoord hier met elkaar kunnen bekrachtigen. Daarin zit namelijk aan de ene kant perspectief voor de sector en aan de andere kant een mogelijkheid om te stoppen voor degenen die willen stoppen.
De heer Von Martels vroeg of de transitieperiode misschien verlengd kan worden. Ik heb er niet honderd procent zicht op, maar eerlijk gezegd heb ik zo het gevoel dat een verlenging van de transitieperiode niet gaat gebeuren. Ik heb vanuit het Verenigd Koninkrijk geen signalen dat ze daarop afkoersen. Ze zijn er vrij duidelijk in geweest dat ze helemaal geen verlenging zullen aanvragen; anders zouden ze dat per 1 juli moeten doen. De komende zomer worden de onderhandelingen met het VK geïntensiveerd. We blijven in nauw contact met de collegae uit andere lidstaten en de Commissie en we trekken samen op richting het VK.
Een aantal leden – SGP, CDA en VVD – hebben gevraagd naar de aanlandplicht. De aanlandplicht is in de huidige vorm complex en moeilijk te handhaven. Ik kan me vinden in de doelstellingen van de aanlandplicht, namelijk het terugdringen van voedselverspilling en het verbeteren van de selectiviteit, maar ik vind ook dat we moeten kijken hoe we dat kunnen doen op een werkbare manier en of er alternatieven voor zijn. We hebben natuurlijk zelf al op een aantal zaken ingezet, zoals het verbeteren van de registratie van vangsten en discards, bijvoorbeeld door fully documented fishery; sorry voor de Engelse woorden. Het in kaart brengen, het registreren en de methodiek daarvoor zouden daaraan kunnen bijdragen. Daarbij is het wel belangrijk dat er draagvlak voor de maatregelen is bij alle belanghebbenden; daar heb ik gesprekken over met de visserijsector.
Je zou de alternatieven voor de aanlandplicht sowieso breder kunnen zoeken in de positieve stimulering van meer selectief vissen, wat ook zou leiden tot verbetering van de bestanden. Wij hebben een uitzondering op de aanlandplicht gekregen voor de bijvangst van schol. We kijken dus steeds wat de specifieke situatie is. Ik denk dat het belangrijk is dat we meer onderzoek doen naar selectiviteit en naar het werken met camera's aan boord om de vangsten en de discards te herkennen en te registreren; dat is een pilotproject. Dat zijn allemaal manieren om de aanlandplicht wat werkbaarder te maken.
Mevrouw Lodders vroeg zelfs om een processchets om te komen tot afschaffing. De aanlandplicht is een middel om tot een doel te komen, namelijk minder bijvangst en minder voedselverspilling. Het is nu onderdeel van het gemeenschappelijk visserijbeleid. De evaluatie is voorzien in 2022. Dan zal ook de discussie over de aanlandplicht weer plaatsvinden. De focus ligt nu juist op het gebruik van mogelijkheden om het meer selectief vissen te stimuleren. Ik denk dat dat het beste alternatief zou zijn.
Dan het Noordzeeakkoord. Welke criteria worden gehanteerd om de EU-middelen versneld in te zetten? Op welke termijn is dat mogelijk? Afgelopen vrijdag is de brief over het Noordzeeakkoord en de kottervisie naar uw Kamer gestuurd. Dat is dus het langetermijnperspectief voor de Noordzee. Voor de visserij gaan we inderdaad kijken naar enerzijds innovatie en anderzijds sanering. Voor dit jaar is alle aandacht gericht op corona en de zaken die daarbij komen kijken, maar er lopen nog wel enkele openstellingen bij het fonds gericht op innovatie. Voor volgend jaar zou het nieuwe fonds beschikbaar moeten zijn, maar dat hangt ook weer af van de MFK-discussie. Daar loopt alles nu wel een beetje op vast. We hebben voor volgend jaar nog 5 miljoen voor een nationale envelop. Daarbij hebben we zelf nog geld op de begroting staan om in te zetten voor innovatie. Volgend jaar gaat hopelijk ook het EMVAF van start; die afkortingen zijn altijd wat moeilijk. We kijken dan wat daar voor middelen in zitten die we, zo mogelijk, snel kunnen gaan inzetten, ook voor het Noordzeeakkoord. Daar zullen we dan ook goed op letten.
Met welke scenario's houd ik rekening bij de vraag of er een visserijakkoord komt bij de brexit? Dat gaat van een akkoord waarbij wij het helemaal met elkaar eens zijn tot geen akkoord, en alles daartussenin. De gesprekken zijn erop gericht om wel een akkoord met elkaar te krijgen. Ik denk dat dat ongelofelijk belangrijk is, voor iedereen. Ik geloof ook echt niet dat het in het belang is van het VK dat er geen akkoord is. Zij kunnen dan misschien zeggen dat zij dan in hun eigen wateren kunnen vissen, maar zij hebben dan toch ook de afzet nodig van hun producten. Wij hebben ook een koppeling gelegd tussen toegang tot de wateren en toegang tot de markt. Daar zijn alle zaken op gericht.
Geen akkoord zou enorme invloed hebben op een aantal vangsten die wij hebben. De impact zal heel groot zijn, als wij geen toegang meer tot de wateren hebben. Dan wordt het ook erg druk in de gebieden waar nog wel gevist kan worden, want dan wordt het visareaal waar je kunt zitten echt wel kleiner. Nogmaals, daarom is de inzet om wel tot een akkoord te komen.
Dan de vraag of ik de Chinese ambitie ten aanzien van de tonijnvisserij weet en hoe ik ervoor zorg dat het Nederlandse belang daar wordt behartigd. Ik ben bekend met die ambitie en ik deel in het algemeen de zorgen over de ecologische en economische duurzaamheid van de mondiale tonijnvisserij. Het blijft mijn inzet om in de tonijnbeheerorganisaties consequent aandacht te vragen voor duurzaamheid, wetenschappelijk onderbouwde vangsthoeveelheden en het maximaal terugdringen van illegale visserij en de ongewenste bijvangst van zeezoogdieren. Dit doe ik samen met de Europese Commissie en de 27 EU-lidstaten. Wij zijn zelf niet lid van deze tonijnbeheerorganisatie. De Commissie is lid namens de EU. Door Nederlandse visserijschepen wordt er mondiaal niet op tonijn gevist, dus er is geen direct Nederlands visserijbelang, maar wij proberen er druk op te houden in die RFMO via de Commissie.
Even kijken. Mevrouw Bromet vroeg nog naar de onderhandelingen over het nieuwe fonds, het EFMZV. Onderhandelingen over dat nieuwe fonds zijn er inderdaad. Lidstaten en EP-leden amenderen de plannen die voorliggen voor dat fonds ook. De ingediende amendementen die mogelijk capaciteitsvergroting van de vloten toelaten, zijn niet in lijn met de WTO-afspraken. Daarin is nu juist afgesproken om schadelijke subsidies en de vergroting van de capaciteit in te perken. Ik bespreek ook met de Europese Commissie en alle andere lidstaten om tegen deze amendementen te stemmen. Dat is de inzet van Nederland op dit punt.
De voorzitter:
Dan snel door het laatste blokje, want we komen anders in de knel. Ik verzoek de Minister dan ook om de vragen kort te beantwoorden.
Minister Schouten:
De droogte. De groengewassen komen in de problemen door de weersinvloeden. We monitoren de situatie goed en zullen zo nodig meer maatregelen nemen of daarvoor pleiten in Brussel, zoals we ook in 2018 en 2019 hebben gedaan. Als het echt onmogelijk is om die gewassen groen te houden, wat betekent dat dan voor de eisen die vanuit Europa zijn opgelegd? Daarvoor houden we de situatie goed in gaten.
Dan de vraag van de SGP over de kalverhouderij: zie ik nog mogelijkheden voor een Europese opslagregeling of is dat nu een uitgemaakte zaak? De Commissie heeft aangegeven niet verder te gaan dan zij nu is gegaan. Zij is ook niet bereid om bestaande regelingen te wijzigen of uit te breiden. Het is echt de bevoegdheid van de Commissaris om hier een keuze in te maken. U heeft onze inzet daarin kunnen lezen. Ik zie op dit moment geen andere mogelijkheid dan wat er nu plaatsvindt.
Ik ben nu bezig met de uitwerking van het omschakelfonds en we zullen het rapport daarbij betrekken. We zullen voor de begrotingsbehandeling een reactie sturen, zodat u daar ook kennis van kunt nemen.
En dan de ophokplicht. Dank voor de complimenten van mevrouw Lodders. Hoe kijk ik terug op het proces? Op zich was dat al staand beleid; dat er een ophokplicht wordt ingesteld als er een dreiging is in Nederland dat gehouden pluimvee besmet kan worden met hoogpathogene vogelgriep. Daarbij raadpleeg ik deskundigen die dat risico beoordelen. Dat heb ik dit jaar net zo gedaan als in voorgaande jaren en dat ben ik ook voornemens om te blijven doen in toekomstige situaties.
Door de heer De Groot en andere leden is gevraagd waar de benodigde middelen, die 20 miljard, uit worden betaald om From Farm to Fork en de biodiversiteitsstrategie mogelijk te maken. Voor zover ik weet zijn er geen aanvullende middelen voorzien voor From Farm to Fork en de biodiversiteitsstrategie. Het gaat om benutting van bestaande middelen. Dan zal het dus een mix moeten worden van EU-middelen, nationale middelen en private middelen. Ook hier is weer bepalend wat er bij de MFK-discussie gaat plaatsvinden.
Dan de inzet van Nederland bij de gedragscode voor supermarkten. Hoe staat het met de motie die de heer De Groot daarover heeft ingediend? Ik heb een aantal afspraken gemaakt met de supermarkten over hoe zij de verduurzaming van de landbouw verder willen stimuleren. Ik zal de Kamer na het reces nader informeren over hoe we hiermee verdergaan. Ik zal het voorstel van een gedragscode ook opnemen in het vervolgoverleg dat ik na de zomer met de supermarkten heb en dan zal ik de Kamer daarover informeren.
Dan de eendenhouderij. De situatie in de eendenhouderij is mij bekend, maar ik zie op dit moment geen mogelijkheden voor nieuwe sectorspecifieke maatregelen. Ik zie nu geen andere opties voor de eendenhouderij.
Dan de vraag van de heer Wassenberg over hoeveel controles er nu plaatsvinden. De inzet van de NVWA is dat er voor dit jaar 1.500 uur zijn gereserveerd voor controles op het vervoer van dieren. De specifieke vraag was of er bij hitte meer inspecteurs ingezet worden. Dat heb ik nu even niet scherp, voorzitter.
Dan de vraag over de beoordeling van het Ctgb in verhouding tot andere landen. Ik kan aan mevrouw Lodders toezeggen dat ik de Kamer in de context van het uitvoeringsprogramma gewasbeschermingsmiddelen informeer over hoe de nationale beoordelingen van de toelating van die middelen in de verschillende lidstaten zich tot elkaar verhouden, zodat zij daar wat meer informatie over krijgt.
Tot zover, voorzitter.
De voorzitter:
Dank aan de Minister voor de beantwoording van de vragen. Dan gaan wij door naar de kortste tweede termijn ooit. U heeft 30 seconden.
De heer Wassenberg (PvdD):
Voorzitter. Dan heb ik net tijd om een VAO aan te vragen. Dat hoeft wat mij betreft niet meer voor het reces, dat mag ook daarna. Ik heb gister ook geen vooraankondiging gedaan.
Ik heb nog één vraag over de derogatie. Fijn dat de Minister aangeeft dat het een uitzondering is en ook niet tot in lengte van dagen door zal gaan. Ik zou willen weten of zij stappen gaat nemen om de melkveehouderij zodanig te reorganiseren dat we over anderhalf jaar niet opnieuw afhankelijk zijn van die derogatie. Wat kan de Minister doen om dat bij te sturen?
De voorzitter:
De heer Bisschop.
De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter, dank. Dank aan de Minister voor de beantwoording. Ik blijf wat zorgen houden over de proactieve opstelling van Nederland. De EC heeft het recht van initiatief, maar ik zou zeggen dat wij niet afwachten of elke keer proberen een boeggolf voor te blijven, nee, wij bepalen mede hoe die boeggolf eruitziet. Dat is een wat andere attitude dan ik helaas bij de Minister proef, met alle waardering voor haar inzet.
Eén punt wil ik graag nog toegelicht hebben. Komt er nu wel of niet een stillegvergoeding voor de visserij in verband met de brexit? Blijft de Minister zich inzetten voor een vangnet als die brexit niet komt of laat zij dat lopen?
De voorzitter:
De heer Van Martels.
De heer Von Martels (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Er zijn tal van onderwerpen aangestipt en in de beantwoording goed naar voren gebracht. Als de Partij voor de Dieren het onderwerp derogatie nog even aanstipt, dan is dat ook een advies of een verzoek aan de Minister om verder te denken dan tot 2021 ten aanzien van dit onderwerp.
De voorzitter:
Mevrouw Lodders.
Mevrouw Lodders (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Ik dank de Minister voor de beantwoording, alhoewel ik bij een aantal punten echt nog wel zorgen heb. Ik denk dat boeren die luisteren naar datgene wat hier langskomt, wel een klein beetje het perspectief missen, in de zin van de problemen waar zij in de praktijk mee te maken hebben. Fijn dat de Minister toezegt om een vergelijking te maken tussen de omgang met gewasbeschermingsmiddelen, maar daar hebben ze op dit moment niet zo heel veel aan; die mensen zitten met de handen in het haar.
Ik heb ook een toezegging gehoord dat er een brief komt over het hitteprotocol. Daar kijk ik naar uit, met name wat betreft de rol en de inzet van de NVWA. Als het warm is, mogen er overdag geen dieren vervoerd worden. Dat begrijp ik en dat ondersteun ik, maar dat betekent wel dat de dienst dan eerder zal moeten aantreden.
Kijkend in de richting van de heer Wassenberg ga ik ervan uit dat het VAO na de zomer plaatsvindt. Dan kan ik me ook iets verder verdiepen in de SCoPAFF-zaken.
De voorzitter:
Dat is het geval, dat heeft de heer Wassenberg ook aangegeven. De heer Madlener.
De heer Madlener (PVV):
Het is weer duidelijk: Nederland wacht af, Brussel is de baas. Nederland wil niet praten met de Britten, want dat doet Europa voor ons. Macron weet het wel, die komt gewoon hiernaartoe en die wil ons medeverantwoordelijk maken voor Zuid-Europese schulden. Ja, die weet wel wat hij wil en hij zorgt er ook voor dat dat gaat gebeuren, let maar op. Maar de Nederlandse Minister weet niet wat er besproken wordt en wil ook niet met de Britten praten. De Britten willen vrijhandel en dat willen wij ook. Het is ons belang. Griekenland en Italië hebben weinig met de Britten, maar wij wel, dus het is ons belang dat wij met de Britten om de tafel gaan, helemaal als het gaat om visserij. Ik vind het heel teleurstellend dat de Minister maar blijft weigeren en ons afhankelijk maakt van Brusselse bureaucraten.
Als laatste nog een klein puntje over de gewasbescherming. Ik ben benieuwd wat het alternatief is, als we middelen verbieden, ook als het gaat om cocktails. Ik begrijp dat als er één middel wordt verboden, er een hele cocktail wordt gemaakt van andere middelen. Daar zit een groot gevaar. Soms is het verbieden slechter en leidt tot een cocktail van mindere alternatieven. Ik hoop dat de Minister daar goed naar kijkt en daar uitgebreid op ingaat in het stuk dat zij in voorbereiding heeft.
De voorzitter:
Mevrouw Bromet.
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Voorzitter. Dank aan de Minister voor de beantwoording. Ik wens haar veel succes bij de telefonische conferentie en een fijn reces.
De voorzitter:
Ik zie af van een tweede termijn en geef het woord aan de Minister. Mevrouw Lodders moet helaas de vergadering verlaten.
Minister Schouten:
Er was een vraag over de derogatie. De heer Wassenberg heeft er een beetje patent op om mijn woorden elke keer naar zich toe te draaien. Ik vind dat echt bezwaarlijk of ergerlijk, laat ik het zo maar zeggen. Ik heb niet gezegd dat er geen derogatie meer komt. Ik heb gezegd dat de derogatie geen vanzelfsprekendheid is en dat ik net kan doen alsof dat wel zo is, maar dan overvallen de zaken ons weer, precies de discussie die hier ook plaatsvindt. Ik zeg: let op, het wordt er niet makkelijker op, de komende jaren. Er wordt ook echt scherper naar gekeken. Ik blijf laten zien dat derogatie goed is voor de waterkwaliteit. Dat blijven wij ook wetenschappelijk onderbouwen. Ik hoop dat de heer Wassenberg ook onderkent dat de wetenschappelijke informatie laat zien dat derogatie goed is voor de waterkwaliteit. Dat hoor ik hem namelijk ook niet zeggen. Tegelijkertijd is het een breder vraagstuk dat in Europa speelt en waar echt wel druk op zit. Dat was mijn statement en als de heer Wassenberg daar andere woorden in meent te horen, dan is dat voor zijn rekening. Dat was niet wat ik heb gezegd.
Dan de stillegregeling. De middelen zijn nu ingezet voor corona. Die coronacrisis hadden wij natuurlijk ook niet voorzien. Daar zaten middelen en die hebben wij direct ingezet, omdat de nood nu heel hoog is. Ik heb op dit moment geen andere middelen om weer een stillegregeling naar aanleiding van de brexit te financieren, daar ben ik eerlijk in. We kijken wel of er op Europees niveau nog mogelijkheden zijn. We hebben wel een Noordzeeakkoord, waarmee wij aan de ene kant perspectief proberen te bieden en aan de andere kant geld beschikbaar stellen als bedrijven willen stoppen. Dat is te meer reden om te zorgen dat er een akkoord komt. Dat is echt van het grootste belang.
De heer Von Martels heb ik niet echt een vraag horen stellen.
De heer Madlener stelde nog een vraag over een cocktail van middelen. Ik zal kijken of ik die mee kan nemen in de brief over de beoordeling van gewasbeschermingsmiddelen.
Ik heb net toch nog gehoord dat de 1.500 uur van de NVWA een extra inzet is voor deze zomer in verband met de hitte. Ik weet niet of we dat moeten omrekenen in fte, maar het zijn 1.500 uur.
Ten aanzien van het reces: dat wens ik iedereen ook toe. Ik moet zeggen dat ik, ook een beetje afgaande op dit overleg, zomaar de indruk heb dat iedereen daar ook wel aan toe is. Iedereen kan dan ook gewoon even de tijd nemen om te reflecteren op alle woorden die hier en daar ook weleens worden gesproken, maar vooral om weer goede plannen te verzinnen voor de landbouw, de visserij en de tuinbouw, om op die manier ook weer fris het nieuwe jaar in te gaan.
De voorzitter:
Dank aan de Minister. Voordat ik de vergadering ga sluiten, noem ik de toezeggingen.
– Aan de heer Wassenberg en mevrouw Lodders: op korte termijn stuurt de Minister een brief over hitte en dierenwelzijn, waarin ook zal worden ingegaan op de extra controles die de NVWA uitvoert op warme dagen.
– Aan de heer Bisschop: na de zomer stuurt de Minister een reactie op de aanbevelingen uit de Europese evaluatie van de gewasbeschermingsmiddelenverordening.
– Aan de heer Bisschop: voor de begrotingsbehandeling stuurt de Minister een reactie op het rapport over de financiering van landbouwinvesteringen.
– Aan de heer De Groot: na het reces informeert de Minister de Kamer naar aanleiding van de motie over een verduurzaming van de supermarkten, waarin ook wordt ingegaan op de gedragscode.
– Aan mevrouw Lodders en de heer Madlener: in het uitvoeringsprogramma van de Toekomstvisie gewasbescherming wordt ook een vergelijking gemaakt tussen het nationale toelatingsbeleid van de verschillende lidstaten en wordt ook ingegaan op de cocktailproblematiek.
– De heer Wassenberg heeft een VAO aangevraagd voor kort na het reces.
Ik wens eenieder een zeer gezond reces toe, voor zover u geen vergadering hebt. Dit was de laatste vergadering van de commissie voor LNV. Ik dank de Minister en de collega's voor hun inbreng.
Sluiting 12.33 uur.