[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Toepassing artikel 1 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid

Maatregelen verkeersveiligheid

Brief regering

Nummer: 2020D29372, datum: 2020-07-10, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-29398-842).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 29398 -842 Maatregelen verkeersveiligheid.

Onderdeel van zaak 2020Z13831:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2019-2020

29 398 Maatregelen verkeersveiligheid

25 295 Infectieziektenbestrijding

Nr. 842 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 juli 2020

Deze brief strekt ertoe uw Kamer in kennis te stellen van het feit dat een algemene maatregel van bestuur in voorbereiding is die met toepassing van artikel 1 van de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid, niet zal worden voorgehangen bij uw Kamer.1 De reden hiervoor is gelegen in de noodzaak de algemene maatregel van bestuur met ingang van 1 september 2020 in werking te laten treden. Inwerkingtreding op een later stadium zal tot gevolg hebben dat rijbewijzen en daarop vermelde codes 95 ongeldig worden. Dat heeft nadelige consequenties voor die rijbewijshouders, zeker in een tijd, waarin wordt aangeraden zo min mogelijk gebruik te maken van het openbaar vervoer.

Achtergrond

In mijn brief van 15 april jl.2 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de coulanceregeling voor rijbewijshouders van wie de geldigheidsduur van het rijbewijs is verstreken in de periode van 16 maart tot 1 juni 2020. Dit betekent dat deze groep rijbewijshouders in Nederland met een verlopen rijbewijs kon blijven rijden tot 1 juni 2020. Dit was ook van toepassing op in Nederland verblijvende EU-onderdanen met een verlopen rijbewijs van een andere lidstaat. Mensen met een verlopen rijbewijs waarvan de geldigheidsduur korter was dan vijf jaar, waren uitgesloten van deze coulance.

Op 28 mei jl. is een Europese verordening3 (verder: de verordening) in werking getreden. Hierin is geregeld dat Europese rijbewijzen, en codes 95, worden verlengd, mits de geldigheid van dat rijbewijs of die code verloopt of is verlopen tussen 1 februari en 1 september 2020. Is dat het geval, dan wordt de geldigheidsduur van het rijbewijs of de code 95 vanaf de verloopdatum nog met zeven maanden verlengd. De houder kan gedurende die verlenging ook binnen de Europese Unie rijden. In tegenstelling tot bij de nationale coulance geldt deze verordening ook voor mensen waarvan het rijbewijs korter dan vijf jaar geldig is.

De verordening biedt daarnaast lidstaten de mogelijkheid om de in de verordening genoemde termijnen te verlengen, met een maximum van zes maanden, als dat gelet als gevolg van maatregelen ter bestrijding van COVID-19 nodig is. De Europese Commissie dient toestemming te geven voor een dergelijke verlenging.

Nederland is voornemens van deze mogelijkheid gebruik te maken.

Daartoe is een ontwerpbesluit opgesteld. Op 3 juli jl. heeft de ministerraad ingestemd met dit ontwerpbesluit en met het vragen van spoedadvies aan de Afdeling advisering van de Raad van State. Tevens is een verzoek om instemming inmiddels aan de Europese Commissie voorgelegd.

Korte inhoud van het ontwerpbesluit

De belangrijkste elementen van dit ontwerpbesluit zijn de volgende:

• De geldigheidsduur van het rijbewijs voor de categorieën AM, A1, A2, A, B, BE, C1, C1E, C, CE, D1, D1E, D of DE wordt verlengd, indien het rijbewijs:

a. op of na 1 februari 2020 maar voor 1 september 2020 zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidstermijn, met drie maanden, met ingang van de dag na de datum waarop de administratieve verlenging op grond van artikel 3, eerste lid, van Verordening (EU) 2020/698 is verstreken;

b. op of na 1 september 2020 maar voor 1 maart 2021 zijn geldigheid verliest door het verstrijken van de geldigheidstermijn, met drie maanden, met ingang van de dag na de datum waarop het rijbewijs zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidstermijn.

• De verlenging op grond van de verordening, alsmede de verlenging op grond van het ontwerpbesluit zijn van overeenkomstige toepassing op rijbewijzen voor de nationale rijbewijscategorie T.

• De verlenging op grond van het ontwerpbesluit is van overeenkomstige toepassing op houders van rijbewijzen, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een lidstaat van de Europese Unie, een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland.

• Voor code 95 is een vergelijkbare voorziening is getroffen als hiervoor is aangegeven voor de rijbewijzen.

• Een voorziening is getroffen voor de verlenging van de geldigheid van theoriecertificaten en slagingen voor deelpraktijkexamens.

• In verband met de verlenging van de geldigheidsduur is de termijn waarbinnen het CBR moet beslissen op een ingediende eigen verklaring ten behoeve van registratie van een verklaring van geschiktheid verlengd tot 12 maanden na ontvangst van die eigen verklaring.

• De geldigheid van een APK-keuringsbewijs kan op verzoek van de betrokkene door de RDW met drie maanden worden verlengd, indien eigenaar of houder van het voertuig niet in de gelegenheid is het voertuig voor het einde van de geldigheidsduur te laten keuren vanwege de uitoefening van een cruciaal beroep of omdat de eigenaar of houder of het voertuig zich in het buitenland bevindt en het aannemelijk is dat het voertuig niet op enigerlei wijze ter keuring kan worden aangeboden.

Onderbouwing

Het besluit zal gelden tot 1 maart 2021. Gebruik wordt gemaakt van de termijn die wordt geboden in Verordening (EU) 2020/698. De reden hiervoor is gelegen in het feit dat naar verwachting pas eind eerste kwartaal 2021 de achterstanden zullen zijn weggewerkt en het kabinet zoveel mogelijk wil voorkomen dat rijbewijshouders hiervan de dupe worden.

Als gevolg van de COVID-19-maatregelen was het aantal keuringsverslagen en medische rapporten dat bij het CBR is ingediend gedurende de periode dat de maatregelen van kracht waren aanzienlijk lager dan gemiddeld (circa 45.000 lager). Dit verschil laat zich niet anders verklaren dan door de plotselinge daling van de keuringscapaciteit. Deze uitgestelde keuringen (voor een klein deel van kandidaten die voor het eerst een rijbewijs willen halen) moeten dus alsnog plaatsvinden en komen bovenop de reguliere instroom van keuringen van rijbewijshouders (circa 10.000 per week) die een eigen verklaring bij het CBR hebben ingediend en van wie het rijbewijs later verloopt. Keuringen zijn weliswaar weer gestart met ingang van 11 mei 2020, maar niet alle artsen zijn daarmee direct van start gegaan en ook niet alle rijbewijshouders konden en kunnen direct terecht bij de arts. Daar komt bij dat sommige rijbewijshouders meerdere keuringen dienen te ondergaan. Om de achterstanden bij de keuringen in te lopen, zal voor een bepaalde periode zelfs boven de 100% moeten worden gekeurd. Daarmee is de verwachting dat het nog enige tijd zal duren voordat de instroom van medische rapporten bij het CBR is genormaliseerd.

Het is onduidelijk in welke mate en met welke snelheid de inzet van keuringsartsen en medisch specialisten ten behoeve van keuringen zich gaat herstellen. Aangenomen wordt dat er over het geheel genomen sprake zal zijn van een (weliswaar afnemende) schaarste in keuringscapaciteit ten opzichte van een toegenomen vraag vanuit de coronamaatregelenperiode. Het is daarom de verwachting dat, ook nu de instroom van het aantal keuringsverslagen en medische rapporten weer op het oude niveau is, het nog tot in het eerste kwartaal van 2021 zal duren voordat de na-effecten van de uitgestelde keuringen zijn opgelost. Hierbij wordt rekening gehouden met een structureel verhoogde terugstroom van 5 à 10% van keuringsverslagenen medische rapporten. Het CBR gaat ervan uit dat de achterstand in het aantal uit te voeren keuringen op 1 december 2020 nog 20.000 bedraagt. Uitgaande van het feit dat het dus nog tot in het eerste kwartaal 2021 zal duren voordat het keuringssysteem weer op het oude niveau is, lijkt het aannemelijk dat ook mensen van wie het rijbewijs na 1 december 2020 verloopt hiervan last zullen ondervinden.

Dit laat uiteraard onverlet dat, zoals ook is afgestemd met het Ministerie van Justitie en Veiligheid, het uitgangspunt is dat de achterstanden zo snel mogelijk worden weggewerkt en dat de termijn van zes maanden een vangnetconstructie is voor die rijbewijzen die na 1 december 2020 verlopen en waarvan de houder voor die datum nog niet kon worden gekeurd. Het CBR prioriteert op de verloopdatum van het rijbewijs en neemt vanaf medio april een keuringsverslag dat binnenkomt in relatie tot een verlopen rijbewijs (vrijwel) direct in behandeling. Dit geldt derhalve ook voor rijbewijzen met een geldigheidsduur korter dan vijf jaar. Vanuit een oogpunt van verkeersveiligheid is het immers van belang dat de houders van deze rijbewijzen zo snel mogelijk worden gekeurd.

Wat de cursussen voor de nascholing betreft is het, kijkend naar de beschikbaarheid van die nascholing, lastig te beargumenteren dat een verlenging van de geldigheidsduur van de code 95 met drie maanden ook zou moeten gelden voor chauffeurs van wie de code na 1 december 2020 verloopt. Omdat de looptijd van de code 95 in de meeste gevallen is gekoppeld aan die van het rijbewijs, is het verdedigbaar om deze mogelijkheid te bieden om te voorkomen dat chauffeurs twee keer de gang naar het gemeentehuis moeten maken (namelijk een keer voor het «verzilveren» van hun nieuwe code 95 en daarna nog een keer voor het verlengen van het rijbewijs).

Een brief met gelijke strekking is tevens gezonden aan de Voorzitter van de Eerste Kamer.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga


  1. Wet van 22 april 2020, houdende tijdelijke voorzieningen op het terrein van het Ministerie van Justitie en Veiligheid in verband met de uitbraak van COVID-19 (Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid) (Stb. 2020, nr. 124).↩︎

  2. Kamerstukken 29 398 en 25 295, nr. 817.↩︎

  3. Verordening (EU) 2020/698 van het Europees parlement en de Raad van 25 mei 2020 tot vaststelling van specifieke en tijdelijke maatregelen naar aanleiding van de COVID-19-uitbraak in verband met de vernieuwing of verlenging van bepaalde certificaten, getuigschriften en vergunningen, en het uitstel van bepaalde periodieke controles en periodieke opleidingen op bepaalde gebieden van de vervoerswetgeving (PbEU 2020, L 165).↩︎