[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Inbreng verslag schriftelijk overleg, over de geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad 20 juli 2020

Inbreng verslag schriftelijk overleg

Nummer: 2020D29800, datum: 2020-07-14, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2020Z13930:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Verslag van een schriftelijk overleg

Binnen de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit hebben de onderstaande fracties de behoefte vragen en opmerkingen voor te leggen aan de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de geannoteerde agenda voor de Landbouw- en Visserijraad op 20 juli 2020 (Kamerstuk 21 501-32, nr. ??) en het verslag van de videoconferentie van de EU Landbouw- en Visserijministers op 29 juni 2020 (Kamerstuk 21 501-32, ??).

De op 14 juli 2020 toegezonden vragen en opmerkingen zijn met de door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit bij brief van … toegezonden antwoorden hieronder afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Kuiken

Adjunct-griffier van de commissie,

Goorden

Inhoudsopgave

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie

II Antwoord / Reactie van de minister


I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie spreken nogmaals hun teleurstelling en ongenoegen uit over de gang van zaken met betrekking tot het aanleveren en beschikbaar stellen van stukken ter voorbereiding op de Landbouw- en Visserijraad. Voor een gedegen voorbereiding is het belangrijk dat stukken tijdig beschikbaar zijn. Mocht dat om welke reden niet lukken, dan hechten deze leden aan communicatie over waarom het niet lukt. De minister heeft in aanloop naar de vorige Landbouw-Visserijraad beterschap beloofd. Helaas zien deze leden daar nu niets van terug. Zij hebben een aantal vragen.

Op 29 juni 2020 vond de informele videoconferentie plaats. Kan de minister aangegeven wie het verslag heeft opgesteld, wanneer dit gereed was en waarom dit pas na de deadline (13 juli 2020, 14.00 uur) voor een inbreng ter voorbereiding op de Landbouw- en Visserijraad van 20 juli 2020 met de Kamer werd gedeeld? Is de minister het met de leden van de VVD-fractie eens dat het verslag van een (informele) videoconferentie of (informele) Landbouwraad zo spoedig mogelijk met de Kamer gedeeld zou moeten worden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kan de minister aangeven wanneer zij in de toekomst een verslag van de Raad met de Kamer zal delen?

Verslag van de videoconferentie voor de EU Landbouw- en Visserijministers op 29 juni 2020

In de geannoteerde agenda van de videoconferentie op 29 juni is beschreven dat de voortgangsrapportage Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) nog niet voorhanden was. In het verslag lezen de leden van de VVD-fractie dat er een voortgangsrapportage is opgesteld door het Kroatisch voorzitterschap en dat het Duits voorzitterschap voornemens is aan te sturen op een algemene oriëntatie tijdens de Raad in oktober. Verder lezen deze leden dat de meeste lidstaten zich goed konden vinden in de geschetste stand van zaken. Deze leden vragen naar de voortgangsrapportage. Is de minister bereid deze met de Kamer te delen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom is deze niet eerder gedeeld? Deelt de minister de mening dat de voortgang op het GLB en het werken naar een oriëntatie een belangrijk moment is en dat de informatie hierover actief gedeeld zou moeten worden? Zo nee, waarom niet? Deze leden lezen dat de meeste lidstaten zich goed konden vinden in de geschetste stand van zaken. Welke lidstaten hadden vragen en/of bedenkingen of waren kritisch over de voortgang? Wat was de inhoud van de bedenkingen of kritische noot? Kan de minister aangeven welke onderwerpen een verdere discussie behoeven?

De leden van de VVD-fractie lezen dat ten aanzien van de groene architectuur in het GLB de lidstaten over het algemeen geen voorstander meer zijn van een minimumpercentage voor klimaat- en leefomgevingsuitgaven voor het gezamenlijke budget van de eerste en tweede pijler. Welke positie heeft Nederland hier ingenomen, welke positie kiest Nederland bij de (informele) gesprekken in aanloop naar de Landbouw- en Visserijraad en welke positie kiest Nederland tijdens de Raad als dit onderwerp (informeel) aan de orde komt? Onderschrijft de minister nog steeds het uitgangspunt (zoals meerdere keren door deze leden is aangegeven) dat er eerst duidelijkheid moet zijn over de omvang van het budget alvorens overgegaan kan worden tot het oormerken van middelen? Zo nee, waarom niet?

De leden van de VVD-fractie vragen om meer inzicht in de wijzigingen in de systematiek van het stelsel van indicatoren voor het nieuwe prestatiemodel. Hoe ziet dit gewijzigde model eruit? Kan de minister aangeven of ook Nederland zich geschaard heeft bij de lidstaten die vragen om een verdere vereenvoudiging zodat administratieve lasten zo veel mogelijk beperkt worden? Zo ja, hoe is het krachtenveld? Zo nee, waarom niet?

In het schriftelijk overleg van 13 juli jl., waar het BNC-fiche over de Van boer tot bord-strategie geagendeerd staat, hebben de leden van de VVD-fractie al een aantal zorgen geuit. Deze leden vinden het jammer dat in het voorliggende verslag ten aanzien van Van boer tot bord-strategie niet gerept wordt over de positie van de boer. Is de minister bereid om bij de toekomstige besprekingen de positie van de boer, het verdienmodel en de relatie tot de keten mee te nemen? Zo nee, waarom niet? Kan de minister de doelstellingen achter de Van boer tot bord-strategie en de impact van de strategie op de Nederlandse landbouw verder verduidelijken?

De minister heeft eerder en ook nu aangegeven het belang te zien van een minimumbudget voor ecoregelingen. Kan de minister aangeven op basis van welke (wetenschappelijke) onderbouwing aangetoond is dat ecoregelingen ook werken in de praktijk? Is de minister bereid om een quickscan uit te laten voeren naar het betalen voor ecoregelingen en de opbrengst op de gestelde doelen?

Het lijkt in het verslag dat Nederland alleen staat in haar kritiek op de vereenvoudiging van de prestatiemodel, terwijl eerder in het verslag de indruk gewekt wordt dat het om verschillende lidstaten gaat. Kan er een precieze duiding gegeven worden over de wijzigingen in het prestatie model? Wat is de beweegreden van een meerderheid van de lidstaten om te kiezen voor (verdere) vereenvoudiging en daarbij ogenschijnlijk (volgens de positie van Nederland) het gelijke speelveld uit het oog verliezen?

Kan de minister aangeven wat zij bedoelt met de zinsnede: “Ten aanzien van de onderhandelingen over het Meerjarig Financieel Kader (MFK) heb ik mijn standpunt herhaald dat de ambities van het toekomstig GLB losstaan van de uitkomst van de onderhandelingen over het MFK”? Betekent dit dat de ambities verder kunnen reiken dan er (financiële) mogelijkheden zijn binnen het MFK en het GLB? Kan de minister aangeven hoe zij haar ambities wil financieren?

De leden van de VVD-fractie maken zich zorgen over het standpunt van de Europese Commissie om de ambities uit de Van boer tot bord-strategie terug te laten komen in de Nationale Strategische Plannen (NSP’s). Deelt de minister het standpunt dat voorstellen uit de Van boer tot bord-strategie eerst in wetgeving verankerd moeten zijn alvorens deze onderdeel van het beleid kunnen zijn? Zo nee, op welke manier worden bijvoorbeeld de financierbaarheid, de samenhang, de positie van de boer, voedselveiligheid en de beschikbaarheid van voedsel geborgd?

De leden van de VVD-fractie lezen in het verslag van de videoconferentie dat meerdere lidstaten hebben gewezen op de bijzondere omstandigheden van de COVID-19-crisis, de Brexit en de sociaaleconomische gevolgen voor vissers van deze omstandigheden. Deze leden hebben in een eerder overleg dit punt eveneens aangedragen en daarbij gevraagd om rekening te houden met deze omstandigheden bij het vaststellen van de vangstquota voor 2021 en de overdracht van ongebruikte quota van 2020 naar 2021. Hierbij zou de grootst mogelijke flexibiliteit gehanteerd moeten worden, om te voorkomen dat vissers ten onrechte inkomsten mislopen omdat zij gedurende een lange periode in 2020 niet konden uitvaren. Deelt de minister deze mening en is zij bereid om bij de lopende gesprekken over het vaststellen van de vangstmogelijkheden deze opvatting voortdurend over te brengen, om zo de Nederlandse vissers zo veel mogelijk te ondersteunen en vrijheid te bieden? Welk flexibiliteitsniveau stelt zij zich hierbij ten doel?

Met betrekking tot de lopende wetgevingsdossiers voor onder andere het nieuwe Europees Maritiem, Visserij- en Aquacultuur Fonds (EMVAF) merken de leden van de VVD-fractie op dat modernisering van de vloot en een duurzame visserij nu juist de zaken waren die de Nederlandse innovatie op het gebied van pulsvisserij mogelijk hebben gemaakt. Deze leden hebben in dit kader al herhaaldelijk gepleit voor een verdeling van de gelden uit dit fonds waarbij rekening gehouden wordt met de onnodige kosten die Nederlandse vissers hebben moeten dragen als gevolg van het onterecht verbieden van pulsvisserij. Zij lezen in het verslag echter niet terug dat de minister dit heeft aangedragen. Kan zij hierop ingaan? Kan de minister ook toelichten hoe zij bij het verdere proces rondom de totstandkoming en invulling van EMVAF, naar verwachting in 2021, uitvoering zal geven aan de motie van het lid Agnes Mulder c.s. (Kamerstuk 33450, nr. 69), mede ingediend door de VVD, die haar oproept Europese gelden voor de visserij waar mogelijk naar voren te halen?

Met betrekking tot de aanlandplicht vernemen de leden van de VVD-fractie graag van de minister hoe door andere lidstaten is gereageerd op haar pleidooi om verdere alternatieven voor de aanlandplicht te verkennen, temeer nu in het verslag eveneens te lezen valt dat meerdere lidstaten hun steun hiervoor hebben uitgesproken. Hoe is het krachtenveld in de Raad met betrekking tot een herziening van de onwerkbare aanlandplicht?

Ten aanzien van het pulsverbod missen de leden van de VVD-fractie hoe de inzet van de minister op dit punt vorm heeft gekregen. Zij heeft eerder toegezegd dat zij het onderzoek van de International Council for the Exploration of the Sea (ICES), waaruit bleek dat pulsvisserij een verantwoord alternatief voor traditionele visserij is en bovendien minder impact heeft op ecologie en milieu, tijdens de Raden in juni en juli van dit jaar onder de aandacht zou brengen. Kan de minister toelichten hoe dit gebeurd is? Kan zij toelichten hoe andere lidstaten die in het verleden hun steun hebben uitgesproken voor een verbod op pulsvisserij, zoals Frankrijk, hebben gereageerd op dit onderzoek van ICES? Kan de minister daarnaast schetsen wat het wetgevingstraject binnen de EU nu is om het pulsverbod zo snel mogelijk van tafel te krijgen? Is inmiddels toegezegd dat het ICES-onderzoek meegenomen zal worden in de verantwoordingsrapportage van de verordening Technische Maatregelen waarin het pulsverbod is vastgelegd? Zo ja, welk gevolg zal dit hebben voor het verdere proces van herziening van deze verordening ten aanzien van het pulsverbod? Zo nee, waarom niet? Op welke termijn kan een herziening van deze verordening vormkrijgen op het moment dat na het afronden van de voortgangsrapportage blijkt dat het pulsverbod inderdaad onrechtvaardig voor de Nederlandse vissers is en schadelijk voor ecologie en milieu?

Geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad van 20 juli

De leden van de VVD-fractie lezen dat de Raad van gedachten zal wisselen over de groene architectuur, die verwijst naar de samenhang van maatregelen binnen het GLB met betrekking tot klimaat- en leefomgeving. Deze leden maken zich zorgen over de keuzes die nu al gemaakt worden voor een te oormerken bedrag voor ecoregelingen. Zij zijn van mening dat er eerst duidelijkheid moet zijn over de omvang van het GLB-budget en dat daarna eerst een inhoudelijke afweging gemaakt zal moeten worden over de inzet van middelen. Daarbij hebben zij eerder de vraag gesteld over het bewezen nut van het betalen van ecoregelingen. Deskundigen zijn niet onverdeeld positief over ecoregelingen. Daarnaast maken deze leden zich zorgen over het pleidooi van de minister voor een hoger percentage dan 30%. Waarop is deze inzet gebaseerd? Wil de minister de analyse van haar pleidooi tot verhoging van het percentage voor ecoregelingen met de Kamer delen? Wat zijn de voor- en nadelen van het pleidooi? Kan de minister aangeven waarom de Kamer niet eerst een inhoudelijke discussie kan voeren na vaststelling van het GLB-budget over de verschillende wensen die er zijn, de prioritering en de betaalbaarheid? Temeer omdat ook uit deze geannoteerde agenda weinig zorg blijkt voor de primaire sector en de boeren die deze diensten moeten leveren.

De leden van de VVD-fractie vragen een uitgebreide toelichting op de huidige status van de Verordening voor de Strategische Plannen, alsmede het geïntegreerde beheers- en controlesysteem (GBCS) en de conditionaliteit van de Horizontale Verordening. Deze leden vinden dat er onvoldoende informatie beschikbaar is om een oordeel te vellen wat de status is en welke boodschap zij mee willen geven. Dit geldt ook voor het standpunt van Nederland dat gemiddelde eenheidsbedragen in de verantwoordingssystematiek gebruikt kunnen worden, vanwege onder andere het collectieve stelsel in het agrarisch natuur- en landschapsbeheer in Nederland. Zij ontvangen hierover graag een uitgebreide toelichting. Zij zijn van mening dat hier ter voorbereiding op een volgende Raad input gegeven kan worden en dat deze dan ook betrokken kan worden bij de gedachtevorming of besluitvorming.

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de voorgenomen Nederlandse standpunten inzake de onderwerpen die ter stemming worden voorgelegd aan het eerstvolgende Standing Committee on Plants, Animals, Food and Feed (SCoPAFF) over regelgeving voor gewasbescherming. Deze leden constateren dat de minister de standpunten van het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden Ctgb volgt. Wel maken zij zich zorgen over de trend dat veel werkzame stoffen niet in aanmerking komen voor een (hernieuwde) toelating of goedkeuring. Zij geven rekenschap van het feit dat de beoordeling conform EU-regelgeving (Verordening EG 1107/2009) wordt ingevuld en dat deze besluiten hoofdzakelijk op basis van de risico’s voor mens, dier en milieu worden beoordeeld en niet op de landbouwkundige noodzaak, waarmee een bijdrage wordt geleverd aan de voedselveiligheid en voedselvoorziening. De toelating van laagrisicomiddelen en/of groene middelen vindt maar mondjesmaat plaats en daarmee loopt de Nederlandse en Europese landbouw een risico. Wil de minister reflecteren op het risico voor de voedselveiligheid en voedselvoorziening? Waarom komen alternatieven maar mondjesmaat door? Deze leden realiseren zich dat de industrie middelen moeten aandragen, maar wat kan de minister zelf doen om te zorgen dat het aanbod voor de productie van een veilige voedselvoorziening niet in het geding komt? Kan de minister bevestigen dat alle oordelen gebaseerd zijn op wetenschappelijke analyses? Zo nee, waarom niet en over welke middelen/werkzame stoffen gaat het dan? Tot slot vragen deze leden of de minister kan garanderen dat, als werkzame stoffen niet door de herbeoordeling komen, dit voor alle Europese lidstaten geldt. Zo nee, waarom niet?

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van D66-fractie hebben de geannoteerde agenda voor de Raad van 20 juli en het verslag van de videoconferentie van 29 juni ontvangen en hebben hierover nog enkele vragen.

Gang van zaken

De leden van de D66-fractie betreuren de huidige gang van zaken. Waarom zijn de geannoteerde agenda voor de Landbouw- en Visserijraad en het verslag van de voorgaande Raad pas na de deadline voor de inbreng van het schriftelijk overleg gedeeld met de Kamer? Is de minister het met deze leden eens dat op deze manier de Kamer niet goed haar werk kan doen? Kan de minister toezeggen dat dit in de toekomst niet nogmaals gebeurt?

GLB en NSP

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het feit dat het Duits voorzitterschap momenteel bekijkt hoe de ambitie op het gebied van klimaat en leefomgeving binnen het toekomstige GLB vormgegeven kan worden. Deze leden vinden het positief dat de minister zich zal inzetten voor groene ambities in het nieuwe GLB en dat zij zal pleiten voor het verhogen van het percentage te oormerken budget in de tweede pijler voor groene maatregelen. Welk percentage is de minister van plan te bepleiten voor het verhogen van het te oormerken budget in de tweede pijler?

De leden van de D66-fractie lezen dat de minister stelt dat steun vanuit het nieuwe GLB gebonden is aan ‘verhoogde conditionaliteit zijnde voorwaarden op het gebied van onder andere klimaat – en leefomgeving’. Deze leden zijn van mening dat inkomenssteun sterk gekoppeld moet worden aan vergroeningsmaatregelen en dat het van belang is dat deze steun bijdraagt aan de omslag naar kringlooplandbouw. Hierbij is het essentieel dat afdwingbare eisen worden gesteld. Zij vernemen dat de lidstaten over het algemeen geen voorstander meer zijn van één minimumpercentage voor klimaat- en leefomgevingsuitgaven voor het gezamenlijke budget van de eerste en tweede pijler van het GLB. Wat wordt de inzet van de minister om te verzekeren dat groene ambities toch worden geborgd binnen het nieuwe GLB?

De minister geeft aan dat lidstaten in hun NSP’s dienen aan te geven hoe zij aan de gestelde voorwaarden in het GLB gaan voldoen. Deze leden zijn van mening dat binnen de NSP’s rekening gehouden moet worden met de cohesie tussen de eisen die verschillende lidstaten stellen. Het is immers essentieel dat een einde komt aan de hectaresubsidies zoals wij deze nu kennen, zodat de steeds intensievere landbouw niet meer ten koste gaat van natuur en biodiversiteit.

De leden van de D66-fractie vinden het positief dat de Europese Commissie heeft aangegeven dat de ambities voor de Van boer tot bord-strategie zichtbaar moeten worden in de NSP’s. Daarnaast signaleren deze leden dat de Europese Commissie heeft laten weten dat lidstaten gezamenlijk een politiek besluit moeten nemen ten aanzien van de discussie over externe convergentie. Hoe schat de minister de uitkomst van de onderhandelingen over externe convergentie in?

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie

De leden van de GroenLinks-fractie hebben in het algemeen overleg over de vorige Landbouw- en Visserijraad al aangegeven dat het heel vervelend is dat de stukken steeds zo laat aangeleverd worden. De minister beloofde dit te verbeteren. De collega’s hebben hier gisteren nogmaals schriftelijk aandacht voor gevraagd. Deze leden vinden het onaanvaardbaar dat er nog steeds geen verbetering heeft plaatsgevonden en wijzen de minister erop dat zij hierdoor hun controlerende functie niet voldoende kunnen uitvoeren.

De leden van de GroenLinks-fractie zijn zeer bezorgd over de brief die binnen is gekomen over de bijeenkomst van het SCoPAFF en wat daarin ten aanzien van het bijenrichtsnoer beschreven wordt. Nederland lijkt hierbij te kiezen voor een afgezwakte versie van het bijenrichtsnoer uit 2013. Deze leden vragen zich af waarom voor deze optie gekozen is en welke andere opties hier nog besproken zijn. Kan de minister hier uitgebreid op ingaan? Vooral ook omdat in de brief maar één optie besproken wordt, terwijl er meerdere opties aan de Europese Commissie zijn voorgelegd. Daarom lijkt het bespreken van één optie niet erg transparant, terwijl burgers juist heel erg begaan zijn met insecten- en vooral bijensterfte. Welk niveau van bescherming bieden de verschillende opties voor zowel honingbijen als solitaire en andere bijen? In het oorspronkelijke bijenrichtsnoer uit 2013 wordt gesproken over een aanvaardbaar mortaliteitspercentage van 7%. Dat betekent dat een middel toegelaten kan worden als maximaal 7% van de bijen daaraan doodgaat. Dat is al een veel te hoog percentage, zeker in een tijd dat de insectensterfte al zeer hoog is. Welk mortaliteitspercentage wordt er genoemd in de afgezwakte optie waar Nederland voor kiest? Kan de minister hierop ingaan? En kan de minister hierbij, in navolging van het artikel van Follow The Money van vorig jaar, ook ingaan op de overlap die bij deze optie te zien is met het Beehave-programma, dat gefinancierd is door onder andere Syngenta? Op basis van het Beehave-programma zou de acceptabele sterfte van een bijenkolonie wel 20% of soms zelfs hoger kunnen zijn. Vindt de minister dit een acceptabele mortaliteit? Een laatste vraag van deze leden over het bijenrichtsnoer: hoe ziet de minister de keuze en steun voor deze optie ten opzichte van de aangenomen motie van de leden Bromet en Dik-Faber (Kamerstuk 27 858, nr. 477), waarin wordt verzocht in de risicoanalyse rekening te houden met de combinatie van middelen en met de effecten van middelen tijdens de levenscyclus, inclusief reproductie, van insecten? Kan zij schetsen hoe zij invulling heeft gegeven aan deze motie en een laatste stand van zaken geven?

Daarnaast hebben de leden van de GroenLinks-fractie nog enkele andere vragen naar aanleiding van de geannoteerde agenda. Wil de minister tijdens de komende Landbouw- en Visserijraad in de discussie over het GLB pleiten voor het door lidstaten laten vastleggen van doelen in de NSP’s die recht doen aan de specifieke Van boer tot bord-doelen en hun indicatoren? Kan de minister hierbij ingaan op specifiek de doelen voor het gebruik van bestrijdingsmiddelen, antibiotica, het verbeteren van de waterkwaliteit, biologische landbouw en de groen(blauw)e diensten uit deze Van boer tot bord-strategie? Is de minister daarnaast bereid om in het kader van good governance te pleiten voor mechanismen rondom transparantie en het afleggen van verantwoordelijkheid? Kan de minister in dit verband vragen of en, zo ja, hoe de Europese Commissie de verantwoordelijkheid neemt voor het vertalen en publiceren van de ingediende ontwerp NSP’s, de opmerkingen van de Europese Commissie op die ontwerpen en uiteindelijk de publicatie van de definitieve NSP’s? Daarnaast vragen deze leden in hoeverre de minister bereid is op te komen voor het vaststellen van voorwaarden binnen het GLB waardoor de biodiversiteit in het agrarisch gebied niet verder achteruitgaat. Zij wijzen de minister erop dat dit iets anders is dan het pleiten voor de huidige vorm van basisvoorwaarden. Tot slot spreken zij hun steun uit voor de inzet van de minister voor het oormerken van middelen uit de eerste pijler voor ecoregelingen. Hierdoor zullen andere lidstaten ook meer moeten doen. Deze leden wijzen er hier wel op dat dit niet ten koste moet gaan van de basisvoorwaarden van landbouwsteun. Kan de minister garanderen dat de extra middelen in de eerste pijler voor ecoregelingen geen uitruil is in de onderhandelingen om de basisvoorwaarden af te zwakken?

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie

Bijenrichtsnoer

De leden van de Partij voor de Dierenfractie zijn zeer ontsteld en teleurgesteld over de passage over het bijenrichtsnoer in de Kamerbrief over de SCoPAFF-vergadering van juli 2020. Deze leden constateren dat de minister de Kamer onvolledig informeert over het discussiepunt betreffende de benadering om beschermdoelen voor bijen vast te stellen in het kader van de herziening van het bijenrichtsnoer. De minister weidt uit over “een door de EFSA voorgestelde benadering” voor het vaststellen van een acceptabel effect van landbouwgif op bijen. Vervolgens stelt de minister dat het Ctgb positief adviseert over deze benadering, en sluit zij af door te schrijven dat de Nederlandse delegatie voornemens is positief te reageren op deze benadering. Hier wordt volgens deze leden zeer belangrijke informatie weggelaten. Kan de minister bevestigen dat de door haar gepresenteerde benadering slechts een van de vier door de European Food Safety Authority (EFSA) voorgestelde benaderingen was? Kan de minister bevestigen dat de EFSA verschillende benaderingen heeft voorgesteld, elk met de eigen voors en tegens, waaruit de afvaardigingen van de lidstaten een keuze dienen te maken? Kan de minister deze verschillende voorstellen van de EFSA met de Kamer delen? Kunnen deze leden uit de Kamerbrief opmaken dat de keuze van de minister reeds gevallen is op de benadering waarbij een acceptabel effect voor bijen bepaald wordt aan de hand van de natuurlijke variabiliteit van de grootte van de bijenkolonie? Waarom verzwijgt de minister dat dit een keuze was en presenteert zij het alsof het de enige optie was? Waarom vertelt de minister niet het hele verhaal in haar brief aan de Kamer over de SCoPAFF-vergadering? Kan de minister bevestigen dat een van de opties die de EFSA voorstelt de originele benadering is, zoals voorgesteld in het bijenrichtsnoer uit 2013? Zo ja, waarom heeft de minister dit niet vermeld in haar SCoPAFF-brief? Kan de minister zich herinneren dat de Kamer haar middels de aangenomen motie van het lid Ouwehand (Kamerstuk 21501-32, nr. 1175) heeft opgeroepen om zich in te zetten voor de benodigde aanscherping, en dus voor inwerkingtreding van het bijenrichtsnoer als geheel, inclusief de tests op het gebied van chronische toxiciteit en de gevolgen voor solitaire bijen en hommels, uiterlijk eind 2019? In lijn met deze oproep van de Kamer zou de minister haar volledige steun moeten uitspreken voor de optie van de originele benadering uit het bijenrichtsnoer, die nu ook door de EFSA is voorgelegd. Erkent de minister dat zij met de positieve reactie en voorkeur van de Nederlandse delegatie op een alternatief voorstel dat de bescherming van (wilde) bijen en hommels juist afzwakt ten opzichte van het originele bijenrichtsnoer, deze uitspraak van de Kamer negeert? Kan de minister bevestigen dat de optie voor de benadering waarbij een acceptabel effect voor bijen bepaald wordt aan de hand van de “natuurlijke variabiliteit” afwijkt van de benadering in het originele bijenrichtsnoer zoals dat in 2013 door de EFSA is ontwikkeld? Kan de minister bevestigen dat in het originele bijenrichtsnoer het acceptabele effect vooraf werd vastgesteld, namelijk op een niveau van 7%? Verschillende experts hebben destijds uitgesproken dat een limiet van 7% sterfte in een bijenkolonie de maximaal toelaatbare schade is van landbouwgif. Deze leden stellen dat deze limiet geenszins strikt is. Kan de minister bevestigen dat imkers rond 2013 geprotesteerd hebben tegen deze grens van 7%, omdat zij dat een te laag beschermingsniveau vonden? Kan de minister bevestigen dat in de benadering die zij in haar SCoPAFF-brief uiteenzet, het acceptabele effect van landbouwgif op bijen gedefinieerd wordt aan de hand van de variabiliteit die ook op een natuurlijke manier voor kan komen in bijenpopulaties? Kan de minister bevestigen dat deze “natuurlijke variabiliteit” gemodelleerd wordt op basis van veldmetingen? Kan de minister uitsluiten dat (een deel van) deze veldmetingen gedaan zijn in landbouwgebieden waar reeds gespoten wordt? Deelt de minister het inzicht dat dat geen natuurlijke situatie zou zijn en dat een model dat daarop gebaseerd is, niet de “natuurlijke variabiliteit” aangeeft? Kan de minister bevestigen dat zo’n model hele ruime marges op kan leveren, omdat de grootte van kolonies inderdaad kan schommelen? Deelt de minister de mening dat dat in het licht van de huidige uitstervingsgolf en de dramatische afname van insecten zeer onwenselijk is, en dat (solitaire) bijen en hommels juist strengere bescherming nodig hebben? Kan de minister uitsluiten dat het beschermingsniveau met deze benadering losser wordt dan de 7% uit het originele bijenrichtsnoer? Zo ja, hoe? Hoelang denkt de minister dat het duurt voordat een insectensoort is uitgeroeid wanneer bij elke spuitbeurt meer dan 7% van de populatie zou mogen sterven? Kan de minister bevestigen dat de door haar genoemde benadering volledig gebaseerd is op een model dat is ontwikkeld is door de chemische industrie, genaamd Beehave? Vindt de minister het wenselijk dat voor de bescherming van bestuivers een model gebruikt wordt dat ontwikkeld is door een bedrijf dat baat heeft bij de verkoop van landbouwgif, en dus niet onafhankelijk is? Kan de minister bevestigen dat bijenonderzoeker Noa Simon Delso heeft gewaarschuwd dat juist met het Beehave-model “vergiftiging door pesticiden onzichtbaar kan worden”?1 Kan de minister uitleggen waarom er bijvoorbeeld geen door de EFSA ontwikkeld model is voorgesteld? Kan de minister bevestigen dat wanneer gekozen wordt voor de optie met een vaststaand percentage (van bijvoorbeeld 7%), deze ook toepasbaar is op solitaire bijen, omdat gekeken kan worden naar de omvang van de gehele populatie in plaats van naar de kolonie? Deelt de minister het inzicht dat dit dus een nuttige benadering is voor honingbijen, hommels en solitaire bijen? Waarom stelt de minister dan dat de Nederlandse delegatie bij de Europese Commissie en EFSA zal vragen om aanvullende voorstellen om de beschermdoelen voor solitaire bijen vast te stellen? Kan de minister bevestigen dat een dergelijk voorstel reeds sinds 2013 bestaat, omdat dit namelijk het vaststellen van een vast percentage behelst, zoals dat in het originele bijenrichtsnoer was opgenomen? Gaat de minister de reactie van de Nederlandse delegatie in lijn brengen met de uitspraak van de Kamer en positief reageren op het voorstel van de EFSA voor een vooraf vastgesteld percentage (van maximaal 7%) en niet voor een benadering op basis van de “natuurlijke variabiliteit”? Tot slot vragen deze leden de minister of zij – gelet op de urgentie – deze vragen wil beantwoorden voor aanvang van het SCoPAFF-overleg van 16 en 17 juli.

Productie en consumptie van vlees en zuivel

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie zijn verheugd dat het belang van het overstappen naar een meer plantaardig voedselpatroon nu ook is vastgelegd in de Van boer tot bord-strategie. Toch worden er geen maatregelen voorgesteld om de (over)productie en overconsumptie van vlees en zuivel aan te pakken. Niet alleen wordt het enorme aantal dieren in de Europese veehouderij ongemoeid gelaten, op het allerlaatste moment werd zelfs een voorstel om te stoppen met subsidies voor vleespromotie geschrapt uit de plannen van de Europese Commissie.2 Subsidies voor het aanmoedigen van vleesconsumptie terwijl er al te veel vlees wordt gegeten en de rapporten waaruit blijkt dat vanwege klimaat, het milieu, dierenwelzijn en de volksgezondheid zich blijven opstapelen. Deze leden vinden dit volstrekt onverantwoord. De Europese vee-industrie fokt, gebruikt en slacht elk jaar meer dan zeven miljard dieren. Ieder jaar weer. De afgelopen zeven jaar ontving de landbouwsector in de EU zo’n 363 miljard euro. Volgens berekeningen van Greenpeace ging daarvan zo’n 196 miljard euro naar de vee-industrie. Ook in de landbouwplannen voor de komende zeven jaar lijkt het subsidieaandeel voor de vee-industrie niet significant te verminderen. Daarnaast heeft de EU in de afgelopen jaren tientallen miljoenen euro subsidie verstrekt voor “voorlichting en afzetbevorderingsacties” binnen de EU van onder andere kalfsvlees, schapen- en geitenvlees, konijnenvlees, parelhoenders, wild, rundvlees, kip, varkensvlees en vleeswaren, zo bleek eerder dit jaar uit een rapport van Wakker Dier.3 Kan de minister bevestigen dat zij geen voorstander is van subsidies voor het bevorderen van de afzet voor vleesproducten, omdat “juist de eiwittransitie een belangrijk beleidspunt [is] van het ministerie”, zoals een woordvoerder van het ministerie in reactie op dit bericht heeft gesteld? In antwoord op schriftelijke vragen stelde de minister “Dit neemt niet weg dat ik in voorkomende gevallen in EU-verband mijn bezwaren tegen EU-financiering voor promotie van landbouwproducten naar voren blijf brengen”.4 Deze leden vragen de minister hoe vaak en op welke wijze zij bezwaar heeft gemaakt tegen EU-subsidies voor vleespromotie. Ook vragen zij of de minister heeft gehoord van de nieuwe campagne “Let's talk about pork from Europe” die de Europese Commissie nu heeft gelanceerd om de consumptie van varkensvlees te promoten in Zuid-Europese landen.5 Hoe beoordeelt de minister het feit dat deze campagne zich richt op jongeren tot 30 jaar omdat zij in de afgelopen jaren minder varkensvlees zijn gaan eten door berichten over milieu, voedselveiligheid en dierenwelzijn? Heeft de minister in Europa haar bezwaren kenbaar gemaakt tegen deze nieuwe campagne? Zo nee, waarom niet? Kan de minister bevestigen dat bij de campagne “Pork Lovers Europe” als reden voor het voeren van deze campagne onder meer het rapport van het International Agency for Research on Cancer (IARC) wordt genoemd, waarin een verhoogd risico op kanker bij de consumptie van rood en bewerkt vlees werd vastgesteld?6 Kan de minister bevestigen dat mede op basis van dit IARC-rapport het Voedingscentrum aanraadt minder rood en bewerkt vlees, zoals varkensvlees te consumeren?78 Herinnert de minister zich dat zij bij vragen over haar doelstellingen en aanpak voor de transitie naar een meer plantaardig en ook gezonder voedingspatroon, steevast verwijst naar de adviezen van het Voedingscentrum? Erkent de minister dat een daling van de consumptie van varkensvlees door een groter bewustzijn van consumenten over de risico’s hiervan in lijn is met de adviezen van het Voedingscentrum, en eveneens haar eigen doelstellingen dichterbij brengt? Erkent de minister dat een promotiecampagne om het eten van varkensvlees te stimuleren, volledig in strijd is met haar eigen doelstellingen voor de eiwittransitie en voor een gezonder voedingspatroon? Kan de minister bevestigen dat rundvlees in het Werkprogramma 2019 en 2020 als specifiek te promoten product is aangewezen, omdat de vraag naar rundvlees mede daalt vanwege de zorgen van consumenten over het klimaat?9 Erkent de minister dat een dalende consumptie van rundvlees, onder meer vanwege zorgen van consumenten over het klimaat, een positieve ontwikkeling is die helemaal in lijn ligt met de doelstellingen van het Nederlandse klimaatakkoord? Kan de minister bevestigen dat de gesubsidieerde campagne rond de afzetbevordering van kip als doel heeft om in de zes landen waar de campagne wordt gevoerd, waaronder Nederland, de kipconsumptie in zijn algemeenheid, ongeacht land van herkomst, met 1,22% te verhogen?10 Kan de minister bevestigen dat het kabinet consumenten wil aanmoedigen om minder vlees te eten en dat dit onder meer is vastgelegd in de Transitieagenda circulaire economie - biomassa en voedsel, het klimaatakkoord en het preventieakkoord? Kan de minister bevestigen dat de campagne “Er is meer dan vlees” van het Voedingscentrum, waarin wordt gewezen op het feit dat de gemiddelde Nederlander veel meer vlees eet dan gezond voor hem/haar is, door de overheid is betaald?11 Erkent de minister dat subsidies voor reclamecampagnes voor vlees in Nederland, gesubsidieerd door de EU, rechtstreeks ingaan tegen de doelstelling van deze campagne van het Voedingscentrum? Vindt de minister het steken van belastinggeld in enerzijds reclamecampagnes waarin vleesconsumptie wordt gepromoot en anderzijds in voorlichtingscampagnes waarin vleesvermindering wordt gestimuleerd een doelmatige besteding van overheidsgeld? Klopt het dat de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) stelt dat Nederland akkoord is gegaan met het Werkprogramma voorlichting- en afzetbevorderingacties 2019, dat de basis vormde voor de goedkeuring door de Europese Commissie van de bovengenoemde reclamecampagne voor kip in Nederland? Hoe verklaart de minister dit in het licht van haar eigen eerdergenoemde doelstellingen? Gaat de minister zich in Europa voortaan actief verzetten tegen (subsidies voor) campagnes die als doel hebben om de vleesconsumptie in de EU – en in het bijzonder in Nederland – te stimuleren? Zo ja, wat gaat de minister hier concreet tegen doen?

II Antwoord / Reactie van de minister


  1. https://www.ftm.nl/artikelen/dit-afgezwakte-bijenrichtsnoer-mag-de-tweede-kamer-niet-zien?share=1&utm_source=Twitter&utm_medium=social&utm_campaign=TKBijen&utm_content=FTM0615↩︎

  2. https://www.nrc.nl/nieuws/2020/05/20/europese-commissie-stopt-toch-niet-met-subsidie-vleespromotie-a4000367↩︎

  3. https://www.volkskrant.nl/nieuws-achtergrond/we-eten-te-veel-vlees-en-de-eu-betaalt-tientallen-miljoenen-euro-s-om-dit-zo-te-houden~bd375cb3/↩︎

  4. Tweede Kamer, vergaderjaar 2019–2020, Aanhangsel van de Handelingen nr. 2950↩︎

  5. https://www.boerenbusiness.nl/varkens/artikel/10888351/brussel-gaat-karbonade-s-promoten-in-zuid-europa↩︎

  6. https://ec.europa.eu/chafea/agri/en/campaigns/pork-lovers-europe↩︎

  7. https://www.voedingscentrum.nl/nl/gezond-eten-met-de-schijf-van-vijf/wat-staat-er-in-de-vakken-van-de-schijf-van-vijf/vis-peulvruchten-vlees-ei-noten-en-zuivel.aspx↩︎

  8. https://www.voedingscentrum.nl/nl/service/vraag-en-antwoord/gezonde-voeding-en-voedingsstoffen/vergroot-rood-vlees-de-kans-op-kanker.aspx↩︎

  9. https://ec.europa.eu/info/sites/info/files/food-farming-fisheries/key_policies/documents/annex-commission-decision-c2019-8095_en.pdf,

    pagina 5: “European producers of beef are faced with decreasing demand, trade pressure from major competitors, Brexit, environmental and climate change challenges.”↩︎

  10. https://www.avec-poultry.eu/news/open-call-for-evaluation-body-evaluation-of-the-promotion-campaign-eu-poultry-874712/

    “3/ “Outline of the project. (…) The objectives of the campaigns are: (…) 2) Support European poultry sales by maintaining a 1,22% Annual Growth Rate of the EU poultry consumption in volume up to 2021 compared with baselines of the 2020 and 2021 growth rates without the programme in the EU.”↩︎

  11. https://www.voedingscentrum.nl/nl/nieuws/voedingscentrum-lanceert-er-is-meer-dan-vlees-en-geeft-100-shirts-weg.aspx↩︎