Inbreng verslag schriftelijk overleg over verworven recht in de huurtoeslag (Kamerstuk 27926-323)
Huurbeleid
Inbreng verslag schriftelijk overleg
Nummer: 2020D29997, datum: 2020-07-16, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: A. (Anne) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën (Ooit VVD kamerlid)
- Mede ondertekenaar: A.H.M. Weeber, griffier
Onderdeel van zaak 2020Z10629:
- Indiener: K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Medeindiener: A.C. van Huffelen, staatssecretaris van Financiën
- Volgcommissie: vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Financiën
- 2020-06-16 15:45: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2020-06-25 11:30: Procedurevergadering vaste commissie voor Binnenlandse Zaken (via videoverbinding) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2020-07-02 09:15: Procedurevergadering Financiën (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiën
- 2020-07-16 14:00: Verworven recht in de huurtoeslag (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Financiën
- 2021-01-14 13:45: Procedurevergadering Financiën (via videoverbinding) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiën
- 2021-02-03 14:30: Procedurevergadering Financiën (via videoverbinding) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiën
- 2022-09-15 13:05: Aansluitend aan de Stemmingen: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2019-2020 27 926 Huurbeleid Nr. VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld .. 2020 De vaste commissie voor Financiën heeft op 16 juli 2020 enkele vragen en opmerkingen aan de staatssecretaris van Financiën – Toeslagen en Douane voorgelegd over de brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties en van de staatssecretaris van Financiën – Toeslagen en Douane van 10 juni 2020 over ‘Verworven recht in de huurtoeslag’ (Kamerstuk 27 926, nr. 323). De staatssecretaris heeft deze vragen beantwoord bij brief van …... Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt. De voorzitter van de commissie, Anne Mulder De griffier van de commissie, Weeber I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief over de verworven rechten in de huurtoeslag. De leden hebben nog enkele vragen en opmerkingen over deze brief en uitspraken van de Raad van State over dit onderwerp. De leden van de VVD-fractie lezen dat het kabinet nu ook gaat kijken naar de huishoudens met een verworven recht op de huurtoeslag die niet zijn meegenomen in het geautomatiseerde systeem in de periode 2012 tot en met 2016 en daardoor minder gunstig zijn beoordeeld ten opzichte van huishoudens die wel door het geautomatiseerde systeem zijn beoordeeld. Zij vinden dit een terechte stap, gezien de gunstigere uitwerking voor identieke gevallen die wel het geautomatiseerde systeem hebben doorlopen. Zij hebben daarbij nog wel enkele vragen. Hoeveel huishoudens zijn tussen 2012 en 2016 (naar schatting) onterecht benadeeld? Waarom is gekozen voor een knip in 2014 en is ervoor gekozen huishoudens die in 2012 en 2013 zijn benadeeld niet te compenseren? Welke wettelijke ruimte was hiervoor op basis van artikel 5a van de Uitvoeringsregeling Awir in het algemeen en specifiek sub b van dit artikel? Wat is de precieze reden dat het geautomatiseerde systeem toeslagen toekende die niet conform de werkinstructie waren? Zijn door de systeemfout tussen 2012 en 2017 ook onterecht aanvragen voor de huurtoeslag toegekend? Zo ja, om hoeveel huishoudens gaat dit? Wat is de omvang van eventueel onterecht toegekende toeslagen, zowel in totaliteit als gemiddeld per huishouden, en in hoeverre heeft dit tot terugbetalingen geleid? De leden van de VVD-fractie vragen waarom het nog tot 2017 heeft geduurd voordat de Belastingdienst/Toeslagen ontdekte dat er al sinds 2012 met een geautomatiseerd systeem werd gewerkt wat niet aansloot bij het beleid. Hoe is het geautomatiseerde systeem in 2017 aangepast en welke rol heeft dit systeem gehad bij de bevindingen van de Raad van State in de genoemde uitspraak, juist omdat de werkwijze van dit geautomatiseerde systeem en de uitspraak van de Raad van State enige vergelijkbaarheid tonen in de voorgeschreven uitvoering? Welke maatregelen zijn sinds de uitspraak van de Raad van State door de Belastingdienst genomen om ervoor te zorgen dat werkwijze in overeenstemming is met deze uitspraak? In hoeverre zijn deze maatregelen volledig geïmplementeerd? De leden van de VVD-fractie vragen waarom de Belastingdienst wijzigingen in financiële draagkracht van personen die zijn afgewezen op grond van de inkomens- of vermogenstoets niet in haar systemen registreert. Waarom is voor de Belastingdienst niet duidelijk hoeveel mensen recht hebben op het verworven recht op huurtoeslag? Is bij de Belastingdienst bekend hoeveel mensen in de jaren 2012 en 2017 door het geautomatiseerde systeem het verworven recht op huurtoeslag kregen toegewezen en hoeveel niet? De leden van de VVD-fractie vragen voorts welke afspraken zijn gemaakt met organisaties zoals Aedes, de Woonbond en ouderenbonden. Is het de bedoeling dat deze organisaties gericht mensen benaderen? Zijn voor dit doel persoonsgegevens met deze organisaties gedeeld en, zo ja, welke? Welke doelgroep worden deze organisaties geacht te benaderen, anders dan bewoners van sociale huurwoningen? De leden van de VVD-fractie hebben ook kennisgenomen van twee andere uitspraken van de Raad van State over het verworden recht in huurtoeslag van 24 juli 2019. Zij lezen in de uitspraak, waarbij de huurders in het gelijk zijn gesteld, dat ‘de rechtbank geen aanleiding ziet af te wijken van de letterlijke tekst van deze bepaling (red. artikel 12, tweede lid, aanhef en onder c, wet op de Huurtoeslag (Wht))’ en in de andere uitspraak over dit punt dat ‘de Afdeling dan ook in de systematiek van de Wht geen aanleiding ziet af te wijken van de letterlijke tekst van artikel 13, tweede lid aanhef en onder c, van de Wht’. De leden vragen zich af wat deze precieze uitleg van beide gerechtelijke uitspraken zegt over voorgaande vergelijkbare zaken, waarbij de uitspraken plaatsvonden op basis van ‘interpretatie’? Als de Raad van State in dit geval de letterlijke tekst in de wet volgt en de staatssecretaris van Financien aangeeft pas sinds deze uitspraken van de Raad van State het beleid heeft aangepast, is de vraag op basis waarvan de eerdere rechterlijke uitspraken op dit punt dan tot stand zijn gekomen? Waarom zijn huurders die dit aanvochten bij welke rechtbank dan ook tot voor kort in het ongelijk gesteld in hun zaak die zij tegen de Belastingdienst/Toeslagen aanspanden? De leden van de VVD-fractie lezen in deze casus een Belastingdienst die de wet jarenlang heeft toegepast op basis van ‘interpretatie’ en in het geval van de kinderopvangtoeslag vanaf 2005 heeft gehandeld op basis van de letterlijke wettekst en daarmee dus op basis van een alles-of-niets karakter. Kan het kabinet reflecteren op deze twee verschillende manieren van aanpak? Hoe wordt de afweging tussen beide uitvoeringsmethoden gemaakt en met welk doel? De leden van de VVD-fractie maken zich al langer zorgen over de rechten van de belastingbetaler, over het ontbreken van een Nederlands ‘handvest van de rechten van belastingbetalers’ en de mogelijkheid die individuele burgers hebben tegenover beslissingen van de Belastingdienst. Zie hiervoor ook de schriftelijke vragen van de leden Lodders en Van Wijngaarden (kamerstuk 2020D24846) en de schriftelijke vragen van het lid Lodders (Kamerstuk 2018D48346). Deze casus rond het verworven recht in de huurtoeslag is daar wederom een goed voorbeeld van. De leden van de VVD-fractie vragen het kabinet nogmaals een handvest van de rechten van belastingbetalers in overweging te nemen en ontvangen graag een reactie op deze overweging. Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PVV Met interesse heeft de PVV-fractie kennisgenomen van de brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de staatssecretaris van Financiën. Naar aanleiding van deze brief heeft de PVV-fractie nog enkele vragen, die primair gericht zijn aan de staatssecretaris van Financiën. In de periode van 2012 tot en met 2017 is sprake geweest van een geautomatiseerd systeem dat anders uitwerkte dan de interpretatie die destijds aan de wet werd gegeven. Achteraf komt deze werkwijze echter overeen met de uitspraak van de Raad van State. De fout in de geautomatiseerde systemen is eind 2017 ontdekt en vervolgens hersteld. De staatssecretaris geeft aan dat definitieve beschikkingen (na het herstel van de fout in het systeem) niet ten nadele van de belanghebbende zijn herzien. Kan de staatssecretaris inzicht geven omtrent de hoeveelheid en afhandeling van (op dat moment) nog niet definitief vastgestelde beschikkingen? Vanaf welke datum werkt het geautomatiseerde systeem (weer) in lijn met de uitspraak van de Raad van State? Kan de staatssecretaris aangeven of het ontdekken van de fout in het geautomatiseerde systeem in 2017 heeft geleid tot een nader intern onderzoek naar andere geautomatiseerde systemen die mogelijk eveneens een verkeerde interpretatie gaven van toepassing van een wet? Voor zover er een nader onderzoek heeft plaatsgevonden, kan de staatssecretaris dan aangeven welke bevindingen uit dat onderzoek naar voren zijn gekomen? Voor zover er geen nader onderzoek heeft plaatsgevonden, kan de staatssecretaris dan de overwegingen weergeven die ten grondslag lagen aan het niet instellen van een nader onderzoek? Kan de staatssecretaris verzekeren dat ieder geautomatiseerd systeem dat momenteel door de Belastingdienst gebruikt wordt een juiste interpretatie geeft van de onderliggende wet? De leden van de PVV-fractie merken in dit verband op dat bij beantwoording van Kamervragen omtrent inkomensafhankelijke huurverhoging immers eveneens bleek dat bepaalde programmatuur niet correct was aangepast. Ook merken de leden van de PVV-fractie op dat de staatssecretaris stelt dat het feit dat het geautomatiseerd systeem feitelijk onjuist, maar achteraf bezien in lijn met de uitspraak van de Raad van State werkte, voor de unieke situatie zorgde dat een meerderheid van de aanvragen, die via het automatische proces zijn beoordeeld, gunstiger zijn behandeld dan de minderheid die niet via het geautomatiseerde systeem zijn beoordeeld. Welke omvang heeft deze minderheid en welke kosten brengt een vergelijkbare behandeling (als middels beoordeling door het geautomatiseerde systeem) met? De leden van de PVV-fractie gaan ervan uit dat de zinsnede: “… die niet via het geautomatiseerde systeem zijn beoordeeld.” gelijk staat aan handmatig door een belastingambtenaar c.q. ambtshalve beoordeeld. Zij verzoeken de staatssecretaris om inzicht te verschaffen in het totaal aantal ambtshalve beoordeelde aanvragen huurtoeslag tussen 2012 en 2017, waarbij toen al door belastingambtenaren een interpretatie werd gegeven die wel in lijn lag met de latere uitspraak van de Raad van State. Bestond er derhalve tussen 2012 en 2017 verschil van inzicht onder belastingambtenaren omtrent de correcte interpretatie van de wet? Tussen 2012 en 2017 was het geautomatiseerd systeem (inclusief fout) in gebruik. Eind 2017 is de fout ontdekt en hersteld. Als gevolg van de afwijkende interpretatie van het geautomatiseerde systeem is in de periode 2012 tot en met 2016 in de meerderheid van de gevallen huurtoeslag toegekend conform de uitspraak van de Raad van State. Waarom werd in 2017 niet eveneens in de meerderheid van de gevallen huurtoeslag toegekend conform de uitspraak van de Raad van State, toen was het (“foutieve”) systeem toch nog, tot het eind van het jaar, in gebruik? De leden van de PVV-fractie lezen dat de Belastingdienst huishoudens op wie de uitspraak (vanaf 2014) van toepassing is zo actief mogelijk zal benaderen. Kan de staatssecretaris de navolgende zin, in dit kader, iets minder cryptisch verwoorden: “Dit betreft in ieder geval huishoudens waarbij de geautomatiseerde toekenning is aangepast nadat het geautomatiseerde systeem is aangepast aan de toen gehanteerde uitleg van het verworven recht.”? Wordt hier gedoeld op het herstel van de “fout” in het geautomatiseerde systeem eind 2017 en derhalve op de periode van 2018 tot aan de datum dat het geautomatiseerde systeem (wederom) in lijn met de uitspraak van de Raad van State functioneerde? De staatssecretaris geeft aan dat huishoudens, die niet bekend zijn bij de Belastingdienst, zich kunnen melden tot 1 januari 2020. Waarom is voor een dergelijke slechts korte termijn gekozen? In het kader van onder andere de Toeslagenaffaire is gebleken dat de dossiervorming niet altijd optimaal is (stukken zijn kwijtgeraakt, dossiers zijn onvolledig, zijn voortijdig vernietigd of onvindbaar en beroepsdossiers zijn vernietigd). Kan de staatssecretaris de leden van de PVV-fractie geruststellen dat de Belastingdienst voldoende inzicht heeft in de onderhavige aanvragen en/of dossiers en dat deze compleet zijn? De leden van de PVV-fractie constateren dat, in antwoord op vragen van de leden Omtzigt en Ronnes (17 januari 2020), de staatssecretaris (mede namens de minister van Milieu en Wonen) heeft aangegeven dat nieuwsberichten ten tijde van verzending van de antwoorden geplaatst zouden worden op verschillende sites, zoals rijksoverheid.nl en woningmarktbeleid.nl. Voorts gaf de staatssecretaris in de brief van 10 juni 2020 aan dat informatie geplaatst zou worden op de sites rijksoverheid.nl, woningmarktbeleid.nl en belastingdienst.nl. Daarnaast zou aan verschillende organisaties, zoals Aedes, Woonbond en ouderenbonden informatie worden verstrekt. Kan de staatssecretaris aangeven welk nieuwsbericht exact is geplaatst ten tijde van verzending van de antwoorden? Kan de staatssecretaris tevens kenbaar maken waar de informatie omtrent verworven rechten in de huurtoeslag exact op de websites staat? Op 15 juli 2020 konden de leden van de PVV-fractie namelijk op nog geen van de aangehaalde sites op de homepage informatie omtrent verworven rechten en huurtoeslag terugvinden. Kan de staatssecretaris voorts aangeven aan welke specifieke organisaties inmiddels informatie is verstrekt, wanneer die informatieverstrekking heeft plaatsgevonden en op welke wijze? Welke reactie heeft de staatssecretaris ontvangen van de verschillende organisaties? Kan de staatssecretaris aangeven of, en zo ja hoeveel, juridische procedures er momenteel lopen waarbij het verworven recht op huurtoeslag onderdeel van uit maakt? Is dat nog immer beperkt tot de vijf procedures die de staatssecretaris aanhaalt in de brief van 10 juni 2020? Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de minister en de staatssecretaris over het verworven recht in de huurtoeslag. Deze leden zijn zeer positief over het feit dat de regering bereid is om de uitspraak van de Raad van State met betrekking tot het verworven recht ook op eerdere jaren toe te passen en niet alleen vanaf de datum van de uitspraak. Het verworven recht voorkomt dat mensen door een tijdelijke overschrijding van de inkomensgrens nooit meer recht hebben op huurtoeslag. De tijdelijke overschrijding kan komen door een eenmalig extra inkomen, zoals een bonus bij een arbeidsjubileum of een afgekocht pensioen als iemand niet weet dat dit pensioen op verzoek niet meetelt als inkomen, maar ook door een definitieve daling van het inkomen, zoals bij werkloosheid of het overlijden van een partner. De combinatie van het verworven recht bij de inkomensgrens en de maximale huurprijs voorkomt dat mensen door een inflatiestijging van de huurprijs de gehele huurtoeslag verliezen en daardoor financiële problemen krijgen bij het betalen van de huur. Van 2012 tot en met 2017 volgde uit het geautomatiseerde systeem dat huurders met een verworven recht kwalificeerden voor de huurtoeslag. Huurders die individueel door de Belastingdienst zijn beoordeeld, kwalificeerden niet. Het valt de leden van de CDA-fractie op dat de minister en de staatssecretaris spreken van een ‘fout in de geautomatiseerde systemen’, terwijl de geautomatiseerde systemen achteraf correct bleken. Het is juist een geluk dat de meerderheid van de huishoudens al direct de huurtoeslag gehad hebben waar zij recht op hebben. De leden van de CDA-fractie hebben hierover nog enkele vragen. Kan het kabinet aangeven om hoeveel mensen het gaat die tussen 2012 en 2017 via de geautomatiseerde systemen kwalificeerden voor het verworven recht waarbij de huur de maximale huurgrens had overschreden? Hoeveel huishoudens met eenzelfde verworven recht zijn in dezelfde periode handmatig beoordeeld? Hoeveel van deze groep krijgen geen terugbetaling omdat hun verworven recht betrekking heeft op de berekeningsjaren 2012 en 2013? Is de minister bereid om ook deze huishoudens in aanmerking te laten komen voor de teruggave? Hoeveel huishoudens vallen onder de groep die in de brief wordt omschreven als ‘huishoudens waarbij de geautomatiseerde toekenning is aangepast aan de toen gehanteerde uitleg van het verworven recht’? Zijn dit alleen huishoudens wiens herleefde recht op huurtoeslag begon in het berekeningsjaar 2017 toen de geautomatiseerde systemen zijn aangepast? Andere huishoudens moeten zich voor 1 januari 2021 melden bij de Belastingdienst/Toeslagen. Hebben de leden van de CDA-fractie dan goed begrepen dat de groep die zichzelf moet melden bestaat uit de huishoudens waarvan tussen 2014 en 2016 een verzoek om huurtoeslag op basis van het verworven recht is afgewezen, namelijk omdat zij handmatig en niet door de geautomatiseerde systemen beoordeeld zijn? Kan het kabinet aangeven waarom door de Belastingdienst nu niet meer na te gaan is wie er tot deze groep behoren, aangezien het om handmatige beoordelingen van minder dan vijf jaar terug gaat? De leden van de CDA-fractie verzoeken het kabinet deze groep zelf aan te schrijven en vragen de regering bij hoeveel huishoudens dat lukt en bij hoeveel niet. Op de website van de Belastingdienst op de pagina die gaat over het verworven recht staat de volgende tekst vermeld: “Bent u in het verleden uw huurtoeslag kwijtgeraakt terwijl u verworven recht had? Misschien was dat onterecht. Neem dan vóór 1 januari 2021 contact op met de BelastingTelefoon. Wij helpen u verder.” De leden van de CDA-fractie kunnen zich zomaar voorstellen dat huishoudens van wie de aanvraag van huurtoeslag vier, vijf of zes jaar geleden is afgewezen niet dagelijks kijken op de pagina’s van de website van de Belastingdienst die over de huurtoeslag gaan. Deze leden vragen het kabinet daarom uitdrukkelijk aan te geven op welke wijze de mogelijkheid om te verzoeken tot een uitbetaling van de onterecht afgewezen huurtoeslag onder de aandacht zal worden gebracht. Bovendien vragen de leden van de CDA-fractie nu om alvast rekening te houden met enige coulance die mogelijk nodig gaat zijn met meldingen die na 1 januari 2021 bij de BelastingTelefoon binnenkomen, wanneer het gaat om mensen die eerder contact hebben opgenomen, maar die er steeds niet door kwamen. Tot slot zouden deze leden graag van het kabinet vernemen hoe zij omgaat met mensen die aangeven grote schade te hebben geleden door de onjuiste wetstoepassing, bijvoorbeeld omdat zij door schulden hun huis zijn uitgezet. Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66 De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de brief over verworven recht in de huurtoeslag. De leden van de D66-fractie lezen dat in de periode 2012 tot en met 2016 in de meerderheid van de gevallen huurtoeslag toegekend is conform de uitspraak van de Raad van State en dat dit in de minderheid van de gevallen niet is gebeurd. Zij vragen om dit nader te specificeren. Bij hoeveel procent van de gevallen is dit wel of juist niet gebeurd? De leden van de D66-fractie vragen hoe invulling wordt gegeven aan de opmerking dat de Belastingdienst de huishoudens op wie de uitspraak vanaf 2014 van toepassing is zo actief mogelijk zal benaderen. Deze leden lezen dat de Belastingdienst contact zal opnemen met belanghebbenden als gegevens ontbreken. Zij vragen of de Belastingdienst bij dit contact duidelijk en expliciet aangeeft om welke gegevens het gaat en hoe belanghebbenden worden ondersteund bij het aanleveren van eventueel nog ontbrekende informatie. De leden van de D66-fractie lezen dat huishoudens zich tot 1 januari 2021 kunnen melden bij de Belastingdienst/toeslagen. Zij begrijpen dat deze mogelijkheid vooral is bedoeld voor huishoudens op wie deze regeling van toepassing is, maar die niet bekend zijn bij de Belastingdienst/Toeslagen. Hoe worden eventuele belanghebbenden op de hoogte gebracht van deze mogelijkheid? Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van GroenLinks De leden van de fractie van GroenLinks vragen het kabinet om te reageren op de volgende (fictieve) casus. Een uitkeringsgerechtigde alleenstaande ouder woont in een sociale huurwoning samen met zijn/haar enige kind van 17 jaar. Dit kind wil een BBL-opleiding (beroeps begeleidende leerweg) beginnen, waarbij hij vier dagen per week werkt, en een dag per week opleiding krijgt. Hiervoor ontvangt het kind een vergoeding van een paar honderd euro per maand (zeg €700), waar de kosten van de opleiding ook van betaald moeten worden. Klopt het dat deze alleenstaande ouder al zijn/haar toeslagen kan verliezen hierdoor? Waarom tellen de inkomsten van kinderen tussen 17 en 21 jaar niet mee voor de kostendelersnorm maar wel voor de toeslagen van hun ouders? De leden van de fractie van GroenLinks zijn van opvatting dat het op deze manier eerder wordt afgeremd dan gestimuleerd om aan zo’n BBL-opleiding te gaan beginnen. Deelt het kabinet deze opvatting? Klopt het, zo vragen de leden van de fractie van GroenLinks, dat de inkomsten van een BBL-opleiding volledig meetellen voor de toeslagen van de ouder? Zijn er manieren waarop de BBL-vergoeding vrijgesteld kan worden? Bijvoorbeeld tot een bepaald gedrag of voor bepaalde leeftijden? Zou het kabinet de opties hiervoor in kaart willen brengen? II Reactie van de staatssecretaris Uitspraak Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State d.d. 24 juli 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:2528) Uitspraak Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State d.d. 24 juli 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:2528) Uitspraak Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State d.d. 24 juli 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:2415) Antwoord d.d. 3 juli 2020 op vragen van de leden Leijten en Beckerman over onterechte huurverhogingen door foutieve huishoudverklaringen door de Belastingdienst, antwoord 1 en 2 (2020D29119). Aanhangsel Handelingen II 2019/20, antwoord 14 10 juni 2020, 27926-323 - Brief regering minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren - Verworven recht in de huurtoeslag, pagina 2 en 3 PAGE PAGE 1