[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Inbreng verslag schriftelijk overleg over verworven recht in de huurtoeslag (Kamerstuk 27926-323)

Huurbeleid

Inbreng verslag schriftelijk overleg

Nummer: 2020D29997, datum: 2020-07-16, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2020Z10629:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal	2



	Vergaderjaar 2019-2020





27 926	Huurbeleid









	Nr. 	VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

	Vastgesteld .. 2020





De vaste commissie voor Financiën heeft op 16 juli 2020 enkele vragen
en opmerkingen aan de staatssecretaris van Financiën – Toeslagen en
Douane voorgelegd over de brief van de minister van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijkrelaties en van de staatssecretaris van Financiën –
Toeslagen en Douane van 10 juni 2020 over ‘Verworven recht in de
huurtoeslag’ (Kamerstuk 27 926, nr. 323). 

De staatssecretaris heeft deze vragen beantwoord bij brief van …... 

Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt. 





De voorzitter van de commissie,

Anne Mulder





De griffier van de commissie,

Weeber







I 	Vragen en opmerkingen vanuit de fracties





Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de
brief over de verworven rechten in de huurtoeslag. De leden hebben nog
enkele vragen en opmerkingen over deze brief en uitspraken van de Raad
van State over dit onderwerp. 

De leden van de VVD-fractie lezen dat het kabinet nu ook gaat kijken
naar de huishoudens met een verworven recht op de huurtoeslag die niet
zijn meegenomen in het geautomatiseerde systeem in de periode 2012 tot
en met 2016 en daardoor minder gunstig zijn beoordeeld ten opzichte van
huishoudens die wel door het geautomatiseerde systeem zijn beoordeeld.
Zij vinden dit een terechte stap, gezien de gunstigere uitwerking voor
identieke gevallen die wel het geautomatiseerde systeem hebben
doorlopen. Zij hebben daarbij nog wel enkele vragen.

Hoeveel huishoudens zijn tussen 2012 en 2016 (naar schatting) onterecht
benadeeld? Waarom is gekozen voor een knip in 2014 en is ervoor gekozen
huishoudens die in 2012 en 2013 zijn benadeeld niet te compenseren?
Welke wettelijke ruimte was hiervoor op basis van artikel 5a van de
Uitvoeringsregeling Awir in het algemeen en specifiek sub b van dit
artikel? 

Wat is de precieze reden dat het geautomatiseerde systeem toeslagen
toekende die niet conform de werkinstructie waren? Zijn door de
systeemfout tussen 2012 en 2017 ook onterecht aanvragen voor de
huurtoeslag toegekend? Zo ja, om hoeveel huishoudens gaat dit? Wat is de
omvang van eventueel onterecht toegekende toeslagen, zowel in totaliteit
als gemiddeld per huishouden, en in hoeverre heeft dit tot
terugbetalingen geleid?

De leden van de VVD-fractie vragen waarom het nog tot 2017 heeft geduurd
voordat de Belastingdienst/Toeslagen ontdekte dat er al sinds 2012 met
een geautomatiseerd systeem werd gewerkt wat niet aansloot bij het
beleid. Hoe is het geautomatiseerde systeem in 2017 aangepast en welke
rol heeft dit systeem gehad bij de bevindingen van de Raad van State in
de genoemde uitspraak, juist omdat de werkwijze van dit geautomatiseerde
systeem en de uitspraak van de Raad van State enige vergelijkbaarheid
tonen in de voorgeschreven uitvoering? 

Welke maatregelen zijn sinds de uitspraak van de Raad van State door de
Belastingdienst genomen om ervoor te zorgen dat werkwijze in
overeenstemming is met deze uitspraak? In hoeverre zijn deze maatregelen
volledig geïmplementeerd?

De leden van de VVD-fractie vragen waarom de Belastingdienst wijzigingen
in financiële draagkracht van personen die zijn afgewezen op grond van
de inkomens- of vermogenstoets niet in haar systemen registreert. Waarom
is voor de Belastingdienst niet duidelijk hoeveel mensen recht hebben op
het verworven recht op huurtoeslag? Is bij de Belastingdienst bekend
hoeveel mensen in de jaren 2012 en 2017 door het geautomatiseerde
systeem het verworven recht op huurtoeslag kregen toegewezen en hoeveel
niet? 

De leden van de VVD-fractie vragen voorts welke afspraken zijn gemaakt
met organisaties zoals Aedes, de Woonbond en ouderenbonden. Is het de
bedoeling dat deze organisaties gericht mensen benaderen? Zijn voor dit
doel persoonsgegevens met deze organisaties gedeeld en, zo ja, welke?
Welke doelgroep worden deze organisaties geacht te benaderen, anders dan
bewoners van sociale huurwoningen?

De leden van de VVD-fractie hebben ook kennisgenomen van twee andere
uitspraken van de Raad van State over het verworden recht in huurtoeslag
van 24 juli 2019. Zij lezen in de uitspraak, waarbij de huurders in het
gelijk zijn gesteld, dat ‘de rechtbank geen aanleiding ziet af te
wijken van de letterlijke tekst van deze bepaling (red. artikel 12,
tweede lid, aanhef en onder c, wet op de Huurtoeslag (Wht))’ en in de
andere uitspraak over dit punt dat ‘de Afdeling dan ook in de
systematiek van de Wht geen aanleiding ziet af te wijken van de
letterlijke tekst van artikel 13, tweede lid aanhef en onder c, van de
Wht’. De leden vragen zich af wat deze precieze uitleg van beide
gerechtelijke uitspraken zegt over voorgaande vergelijkbare zaken,
waarbij de uitspraken plaatsvonden op basis van ‘interpretatie’? Als
de Raad van State in dit geval de letterlijke tekst in de wet volgt en
de staatssecretaris van Financien aangeeft pas sinds deze uitspraken van
de Raad van State het beleid heeft aangepast, is de vraag op basis
waarvan de eerdere rechterlijke uitspraken op dit punt dan tot stand
zijn gekomen? Waarom zijn huurders die dit aanvochten bij welke
rechtbank dan ook tot voor kort in het ongelijk gesteld in hun zaak die
zij tegen de Belastingdienst/Toeslagen aanspanden? 

De leden van de VVD-fractie lezen in deze casus een Belastingdienst die
de wet jarenlang heeft toegepast op basis van ‘interpretatie’ en in
het geval van de kinderopvangtoeslag vanaf 2005 heeft gehandeld op basis
van de letterlijke wettekst en daarmee dus op basis van een
alles-of-niets karakter. Kan het kabinet reflecteren op deze twee
verschillende manieren van aanpak? Hoe wordt de afweging tussen beide
uitvoeringsmethoden gemaakt en met welk doel? 

De leden van de VVD-fractie maken zich al langer zorgen over de rechten
van de belastingbetaler, over het ontbreken van een Nederlands
‘handvest van de rechten van belastingbetalers’ en de mogelijkheid
die individuele burgers hebben tegenover beslissingen van de
Belastingdienst. Zie hiervoor ook de schriftelijke vragen van de leden
Lodders en Van Wijngaarden (kamerstuk 2020D24846) en de schriftelijke
vragen van het lid Lodders (Kamerstuk 2018D48346). Deze casus rond het
verworven recht in de huurtoeslag is daar wederom een goed voorbeeld
van. De leden van de VVD-fractie vragen het kabinet nogmaals een
handvest van de rechten van belastingbetalers in overweging te nemen en
ontvangen graag een reactie op deze overweging. 

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PVV

Met interesse heeft de PVV-fractie kennisgenomen van de brief van de
minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de
staatssecretaris van Financiën. Naar aanleiding van deze brief heeft de
PVV-fractie nog enkele vragen, die primair gericht zijn aan de
staatssecretaris van Financiën. 

In de periode van 2012 tot en met 2017 is sprake geweest van een
geautomatiseerd systeem dat anders uitwerkte dan de interpretatie die
destijds aan de wet werd gegeven. Achteraf komt deze werkwijze echter
overeen met de uitspraak van de Raad van State. De fout in de
geautomatiseerde systemen is eind 2017 ontdekt en vervolgens hersteld.
De staatssecretaris geeft aan dat definitieve beschikkingen (na het
herstel van de fout in het systeem) niet ten nadele van de
belanghebbende zijn herzien. 

Kan de staatssecretaris inzicht geven omtrent de hoeveelheid en
afhandeling van (op dat moment) nog niet definitief vastgestelde
beschikkingen?

Vanaf welke datum werkt het geautomatiseerde systeem (weer) in lijn met
de uitspraak van de Raad van State? 

Kan de staatssecretaris aangeven of het ontdekken van de fout in het
geautomatiseerde systeem in 2017 heeft geleid tot een nader intern
onderzoek naar andere geautomatiseerde systemen die mogelijk eveneens
een verkeerde interpretatie gaven van toepassing van een wet?

Voor zover er een nader onderzoek heeft plaatsgevonden, kan de
staatssecretaris dan aangeven welke bevindingen uit dat onderzoek naar
voren zijn gekomen?

Voor zover er geen nader onderzoek heeft plaatsgevonden, kan de
staatssecretaris dan de overwegingen weergeven die ten grondslag lagen
aan het niet instellen van een nader onderzoek?

Kan de staatssecretaris verzekeren dat ieder geautomatiseerd systeem dat
momenteel door de Belastingdienst gebruikt wordt een juiste
interpretatie geeft van de onderliggende wet? 

De leden van de PVV-fractie merken in dit verband op dat bij
beantwoording van Kamervragen omtrent inkomensafhankelijke huurverhoging
immers eveneens bleek dat bepaalde programmatuur niet correct was
aangepast.  

Ook merken de leden van de PVV-fractie op dat de staatssecretaris stelt
dat het feit dat het geautomatiseerd systeem feitelijk onjuist, maar
achteraf bezien in lijn met de uitspraak van de Raad van State werkte,
voor de unieke situatie zorgde dat een meerderheid van de aanvragen, die
via het automatische proces zijn beoordeeld, gunstiger zijn behandeld
dan de minderheid die niet via het geautomatiseerde systeem zijn
beoordeeld. Welke omvang heeft deze minderheid en welke kosten brengt
een vergelijkbare behandeling (als middels beoordeling door het
geautomatiseerde systeem) met? 

De leden van de PVV-fractie gaan ervan uit dat de zinsnede: “… die
niet via het geautomatiseerde systeem zijn beoordeeld.” gelijk staat
aan handmatig door een belastingambtenaar c.q. ambtshalve beoordeeld.
Zij verzoeken de staatssecretaris om inzicht te verschaffen in het
totaal aantal ambtshalve beoordeelde aanvragen huurtoeslag tussen 2012
en 2017, waarbij toen al door belastingambtenaren een interpretatie werd
gegeven die wel in lijn lag met de latere uitspraak van de Raad van
State. Bestond er derhalve tussen 2012 en 2017 verschil van inzicht
onder belastingambtenaren omtrent de correcte interpretatie van de wet?

Tussen 2012 en 2017 was het geautomatiseerd systeem (inclusief fout) in
gebruik. Eind 2017 is de fout ontdekt en hersteld. Als gevolg van de
afwijkende interpretatie van het geautomatiseerde systeem is in de
periode 2012 tot en met 2016 in de meerderheid van de gevallen
huurtoeslag toegekend conform de uitspraak van de Raad van State. 

Waarom werd in 2017 niet eveneens in de meerderheid van de gevallen
huurtoeslag toegekend conform de uitspraak van de Raad van State, toen
was het (“foutieve”) systeem toch nog, tot het eind van het jaar, in
gebruik? 

De leden van de PVV-fractie lezen dat de Belastingdienst huishoudens op
wie de uitspraak (vanaf 2014) van toepassing is zo actief mogelijk zal
benaderen. Kan de staatssecretaris de navolgende zin, in dit kader, iets
minder cryptisch verwoorden: “Dit betreft in ieder geval huishoudens
waarbij de geautomatiseerde toekenning is aangepast nadat het
geautomatiseerde systeem is aangepast aan de toen gehanteerde uitleg van
het verworven recht.”?

Wordt hier gedoeld op het herstel van de “fout” in het
geautomatiseerde systeem eind 2017 en derhalve op de periode van 2018
tot aan de datum dat het geautomatiseerde systeem (wederom) in lijn met
de uitspraak van de Raad van State functioneerde?

De staatssecretaris geeft aan dat huishoudens, die niet bekend zijn bij
de Belastingdienst, zich kunnen melden tot 1 januari 2020. Waarom is
voor een dergelijke slechts korte termijn gekozen? 

In het kader van onder andere de Toeslagenaffaire is gebleken dat de
dossiervorming niet altijd optimaal is (stukken zijn kwijtgeraakt,
dossiers zijn onvolledig, zijn voortijdig vernietigd of onvindbaar en
beroepsdossiers zijn vernietigd). Kan de staatssecretaris de leden van
de PVV-fractie geruststellen dat de Belastingdienst voldoende inzicht
heeft in de onderhavige aanvragen en/of dossiers en dat deze compleet
zijn? 

De leden van de PVV-fractie constateren dat, in antwoord op vragen van
de leden Omtzigt en Ronnes (17 januari 2020), de staatssecretaris (mede
namens de minister van Milieu en Wonen) heeft aangegeven dat
nieuwsberichten ten tijde van verzending van de antwoorden geplaatst
zouden worden op verschillende sites, zoals rijksoverheid.nl en
woningmarktbeleid.nl. Voorts gaf de staatssecretaris in de brief van 10
juni 2020 aan dat informatie geplaatst zou worden op de sites
rijksoverheid.nl, woningmarktbeleid.nl en belastingdienst.nl. Daarnaast
zou aan verschillende organisaties, zoals Aedes, Woonbond en
ouderenbonden informatie worden verstrekt. Kan de staatssecretaris
aangeven welk nieuwsbericht exact is geplaatst ten tijde van verzending
van de antwoorden? Kan de staatssecretaris tevens kenbaar maken waar de
informatie omtrent verworven rechten in de huurtoeslag exact op de
websites staat? Op 15 juli 2020 konden de leden van de PVV-fractie
namelijk op nog geen van de aangehaalde sites op de homepage informatie
omtrent verworven rechten en huurtoeslag terugvinden.

Kan de staatssecretaris voorts aangeven aan welke specifieke
organisaties inmiddels informatie is verstrekt, wanneer die
informatieverstrekking heeft plaatsgevonden en op welke wijze? Welke
reactie heeft de staatssecretaris ontvangen van de verschillende
organisaties?   

Kan de staatssecretaris aangeven of, en zo ja hoeveel, juridische
procedures er momenteel lopen waarbij het verworven recht op huurtoeslag
onderdeel van uit maakt? Is dat nog immer beperkt tot de vijf procedures
die de staatssecretaris aanhaalt in de brief van 10 juni 2020?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de
minister en de staatssecretaris over het verworven recht in de
huurtoeslag. Deze leden zijn zeer positief over het feit dat de regering
bereid is om de uitspraak van de Raad van State met betrekking tot het
verworven recht ook op eerdere jaren toe te passen en niet alleen vanaf
de datum van de uitspraak. Het verworven recht voorkomt dat mensen door
een tijdelijke overschrijding van de inkomensgrens nooit meer recht
hebben op huurtoeslag. De tijdelijke overschrijding kan komen door een
eenmalig extra inkomen, zoals een bonus bij een arbeidsjubileum of een
afgekocht pensioen als iemand niet weet dat dit pensioen op verzoek niet
meetelt als inkomen, maar ook door een definitieve daling van het
inkomen, zoals bij werkloosheid of het overlijden van een partner. De
combinatie van het verworven recht bij de inkomensgrens en de maximale
huurprijs voorkomt dat mensen door een inflatiestijging van de huurprijs
de gehele huurtoeslag verliezen en daardoor financiële problemen
krijgen bij het betalen van de huur. 

Van 2012 tot en met 2017 volgde uit het geautomatiseerde systeem dat
huurders met een verworven recht kwalificeerden voor de huurtoeslag.
Huurders die individueel door de Belastingdienst zijn beoordeeld,
kwalificeerden niet. Het valt de leden van de CDA-fractie op dat de
minister en de staatssecretaris spreken van een ‘fout in de
geautomatiseerde systemen’, terwijl de geautomatiseerde systemen
achteraf correct bleken. Het is juist een geluk dat de meerderheid van
de huishoudens al direct de huurtoeslag gehad hebben waar zij recht op
hebben. 

De leden van de CDA-fractie hebben hierover nog enkele vragen. Kan het
kabinet aangeven om hoeveel mensen het gaat die tussen 2012 en 2017 via
de geautomatiseerde systemen kwalificeerden voor het verworven recht
waarbij de huur de maximale huurgrens had overschreden? Hoeveel
huishoudens met eenzelfde verworven recht zijn in dezelfde periode
handmatig beoordeeld? Hoeveel van deze groep krijgen geen terugbetaling
omdat hun verworven recht betrekking heeft op de berekeningsjaren 2012
en 2013? Is de minister bereid om ook deze huishoudens in aanmerking te
laten komen voor de teruggave? Hoeveel huishoudens vallen onder de groep
die in de brief wordt omschreven als ‘huishoudens waarbij de
geautomatiseerde toekenning is aangepast aan de toen gehanteerde uitleg
van het verworven recht’? Zijn dit alleen huishoudens wiens herleefde
recht op huurtoeslag begon in het berekeningsjaar 2017 toen de
geautomatiseerde systemen zijn aangepast? 

Andere huishoudens moeten zich voor 1 januari 2021 melden bij de
Belastingdienst/Toeslagen. Hebben de leden van de CDA-fractie dan goed
begrepen dat de groep die zichzelf moet melden bestaat uit de
huishoudens waarvan tussen 2014 en 2016 een verzoek om huurtoeslag op
basis van het verworven recht is afgewezen, namelijk omdat zij handmatig
en niet door de geautomatiseerde systemen beoordeeld zijn? Kan het
kabinet aangeven waarom door de Belastingdienst nu niet meer na te gaan
is wie er tot deze groep behoren, aangezien het om handmatige
beoordelingen van minder dan vijf jaar terug gaat? De leden van de
CDA-fractie verzoeken het kabinet deze groep zelf aan te schrijven en
vragen de regering bij hoeveel huishoudens dat lukt en bij hoeveel niet.


Op de website van de Belastingdienst op de pagina die gaat over het
verworven recht staat de volgende tekst vermeld: 

“Bent u in het verleden uw huurtoeslag kwijtgeraakt terwijl u
verworven recht had? Misschien was dat onterecht. Neem dan vóór 1
januari 2021 contact op met de BelastingTelefoon. Wij helpen u
verder.” 

De leden van de CDA-fractie kunnen zich zomaar voorstellen dat
huishoudens van wie de aanvraag van huurtoeslag vier, vijf of zes jaar
geleden is afgewezen niet dagelijks kijken op de pagina’s van de
website van de Belastingdienst die over de huurtoeslag gaan. Deze leden
vragen het kabinet daarom uitdrukkelijk aan te geven op welke wijze de
mogelijkheid om te verzoeken tot een uitbetaling van de onterecht
afgewezen huurtoeslag onder de aandacht zal worden gebracht. Bovendien
vragen de leden van de CDA-fractie nu om alvast rekening te houden met
enige coulance die mogelijk nodig gaat zijn met meldingen die na 1
januari 2021 bij de BelastingTelefoon binnenkomen, wanneer het gaat om
mensen die eerder contact hebben opgenomen, maar die er steeds niet door
kwamen. Tot slot zouden deze leden graag van het kabinet vernemen hoe
zij omgaat met mensen die aangeven grote schade te hebben geleden door
de onjuiste wetstoepassing, bijvoorbeeld omdat zij door schulden hun
huis zijn uitgezet. 

Vragen en opmerkingen van  de leden van de fractie van D66

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de brief over
verworven recht in de huurtoeslag. 

De leden van de D66-fractie lezen dat in de periode 2012 tot en met 2016
in de meerderheid van de gevallen huurtoeslag toegekend is conform de
uitspraak van de Raad van State en dat dit in de minderheid van de
gevallen niet is gebeurd. Zij vragen om dit nader te specificeren. Bij
hoeveel procent van de gevallen is dit wel of juist niet gebeurd?

De leden van de D66-fractie vragen hoe invulling wordt gegeven aan de
opmerking dat de Belastingdienst de huishoudens op wie de uitspraak
vanaf 2014 van toepassing is zo actief mogelijk zal benaderen. Deze
leden lezen dat de Belastingdienst contact zal opnemen met
belanghebbenden als gegevens ontbreken. Zij vragen of de Belastingdienst
bij dit contact duidelijk en expliciet aangeeft om welke gegevens het
gaat en hoe belanghebbenden worden ondersteund bij het aanleveren van
eventueel nog ontbrekende informatie.

De leden van de D66-fractie lezen dat huishoudens zich tot 1 januari
2021 kunnen melden bij de Belastingdienst/toeslagen. Zij begrijpen dat
deze mogelijkheid vooral is bedoeld voor huishoudens op wie deze
regeling van toepassing is, maar die niet bekend zijn bij de
Belastingdienst/Toeslagen. Hoe worden eventuele belanghebbenden op de
hoogte gebracht van deze mogelijkheid?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van GroenLinks

De leden van de fractie van GroenLinks vragen het kabinet om te reageren
op de volgende (fictieve) casus. 

Een uitkeringsgerechtigde alleenstaande ouder woont in een sociale
huurwoning samen met zijn/haar enige kind van 17 jaar. Dit kind wil een
BBL-opleiding (beroeps begeleidende leerweg) beginnen, waarbij hij vier
dagen per week werkt, en een dag per week opleiding krijgt. Hiervoor
ontvangt het kind een vergoeding van een paar honderd euro per maand
(zeg €700), waar de kosten van de opleiding ook van betaald moeten
worden.

Klopt het dat deze alleenstaande ouder al zijn/haar toeslagen kan
verliezen hierdoor? Waarom tellen de inkomsten van kinderen tussen 17 en
21 jaar niet mee voor de kostendelersnorm maar wel voor de toeslagen van
hun ouders? 

De leden van de fractie van GroenLinks zijn van opvatting dat het op
deze manier eerder wordt afgeremd dan gestimuleerd om aan zo’n
BBL-opleiding te gaan beginnen. Deelt het kabinet deze opvatting? 

Klopt het, zo vragen de leden van de fractie van GroenLinks, dat de
inkomsten van een BBL-opleiding volledig meetellen voor de toeslagen van
de ouder? Zijn er manieren waarop de BBL-vergoeding vrijgesteld kan
worden? Bijvoorbeeld tot een bepaald gedrag of voor bepaalde leeftijden?
Zou het kabinet de opties hiervoor in kaart willen brengen? 





II 	Reactie van de staatssecretaris









 Uitspraak Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State d.d. 24
juli 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:2528)

 Uitspraak Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State d.d. 24
juli 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:2528)

 Uitspraak Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State d.d. 24
juli 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:2415)

 Antwoord d.d. 3 juli 2020 op vragen van de leden Leijten en Beckerman
over onterechte huurverhogingen door foutieve huishoudverklaringen door
de Belastingdienst, antwoord 1 en 2 (2020D29119).

 Aanhangsel Handelingen II 2019/20, antwoord 14

 10 juni 2020, 27926-323 - Brief regering minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren - Verworven recht in de
huurtoeslag, pagina 2 en 3

 PAGE    

 PAGE   1