Verslag van een wetgevingsoverleg, gehouden op 2 juli 2020, over wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2020 (Incidentele suppletoire begroting inzake Coronamaatregelen) (Kamerstuk 35493)
Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2020 (Incidentele suppletoire begroting inzake Coronamaatregelen)
Verslag van een wetgevingsoverleg
Nummer: 2020D30399, datum: 2020-07-23, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-35493-15).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: W.J.H. Lodders, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Ooit VVD kamerlid)
- Mede ondertekenaar: H.J. Post, griffier
Onderdeel van kamerstukdossier 35493 -15 Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2020 (Incidentele suppletoire begroting inzake Coronamaatregelen).
Onderdeel van zaak 2020Z11002:
- Indiener: H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2020-06-16 15:45: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2020-06-17 14:30: Procedurevergadering (via videoverbinding) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2020-06-24 14:00: Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2020 (Incidentele suppletoire begroting inzake Coronamaatregelen) (TK 35493) (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2020-07-01 10:15: Procedurevergadering (via videoverbinding) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2020-07-02 02:15: STEMMINGEN (over alle resterende onderwerpen) (Stemmingen), TK
- 2020-07-02 15:30: Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2020 (Incidentele suppletoire begroting inzake Coronamaatregelen) (TK 35493) (Wetgevingsoverleg), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2020-07-02 15:30: Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2020 (Incidentele suppletoire begroting inzake Coronamaatregelen) (TK 35493) (Wetgevingsoverleg), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2019-2020 |
35 493 Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2020 (Incidentele suppletoire begroting inzake Coronamaatregelen)
Nr. 15 VERSLAG VAN EEN WETGEVINGSOVERLEG
Vastgesteld 23 juli 2020
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft op 2 juli 2020 overleg gevoerd met de heer De Jonge, Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, en de heer Van Rijn, Minister voor Medische Zorg en Sport, over:
– het wetsvoorstel Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2020 (Incidentele suppletoire begroting inzake Coronamaatregelen) (Kamerstuk 35 493);
– de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 25 juni 2020 inzake bonus voor zorgprofessionals (Kamerstuk 29 282, nr. 408).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie,
Lodders
De griffier van de commissie,
Post
Voorzitter: Lodders
Griffier: Clemens
Aanwezig zijn acht leden der Kamer, te weten: Agema, Van den Berg, Ellemeet, Hijink, Lodders, Ploumen, Raemakers en Veldman,
en de heer De Jonge, Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, en de heer Van Rijn, Minister voor Medische Zorg en Sport.
Aanvang 15.54 uur.
De voorzitter:
Goedemiddag. Hartelijk welkom bij de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Een hartelijk welkom aan de Minister van VWS en de Minister voor Medische Zorg. Ook hartelijk welkom aan de ondersteuning, de Kamerleden en de mensen die dit debat op een andere manier volgen. Het debat is iets later begonnen dan gepland. Dat heeft alles te maken met het feit dat er stemmingen waren in de plenaire zaal, waar de Minister voor Medische Zorg en enkele Kamerleden bij aanwezig waren. Ik verwacht dat er wellicht nog een enkel Kamerlid binnen zal komen. Dat nemen we even voor lief, maar ik stel wel voor om vast te beginnen.
Het eindtijdstip van dit WGO, van dit wetgevingsoverleg, is 17.30 uur. Dat is ook het moment waarop we de zaal moeten verlaten, omdat hier om 18.00 uur weer andere verplichtingen zijn. Ik stel dus voor om snel van start te gaan. Ik kijk even naar de leden. Is er bezwaar tegen als ik gewoon de volgorde waarop u bent gaan zitten in acht neem om mensen het woord te geven? Dat is niet het geval. Dan geef ik straks als eerste het woord aan het lid Raemakers. Indicatie voor de spreektijd: drie minuten. Het is een wetgevingsoverleg, dus het staat u uiteraard vrij om langer te spreken. Maar mag ik, gezien de tijd, een beroep op u doen om het kort te houden? Heel graag. En zullen we de interrupties op elkaar proberen te beperken tot één? En die ene interruptie hoeft niet gebruikt te worden, zeg ik er maar bij. Dan hebben we hopelijk iets meer tijd voor de bewindspersonen.
Ik geef graag het woord aan de heer Raemakers. Hij spreekt namens de fractie van D66. Gaat uw gang.
De heer Raemakers (D66):
Voorzitter, dank u wel. We spreken elkaar vandaag over de incidentele suppletoire begroting. Ik begrijp de Minister als hij zegt dat sommige uitgaven, bijvoorbeeld op het gebied van ic-apparatuur, meteen moesten worden gedaan en dat parlementaire controle en het budgetrecht later wel zouden volgen via Kamerbrieven en deze begroting. Toch zou ik gezien de omvang van de uitgaven hem graag op het hart willen drukken om bij eventuele nieuwe spoedeisende uitgaven de Kamer zo snel en volledig mogelijk te betrekken. Kan de Minister mij dit beloven?
Voorzitter. Dan wil ik het hebben over de bonus voor zorgverleners. Zorgverleners hebben tijdens de coronacrisis extra hard gewerkt. Daar willen we als Tweede Kamer een mooi financieel gebaar tegenover stellen in de vorm van een bonus. Maar zoals het nu gaat, lijkt het gebaar onder te sneeuwen door onduidelijkheid in de uitvoering. Eerst was totaal onduidelijk of de bonus impact zou hebben op de toeslagen die mensen ontvangen. Dat moest deze Minister herstellen met een tweet. En nu is onduidelijk welke zorgmedewerkers wel en welke niet een bonus ontvangen. Daarmee dreigt het gebaar geen tegemoetkoming, maar een splijtzwam te worden, waarbij de Minister zich verschuilt en de regeling voor werkgevers niet goed uitvoerbaar is. Wij roepen de Minister dan ook op om op korte termijn alsnog tot een duidelijke en goed uitvoerbare regeling te komen.
Voorzitter. Dan de inkoop van beschermingsmaterialen. Op het hoogtepunt van de crisis ging het hier dagelijks over. Vanuit het hele land en ook vanuit de Kamer kwam veel kritiek op de Minister. Er waren tekorten, het verdeelmodel miste logica en duidelijkheid, en zelfs Kamerleden kregen aanbiedingen omdat het door het ministerie opgezette Landelijk Consortium Hulpmiddelen, het LCH, te traag reageerde. Nu hebben we bijna 1,4 miljard euro begroot voor deze beschermingsmiddelen. Dat is heel veel geld. Daarom ben ik wel benieuwd wie controle uitvoert op het functioneren van het LCH, op de aanbesteding, de geldstromen en de doelmatige inzet van zó veel publiek geld. Hoe weten we als Kamer of dit geld wel goed en effectief is besteed en nog altijd wordt besteed? Ook wil ik weten hoeveel geld van de 1,4 miljard tot nu toe is uitgegeven. Ten slotte op dit punt: zou de Minister het de volgende keer weer op deze manier doen? Of zou de Minister de organisatie bij een volgende piek decentraal laten?
Voorzitter, tot slot. Dit is voorlopig het laatste debat gerelateerd aan corona. Daarom het volgende. Onlangs verzocht mijn collega Bergkamp de regering per motie om Wlz-instellingen duidelijkheid te verschaffen over de mogelijkheden om bezoek toe te staan en om er ook actief voor te zorgen dat instellingen die mogelijkheden daadwerkelijk benutten. Wij zijn blij om te zien dat er nu stappen worden gezet en dat er een menselijk beleid terugkeert. Maar we krijgen ook signalen dat het toezicht van de IGJ op de bezoekregeling en op de bewegingsruimte van bewoners echt nog een tandje intensiever mag. Ik wil dus graag zien dat de Minister dat oppakt.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Hartelijk dank. De heer Raemakers begon met het noemen van het onderwerp. Ik denk dat het goed is als ik dat nog een keer herhaal, want dat ben ik zojuist vergeten. We spreken over de wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van VWS, de incidentele suppletoire begroting inzake de coronamaatregelen. Dat is waar we met elkaar over spreken. Dank, meneer Raemakers. Dan mag ik nu het woord geven aan de heer Hijink. De heer Hijink spreekt namens de fractie van de SP. Gaat uw gang.
De heer Hijink (SP):
Dank, voorzitter. De SP-fractie heeft er veel begrip voor dat er heel veel extra geld in deze tijd van coronacrisis door het ministerie wordt uitgegeven. Dat is maar goed ook, want dat is heel hard nodig geweest om de beschermingsmiddelen, de apparatuur en nog veel meer aan te schaffen. Dat is volstrekt logisch. De vraag is wel – de heer Raemakers stelde hem ook al, terecht – of wij als Kamer die uitgaven voldoende kunnen controleren. Hij heeft zojuist het LCH genoemd. Ik sluit me graag aan bij de vraag hoe wij een instituut kunnen controleren dat feitelijk deels op afstand van het ministerie staat en een private organisatie is. In hoeverre hebben wij daar als Kamer grip op? Daar zou ik graag meer over horen. Dat heeft er ook mee te maken dat wij de afgelopen maanden toch het gevoel kregen dat we maar heel weinig grip hadden op de uitgaven die zijn gedaan. Dan heb ik het bijvoorbeeld over de beschermingsmiddelen. Wij horen dat daar soms echt bizarre prijzen voor zijn betaald en dat dit ook te maken heeft met de manier waarop het consortium heeft gewerkt. Dat had ook anders gekund als het ministerie daar misschien zelf meer verantwoordelijkheid in had genomen.
Ik heb ook meerdere keren vragen gesteld over de beademingsapparatuur, bijvoorbeeld over die 1.000 apparaten die bij Philips zouden zijn besteld. Wij krijgen gewoon niet de vinger achter hoe het daar nu precies mee zit. We willen daar gewoon heel concreet de overzichten van hebben. Er zouden er 100 geleverd zijn, maar wij hoorden al vrij snel dat die apparaten niet geschikt zouden zijn voor gebruik op de ic. Dat is natuurlijk nogal een probleem, juist als je coronapatiënten moet behandelen. Ik wil gewoon graag weten wat er met die apparaten is gebeurd. Zijn de overige 900 ook geleverd? Klopt het dat er een paar apparaten cadeau gedaan zijn aan een specifiek ziekenhuis? Wij willen gewoon de details weten en niet iedere keer met een kluitje in het riet worden gestuurd, zo van: we weten dat nog niet precies, want we hebben het overzicht nog niet. Mij lijkt dat als je apparaten inkoopt, je ook weet waar ze blijven.
Mijn vraag is ook of de Minister in de aanloop naar september de Kamer niet alleen kan informeren over de beademingsapparatuur, maar ook over de beschermingsmiddelen. Hoe staan we er nu precies voor? Hoe groot zijn de voorraden? Dan bedoel ik alles: handschoenen, schorten, mondkapjes, alles. Hebben we genoeg? Wat zit er nog in de pijplijn? Hoe zorgen we ervoor dat we voorbereid zijn op een eventuele tweede golf?
Voorzitter. Dan heeft mijn fractie zorgen over de deal die is gesloten met de farmaceut AstraZeneca. De SP begrijpt heel goed dat er hard gewerkt wordt om tot een vaccin te komen en het is ook logisch dat daar geld voor gereserveerd wordt; 700 miljoen, zo kunnen wij lezen. Maar hoe zorgen we ervoor dat dit geld op een goede manier wordt uitgegeven? Het bedrijf zelf spreekt van risico's die gedeeld moeten worden en zegt dat dat de reden is dat overheden – meerdere landen doen mee – moeten bijspringen. Tegelijk bouwt dit bedrijf in Londen het duurste bedrijfspand van heel het Verenigd Koninkrijk, namelijk in de vorm van een glazen donut. Dat moet een kantoor worden wat godsgruwelijk veel geld kost. We hebben dus maar heel weinig redenen om aan te nemen dat het met dit bedrijf heel slecht gaat. Dan is de vraag wel waarom daar nog weer heel veel publiek geld naartoe moet.
De precieze afspraken hebben wij alleen in een vertrouwelijke notitie en een vertrouwelijke brief kunnen lezen. Dat maakt het natuurlijk ingewikkeld om dit onderwerp te bespreken. Ik zou graag van de bewindspersonen willen horen waarom hetgeen wij hebben kunnen lezen vertrouwelijk moet zijn. Het bedrijf zelf geeft namelijk aan dat het wat hen betreft ook in de openbaarheid kan. Ik zou graag van de bewindspersonen horen wat daar precies het bezwaar tegen is.
Dan heb ik nog een andere vraag. Als het bedrijf zelf zegt dat het bereid is om het vaccin tegen kostprijs te gaan produceren, dan hebben wij natuurlijk ook het recht om dat inzicht te hebben. Ik zou ook graag willen horen of de bewindspersonen bereid zijn om met het bedrijf afspraken te maken over de vraag of het produceren tegen kostprijs voor de langere termijn – feitelijk voor altijd – gaat blijven gelden. Wij willen namelijk niet dat dit bedrijf hetzelfde middel als er straks eventueel een ander virus komt, alsnog voor heel veel geld gaat verkopen, waardoor het grote cashen kan beginnen. Dat hebben we namelijk ook bij andere middelen gezien en dat willen wij niet.
Ik ben bijna klaar, voorzitter, nog even heel kort de zorgbonus. Dat loopt bepaald niet soepel. Er is gedoe omdat werkgevers niet zo veel trek hebben om de problemen van de Minister op te lossen. Die weet namelijk niet precies wie er wel een bonus moet krijgen en wie niet, dus dat moet de werkgever dan maar gaan oplossen. Wij snappen heel goed dat zij daar niet op zitten te wachten. Je wilt immers geen scheve gezichten op de werkvloer. Wij kunnen ons dat goed voorstellen. Waarom kiest de Minister niet voor een veel eenvoudiger regeling, waarbij je veel generieker een groter deel van de zorgverleners die bonus geeft? Dan heb je deze discussie niet. Nu zijn er allerlei uitzonderingen en daar krijg je scheve gezichten van.
Ik heb nog één concrete vraag. De bonus is nu € 1.000. Betekent dit dat die € 1.000 geldt bij een voltijdscontract? Als je parttime werkt, krijg je dan ook een parttime bonus? Of is het voor iedereen gelijk? Ook die vraag zouden wij graag nog beantwoord zien.
Dank, voorzitter.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Van den Berg. Zij spreekt namens de fractie van het CDA. Gaat uw gang.
Mevrouw Van den Berg (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Eerst dank aan de Minister voor de beantwoording van de verschillende vragen. Wij hebben nog drie concrete vragen. De eerste betreft de bonussen, waarover de collega's ook al hebben gesproken. Die zijn bedoeld voor alle mensen die in de frontlinie hebben gewerkt tijdens de coronacrisis; zeer verdiend en gewaardeerd. Maar het is jammer inderdaad. Ik krijg ook mailtjes en appjes van mensen en groepen die vragen: waarom vallen wij daarbuiten, terwijl wij kunnen aantonen dat we daar midden in al die crisissituaties hebben gewerkt? Dus graag aandacht van de Minister daarvoor. Ik hoop dat hier op korte termijn een oplossing voor komt.
Mijn tweede punt is de rechtmatigheid van de betalingen. De Minister geeft in de beantwoording zelf aan dat die onder druk kan komen te staan, ook door de enorme spoed waarmee sommige besluiten genomen moesten worden. Nu krijgen we normaal gesproken in mei het rapport van de Rekenkamer. Ik kreeg de indruk dat de Minister wil voorkomen dat de Rekenkamer straks allerlei opmerkingen maakt en dat hij dus nu ook zelf extra maatregelen neemt, bijvoorbeeld voor het bewaken van de uitgaven van het Landelijk Consortium Hulpmiddelen. Kan de Minister die rechtmatigheid nog wat nader toelichten, waarover hij ook in de beantwoording al spreekt?
Ten slotte, voorzitter, het bron- en contactonderzoek. We hopen met z'n allen dat we een tweede golf kunnen voorkomen. Maar om die te kunnen voorkomen is het heel belangrijk dat er veel getest wordt en dat het bron- en contactonderzoek intensief wordt gedaan. We hebben als CDA wat vragen gesteld over de gelden die daaraan worden besteed. We begrijpen nu dat er voor 20 miljoen 200 mensen aangenomen kunnen worden. Er werd gezegd dat het desk research is. Wij vinden het opvallend dat dit een ton per persoon kost. Kan dat wat nader toegelicht worden? Wij maken ons toch nog wel zorgen over de aantallen mensen. In Duitsland zijn er 5 mensen op 20.000 inwoners. Dat zou betekenen dat je in Nederland meer dan 4.000 mensen nodig hebt. Dat is misschien helemaal niet nodig omdat wij ook andere dingen geautomatiseerd hebben, maar zeker in verhouding tot de verkeerstoren waar de Minister 36 miljoen voor uittrekt, zou ik hier graag nog wat nadere toelichting op willen hebben.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Een vraag van de heer Hijink.
De heer Hijink (SP):
Die gaat over de Rekenkamer en de rechtmatigheid van de uitgaven. Ik weet dat we hier al vaker discussie hebben gehad over de vraag waar de Rekenkamer wel of geen toezicht op kan houden. We hebben het vaak over de zorgverzekeraars gehad. Ik vraag me het volgende af. Het LCH is ingericht als private organisatie. Heeft mevrouw Van den Berg de indruk dat de Rekenkamer straks – maar ook wij als Kamer en journalisten die misschien met de WOB aan de slag willen – voldoende toegang heeft tot alle informatie, alle cijfers en alle details die in dat LCH hebben gespeeld? Vindt zij dat die cijfers uiteindelijk linksom of rechtsom, via de WOB, de Rekenkamer of via rechtstreekse vragen van de Kamer, toegankelijk moeten worden als wij die vragen hebben?
Mevrouw Van den Berg (CDA):
Dat is precies de reden waarom ik die vraag stel. Ik wil het graag eerst van de Minister horen. Hij heeft zelf aangegeven dat de rechtmatigheid door de snelheid van de beslissingen een punt kan worden en dat hij daar extra maatregelen voor wil nemen. Dat antwoord wil ik eerst graag even vernemen.
De voorzitter:
Helder. Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Veldman. De heer Veldman spreekt namens de fractie van de VVD. Gaat uw gang.
De heer Veldman (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Met de komst van het coronavirus heeft het kabinet in rap tempo verschillende noodmaatregelen en steunpakketten opgetuigd om de crisis het hoofd te bieden. Een ongekende opgave. Daarom groot respect voor hoe iedereen hierin alle zeilen heeft weten bij te zetten.
Voorzitter. Een van de onderdelen van de incidentele suppletoire begroting is de zorgbonus. Het is mooi dat de Minister aan de slag is gegaan na de Kamerbrede oproep om het zorgpersoneel extra te waarderen voor de dagen en nachten die ze hebben klaargestaan om mensen met coronaklachten op te vangen en te verzorgen. De VVD is echter wel verontrust over de uitvoering van de zorgbonus. Begin deze week konden we lezen dat werkgevers en de Minister van Volksgezondheid enigszins in onmin met elkaar leven over de uitvoering. Dat is natuurlijk bijzonder jammer. Hoe kan het dat een mooi initiatief, een Kamerbrede oproep, verwordt tot een strijdtoneel tussen Minister De Jonge en werkgevers? Kan de Minister aangeven of hij naar aanleiding van deze berichten weer in gesprek is gegaan met de werkgevers? Kan de Minister ons geruststellen dat het goed gaat komen met de uitvoering van de zorgbonus?
Voorzitter. De zakken van de overheid zijn diep gebleken. Het is goed dat we de uitgaven kunnen doen die noodzakelijk zijn. De controlerende taak valt nu wel af en toe weg. Dat is misschien wel begrijpelijk, maar tegelijkertijd ook zorgelijk. Gedane uitgaven kunnen we immers niet meer terugdraaien, terwijl we de rekening toch wel moeten betalen. Soms zijn er ook wel wat vraagtekens te zetten bij de bedragen op de suppletoire begroting. Zo staan er uitgaven op die onverklaarbaar groot zijn, zoals het operationeel maken van het speciale coronanummer. Dat heeft 36,3 miljoen euro gekost. Kan de Minister toelichten waar dit bedrag aan uitgegeven is? Is er eventueel al zicht op te verwachten andere grote uitgaven?
Voorzitter. De crisisstrategie en de noodregelingen hebben om snelheid gevraagd. Dat is goed en begrijpelijk. Echter, dit heeft er mede toe geleid dat er spanningen zijn ontstaan tussen het budgetrecht van de Kamer en de crisismaatregelen. De afgelopen tijd hebben we veel vaker kunnen merken dat de Kamer haar controlerende taak soms niet goed kan uitvoeren. We begrijpen het belang van snelheid, maar die mag niet ten koste gaan van zorgvuldigheid. Kan de Minister waarborgen dat de controle van de Kamer bij onvoorziene uitgaven vanaf nu goed geborgd gaat worden?
Dank u wel.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Dan geef ik nu graag het woord aan mevrouw Ploumen. Mevrouw Ploumen spreekt namens de fractie van de Partij van de Arbeid. Gaat uw gang.
Mevrouw Ploumen (PvdA):
Voorzitter. Ik begin met me aan te sluiten bij de woorden van – ik geloof – alle collega's over het belang van inzicht van de Kamer in uitgaven en het begrip dat we ervoor hebben dat dit in de afgelopen periode moeizaam mogelijk was. We hopen dat dit in het vervolg beter kan. Ik sluit me ook specifiek aan bij de woorden van de heer Hijink over de perikelen rond de bonus. Ik wil vooral aandringen op een snelle oplossing, want het zorgpersoneel verdient een bonus en verdient overigens ook een structurele salarisverhoging.
Voorzitter. De rest van mijn spreektijd zou ik willen besteden aan vaccins en medicijnen, specifiek aan het belang van dwanglicenties. Kort gezegd, met dwanglicenties kan de overheid afdwingen dat een bepaald product geproduceerd wordt onder toezicht van de overheid en dat één farmaceut niet met het monopolie aan de haal kan gaan. Minister Wiebes heeft net een brief aan de Kamer gestuurd over dwanglicenties, want hij heeft een commissie ingericht die zich buigt over het belang van die dwanglicenties. Dat belang is relevant, zeker nu, omdat we bijvoorbeeld zien dat de Verenigde Staten alle voorraden heeft opgekocht van het middel Remdesivir. Met een dwanglicentie zou Nederland de producent kunnen verplichten om het recept, om het maar even huiselijk te zeggen, af te staan, zodat een producent bijvoorbeeld in Nederland aan de slag kan en ervoor kan zorgen dat iedereen dat middel kan krijgen.
Voorzitter. Een commissie heeft zich gebogen over hoe je de dwanglicentie het beste kunt inzetten. Dat is de commissie-De Jong. Die commissie had aanbevelingen moeten doen. Maar die commissie komt niet tot aanbevelingen, want er is een verschil van inzicht. Nu zult u zeggen: dat komt vaker voor. Dat is ook zo, maar er is hier wel wat meer aan de hand. Een van de leden van de commissie heeft zich niet aan de afspraken gehouden dat er in die commissie zonder last of ruggespraak geadviseerd moet worden. Ik heb wat navraag gedaan, wat rondgebeld en scherp gelezen. Mijn indruk is dat één lid van de commissie gewoon een spreekbuis van de farmaceutisch industrie was. De industrie zat dus aan tafel, terwijl er eigenlijk vanuit publiek belang een advies gegeven moest worden.
Voorzitter. Naar aanleiding hiervan vraag ik de Minister wat er gedaan had kunnen worden om dit te voorkomen. Hoe wordt voorkomen dat deze persoon nogmaals aan tafel schuift bij ministeriële adviescommissies? De farmaceutische industrie kent alle wegen om te lobbyen, voldoende om haar punt te maken, maar ik vind niet dat dit gefaciliteerd moet worden door de overheid.
Dan heb ik vijf korte vragen over dwanglicenties. Nederland kan een dwanglicentie afgeven, maar dataexclusiviteit kan mogelijk een barrière vormen om een geneesmiddel te registreren dat zo geproduceerd wordt. Er moet dus een uitzondering komen op dataexclusiviteit. Hoe en wanneer gaat de Minister dit regelen?
Twee. Nederland heeft als een van de landen bij de Wereldhandelsorganisatie aangegeven nooit gebruik te zullen maken van artikel 31bis van het TRIPs. Dat betekent dat Nederland heeft toegezegd nooit geneesmiddelen te zullen importeren die elders onder dwanglicentie zijn geproduceerd. Maar we doen onszelf in deze tijd tekort met die bepaling. Wanneer gaat Nederland die opt-out ongedaan maken?
Drie. Eind juli is er een vergadering van de EU over het TRIPs. Vooralsnog gaat die door. Ik neem aan dat Nederland ook wil dat zij doorgaat. Graag een toezegging dat de Minister de Kamer tijdig informeert over de voorbereiding op deze vergadering en de inbreng van Nederland.
Vier. Nederland heeft zich uitgesproken voor die patentpool van de Wereldgezondheidsorganisatie. Collega Ellemeet had daar een motie over. Wat doet Nederland om hier concreet aan bij te dragen?
Vijf. Dan kom ik terug op die commissie-De Jong. Die is dus uit elkaar gevallen omdat er gewoon een belanghebbende van de farmaceutische industrie aan tafel zat. Graag een schriftelijke reactie van de Minister van VWS op de persoonlijke beschouwing van de voorzitter van de commissie en de wijze waarop die aanbevelingen uitgevoerd zullen worden.
Tot slot, voorzitter. De mensen thuis zullen denken: wat is dat artikel 31bis, het TRIPs en de commissie-De Jong? Het is heel simpel: als we dit nu niet goed regelen, betekent dat dat het voornemen van het Nederlandse kabinet om vaccins en medicijnen beschikbaar en betaalbaar te maken voor iedereen, eindigt in drijfzand. Het kabinet heeft middelen in handen om dat mogelijk te maken, als die middelen beschikbaar komen, maar gebruikt die niet optimaal. Erger nog, er zit gewoon een vertegenwoordiger van de farmaceutische industrie in een adviescommissie voor de overheid. Dat is echt ongehoord en schandalig. Dat komt nog boven op de chantage die we vanochtend van de farmaceutische groothandel moesten horen. Het is wel een keer klaar met dat verdienmodel.
Dank u wel.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Dan geef ik tot slot het woord aan mevrouw Ellemeet. Mevrouw Ellemeet spreekt namens de fractie van GroenLinks. Gaat uw gang.
Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Ik wil een viertal punten langslopen. Allereerst het Landelijk Consortium Hulpmiddelen. Ik begrijp wat de bewindspersonen hebben geschreven, dat het allemaal heel snel moest en dat er bijvoorbeeld geen tijd was voor een aanbesteding. Er wordt samengewerkt met allemaal private partijen. Maar ik vraag me wel af hoe het nu verder moet. Deze zomer wordt hopelijk een luwe periode. Wordt die dan ook gebruikt om daarnaar te kijken en misschien beslissingen te nemen over een aanbesteding of een andere toets op de partijen waarmee samengewerkt wordt? Ik ben benieuwd naar de reactie daarop van de bewindspersonen.
In de antwoorden hebben we ook kunnen lezen dat de deelnemende partijen, private partijen, geen winstoogmerk hebben in deze samenwerking. Worden zij dan gecompenseerd voor mogelijke financiële risico's? Wat is dan het verdienmodel van deze partijen? Graag een reactie daarop.
Van partijen die bijvoorbeeld mondkapjes leverden en dat tegen kostprijs wilden doen, heb ik begrepen dat hun aangeraden werd om wel een bv op te zetten, zodat ze met een zekere marge, waarmee risico's gedekt zouden worden, mondkapjes konden aanleveren aan het Landelijk Consortium. Ik vond het best opmerkelijk dat een partij die aanbiedt om het tegen kostprijs te doen, het advies krijgt om toch een bv op te richten en er meer voor te vragen. Misschien heb ik het verkeerd begrepen, maar ik krijg graag een reactie daarop. Want dat zou kunnen betekenen dat wij meer betaald hebben dan nodig was.
Voorzitter. Dan de bonus. Er is al veel over gezegd. Ik denk dat je het kort zou kunnen samenvatten door te zeggen dat de werkgevers het idee hebben dat ze iets over de schutting geworpen hebben gekregen. Wat mij toch wel bevreemdt, is dat de Minister en de werkgevers niet eerst tot een afspraak gekomen zijn – «zo gaan wij het doen» – en dat het daarna pas naar buiten is gebracht. Er was dus nog geen consensus, maar de Minister heeft wel al publiekelijk kenbaar gemaakt hoe hij die bonus wil regelen. Dat lijkt mij niet de juiste gang van zaken. Graag daar een reactie op.
Dan de reikwijdte van de bonus. We hebben, zoals de Minister weet, eerder een amendement ingediend, ook over de zorgbonus, en zelf een rekensommetje gemaakt: om hoeveel mensen gaat het nou? Als je uitgaat van een bonus van € 1.000 en een optelsom maakt van iedereen die in de zorg werkt, met een inkomen van tot twee keer modaal, kwamen wij uit op een benodigd bedrag van 1,2 miljard. Ik vraag me af of de Minister kan uitleggen waarom hij op een veel lager bedrag uitkomt.
Voorzitter. Dan de vaccins en de investeringen daarin. We weten dat er een samenwerking is aangegaan met AstraZeneca. Nog even voor de duidelijkheid: AstraZeneca is een bedrijf dat meer winst maakt op medicijnen dan Shell op olie. In het eerste kwartaal van 2020 ging het om een winst van 750 miljoen. Dat zijn gigantische bedragen. Dit zijn grote jongens die gewoon gaan voor het grote geld. Ik begrijp ook dat wij vaccins heel hard nodig hebben, en dat het dus best een ingewikkelde situatie is. Maar mijn vraag is dan wel de volgende. De Minister heeft zich gecommitteerd aan de COVID-19-pool. Daarin gaat het ook over de toegankelijkheid en beschikbaarheid van medicijnen. Zijn dat ook begrippen die meegenomen worden en waar ook echt zwart-op-wit afspraken over gemaakt worden met zulke farmaceuten? Is het zo dat we voor het mooie beeld een COVID-19-pool steunen, maar dat we dat loslaten als het echt om het grote geld gaat? Ik hoop het niet, maar ik hoor graag van de Minister hoe dat zit.
De democratische controle vind ik echt een ingewikkelde. De heer Hijink had het daar ook al over. Ik begrijp dat sommige informatie vertrouwelijk is, maar dit gaat om enorm veel publiek geld. Dat is ons belastinggeld. 700 miljoen daarvan wordt nu gereserveerd voor deze investering, zoals we hebben kunnen lezen. Ik denk dus dat het echt belangrijk is om daar die democratische controle op te hebben.
Dan ga ik over naar mijn laatste punt. Ik zie de voorzitter al heel subtiel knikken. Dat gaat over het inzicht in de kosten. We hebben kunnen lezen dat voor Prinsjesdag duidelijker moet worden wat de coronakosten bijvoorbeeld gaan betekenen voor de premie. Mijn vraag is deze. Er komt een rekenpremie. We kunnen later dit najaar ook nog een tweede golf krijgen. Is de Minister bereid tot een principe-uitspraak dat de coronakosten niet worden verrekend in de zorgpremie?
Dat was het. Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Dan geef ik echt tot slot het woord aan mevrouw Agema. Mevrouw Agema spreekt namens de fractie van de PVV. Gaat uw gang.
Mevrouw Agema (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Ik val even zo binnen...
De voorzitter:
Ja, sorry. Maar u bent de laatste spreker.
Mevrouw Agema (PVV):
Ik heb de afgelopen paar uur ook nog een amendement ingediend samen met collega Wilders...
De voorzitter:
Dat klopt; dat is ook rondgedeeld.
Mevrouw Agema (PVV):
... en ik heb eigenlijk helemaal geen tijd meer om hierbij te zijn, vanwege de stemmingen en noem maar op, maar ik dacht: dat kan natuurlijk niet. Je kunt niet een amendement indienen zonder dat collega's daarover nog vragen kunnen stellen.
De reden van dat amendement is dat de aanschaf en distributie van medische hulpmiddelen, zoals mondkapjes, handschoenen, schorten en brillen, 452 miljoen euro heeft gekost, maar dat de zorginstellingen daar weer 180 miljoen euro voor hebben moeten betalen. Ze hebben de precoronaprijs betaald en niet de kop die erop zat vanwege de cowboyprijzen die werden betaald. Wij zijn echter van mening dat instellingen ten tijde van een pandemie niet bezorgd moeten hoeven zijn over hoe groot de rekening nou eigenlijk wordt voor de instelling. De bedrijfsvoering kan namelijk in de knel komen. Eén mondkapje is niet duur, maar als jij heel wat weken achter elkaar je mensen in de beschermingsmiddelen moet zetten, dan wordt het wel duur. Daarom vinden we dat de beschermingsmiddelen tijdens een pandemie vergoed moeten worden. Wij stellen ook voor om de dekking daarvoor te vinden in dezelfde werkwijze als de regering tot nu toe heeft gehanteerd, namelijk in de coronagerelateerde uitgaven die uit de algemene middelen komen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Dan zijn we daarmee aan het einde gekomen van de eerste termijn van de zijde van de Kamer. Ik stel voor om de vergadering tot iets na 16.35 uur te schorsen. De bewindspersonen kunnen zich dus vast gaan voorbereiden op de vragen. Met u zou ik het volgende willen afspreken. Het is een wetgevingsoverleg. Dat betekent dat wij straks na de schorsing beginnen met de beantwoording en dat u in tweede termijn gelijk de moties indient. We hebben geen tijd om tussendoor te schorsen. Ik vraag de bewindspersonen om ook alvast een oordeel te geven over het amendement waar mevrouw Agema zojuist naar verwees. Dat is zojuist rondgedeeld. Mochten er nog andere amendementen ingediend worden, dan zullen die ten tijde van de vergadering rondgedeeld worden. Als u u dus vast zou willen voorbereiden op een motie, als dat het geval is, heel graag.
De vergadering wordt van 16.23 uur tot 16.37 uur geschorst.
De voorzitter:
Aan de orde is het wetgevingsoverleg over de wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van VWS, de incidentele suppletoire begroting inzake coronamaatregelen. Ik denk dat ik als eerste de Minister van VWS het woord mag geven? Dat is het geval. Het woord is aan de Minister.
Minister De Jonge:
Voorzitter, dank u wel. Er is een aantal vragen gesteld. Ik wil die als volgt beantwoorden: eerst de vragen die gaan over de rechtmatigheid, dan de vragen die gaan over de bonus, dan de vragen die gaan over de vaccins en tot slot nog een paar vragen die zich niet nader laten rubriceren. Daarvoor hebben wij altijd de classificatie «varia».
Allereerst de rechtmatigheid. Ik begrijp de vragen die de Kamer daarover heeft gesteld heel goed. Het is namelijk gewoon waar dat de uitgaven die we hebben moeten doen, gewoon om snel te kunnen handelen, op enigszins gespannen voet staan met het budgetrecht van de Kamer. Dat is gewoon waar; daar kunnen we niet omheen. Om dat zo goed als mogelijk te verhelpen, hebben we u wekelijks zo goed als mogelijk geïnformeerd middels een hele uitgebreide brief, om in ieder geval aan het informatierecht van de Kamer te voldoen. Dat maakte ook mogelijk dat wij in een serie debatten wel degelijk verantwoording af hebben kunnen leggen over de keuzes die we maakten. De inhoudelijke kant van het budgetrecht is daarmee in voldoende mate afgedekt geweest. Aan de formele kant van het budgetrecht hebben we invulling gegeven door zowel bij de eerste suppletoire begroting als bij deze incidentele suppletoire begroting gewoon inzichtelijk te maken welke aanvullende uitgaven we hebben moeten doen.
Had het ook anders gekund? Nou ja, er is een variant waarin het anders had gekund, en dat is als we u op dag één van onze aanpak eigenlijk een soort blanco cheque hadden gevraagd. Dan hadden we in formele zin wellicht voldaan aan het budgetrecht, maar dan was die blanco cheque ook daadwerkelijk blanco geweest, omdat we op dat moment nog niet wisten hoeveel aanvullend budget we nodig hadden en waaraan we dat uit moesten geven. Kortom, wij hebben deze keuze gemaakt omdat we daarmee met name recht hebben willen doen aan de inhoudelijke kant van het budgetrecht. We proberen in het vervolg zo goed mogelijk recht te doen aan dat budgetrecht, in aanvulling op het informatierecht van de Kamer – uiteraard, zou ik willen zeggen, hoewel ook wij op dit moment niet kunnen voorzien welke aanvullende uitgaven we zullen moeten doen.
Er was een vraag van mevrouw Van den Berg. Zij vroeg: wat zijn de extra maatregelen om de rechtmatigheid te bevorderen? We proberen ook deze uitgaven natuurlijk zo goed als mogelijk rechtmatig te doen. Collega Van Rijn zal zo meteen iets toelichten over het LCH. Daar is het zeker in de beginperiode natuurlijk helemaal niet mogelijk geweest om een aanbestedingsprocedure te volgen. De Aanbestedingswet voorziet overigens ook in een spoedeisend belang waardoor de procedure niet gevolgd kan worden. Dat enkele feit hoeft op zichzelf dus niet tot onrechtmatigheid te leiden. We hebben wel meer in het algemeen aangegeven dat wij ervan uitgaan dat een deel van de uitgaven die we hebben gedaan onrechtmatig zal blijken te zijn. Dat is ook niet achteraf reparabel. Nu er wat meer rust in de aanpak komt, is het natuurlijk weer mogelijk om de onrechtmatigheid te beperken. Dat zullen we ook doen met alles wat we in ons hebben. Tegelijkertijd is rechtmatigheid in de uitgaven misschien ook niet het allerbelangrijkste van alles wat belangrijk is in zo'n crisis. Als het maar goed besteed wordt en snel besteed wordt om datgene te doen wat je nodig vindt. Daar waar we dat kunnen, maken we uiteraard keuzes die de rechtmatigheid recht doen.
Hoe is dan de controle geregeld? Bij de vaccins is dat een vak apart of een apart hoofdstuk, zou je kunnen zeggen. Daar zal ik dus wat dieper op ingaan bij de vaccins. Maar ik denk dat de controle in z'n algemeenheid juist wel heel goed mogelijk is geweest, omdat wij in die uitgebreide wekelijkse en later tweewekelijkse brieven heel punctueel zijn geweest in al die dingen die we doen en die we hebben gedaan om de crisis te bezweren. Daarmee is democratische controle op datgene wat het kabinet doet dus heel wel mogelijk geweest, zonder de uitgavenkant altijd exact te kennen. Eerlijkheidshalve moet daaraan worden toegevoegd dat het kabinet de uitgavenkant natuurlijk ook niet altijd kende voordat het de keuzes maakte. Een voorbeeld daarvan – ik zal daar zo nog wat uitgebreider op ingaan – is het testen bij de GGD. We hebben gewoon de opdracht gegeven: ga dat doen; ga dat doen voor die en die groepen en breid dat verder uit. We hebben niet van tevoren tegen de GGD gezegd «dit mag het kosten» of zo. We hebben gezegd: ga het doen, en laat ons weten wat het kost. Zo hebben we het gedaan, in die volgorde. Dat is niet wat je in de normale situatie doet, maar dat is wel wat het snelste werkt, en zo hebben we het ook gedaan op dit moment, op deze manier.
De voorzitter:
Mevrouw Van den Berg heeft een vraag. Ik sta toe dat er een vraag gesteld wordt, maar echt alleen de vraag, dus geen inleiding.
Mevrouw Van den Berg (CDA):
De Minister zegt: wat gebeurd is, is niet reparabel. Dat snap ik aan alle kanten. Maar krijgen wij als Kamer dan nog een schrijven van de Minister – dat begreep ik namelijk uit zijn schriftelijke reactie – over de aanvullende maatregelen die hij neemt om de rechtmatigheid van de toekomstige uitgaven te bevorderen?
Minister De Jonge:
Dat kan ik toezeggen. Dat kan na de zomer komen.
Voorzitter. Dat waren de vragen over rechtmatigheid. Dan ga ik naar de bonus. Daar is een aantal vragen over gesteld, waaruit ik ook een beetje afleid dat uw Kamer zegt: waarom geeft dat dan weer gedoe in de uitvoering? Ik vind het eerlijk gezegd niet zo verwonderlijk dat zoiets gedoe geeft in de uitvoering. Maar ik wil even terug naar de oorsprong van die bonus en de reden dat we hebben gedaan wat we hebben gedaan.
Ten eerste is in maart die motie ingediend van mevrouw Van Kooten-Arissen van de Groep Krol/Van Kooten-Arissen, ook wel door het leven gaand als Partij voor de Toekomst. Daarbij is Kamerbreed gezegd: wij moeten komen tot een bonus voor de mensen die werken in de zorg, de mensen die zo voor ons in de frontlinie hebben gestaan. We hebben zo goed als mogelijk naar de geest van die motie en naar de letter van die motie vorm en inhoud gegeven aan de uitwerking daarvan. Er hebben allerlei varianten op tafel gelegen. Die zal ik u besparen. Uiteindelijk hebben we gezegd: misschien is het juist heel goed om met sociale partners af te bakenen voor wie die bonus nou eigenlijk bedoeld is, en daarmee ook voor wie niet. Dat is misschien een kant die we wat minder graag belichten. Toch denk ik dat het wel noodzakelijk is om dat er ook bij te vermelden. Waarom? Omdat je weet dat die bonus heel erg veel extra geld kost. Dat is welbesteed geld, maar het is wel heel erg veel extra geld. Als je het sommetje maakt... Het gaat om 800 miljoen. Als je dat verdeelt over 17 miljoen Nederlanders kom je op ongeveer € 50 per Nederlander die meebetaalt aan die bonus, als ik dat goed uitrekenen. Dan wil je wel dat het goed besteed geld is, namelijk aan die mensen die zich inderdaad extra hebben ingezet in de zorg tijdens de coronacrisis. Dat hoeft niet per se alleen met coronapatiënten te zijn; het gaat om mensen die zich überhaupt direct of indirect extra hebben ingezet in de coronacrisis. Dat zijn niet alle medewerkers in de zorg. Dat weten we ook. Er zijn ook afdelingen waar de zorg juist heel sterk is afgeschaald, die juist heel veel minder te doen hadden. Dan is het ook weer niet zo onlogisch, juist omdat je de samenleving vraagt om mee te betalen – het is natuurlijk toch andermans geld dat we hier met elkaar zitten uit te geven – dat we die afbakening kiezen. Het gaat dus over de mensen die zich extra hebben ingezet. De mensen die juist minder te doen hebben gehad, betrek je daar dan weer niet in.
Het tweede waar we in die gesprekken met het veld al achter zijn gekomen, is dat er echt wel draagvlak is om te zeggen: laten we ons nou richten op de verpleegkundigen, de verzorgenden en de helpenden welzijn, eigenlijk een beetje de groepen die ook in het amendement van GroenLinks zijn genoemd, en daarmee dus niet op de mensen in de zorg die gewoon echt een heel hoog salaris hebben. We hebben dus die afbakening gekozen: de mensen die zich extra hebben ingezet en niet de mensen met een heel hoog salaris. Dat is de afbakening waar we aan dachten. Daar hebben we vervolgens met werkgevers en werknemers over gesproken. We hebben een verkenner op pad gestuurd om dat met hen te bespreken. De conclusie van die verkenner was: «Zorg nou voor een duidelijke regeling. Vraag die werkgevers niet te veel om die keuze te maken. Dat is ingewikkeld, want dan moeten werkgevers kiezen, en die willen dat liever niet.»
Over de omvang van de bonus, die € 1.000, waren we het vrij snel eens. Dat is ongeacht de omvang van het contract, zeg ik in de richting van de heer Hijink. Dat het netto moest zijn, daar waren we het ook vrij snel over eens. Het was niet zozeer zo dat er onduidelijkheid aan onze kant was, maar ik zag dat daar onduidelijkheid over ontstond in een enkele courant die daarover had geschreven. Dat was de reden dat ik dacht: ik doe daar nog even een tweet overheen, zodat daar geen misverstand over kan ontstaan. Het staat gewoon duidelijk toegelicht in de brief die uw Kamer heeft gehad. Die onduidelijkheid zat dus niet aan onze kant, wil ik maar zeggen tegen de heer Raemakers.
Zo hebben we het dus gedaan. We hebben ook gezegd: als je dit wilt, dan moet je dit natuurlijk goed uitwerken in een regeling. Een regeling kost gewoon tijd. Dat heeft namelijk ook allerlei juridische consequenties. Het kost gewoon tijd omdat op een goede manier te doen. Daarna moet je dat uitvoeringsloket ook op een goede manier inrichten. Die regeling probeer ik rond begin september af te hebben. Daarin zal ook gewoon juridische duidelijkheid worden geboden. Maar ik weet dat er een hoop vragen zijn, bijvoorbeeld van aiossen. Ze vragen: val ik er wel onder? Die vraag vind ik zeer terecht. Mijn antwoord op die vraag is: ja, aiossen moeten daar natuurlijk onder vallen. Die horen namelijk niet bij die hoge inkomens in de zorg en hebben zich wel het snot voor de ogen gewerkt. Zij hebben juist heel veel van het werk gedaan in de afgelopen tijd. Zij horen daar dus zeker onder. Zo zijn er natuurlijk meer vragen gesteld. De vraag is dus de hele tijd: in welk bakje zit ik nou? Werkgevers mogen inderdaad van ons vragen dat er een duidelijke regeling komt, waarbij zij niet hoeven te kiezen «wie wel, wie niet». Wij maken de afbakening in de regeling. We zullen die duidelijkere afbakening zo veel als mogelijk al voor de zomer aangeven, zodat de mensen weten waar ze aan toe zijn. De uitwerking van de regeling, de juridische kant daarvan, volgt dan na de zomer en de opening van het loket volgt 1 oktober.
Hoe willen we daarin werken? Door te definiëren voor wie de regeling wel bedoeld is, ook te definiëren voor wie de regeling dus niet bedoeld is en daar ook eerlijk over te zijn. Het enige wat vervolgens aan werkgevers wordt gevraagd, is wie er in welk bakje valt op basis van een duidelijke regeling. Dat is het enige. We vinden dat we dat van werkgevers mogen verwachten. Dat vinden we ook logisch. Werkgevers hebben zich daar in de verkenning ook toe bereid verklaard. Waarom hebben we op basis van de verkenning deze keuze gemaakt? Omdat wij ervan uitgingen dat de Kamer wilde weten waar men aan toe was met de uitwerking van de motie. Dat had de Kamer namelijk gevraagd in het laatste Kamerdebat. Daarom hebben we de Kamer vorige week geïnformeerd.
De voorzitter:
Einde blokje bonus?
Minister De Jonge:
Ja.
De voorzitter:
Dank u wel. Een vraag van de heer Raemakers, zag ik.
De heer Raemakers (D66):
De Minister begon zijn toelichting met dat het niet zo verwonderlijk was dat er uitvoeringsproblemen zijn. Ik heb toch veel berichten gelezen van werkgevers die niet blij zijn met hoe de regeling nu gecommuniceerd is door de Minister, dat het erop lijkt dat de Minister te snel naar buiten is getreden en dat we terug naar de tekentafel moeten voor een stukje huiswerk om goed af te stemmen met alle sociale partners. Is de Minister dat met D66 eens?
Minister De Jonge:
Nee, dat ben ik niet met D66 eens. Ik ben het ook niet eens met werkgevers die dat hebben gezegd. Wij hebben juist een verkenning gedaan. Uit die verkenning bleek dat werkgevers graag uitvoering willen geven aan een regeling, als het maar een duidelijke regeling is: voor wie wel en voor wie niet. Dat is precies zoals we het gaan doen. Dat de werkgevers die u heeft gehoord de afgelopen weken in de krant hebben gezegd «voor ons is het nu niet duidelijk», is merkwaardig. We hebben nou juist precies gedaan wat werkgevers in de verkenning hebben aangegeven. Uiteraard gaan we de regeling verder uitwerken en gaan we dan weer om tafel. Natuurlijk, we zijn permanent in gesprek met allerlei werkgevers- en werknemersorganisaties. Dat is een permanente seance van overleg, maar het gaat stap voor stap. Dit is de hoofdlijn. Ik zal voor de zomer verder duidelijkheid over geven over die hoofdlijn, die net na de zomer wordt uitgewerkt in de regeling. Per 1 oktober gaat het loket open.
De voorzitter:
Dank u wel. Heel kort, de heer Raemakers.
De heer Raemakers (D66):
De kritiek van de werkgevers was: wij kunnen niet binnen een afdeling zeggen «deze medewerkers moeten wel de bonus krijgen en andere medewerkers niet». Dat is echt een taak waarvan ze zeggen: op grond van wat moeten wij dat doen? Het is toch wel een beetje een patroon, ook bij deze Minister, bijvoorbeeld als het gaat om de app en om de coronawet. Heel vaak wordt er te snel naar buiten getreden en dat lijkt hier toch wel het geval te zijn. Er zijn heel veel berichten van heel veel werkgevers die ontevreden zijn met deze gang van zaken.
Minister De Jonge:
Nou, volgens mij... Ik herken niet wat u zegt. Laat ik het zo zeggen.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Hijink, ook een vraag, geen toelichting.
De heer Hijink (SP):
De Minister zegt dat de werkgever uiteindelijk moet gaan bepalen in welk hokje de werknemer geplaatst moet worden. Er ontstaat dan toch weer een afhankelijkheid voor zorgverleners van de werkgever, de plek waar ze werken. Hoe gaan we voorkomen dat mensen wel een bonus toegekend krijgen door de ene werkgever en andere mensen in een vergelijkbare situatie niet? Die ongelijkheid moet natuurlijk niet zitten in een goede regeling.
Minister De Jonge:
Dat klopt. We moeten de afbakening van de regeling zo duidelijk mogelijk definiëren. Daarover zijn we ook in de uitwerking verder in gesprek met werkgevers en werknemers, want de regeling moet voor werkgevers uitvoerbaar zijn en in gelijke gevallen ook op een gelijke manier uit te leggen zijn. Dat is de manier waarop het moet.
De voorzitter:
Dank u wel.
Minister De Jonge:
We gaan daar dus op die manier mee aan de slag. Het is zeer terecht dat u dat zegt.
De voorzitter:
Afrondend, de heer Hijink.
De heer Hijink (SP):
Bestaat dan ook de mogelijkheid... Ik maak me hier hele grote zorgen over. Ik denk dat dit een slagveld gaat worden op de werkvloer, want er zullen heel veel mensen zijn van wie niet precies duidelijk is of zij nu wel of niet in de ogen van de Minister stappen extra hebben moeten zetten door het coronavirus, ook als je op een afdeling werkt waar je juist het fort hebt bewaakt, terwijl anderen de coronazorg deden. Ja, dan heb je ook extra inzet gepleegd.
De voorzitter:
Uw vraag.
De heer Hijink (SP):
Bestaat de mogelijkheid, is er ruimte om de regeling uit te breiden, zodat we dit gedoe allemaal kunnen parkeren en een bredere groep die bonus kunnen toekennen om te voorkomen dat we straks tot het eind van het jaar zitten te hakketakken over wie nu wel en niet een bonus moet krijgen?
Minister De Jonge:
Nee, dat gaan we niet doen. We gaan niet hakketakken. Wat we wel gaan doen, is goed afbakenen. Dat doen we zo precies mogelijk, zo uitlegbaar mogelijk. Het is én in de geest van de motie én bedoeld als echte blijk van waardering en dankbaarheid in de richting van die mensen die zich extra hebben ingezet vanwege de coronacrisis, nog los van overwerk, wat natuurlijk betaald wordt en nog los van bewust belonen, wat werkgevers in de zorg ook gewoon kunnen doen. Dit gaat echt over mensen die zich extra hebben ingezet in relatie tot corona, ofwel omwille van het werk met patiënten ofwel omwille van het directe werk, het indirecte werk dat daarmee te maken heeft. Wij zullen definiëren wie wel en ook wie in het bakje «nee, tenzij» valt. Want inderdaad, het kan zijn dat je op zich op een afdeling werkt waar het werk juist heel veel minder was, maar dat je je daarom extra hebt ingezet, bijvoorbeeld op de corona-afdeling. Dat kan. Dat kan ik vanaf hier niet zien. Dat kunnen wij hier met elkaar niet zien. Dat kunnen werkgevers zelf wel zien. We gaan het goed definiëren en vervolgens zo uitvoeren.
Dan de generositeit van de regeling, want deze regeling is buitengewoon genereus. We schatten nu in dat er zo'n 800.000 mensen bij betrokken zijn; vandaar ook het bedrag van 800 miljoen netto. Dat is een buitengewoon genereuze regeling. Als het nog meer wordt dan dat, dan heb ik daar natuurlijk een gesprek over, in eerste instantie met werkgevers of ze wel goed hebben gekeken, want wij denken echt dat we daarmee een hele ruime inschatting hebben gemaakt. U heeft de reservering gezien in deze incidentele suppletoire begroting. Wij denken daarmee echt een hele genereuze regeling te hebben. Waarom moet je nou wel degelijk willen afbakenen? Je zou ook kunnen zeggen: het allermakkelijkst is gewoon iedereen die überhaupt een uur zorg heeft geleverd ergens in die maanden. Dat zou het allermakkelijkste zijn, maar je moet het ook kunnen verantwoorden aan de rest van Nederland. We vragen aan de samenleving: betaal daaraan mee. Dan vind ik het logisch om de afbakening te kiezen: het gaat over de mensen in de zorg die we inderdaad dankbaar moeten zijn voor het extra werk en we kiezen daarbij voor pak ’m beet een inkomensgrens van twee keer modaal, zoals het ook in het amendement van GroenLinks stond. We maken die selectie en vinden dat ook uitlegbaar aan de rest van de samenleving.
De heer Veldman (VVD):
De Minister schetst een proces dat theoretisch helemaal niet onlogisch klinkt. Hij zegt eigenlijk: er is niks aan de hand. Toch zien we werkgevers die aangeven: wij zijn er nu wel even klaar mee. Dat verhoudt zich natuurlijk niet echt lekker tot elkaar. Wat is dan nu de stand van zaken? Het beeld dat de Minister aangaf, «nou, het gaat allemaal goed», proef ik toch niet. Hij heeft die werkgevers wel nodig om het uiteindelijk te regelen.
Minister De Jonge:
Ja. Daarom zijn we met de werkgevers in gesprek over de exacte afbakening. Op hoofdlijnen heb ik daarvan gezegd, in het debat vorige week en ook in de brief die ik daarover heb gestuurd, wat we daarover hebben gezegd. Ik heb dat zojuist weer toegelicht. We proberen voor de zomer nog met een precisering van de afbakening te komen. Na de zomer zal dat echt in de regeling vervat zijn. Daar gaan we gewoon weer over in gesprek met de werkgevers. Men heeft zich in de verkenning bereid verklaard om uitvoering te geven aan de regeling. Dat was natuurlijk het belangrijkste. Op het moment dat men dat tegen een verkenner zegt, ga ik daarvan uit. Zo gaan we dat verder weer verkennen.
De voorzitter:
Afrondend.
De heer Veldman (VVD):
Eigenlijk hoor ik de Minister zeggen: we zijn nog in gesprek en de werkgevers die we in de media hebben gezien, hebben voor hun beurt gesproken. Is dat wat de Minister zegt?
Minister De Jonge:
Ik kies dan mijn eigen woorden, maar daar komt het wel een beetje op neer.
De voorzitter:
Helder. Mevrouw Ellemeet, ook direct een vraag, geen inleiding. Gaat uw gang.
Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Als een ding duidelijk is geworden deze afgelopen maanden, is het dat heel Nederland het zorgpersoneel een betere beloning gunt. Dus de angst die de Minister heeft dat het wel publiek geld is... Dat is zeker waar. Het is belastinggeld en daar moeten we goed over nadenken.
De voorzitter:
Uw vraag.
Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Maar als een ding duidelijk is, dan is het dat er heel brede steun is om alle mensen in de zorg zo'n bonus te geven. Zou de Minister het zichzelf niet makkelijker maken, ook in lijn met wat mensen in Nederland het zorgpersoneel gunnen, door te zeggen: we trekken het wat breder en dan hebben we al dat gedoe niet?
Minister De Jonge:
Ik ben het absoluut met u eens dat dat de makkelijkste weg zou zijn, maar de vraag is of dat de eerlijkste weg is. Je vraagt aan de samenleving 800 miljoen in een tijd van economische recessie. De krimp van de economie is – 6%. In die tijd vraag je aan de Nederlandse samenleving... We geven hier allemaal geld uit van een ander. Het is altijd goed om dat te beseffen in Den Haag. We vragen aan de samenleving iets heel bijzonders, namelijk: zullen we 800 miljoen, waar we het tot een aantal maanden geleden niet over hebben gehad, extra uitgeven? We vragen aan Nederland om dat te betalen voor de mensen in de zorg. Ik denk dat de Nederlandse samenleving dat heel graag wil. Ik denk dat we allemaal graag onze dankbaarheid en onze waardering willen laten blijken aan de mensen in de zorg. Dus ik sta ervoor dat we dat ook op deze manier doen. Het gaat dus niet via de premie, maar via de rijksbegroting. De vraag die de Nederlandse samenleving vervolgens aan ons mag stellen, is dat het wel tegemoetkomt aan die mensen in de zorg die zich extra hebben ingezet. Er waren ook afdelingen die bijna of zelfs helemaal gesloten waren en mensen die juist geen werk hadden vanwege de coronacrisis. Dat is ook een flink deel van de zorg. Het is niet zo logisch dat je de rest van de samenleving vraagt om daaraan mee te betalen. Je zit dus inderdaad met een afbakeningsvraag. Dat klopt. Nogmaals, de makkelijkste keuze zou inderdaad zijn om het gewoon voor allemaal te doen. Dat is waar, dat is de makkelijkste keuze. Maar dat is niet de eerlijkste keuze. Ik denk dat dit de eerlijkste keuze is.
De voorzitter:
Mevrouw Ellemeet, afrondend.
Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Ik vrees dat pijnlijke situaties onvermijdelijk zullen zijn en dat we dan met z'n allen toch wel bereid zullen zijn om het wat breder te trekken.
Mijn afrondende vraag gaat over landen als Duitsland en België, die ook een bonus hebben uitgekeerd. Kunnen we daar nog van leren, als de Minister wil vasthouden aan die afbakening? Hebben ze het daar op een slimme manier gedaan?
Minister De Jonge:
Nee, daar kun je vooral van leren hoe ingewikkeld het is. België heeft gezegd dat het € 1.000 wordt, maar ze zijn nog steeds aan het vergaderen hoe het eigenlijk zou kunnen. Ze hebben nog steeds geen idee. Duitsland heeft het per deelstaat gedaan. De ene deelstaat is daarin genereus geweest, de andere deelstaat juist helemaal niet. Daar is het per deelstaat een beetje ieder voor zich geweest. Daar kun je vooral van leren dat het best een ingewikkeld puzzeltje is. En dat herken ik wel van de afgelopen weken. Dat was een herkenbare ervaring.
De voorzitter:
Dank u wel. We hebben nog een halfuur. Daarna moeten we deze zaal helaas verlaten vanwege een volgend debat dat plaatsvindt.
Minister De Jonge:
Dan gaan we toch gewoon over naar het volgende blokje, voorzitter?
De voorzitter:
Graag. Maar ik heb begrepen dat de andere Minister ook nog ongeveer een kwartier nodig heeft en daarna volgt nog een tweede termijn met moties. Ik hoop dus dat u deze twee blokjes in maximaal tien minuten kunt afronden.
Minister De Jonge:
Zeker. It takes two to tango, hè. Dat ook. Maar goed, we gaan het proberen.
Vaccins. Allereerst snap ik heel goed het ongemak dat de Kamer heeft – dat deel ik – over de vertrouwelijkheid waarmee we de Kamer op dit moment moeten informeren, althans over een deel van de vragen. Er zijn verschillende vragensets gesteld over de vaccins, onder andere door de SP en D66 en ook door de PvdA, dacht ik. Ik ben het even kwijt, maar in elk geval waren er veel vragen. Die zijn allemaal beantwoord. U heeft ook meerdere brieven gehad over wat we hebben gedaan: over de samenwerking met die vier andere landen waarvoor we in aanvang hebben gekozen om tot een vaccin te komen, over de stap daarna om de samenwerking te zoeken met de Europese Commissie, en nu ook over het budget dat we daarvoor via de incidentele suppletoire begroting geraamd hebben.
Maar als ik nu zou zeggen welke exacte prijs wij hebben betaald, wij bereid waren te betalen, voor de voorinvestering in de productiefaciliteit van AstraZeneca, dan onderhandelt het vervolgens best heel moeilijk, ook met andere vaccinproducenten. Dat is een ingewikkeld onderhandelingsspel met 27 landen, met een kernclub van onderhandelende landen waar Nederland in zit, en met verschillende vaccinproducenten. Als ik alle kaarten van de onderhandeling met AstraZeneca op tafel leg in de richting van de rest, maakt dat het voor mij moeilijk om op een goede manier tot een scherpe uitkomst bij anderen te komen. Het zal best dat AstraZeneca daar niet zo veel moeite mee heeft, want AstraZeneca heeft zijn deal al. Maar dat is voor mij geen reden om te zeggen dat het dan niet zo uitmaakt.
Je zou zo veel mogelijk openbaarheid kunnen geven – maar net niet helemaal – over een aantal contractuele details. Dat kan altijd de inhoud zijn van een contract. Maar natuurlijk heeft de Kamer, ook in de openbaarheid, het recht om te weten wat de kostprijs exact is geweest. Maar dat kan ik op dit moment niet doen. Als we een eind verder zijn in het proces en meerdere deals hebben gesloten, komt de reden om de Kamer niet nu al openbaar te willen informeren, natuurlijk te vervallen. Dan wil ik net als u graag zo veel mogelijk in de openbaarheid met u delen. Vooralsnog doe ik openbaar wat kan en vertrouwelijk wat moet, vanwege het onderhandelbelang van Nederland, maar zodra ik de Kamer hierover in verdere openbaarheid kan informeren, zal ik dat natuurlijk doen. Tot die tijd heeft u ook recht op informatie, maar onder geheimhouding. Dat moeten we voor nu eventjes zo doen.
Dat dat niet ideaal is, voel ik ook, maar het is wel in het belang van onze onderhandelingspositie op dit moment. En daar moeten we flink op letten, want het is toch al heel moeilijk om op een goede manier te onderhandelen in deze fase. Vaccinfabrikanten weten namelijk heel goed hoe nodig het is dat we heel snel tot een vaccin komen. Wij hebben vaccinfabrikanten en -ontwikkelaars gewoon ongelofelijk hard nodig. Dat weten ontwikkelaars natuurlijk heel erg goed. Dat is de reden dat wij juist zaken willen doen met de vaccinontwikkelaars die tegen kostprijs willen leveren. Dat vind ik heel erg belangrijk.
In de richting van de heer Hijink zeg ik dat we in alle contractuele voorwaarden uitonderhandelen dat we goed kunnen checken of dat daadwerkelijk tegen kostprijs is. Dat vinden wij belangrijk. Zo kijken we daarnaar. Een aantal ontwikkelaars hebben een heel kansrijk vaccin, maar zitten heel commercieel in de wedstrijd. Die staan niet vooraan in de rij van de vaccinontwikkelaars waar we het gesprek mee aangaan.
In de richting van mevrouw Ellemeet zeg ik dat toen wij het debat hadden over haar motie, het ging over een toegankelijk en bereikbaar vaccin voor zo veel mogelijk mensen, niet alleen in Nederland en Europa, maar ook in lage-inkomenslanden. Want wij hebben ons medeverantwoordelijk te voelen voor lage-inkomenslanden. Een initiatief dat daartoe zou kunnen bijdragen, is de patent pool; het initiatief van Costa Rica. Daar hebben wij aan meegedaan, waartoe de motie ook oproept. Maar ik heb er altijd bij gezegd dat het een van de wegen naar Rome is. Het is een van de wegen om het doel te bereiken, namelijk dat van een toegankelijk, bereikbaar en betaalbaar vaccin voor zo veel mogelijk mensen. Een andere mogelijkheid om dat te bereiken, is de weg die we op dit moment via het AstraZeneca-contract doen: heel veel doses kopen, om daarmee voldoende te hebben voor niet alleen Europa, maar ook daarbuiten. Dat is de manier waarop we het doen. Ik denk dat we het over dat doel helemaal eens zijn. Uiteindelijk zijn we pas veilig als de hele wereld veilig is, als iedereen veilig is.
Voorzitter. Daarmee heb ik alle vragen samengepakt die op dit punt zijn gesteld. Ik kijk even rond of de Kamer dat met mij eens is.
De voorzitter:
Vast en zeker. De heer Hijink heeft een korte vraag.
De heer Hijink (SP):
Ik heb een vraag over de kostprijs. Ik heb gevraagd of het tegen kostprijs blijft. Dat is voor ons wel een hele belangrijke vraag. Het zal niet de eerste keer zijn dat een farmaceut met overheidssteun een product ontwikkelt dat hij op de veel langere termijn weer gaat verkopen tegen gigantische bedragen.
Minister De Jonge:
Voor nu kunnen wij alleen maar afspraken maken over deze pandemie en over de 300 à 400 miljoen vaccins die we hebben afgenomen bij AstraZeneca. Daarover gaat de contractuele afspraak. Die afspraak reikt niet verder dan dat, maar daarin is inderdaad de «tegen kostprijs»-clausule opgenomen.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan vraag ik u verder te gaan naar het volgende blokje.
Minister De Jonge:
Dat is het blokje varia alweer.
De voorzitter:
Ja. En als het kan, een beetje concreet en snel.
Minister De Jonge:
De D66-fractie vraagt of er een tandje bij kan bij de IGJ als het gaat om de bezoekregeling. Net als de D66-fractie vind ik het natuurlijk van belang dat de IGJ aan het einde van de dag een toetsende rol speelt of de rechten van bewoners voldoende worden nagekomen en nageleefd. Dat doet de inspectie dus ook. Natuurlijk lag het toezicht door de inspectie op het hoogtepunt van de crisis wat meer in de luwte. Dat is ook terecht, denk ik. Maar de IGJ heeft absoluut de opvatting dat het nodig is om op een goede manier toezicht te houden op bijvoorbeeld de versoepeling van de bezoekregeling: maken instellingen inderdaad gebruik van de ruimte die er inmiddels is? De IGJ heeft dat gisteren bekendgemaakt via een nieuwsbericht. Ik blijf met de IGJ in gesprek over de vraag hoe zij daar haar toetsende rol waarmaakt.
Mevrouw Van den Berg vroeg naar de kosten voor het bron- en contactonderzoek.
De voorzitter:
De heer Raemakers, een korte vraag.
De heer Raemakers (D66):
Het is heel belangrijk dat de bewoners van verpleeghuizen voldoende bewegingsruimte hebben en niet opgesloten worden in hun eigen kamer, waar ze zich niet kunnen bewegen. Daarvoor is het nodig dat de inspectie fysieke controles doet om te kijken of het allemaal in orde is. Gaat de inspectie meer fysieke bezoeken afleggen? Dat is voor ons heel belangrijk.
Minister De Jonge:
Ja.
Dan de GGD en de kosten voor bron- en contactonderzoek. Ik heb tegen de GGD gezegd: ga het doen, zorg dat je in beeld brengt wat het kost en ga niet beknibbelen op de kosten. Het moet ruimhartig worden gedaan conform de BCO-richtlijn, de richtlijn voor bron- en contactonderzoek. Deze is helemaal conform de internationale standaarden, en gaat zelfs nog verder. De vergelijking met Duitsland gaat in zoverre niet op dat het bron- en contactonderzoek daar een wat andere vormgeving heeft. Met name op het punt van de digitalisering heeft het echt nog wel wat te leren van Nederland. Voor een gemiddeld bron- en contactonderzoek staat ongeveer acht uur. Daarvoor moeten de mensen klaarstaan. U weet ook dat de besmettingsgraad op dit moment heel erg laag is. Daarmee is ook het aantal positieve testuitslagen heel erg laag. Het aantal fte's dat aanvankelijk was berekend in het opschalingsplan voor het bron- en contactonderzoek blijkt dus niet nodig te zijn. Ik vind het ook een beetje merkwaardig om nu een heel leger aan mensen werkloos op de bank te zetten. De GGD zorgt ervoor dat men klaarstaat voor een eventuele tweede golf. Het opschalingsplan is volstrekt in lijn met de verwachting van het verloop van de pandemie, voor zover dat voorspelbaar is. Er is in elk geval geen enkele financiële belemmering. Dat vind ik belangrijk. Ik heb ook meerdere keren aan de GGD meegedeeld, zowel mondeling als schriftelijk, dat er geen enkele financiële belemmering is om te zorgen voor voldoende mankracht.
Dan de 36,3 miljoen.
De voorzitter:
Wilt u interrumperen, mevrouw Van den Berg? Nee. Dan vervolgt de Minister zijn betoog.
Minister De Jonge:
De heer Veldman vroeg naar de 36,3 miljoen. Volgens mij was dat ook een vraag van mevrouw Van den Berg. Hoe is dat bedrag voor dat callcenter opgebouwd? U weet waarschijnlijk nog wel dat er in de eerste dagen een aantal honderdduizenden telefoontjes per dag naar dat callcenter zijn gepleegd. We hebben daarvoor een callcenter klaargezet van 1.400 fte. Dat is de maximale opschaling. Die 36,3 miljoen zijn de maximale kosten van dat callcenter tot eind 2020. Het is natuurlijk deels afhankelijk van de ontwikkeling van de testvraag. Het bedrag bestaat uit € 800.000 per maand aan telecomkosten, de 1.400 fte, de btw, de exploitatiekosten en daarnaast nog wat opstartkosten. Kortom, dit zijn de maximale kosten geprojecteerd over het hele jaar, afhankelijk van het verloop van de besmetting.
Dan vroeg mevrouw Van den Berg: waarom wordt in de incidentele suppletoire begroting maar een beperkt bedrag beschikbaar gesteld voor het RIVM, de GGD'en en de veiligheidsregio's; komen zij geen geld tekort? Het gaat om zo'n 20 miljoen. Dat was een eerste stap. We hebben de GGD gevraagd om zichtbaar te maken wat de kosten zijn van wat ze daar verder hebben moeten doen in de bemanning. We hebben nu net een eerste calculatie van hen gehad. We zijn daarover in gesprek met de veiligheidsregio's en de GGD'en. Dit was dus een eerste stap, maar het zal uiteindelijk leiden tot hogere kosten. We zullen u daar zo goed mogelijk over informeren.
Voorzitter, dat was het alweer.
De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee zijn de vragen beantwoord. Dan geef ik nu graag het woord aan de Minister voor Medische Zorg. Gaat uw gang.
Minister Van Rijn:
Voorzitter, dank u wel. Er zijn een aantal vragen gesteld over het LCH. Daar wil ik mee beginnen. De heer Raemakers vroeg wie de controle uitvoert. Een beetje in het spoor van wat de Minister van VWS net zei, is dat eigenlijk op dezelfde manier gerelateerd aan de comptabele wet- en regelgeving. De formule is: «Als uitstel van de uitvoering naar het oordeel van de Minister die het aangaat niet in het belang is van het Rijk en hij de Staten-Generaal daarover heeft geïnformeerd.» Ook hier hebben we getracht om dat te doen in de voortgangsbrieven over de coronacrisis, de eerste suppletoire wet en de incidentele suppletoire wet die nu voorligt. De Kamer wordt daar dan over geïnformeerd zodra redelijke ramingen beschikbaar zijn.
De heer Hijink vroeg naar de controle door VWS. Er is vanuit VWS een project-dg aangewezen die als opdrachtgever voor het LCH fungeert. Die project-dg krijgt iedere week een voortgangsrapportage van het LCH, zowel over de bedrijfsmatige als over de operationele als over de logistieke activiteiten. Mediq, dat ingeschakeld is voor de inkoop, rapporteert daarnaast dagelijks over de financiële verplichtingen en wekelijks over het financiële model. Ik denk dat de vraag van de heer Hijink ook was: kun je ons wat breder informeren over de voorraden; wat is precies gekocht richting september? Die toezegging wil ik graag doen. Om deze fase af te sluiten lijkt het mij goed dat de Kamer ook nog eens apart geïnformeerd wordt over de totale hoeveelheid gekochte middelen en de voorraden. Zoals u overigens weet, staat op de site van het LCH wekelijks informatie over de uitgeleverde producten.
Wat is er tot nu toe besteld en betaald? Er is besteld voor 1,3 miljard. Ik krijg gerapporteerd dat er tot en met vandaag voor 1 miljard is betaald.
Dan had de heer Hijink nog een aparte vraag over Philips. Daar zijn inmiddels 600 apparaten, waarvan er 150 zijn uitgeleverd. 450 staan op voorraad. Dat is deels omdat ze nog aangepast moeten worden aan de infrastructuur die bij de ziekenhuizen wordt gevraagd en deels omdat ze de eerste opbouw vormen van de ijzeren voorraad aan beademingsapparaten die wij langzaam maar zeker willen aanleggen. Over de septemberrapportage heb ik het net gehad.
Mevrouw Ploumen stelde een aantal vragen over dwanglicenties en de rapportage van EZK. Zij stelt een aantal behartigenswaardige vragen in de zin van «hoe loopt zoiets nou eigenlijk?» en «moeten wij niet veel fundamenteler praten over de werking van zo'n licentiemodel en met name de bevindingen van de voorzitter die apart zijn gemeld?» Ik vind het wel een idee om de Kamer apart schriftelijk te laten reageren op zowel de rapportage van de voorzitter als de vragen die zij heeft gesteld. Dat zal na het zomerreces plaatsvinden.
Mevrouw Ellemeet vroeg: moeten we deze zomer niet gebruiken om de positie van het LCH te bespreken? Dat is een terecht punt. Dat gaan we ook doen, omdat daar natuurlijk een aantal keuzes aan vastzitten, namelijk: hoe gaan we een ijzeren voorraad vormen en hoe gaan we die beheren en wat wordt uiteindelijk het model? Bij dat laatste gaat het dan om de vraag: ga je helemaal terug naar de decentrale verantwoordelijkheid voor de inkoop en ga je centraal opschalen als dat nodig is, of wil je een ander soort mix maken? Die twee vragen wil ik de komende tijd ook gaan beantwoorden. Misschien kunnen we in die brief dus ook meenemen wat de toekomst van het LCH is, gelet op de geleerde lessen.
Er is geen winstoogmerk voor de partijen die het LCH ondersteunen, zoals Mediq. De facto betekent dat dat zij de kostprijs betaald krijgen voor hun activiteiten en dat de overheid garant staat voor bijvoorbeeld leverantierisico's of als spullen niet aankomen. Dat risico is dan voor VWS.
Mevrouw Ellemeet vroeg ook of de coronakosten niet verrekend worden in de premie. Dit is een terechte vraag, maar die komt een beetje te vroeg, omdat nog niet duidelijk is wat de coronakosten allemaal zullen zijn en wat VWS voor zijn rekening neemt en wat uiteindelijk in de premie terecht zal komen. Onze inzet is er wel op gericht om dat zo veel mogelijk te dempen. Dat betekent dat wij nu met de zorgverzekeraars en bijvoorbeeld ziekenhuizen in overleg zijn over de vraag: wat zou nou ongeveer het saldo zijn van de minderkosten van niet-geleverde zorg en de meerkosten van coronazorg? Die saldopost hebben we nog niet helemaal scherp, maar die is natuurlijk van invloed op de wijze waarop dat al dan niet in de premie terechtkomt. Tegelijkertijd heb je natuurlijk discussie over vragen als «wat kan zelf opgevangen worden?» en «wat kan door de reserves worden opgevangen?» De inzet is erop gericht om de premie-effecten als gevolg van corona zo veel mogelijk te dempen. Uiteindelijk moeten we nog even afwachten wat de precieze getallen zullen zijn, maar dat is de beleidsinzet.
Tot slot het amendement van mevrouw Agema. Daar ben ik niet voor, om de reden waarover we het net al even hebben gehad. Producten worden voor precoronaprijzen ingekocht door het LCH en zij worden voor precoronaprijzen doorberekend aan de zorginstellingen. Dat betekent dat er voor de zorginstellingen eigenlijk niet meer resteert dan de aanschaf van de beschermingsmiddelen zoals ze normaal gesproken ook al deden. Voor zover het meer is dan normaal, zit dat in de continuïteit. Er worden meerkostenafspraken met de verzekeraars gemaakt. Om die reden zou ik het amendement willen ontraden.
De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee bent u aan het einde van de beantwoording gekomen. Er zijn nog wat vragen. Ik zag als eerste de heer Hijink. Daarna kom ik bij mevrouw Agema. De heer Hijink, een korte vraag.
De heer Hijink (SP):
En vooral een concrete vraag. Het is mij toch niet helemaal duidelijk hoe het dan gaat als er verzoeken komen om meer informatie over hoe het destijds gegaan is bij het LCH. Denk aan vragen als «wie heeft er wel of niet een opdracht gekregen om te leveren?», «om welke aantallen gaat het?» en «om welke prijzen gaat het?» Stel dat journalisten daarnaar vragen, stel dat wij daarnaar vragen, stel dat de Rekenkamer onderzoek wil doen...
De voorzitter:
Wat is uw vraag?
De heer Hijink (SP):
Dit is de vraag. Stel dat de Rekenkamer bijvoorbeeld onderzoek zou willen doen naar hoe de inkoop destijds bij Mediq is gegaan, is die toegang er dan? Is die toegang er voor de Rekenkamer, voor journalisten en voor de Kamer, of kan dat niet omdat het een private organisatie is?
Minister Van Rijn:
Voor een deel is dat natuurlijk beperkt door het feit dat het een private organisatie is. Tegelijkertijd levert Mediq in dit voorbeeld ook dagelijks rapporten en weekrapportages over de geleverde hoeveelheden en de gemiddelde inkoopkosten. Dat kan dan dus gebeuren. Wees er overigens van overtuigd dat wij zo ongeveer elke dag vragen van heel veel journalisten krijgen over hoe het zit met aankopen, voorraden, bescherming en prijzen. Dat zijn we elke dag al aan het doen. Als die vragen er zijn, worden die zo veel mogelijk door VWS beantwoord. De antwoorden zijn dan gebaseerd op de rapportages die wij van Mediq hebben gekregen. Die organisaties zijn overigens onderhevig aan de normale accountantscontroles voor private ondernemingen.
Mevrouw Agema (PVV):
Het kan toch niet zo zijn dat deze 0,18 miljard euro niet geregeld kan worden vanuit de algemene middelen, terwijl we aan de lat staan met een begrotingstekort van 68 miljard? Het kan toch niet zo zijn dat de Minister nu zegt: nee, dat moeten de zorginstellingen maar betalen en daarover moeten ze dan maar een robbertje gaan vechten met de verzekeraars? Mensen die in de frontlinie hebben gestaan, kregen eerst helemaal geen beschermingsmiddelen en uiteindelijk wel, maar veel te laat. Het gaat er niet om dat instellingen precoronaprijzen hebben betaald, maar om het feit dat zij een hele grote hoeveelheid van deze middelen hebben moeten inslaan. Zij hebben zorgen over hun bedrijfsvoering. Dan kan het toch niet zo zijn dat wij hier in de Tweede Kamer niet kunnen regelen dat die zorgen worden weggenomen door dit amendement?
De voorzitter:
Dank u wel.
Mevrouw Agema (PVV):
Er is een begrotingstekort van 68 miljard. Overal wordt alles geregeld. Voor alles wordt de portemonnee getrokken, maar niet voor deze laatste 0,18 miljard.
Minister Van Rijn:
Misschien is het ook helemaal geen punt van zorg. Voor zover beschermingsmiddelen worden ingekocht voor coronaprijzen, worden die doorberekend voor niet-coronaprijzen. Er zijn dus geen prijseffecten. Tegelijkertijd worden afspraken met verzekeraars gemaakt over de wijze waarop wordt omgegaan met de meerkosten van corona. Dat betekent dat er op twee fronten dus eigenlijk een normale situatie ontstaat voor de zorginstellingen. De situatie verschilt niet van de situatie zoals die altijd al is voor de zorginstellingen. Om die reden blijf ik het amendement ontraden.
De voorzitter:
Afrondend, mevrouw Agema.
Mevrouw Agema (PVV):
Ik denk dat de Minister het gewoon niet snapt. Eén mondkapje kost misschien € 1,50, maar als je alle medewerkers in je organisatie de hele dag door langs allemaal bewoners moet sturen, heb je vijftien pakketten per medewerker per dag nodig. Dan heb je het over een gigantische kostenpost. En dan zegt deze Minister: vecht dat maar uit met de verzekeraars. Waarom regelt de overheid dit niet? Waarom regelt de overheid niet dat ten tijde van een pandemie, of dat nou deze of de volgende is, de bescherming van de zorgmedewerkers als allereerste komt? Die moet vooropstaan in plaats van dat dat op enig moment moet worden uitgevochten met de verzekeraars.
Minister Van Rijn:
Omdat die juist vooropstaat, hebben we zo veel mogelijk maatregelen proberen te nemen om ervoor te zorgen dat zorginstellingen daar geen last van hebben. Dat is 1. door geen hogere prijzen te berekenen dan ze altijd al deden, en 2. door als er meerkosten in verband met corona zijn, die in het normale verkeer tussen verzekeraars en zorgaanbieders te laten plaatsvinden. Het is namelijk al gebruikelijk dat beschermingsmiddelen gewoon in het pakket en in de tarieven zitten die al vastgesteld zijn. Voor zover er meerkosten zijn, kun je daar dan afspraken over maken.
De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee zijn we gekomen aan het einde van de eerste termijn van de zijde van het kabinet. Ik stel voor om over te gaan naar de tweede termijn. Mocht u een motie willen indienen, dan legt u die omgekeerd voor u neer, zodat die kan worden opgehaald door de bode. Ik hoop dat we het kunnen beperken tot het indienen van moties en het uitspreken van een korte zin.
Ik geef als eerste het woord aan de heer Raemakers.
De heer Raemakers (D66):
Dank aan beide bewindspersonen. De Minister van VWS doet alsof er nu een duidelijke en uitvoerbare regeling is voor de zorgbonus, maar wij zien dat toch anders. Ik dien daarom samen met de VVD de volgende terug-naar-de tekentafelmotie in.
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat zorgverleners tijdens de coronacrisis extra hard hebben gewerkt en wij daar als Tweede Kamer een mooi gebaar tegenover willen stellen in de vorm van een financiële bonus;
constaterende dat er snel helderheid moet worden geboden over de vraag welke zorgmedewerkers deze financiële bonus wel of niet zouden ontvangen, waardoor dit gebaar geen tegemoetkoming maar een splijtzwam dreigt te worden;
constaterende dat het de taak van de Minister is om te komen tot een heldere en duidelijke bonusregeling en dat de regeling in de huidige vorm voor werkgevers niet goed uitvoerbaar lijkt;
verzoekt de Minister om in nauwe afstemming met sociale partners te zorgen dat er uiterlijk voor september 2020 alsnog een duidelijke en uitvoerbare regeling ligt, waarin helder is welke groepen zorgmedewerkers in aanmerking komen voor de financiële bonus,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Raemakers, Bergkamp en Regterschot. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 7 (35 493).
De heer Raemakers (D66):
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Meneer Hijink, mag ik u het woord geven?
De heer Hijink (SP):
Voorzitter, ik wil graag twee moties indienen.
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat in de begroting honderden miljoenen worden vrijgemaakt voor vaccinproductie zonder dat daar concrete garanties tegenover staan;
overwegende dat investeringen met publiek geld de samenleving ten goede moeten komen;
constaterende dat gesteld wordt dat het vaccin tegen kostprijs beschikbaar zal worden gesteld;
spreekt uit dat overeenkomsten over leveringen moeten blijven gelden na de crisis en het te ontwikkelen vaccin ook in de toekomst voor eventuele toekomstige virussen toegankelijk moet blijven;
verzoekt het kabinet zich hiervoor maximaal in te spannen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Hijink, Ellemeet en Ploumen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 8 (35 493).
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het van maatschappelijk belang is om de kennis en productie van plasmaproducten voor Nederland te behouden;
constaterende dat Sanquin Plasma Products (SPP) op zoek is naar een strategische partner;
spreekt uit dat Sanquin een meerderheidsbelang dient te behouden in Sanquin Plasma Products,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Hijink. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 10 (35 493).
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan mevrouw Van den Berg.
Mevrouw Van den Berg (CDA):
Voorzitter, dank u wel. Ik ben trouwens geïnteresseerd in de appreciatie van de Minister van de laatste motie, want ik heb samen met de SP ook een vraag gesteld over Sanquin Plasma Products.
Dank aan de Ministers voor hun antwoorden en ook voor de toezegging dat wij nog een schrijven krijgen over de rechtmatigheid en hoe die beter bewaakt kan worden. Ook ben ik erg blij dat er verder wordt gekeken naar een goede afbakening van de bonus. De Minister noemde al de aios, de assistent in opleiding tot specialist. Ik hoop dat hij ook denkt aan de anios, de assistent niet in opleiding tot specialist. Ook zij hebben in de hitte van de strijd gestaan, zo heb ik meegekregen, en zo zijn er meer groepen. Dank daarvoor dus.
Ik vroeg me nog af of er ook een soort commissie van wijzen komt voor een hardheidsclausule of wat dan ook. Wordt dat geregeld?
De voorzitter:
Hartelijk dank. Dan geef ik het woord aan de heer Veldman.
De heer Veldman (VVD):
Voorzitter. Ik kan kortheidshalve verwijzen naar de motie die de heer Raemakers zonet ook namens mijn collega Regterschot heeft ingediend over de zorgbonus. Ik hoop van ganser harte dat het theoretische proces dat de Minister beschreef van hoe hij het wil aanpakken ook werkelijkheid wordt, zodat het gedoe dat er nu is tussen hem en de werkgevers van de baan is en de zorgmedewerkers waar het om gaat gewoon zo snel mogelijk die bonus krijgen.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Dan geef ik het woord aan mevrouw Ploumen.
Mevrouw Ploumen (PvdA):
Voorzitter. Dank aan de Minister voor zijn toezegging om na het reces twee brieven te sturen naar aanleiding van mijn oproep over de dwanglicenties.
Ik heb twee moties.
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het op dit moment niet mogelijk is een onder dwanglicentie geproduceerd geneesmiddel in Europa te registreren;
verzoekt de regering in EU-verband aan te dringen op een uitzondering op dataexclusiviteit bij dwanglicenties, en de Kamer hierover nader te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Ploumen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 11 (35 493).
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat Nederland op dit moment niet in staat is om een geneesmiddel dat elders onder dwanglicentie is geproduceerd, te importeren;
verzoekt de regering de Wereldhandelsorganisatie zo spoedig mogelijk te laten weten dat Nederland de opt-out bij het TRIPs-verdrag ongedaan wil maken en voortaan gebruik wil kunnen maken van artikel 31 bis;
verzoekt de regering tevens de Kamer tijdig te informeren over de voorbereiding en inbreng voor de TRIPs-vergadering eind juli,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Ploumen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 12 (35 493).
Dank u wel. Dan geef ik tot slot het woord aan mevrouw Ellemeet. Gaat uw gang.
Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter, en dank voor de beantwoording. Ik heb één motie.
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het kabinet in de Voorjaarsnota 700 miljoen euro heeft vrijgemaakt voor investeringen in de ontwikkeling van een potentieel COVID-19-vaccin;
overwegende dat het kabinet de contracten die het sluit met farmaceuten niet vrij kan geven omdat dit zijn onderhandelingspositie zou ondermijnen;
van mening dat de democratische controle van afspraken over de toegankelijkheid en betaalbaarheid van medicijnen en vaccins van belang is omdat hier publiek geld in wordt geïnvesteerd;
verzoekt de regering in afspraken met farmaceuten eisen te stellen aan de betaalbaarheid en toegankelijkheid van een COVID-19-vaccin en zich in te spannen om kennis, intellectueel eigendom en data te laten delen in de COVID-19-pool;
verzoekt de regering tevens democratische controle op de uitgaven aan een COVID-19-vaccin te verbeteren en de Kamer zo spoedig mogelijk zo veel mogelijk inzicht te geven in de gemaakte afspraken,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Ellemeet. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 13 (35 493).
Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Wat betreft de zorgbonus sluit ik me aan bij de zorgen die collega's daarover hebben geuit.
Ten slotte. We hebben vanochtend al een overleg gehad met Minister van Rijn, maar dit is het laatste overleg met hem. Ik wil zeggen dat ik me niet eens kan voorstellen hoe hard hij gewerkt heeft, en ook hoezeer dat gewaardeerd wordt. Niet alles gaat goed en we zijn het soms niet met elkaar eens; dat hoort bij onze taak. We moeten bijsturen als we denken dat dat nodig is, maar ik denk dat ik ook namens collega's zeg: echt heel veel dank, want dit is geen kleine klus geweest. Ik wens u een hele fijne zomer toe.
De voorzitter:
Hartelijk dank voor deze mooie woorden als afsluiting. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de tweede termijn van de zijde van de Kamer. De moties worden nu gekopieerd, maar ik stel voor dat de bewindspersonen alvast de vragen gaan beantwoorden. Er is een enkele vraag gesteld. Ik weet niet wie ik als eerste het woord kan geven? De Minister van VWS?
Minister De Jonge:
Volgens mij heb ik alleen moties gehoord.
De voorzitter:
U heeft alleen moties gehoord. Dan... Nee, mevrouw Van den Berg heeft een aantal vragen gesteld.
Mevrouw Van den Berg (CDA):
Ik wil het de Minister niet moeilijk maken, maar ik had gevraagd of er ook nog iets van een soort hardheidsclausule of zo zou komen, of...
De voorzitter:
Een commissie van wijzen.
Mevrouw Van den Berg (CDA):
... een commissie van wijzen.
De voorzitter:
Ja. De Minister van VWS.
Minister De Jonge:
We gaan die subsidieregeling nu verder uitwerken en daarbij komen al dit soort vragen aan bod. Dat doen we samen met werkgevers. Had ik dat al eens gezegd, dat we dit samen met werkgevers uitwerken? Dat doen we dus gewoon stap voor stap. Eerst komt de afbakening. Daar hebben we het eerst over gehad. Die gaan we verder verduidelijken in de komende weken en daarna gaan we de regeling maken. Die is voor 1 september klaar. Daarna gaan we het loket openen. Dat is op 1 oktober. Zo gaan we dat doen.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Ik neem aan dat de bewindspersonen even in afwachting zijn van een kopie van de moties. Of het moet zijn dat ze hebben meegeschreven. Dan stel ik voor om de tijd nuttig te gebruiken en alvast de toezeggingen met u te delen. De Minister van VWS heeft een tweetal toezeggingen gedaan. De Minister voor Medische Zorg heeft een drietal toezeggingen gedaan.
– Na de zomer ontvangt de Kamer een brief over welke aanvullende maatregelen worden genomen om de rechtmatigheid van de uitgaven te bevorderen. Dat was een toezegging aan mevrouw Van den Berg.
– De Kamer wordt geïnformeerd over de totale kosten van het RIVM, de GGD en de veiligheidsregio's als gevolg van coronacrisis. Dat is ook een toezegging aan mevrouw Van den Berg.
Dan ga ik naar de toezeggingen van de Minister voor Medische Zorg.
– De Kamer wordt in september geïnformeerd over de voorraden van beschermingsmiddelen. Dat is een toezegging aan de heer Hijink.
– De Kamer wordt na de zomer bericht over vragen over dwanglicenties en krijgt een reactie op de beschouwing van een van de leden van de commissie-De Jong. Dat is een toezegging aan mevrouw Ploumen.
En de laatste:
– De Kamer wordt geïnformeerd over de toekomst van het LCH. Dat is een toezegging aan mevrouw Ellemeet.
Minister Van Rijn:
Die kan misschien gecombineerd worden met de toezegging aan de heer Hijink, want dat is volgens mij één verhaal.
De voorzitter:
In één brief, bedoelt u? Ja. Helder. Dan wachten wij even totdat de bode met de moties komt. O, daar komt ze al. Meneer Raemakers, u heeft nog een vraag, begrijp ik.
De heer Raemakers (D66):
De Minister heeft geantwoord op de vraag of er meer controles gaan plaatsvinden bij de verpleeghuizen. Dat is een heel belangrijk onderwerp. Ik weet niet of er in de volgende coronabrief iets komt over voortgang, maar misschien kan dat onderwerp daarin expliciet worden meegenomen. Maar ik kijk even de Minister aan, want misschien gebeurt het al.
De voorzitter:
Ik kijk in de richting van de Minister.
Minister De Jonge:
Sterker nog, wij hebben aan de Kamer toegezegd om de lessons learned voor de verpleeghuizen eerder aan de Kamer te doen toekomen dan de lessons learned überhaupt, voorafgaand aan die tweede golf. Daar hoort bij hoe we omgaan met de bezoekregeling, de duidelijkheid over de bezoekregeling, en het toezicht daarop.
De voorzitter:
Helder, dank u wel. Dan geef ik het woord aan de Minister van VWS voor zijn appreciatie van de moties.
Minister De Jonge:
Ik ben heel benieuwd wat het ambtelijk advies zal zijn, maar ik ga de moties maar gewoon na. «Altijd zelf blijven denken,» hoor ik iemand zeggen. Precies. Ik zal eens kijken of ik ook nog een paar dingen zelf kan.
De motie op stuk nr. 7 van de heer Raemakers c.s. over nauwe afstemming met sociale partners. Ik heb helemaal niets met de hele retoriek daaromheen, want die is gewoon misplaatst, zeg ik maar even in alle vriendschap en eerlijkheid tegen de heer Raemakers. We hebben, in samenwerking met werkgevers en werknemers, gekeken wat de afbakening zou moeten zijn. Daarop zijn we gekomen tot deze afbakening. Daarop heb ik gezegd: ik ga die afbakening nog verhelderen, de vragen vanuit het veld zo goed als mogelijk beantwoorden voor de zomer en de regeling net na de zomer maken. Deze zal voor 1 september klaar zijn. Het loket gaat open per 1 oktober.
Dat doen we natuurlijk samen met werkgevers. Nee, we zullen niet de keuze helemaal aan hen laten wat betreft wie er wel of niet in aanmerking komt. We gaan het zo duidelijk uitwerken dat ze alleen maar hoeven te zeggen wie er in welk bakje zit. Dat is toch niet te veel gevraagd van werkgevers? Het moet toch ook in hun belang zijn om hun medewerkers die extra beloning te bieden? Dat staat ook ongeveer in deze motie. Daarom is deze motie gewoon ondersteuning van beleid en kan ik het oordeel aan de Kamer laten. Maar laten we nou iets moois voor de zorg echt gewoon iets moois voor de zorg zijn en niet zo zitten piepen en kraken.
De voorzitter:
Helder. De motie op stuk nr. 7 is oordeel Kamer. Dan de motie op stuk nr. 8.
Minister De Jonge:
Dan de motie op stuk nr. 8 van de heer Hijink c.s. Dan moet ik toch even spieken. Deze motie ga ik ontraden, want die strekt veel verder dan deze crisis. Als ik allerlei voorwaarden ga stapelen en op voorhand ga verbinden, staat Nederland achteraan in de rij. Dan hebben grote delen van de wereld al een vaccin en had Nederland een ingewikkelde motie aan zijn broek, waardoor wij niet tot afspraken hebben kunnen komen die wel goed zijn voor Nederland. Dus deze motie ga ik niet doen. Ik ga me houden aan de guidance die ik heb afgesproken op grond van een eerdere motie van mevrouw Ellemeet, over een toegankelijk, bereikbaar en betaalbaar vaccin voor zo veel mogelijk mensen. Dat is de guidance die ik graag volg.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 8 is ontraden.
Minister De Jonge:
De heer Van Rijn doet de motie op stuk nr. 10. Dat geldt ook voor de motie op stuk nr. 11 en de motie op stuk nr. 12. Dank u wel voor het souffleren vanuit de oppositie.
De motie op stuk nr. 13 doe ik zelf. Ik laat het oordeel aan de Kamer, maar ik ga daar wel één kanttekening bij maken. Deelname aan de COVID-19-pool is vrijwillig. Ik weet dat u daar ook zo in zit. Ook dat doe ik met dezelfde reden die ik zojuist in de richting van de heer Hijink aangaf. Als je het verplicht zou maken, dan heb je de kans dat je achteraan de rij komt te staan en dat kunnen we onszelf gewoon niet veroorloven. Dat kunnen we niet uitleggen aan de samenleving. Dus ik laat het oordeel aan de Kamer, maar wel met deze kanttekening erbij.
De voorzitter:
Dank u wel. De motie op stuk nr. 13 krijgt oordeel Kamer. Dan gaan we terug naar de motie op stuk nr. 10 en naar de Minister voor Medische Zorg.
Minister Van Rijn:
Voorzitter. Daarin wordt uitgesproken dat Sanquin een meerderheidsbelang dient te behouden in Sanquin Plasma Products. De Kamer is geïnformeerd over de stand van zaken rondom plasma products in relatie tot Sanquin. Er wordt nu gezocht naar een strategische partner. Ik wil er vooral op letten dat het publieke belang van plasmaproducten in de gaten wordt gehouden. Dat kan ook andere vormen aannemen dan een meerderheidsbelang in Sanquin Plasma Products. Om die reden zou ik de motie willen ontraden. Maar we zijn het erover eens dat de publieke belangen bewaakt dienen te blijven worden.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 10 wordt ontraden.
Minister Van Rijn:
Dan de motie op stuk nr. 11. Die lijkt vooruit te lopen op de afspraak die we net hebben gemaakt, namelijk dat ik de Kamer zal informeren over de dwanglicenties en over welke vragen daarbij aan de orde komen. Ik acht de motie dus voorbarig en wil haar om die reden ontraden.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 11 wordt ontraden.
Minister Van Rijn:
Voor de motie op stuk nr. 12 geldt eigenlijk een beetje hetzelfde. Ik zou niet willen vooruitlopen op het standpunt dat we innemen, maar dat wordt wel gevraagd in de motie. Er wordt gevraagd of wij de Kamer tijdig willen informeren over de voorbereiding en inbreng voor het TRIPs. Ik zou het oordeel aan de Kamer kunnen laten, maar dan moet het dictum, waarin al uitgesproken wordt wat het standpunt is, er eigenlijk uit. Als het beperkt kan blijven tot «verzoekt de regering de Kamer tijdig te informeren over de voorbereiding en inbreng voor de TRIPs-vergadering eind juli», dan zou ik het oordeel aan de Kamer willen laten.
Mevrouw Ploumen (PvdA):
Ik ga daar in mee, maar ik hoop wel dat het kabinet heeft gehoord wat het verzoek ten aanzien van die positie is. We kunnen altijd nog een schriftelijk overleg daarover organiseren, maar het zou wel fijn zijn als het tijdig kan. Dan komen we elkaar een beetje tegemoet.
De voorzitter:
Ik kijk richting de Minister.
Minister Van Rijn:
Ik heb de hele vergadering opgelet.
Mevrouw Ploumen (PvdA):
Heel goed. Dank u wel, Minister.
De voorzitter:
Mevrouw Ploumen, is de conclusie dat de motie op stuk nr. 12 wordt aangepast? Wordt het eerste verzoek eruit gehaald?
Mevrouw Ploumen (PvdA):
Ja, dat klopt, voorzitter. Zo zal het gaan.
De voorzitter:
U gaat dat zo snel mogelijk doen en dan is het oordeel Kamer.
De heer Veldman (VVD):
Dus het eerste dictum gaat eruit en het tweede blijft staan?
Mevrouw Ploumen (PvdA):
Ja, want anders blijft er niks meer over.
Minister Van Rijn:
Wat blijft staan, is dat wij worden verzocht om de Kamer tijdig te informeren over onze inbreng. Dat is eigenlijk de kern.
De voorzitter:
Daarmee hebben we het oordeel over de moties gehad. Op de amendementen is in de eerste termijn al gereageerd. Er is één amendement ingediend, het amendement op stuk nr. 6. Dat amendement is ontraden. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de beraadslaging. We stemmen vanavond over de moties en het amendement. Dat geldt inderdaad ook voor het wetsvoorstel, zo word ik terecht gesouffleerd. Ik wil beide bewindspersonen hartelijk dankzeggen. We hebben vanmiddag al wat warme woorden in de richting van de Minister voor Medische Zorg geuit. Ik wil het daar omwille van de tijd nu bij laten. Het spijt me, maar we moeten de zaal uit. Hartelijk dank aan de ambtelijke ondersteuning hier en elders en hartelijk dank aan de Kamerleden voor hun inbreng en constructieve bijdragen. We wensen de bode succes en onze excuses voor de vertraging. Het was vijf minuten sneller.
Sluiting 17.36 uur.