Reactie op het verzoek van het lid Azarkan, gedaan tijdens de Regeling van Werkzaamheden van 16 juni 2020, over het bericht ‘Stroomstootwapen op basis van oneigenlijke argumenten ingevoerd’
Politie
Brief regering
Nummer: 2020D32013, datum: 2020-08-20, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 4
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-29628-969).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
Onderdeel van kamerstukdossier 29628 -969 Politie.
Onderdeel van zaak 2020Z14891:
- Indiener: F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2020-09-02 13:45: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2020-09-09 15:30: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2020-10-15 15:00: Politie (is omgezet in een notaoverleg op hetzelfde tijdstip) (Algemeen overleg), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2020-10-15 15:00: Politie (Notaoverleg), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2020-10-28 14:10: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2019-2020 |
29 628 Politie
Nr. 969 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 augustus 2020
Op 9 juni 2020 heeft het TV programma Medialogica aandacht besteed aan de jarenlange berichtgeving van de politie over de omvang van geweld tegen de politie. De suggestie wordt gewekt dat het stroomstootwapen op basis van oneigenlijke argumenten zou zijn ingevoerd. Uw Kamer heeft mij gevraagd om hierop te reageren1.
Aan mijn besluit om het stroomstootwapen in de basispolitiezorg in te voeren, is een lang proces voorafgegaan. Sinds de aankondiging van het voornemen van mijn ambtsvoorganger in september 2012 om een pilot met het stroomstoot-wapen in de basispolitiezorg te starten, loopt de discussie daarover en zijn meerdere onderzoeken gedaan. Voor een uitgebreid overzicht van de stappen die tot mijn uiteindelijke besluit hebben geleid, verwijs ik u naar de bijlage bij deze brief.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
F.B.J. Grapperhaus
Bijlage: Overzicht besluitvorming stroomstootwapen
Het stroomstootwapen bij de arrestatieteams
In november 2003 heeft het Landelijk Contact Arrestatieteams de Knelpuntenanalyse bewapening arrestatieteams uitgebracht. Bij de aanhoudings- en ondersteuningseenheid (het arrestatieteam) bestond een steeds groter wordende behoefte aan minder dodelijke (less lethal) geweldsmiddelen op een afstand tussen 0 en 8 meter. Als een van de mogelijke less lethal geweldsmiddelen werd het stroomstootwapen van het merk Taser genoemd. In december 2005 heeft de adviescommissie bewapening en uitrusting – na een eerder verzoek van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties – een rapport opgesteld waarin het stroomstootwapen een geschikt geweldsmiddel werd geacht voor de arrestatieteams.2
Uiteindelijk werd in 2009 na een uitgebreid onderzoek, door de Minister van BZK, in overeenstemming met haar ambtgenoot van Justitie, besloten om te starten met een pilot met het stroomstootwapen bij de arrestatieteams.3
Op 18 april 2011 heeft mijn ambtsvoorganger het evaluatierapport van de pilot met het stroomstootwapen bij de aanhoudings- en ondersteuningseenheden (arrestatieteams) bij uw Kamer aangeboden. Naar aanleiding van de positieve ervaring die met dit geweldsmiddel was opgedaan, heeft mijn ambtsvoorganger besloten om het stroomstootwapen in te voeren bij de arrestatieteams.4
Het stroomstootwapen in de basispolitiezorg: pilot fase
Op 28 september 2012 heeft mijn ambtsvoorganger bij uw Kamer het rapport «Politiële bewapening in perspectief» aangeboden. De doelstelling van dit onderzoek was om vast te stellen of er aanpassingen moesten plaatsvinden in de bewapening van de politie. Uit de bevindingen van diverse rapporten die in die periode waren uitgebracht, was gebleken dat de politiële geweldsmiddelen regelmatig te kort schoten. De geweldsmiddelen korte wapenstok en pepperspray kenden operationele beperkingen. Naar aanleiding van de positieve ervaringen die met het stroomstootwapen bij de arrestatieteams waren opgedaan, sprak mijn ambtsvoorganger het voornemen uit om een pilot met het stroomstootwapen (merk Taser) in de basispolitiezorg te starten.5
Tijdens het Algemeen overleg op 26 juni 2013 heeft mijn ambtsvoorganger uitgesproken dat het stroomstootwapen vanuit het oogpunt van proportioneel geweldgebruik een belangrijke aanvulling kan zijn op de bewapening van de politie en kan bijdragen aan het reduceren van onnodig letsel, zowel bij de verdachte als bij de politie.6
Op 4 juni 2014 heeft mijn ambtsvoorganger uw Kamer een brief gestuurd waarin hij uw Kamer heeft geïnformeerd over het feit dat de politie in 2015 een onderzoek zou starten naar de mogelijkheden van het gebruik van nieuwe less lethal bewapening binnen haar taakstelling. Daarbij zou ook worden gekeken naar de mogelijkheden die het stroomstootwapen biedt, vergeleken met de mogelijkheden die de andere geweldsmiddelen zoals de versterkte pepperspray en de uitschuifbare wapenstok bieden.7
Bij brief van 13 juni 2016 heeft mijn ambtsvoorganger uw Kamer geïnformeerd over het voornemen om een pilot te starten met het stroomstootwapen waarbij de toepasbaarheid van dit middel in een andere operationele politie setting zou worden getest dan die waarvoor dit geweldsmiddel eerder beschikbaar was gesteld. Daarbij werd aangegeven dat op basis van onder meer de uitkomsten van deze pilot verdere besluitvorming zou plaatsvinden. Of en wanneer dit geweldsmiddel voor de basispolitiezorg beschikbaar zou komen, was mede afhankelijk van deze besluitvorming.8
Bij brief van 1 februari 2017 heeft mijn ambtsvoorganger uw Kamer geïnformeerd over zijn beslissing de Korpschef toestemming te verlenen voor de pilot met het stroomstootwapen in de basispolitiezorg. Daarbij werd wederom aangegeven dat het evaluatierapport van de pilot, aangevuld met een kosten/batenanalyse, de basis zou vormen voor de verdere besluitvorming over de vraag of een stroomstootwapen deel moet gaan uitmaken van de standaard bewapening van de politie.9
In mijn brief van 24 november 2017 aan uw Kamer heb ik aangegeven dat de pilot ertoe dient te onderzoeken of het stroomstootwapen een geweldsmiddel is dat een effectieve bijdrage kan leveren aan de doelstelling om waar nodig, met minder kans op blijvend letsel of zelfs een dodelijke afloop, effectief te kunnen optreden. Het ging hierbij in veel gevallen om gewelddadige personen die niet aanspreekbaar zijn en niet of nauwelijks nog reageren op pijnprikkels doordat ze onder invloed verkeren van alcohol, drugs of als gevolg van de psychische toestand waarin ze verkeren.
De vraag of een stroomstootwapen deel moet gaan uitmaken van de standaard bewapening van de politie zou worden beantwoord aan de hand van het eind-evaluatierapport dat ik in juni 2018 naar uw Kamer heb gestuurd. Ik heb aangegeven dat de effectiviteit en risico’s, (bestuurlijk en maatschappelijk) draagvlak van een eventuele invoering, evenals een inschatting van de directe en indirecte kosten van de invoering van zo’n wapen zouden moeten worden afgewogen.10
In mijn brief van 5 februari 2018 heb ik bij uw Kamer aangegeven dat de uiteindelijke keuze zowel de operationele noodzaak en wenselijkheid, bedrijfsmatige afwegingen als ook politieke wenselijkheid zou betreffen.11
Het stroomstootwapen in de basispolitiezorg: besluitvorming
Op 1 juni 2018 heb ik het openbare evaluatierapport van de pilots naar uw Kamer gestuurd. In mijn begeleidende brief heb ik bericht dat uit de evaluatie positieve punten naar voren waren gekomen met betrekking tot de inzet van het stroomstootwapen in de pilotfase. De inzet van het stroomstootwapen bleek te leiden tot minder verwondingen bij zowel agenten als bij personen tegen wie het wapen wordt ingezet. In een groot aantal gevaarlijke situaties waarmee agenten gedurende de pilot werden geconfronteerd, droeg de inzet van het stroomstootwapen bij aan het succesvol optreden en de veilige en snelle beëindiging van de gevaarsituatie met minimaal letsel. Tevens heb ik uw Kamer laten weten dat er nog kwetsbare vraagstukken uit de evaluatie naar voren waren gekomen die zorgvuldige overwegingen vroegen en nadrukkelijk betrokken moesten worden bij de verdere besluitvorming.12
Vervolgens heb ik op 15 november 2018 uw Kamer geïnformeerd over het advies van de korpschef om het stroomstootwapen, vanwege de meerwaarde, toe te voegen aan de bewapening van de politie en beschikbaar te stellen aan agenten die als eerste ter plaatse zijn bij een incident. Het was toen en is nog steeds mijn overtuiging dat het stroomstootwapen een toegevoegde waarde heeft voor de politie en een belangrijke bijdrage kan leveren aan het onder controle brengen van situaties met minder geweld en letsel dan wellicht anders het geval zou zijn geweest. Vanwege een aantal destijds nog openstaande vraagstukken en zorgen die vanuit uw Kamer waren geuit, heb ik meegedeeld dat ik meer tijd nodig had voor het zorgvuldig en weldoordacht voorbereiden van mijn besluit.13 Dat ging, mede op advies van de korpschef, om de volgende items:
• verbeteren opleiding en training;
• technische aanpassingen;
• striktere juridische kaders;
• wetenschappelijk onderzoek naar gezondheidseffecten;
• afspraken met de GGZ-sector over inzet in instellingen.
Op 4 juli 2019 heb ik uw Kamer bericht dat de politieacademie het gebruik van het stroomstootwapen door de pilotteams in het tweede jaar had geanalyseerd. De verscherpte tijdelijke geweldsinstructie bleek effect te sorteren. In deze brief heb ik herhaald dat ik toewerkte naar een voorgenomen besluit voor het najaar van 2019. Een belangrijke bouwsteen van dit besluit was het rapport van het WODC over mogelijke gezondheidseffecten van het stroomstootwapen. Tot slot heb ik aangegeven dat ik mijn voorgenomen besluit, na consultering van mijn voorgenomen besluit bij de politievakbonden en het gezag, in november 2019 naar uw Kamer zou sturen.14
Vervolgens heb ik tijdens het zomerreces het WODC rapport naar uw Kamer gestuurd en de verwachting uitgesproken dat ik de beleidsreactie rond november 2019 naar uw Kamer zou sturen.15
Uiteindelijk heb ik op 15 november 2019 na een lange periode van zorgvuldige voorbereiding en het vinden van een oplossing voor de nog openstaande vraagstukken, mijn uitvoerig beargumenteerde besluit naar uw Kamer gestuurd.16
Verzoek is gedaan tijdens regeling van werkzaamheden op 16 juni 2020 (Handelingen II 2019/20, nr. 83, item 28).↩︎
V.M. Cozijn en M.J. Slootweg, Politiebewapening. De geschiedenis van de bewapening van de Nederlandse politie 1945–2005, Raalte 2016, p. 380.↩︎
Tijdelijke regeling stroomstootwapen, Stcrt. 2009, nr. 70.↩︎
Kamerstuk 29 628, nr. 246.↩︎
Kamerstuk 29 628, nr. 330.↩︎
Kamerstuk 29 628, nr. 410.↩︎
Kamerstuk 29 628, nr. 454.↩︎
Kamerstuk 29 628, nr. 642.↩︎
Kamerstuk 29 628, nr. 686.↩︎
Kamerstuk 29 628, nr. 747.↩︎
Kamerstuk 29 628, nr. 757.↩︎
Kamerstuk 29 628, nr. 779.↩︎
Kamerstuk 29 628, nr. 823.↩︎
Kamerstuk 29 628, nr. 897.↩︎
Kamerstuk 29 628, nr. 902.↩︎
Kamerstuk 29 628, nr. 916.↩︎