Verslag van een schriftelijk overleg over de besluitvorming Rijksministerraad 10 juli 2020 inzake (financiële) ondersteuning aan Aruba, Curaçao en Sint Maarten
Noodpakket banen en economie
Verslag van een schriftelijk overleg
Nummer: 2020D32591, datum: 2020-08-28, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 4
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-35420-102).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J.M. Paternotte, voorzitter van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties (D66)
- Mede ondertekenaar: A.C.W. de Vos, adjunct-griffier
Onderdeel van kamerstukdossier 35420 -102 Noodpakket banen en economie.
Onderdeel van zaak 2020Z15129:
- Indiener: R.W. Knops, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Koninkrijksrelaties
- 2020-09-02 13:00: Procedurevergadering vaste commissie voor Koninkrijksrelaties (Procedurevergadering), vaste commissie voor Koninkrijksrelaties
- 2020-09-03 14:45: Aansluitend aan de stemmingen: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2020-09-09 17:30: Liquiditeitssteun Curacao, Aruba en Sint Maarten (Algemeen overleg), vaste commissie voor Koninkrijksrelaties
- 2022-02-10 14:45: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2019-2020 |
35 420 Noodpakket banen en economie
Nr. 102 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 28 augustus 2020
De vaste commissie voor Koninkrijksrelaties heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de brief van 10 juli 2020 over de besluitvorming Rijksministerraad 10 juli 2020 inzake (financiële) ondersteuning aan Aruba, Curaçao en Sint Maarten (Kamerstuk 35 420, nr. 96).
De vragen en opmerkingen zijn op 15 juli 2020 aan de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voorgelegd. Bij brief van 27 augustus zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie,
Paternotte
De adjunct-griffier van de commissie,
De Vos
Vragen VVD-fractie
Vraag 1
Is deze conceptwet, op basis van artikel 38 van het Statuut, een consensusrijkswet met de individuele landen of zijn alle landen binnen deze wet gelijkelijk betrokken?
Antwoord 1
Het conceptwetsvoorstel is een consensusrijkswet gebaseerd op artikel 38, tweede lid, van het Statuut. Een consensus-rijkswet vergt op grond van het Statuut instemming van de landen waarop die Rijkswet van toepassing is (zie ook het antwoord op vraag 35).
Vraag 2
Moeten alle landen instemmen met aanpassingen ten aanzien van de Rijkswet, ook al betreft het niet het land zelf? Met andere woorden, is hier sprake van drie aparte consensusrijkswetten tussen de drie Caribische landen apart met Nederland?
Antwoord 2
Het conceptwetsvoorstel gaat uit van deelname van alle vier de landen van het Koninkrijk. Er is derhalve geen sprake van drie aparte consensusrijkswetten en eventuele aanpassingen aan het voorstel vergen de instemming van alle deelnemende landen.
Vraag 3
In artikel 30 van de Rijkswet wordt gesproken over de beslistermijn. In dit artikel staat dat het uitblijven van een besluit wordt gelijkgesteld met een afwijzende beschikking. Is dit conform de Algemene wet bestuursrecht? Is hier niet sprake van een lex silencio positivo? Is het ook niet correcter om altijd actief een besluit te nemen? Waarom wordt voor deze manier van besluitvorming gekozen?
Antwoord 3
Met de beslistermijn in artikel 30 van het voorstel wordt inderdaad aangesloten bij de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In artikel 4:13, eerste lid, Awb is aangegeven dat een beschikking moet worden gegeven binnen de bij wettelijk voorschrift bepaalde termijn. In artikel 30, eerste lid, van de Rijkswet Caribisch hervormingsentiteit wordt deze termijn vastgesteld op 8 weken. In het tweede lid van artikel 30 is artikel 4:14, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht gevolgd. Daarin is aangegeven dat als de beschikking niet binnen de bij wettelijk voorschrift bepaalde termijn kan worden gegeven, het bestuursorgaan dit aan de aanvrager meedeelt en een zo kort mogelijke termijn noemt waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.
Er is hier geen sprake van een «lex silencio positivo», zoals bedoeld in artikel 4:20a in samenhang met artikel 4:20 Awb. Deze rechtsfiguur veronderstelt dat een beschikking van rechtswege wordt toegewezen, nadat een bepaalde termijn is verstreken. In artikel 30, derde lid, is echter bepaald dat bij het uitblijven van een reactie een beschikking moet worden geacht van rechtswege te zijn afgewezen.
Noch in de Landsverordening administratieve rechtspraak van Aruba, noch in de Landsverordeningen administratieve rechtspraak van Curaçao en Sint-Maarten wordt het niet tijdig nemen van een beschikking gezien als een toewijzende beschikking. In de Landsverordeningen gaat het om een afwijzende beschikking respectievelijk de weigering om een beschikking te geven.
Ten einde te voorkomen dat de regelgeving met betrekking tot de subsidieverlening te ingewikkeld wordt doordat er verschillende regimes gelden voor de verschillende landen is ervoor gekozen om in eerste instantie de Landsverordening van Aruba te volgen en het niet tijdig nemen van een beschikking te beschouwen als een afwijzende beschikking. Hiertegen staat ook beroep open bij het Gemeenschappelijk Hof van Aruba, Curaçao en Sint Maarten, dat beter thuis is in de toepassing van de Landsverordeningen dan in de Awb.
Vraag 4
In artikel 34 van deze Rijkswet wordt gesproken over het feit dat het CAFT dan wel het CFT een goedkeuring «kan» onthouden. Zijn de regels in de Rijkswet Financieel Toezicht (RFT) niet veel dwingender voorgesteld?
Antwoord 4
Verscherpt financieel toezicht is niet geregeld in de Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten. Verscherpt financieel toezicht is onderworpen aan zijn eigen set van regels. Dit kan daarom niet worden vergeleken met de regels van de Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten.
Vraag 5
Het CFT en CAFT zijn objectieve beoordelaars van de feiten die financieel voorliggen conform de RFT, waarbij zij alleen kunnen beoordelen of een land wel of niet voldoet aan de eisen gesteld in de RFT. Is de staatsecretaris het eens met de leden van de VVD-fractie dat er geen subjectieve beoordeling kan plaatsvinden door het CFT of CAFT?
Antwoord 5
Het CAft en het Cft zijn de adviseurs van de Rijksministerraad inzake het financieel-economisch beleid van de landen Aruba, Curaçao en Sint Maarten. In die hoedanigheid leggen zij begrotingen, uitvoeringsrapportages, jaarrekeningen, etc. naast de lat van de Rft voor wat betreft Curaçao en Sint Maarten en naast de lat van de LAft en het Protocol 2018 voor Aruba. Het Cft en het CAft adviseren vanuit hun onafhankelijke positie op professionele wijze.
Vraag 6
Ten aanzien van de jaarrekening van Curaçao van het jaar 2018 is de conclusie van de Algemene Rekenkamer van Curaçao dat deze «geen getrouwe weergave geeft van het gevoerde financieel beheer. De jaarrekening bevat met betrekking tot de rechtmatigheid en de getrouwheid totaal NAf 664,5 miljoen aan fouten en NAf 5.991 miljoen (2.980+3.011) aan onzekerheden.» In hoeverre is een dergelijke jaarrekening dan nog bruikbaar voor het College Financieel Toezicht?
Antwoord 6
Een jaarrekening met fouten en onzekerheden van materieel belang is slechts beperkt bruikbaar voor het College financieel toezicht. Derhalve wordt nu ingezet op het aanvullend opnemen van concrete normen voor deugdelijk financieel beheer in de (consensus) Rijkswet financieel toezicht (Rft). Het betreft in het bijzonder het op korte termijn (binnen 3 jaar) vereisen van een goedkeurende accountantsverklaring bij de jaarrekening van de landen en tevens het tijdig en derhalve uiterlijk voor een bepaalde datum verstrekken van de betreffende door een accountant gecontroleerde jaarrekening (inclusief rapport van bevindingen) aan het Cft.
Vraag 7
In artikel 36 van de voorliggende Rijkswet is er juist wel weer sprake van een lex silencio positivo. Is dat een bewuste keuze? Wat is het verschil met artikel 30 van deze Rijkswet waarbij het omgekeerde juist het geval is?
Antwoord 7
In artikel 36 van de voorliggende Rijkswet is geregeld dat als het College Aruba financieel toezicht niet binnen veertien dagen na het moment waarop een land een uitgave heeft voorgelegd goedkeuring hieraan heeft onthouden, de gevraagde goedkeuring van rechtswege is gegeven.
De besluitvorming in artikel 30 en artikel 36 betreffen twee verschillende soorten besluitvorming. In artikel 30 ziet de besluitvorming op subsidieverlening, terwijl de besluitvorming in artikel 36 op goedkeuring van uitgaven bij verscherpt financieel toezicht door een land ziet.
Het subsidiebesluit heeft, anders dan de besluitvorming in artikel 36, directe financiële consequenties, omdat geld als gevolg daarvan moet worden uitgekeerd. In de situatie als bedoeld in artikel 36 is het van belang dat aan de landen snel zekerheid wordt geboden over goedkeuring van die voorgenomen uitgaven door de landen. Er is gekozen voor een lex silencio positivo, omdat hiermee wordt gegarandeerd dat die zekerheid snel kan worden geboden.
Vraag 8
Bij de aanpassing van artikel 15 van de Rijkswet Financieel Toezicht wensen de leden van de VVD-fractie op te merken dat inkomsten van structurele aard pas mogen meetellen in de inkomsten van de begroting. Incidentele meevallers kunnen gebruikt worden om de staatsschuld af te lossen, maar nooit tot doel hebben om een begrotingstekort te verkleinen. Is de Staatssecretaris dat met deze leden eens?
Antwoord 8
Nederland heeft met Aruba afgesproken dat incidentele meevallers zowel voor de aflossing van de staatsschuld als voor het dekken van incidentele tegenvallers in de begroting mogen worden ingezet. Voor zover incidentele meevallers worden ingezet voor het dekken van incidentele tegenvallers hebben zij een direct effect op het begrotingstekort. Derhalve mogen – net als in Nederland – incidentele meevallers worden ingezet voor het verkleinen van het begrotingstekort. Het voorstel zoals dat in de Rijksministerraad van 10 juli jl. voorlag, omvatte – overeenkomstig het Protocol van Aruba – een voorstel om nadere begrotingsregels ook voor Curaçao en Sint Maarten te laten gaan gelden.
Vraag 9
Aanpassing van artikel 18 van de Rijkswet Financieel Toezicht spreekt over het hebben van vastgestelde jaarrekeningen van de Caribische landen. Klopt het dat de laatste jaarrekening van Aruba van 2017 is, van Curaçao van 2018 en van Sint Maarten van 2016? Als dit klopt, loopt dan het toezicht achter bij de jaarrekeningen? Hoe kunnen er dan toch nog leningen verstrekt worden? En hoe hard is dan deze aanpassing in de RFT die al vanaf het begin van de RFT had moeten worden toegepast?
Antwoord 9
De genoemde jaartallen van de laatste jaarrekeningen zijn juist. Het Cft benadrukt al jaren dat het proces tot het vaststellen van de jaarrekeningen van de landen versnelling en verbetering behoeft.
Het tijdig vaststellen van jaarrekeningen van enig jaar is noodzakelijk voor de begrotingsvoorbereiding van het daaropvolgende jaar. Bovendien is het tijdig doorlopen van de begrotings- en verantwoordingscyclus een voorwaarde voor het ten volle kunnen uitoefenen van het budgetrecht van de Staten.
De landen dienen op grond van artikel 16 Rft in de begrotingen de voornemens tot het aantrekken van geldleningen op te nemen en van de aangetrokken leningen melding te maken in de uitvoeringsrapportages en derhalve ook in de jaarrekening (de eindverantwoording van een begrotingsjaar) te rapporteren over alle uitstaande geldleningen. Het College beoordeelt op basis van deze informatie of het bestuur voldoet aan de financiële begrotingsnormen (o.a. de rentelastnorm) van artikel 15 van de Rft. Het college beoordeelt tevens of wordt voldaan aan de afspraken over de verbeteringen van het financieel beheer, voor zover deze betrekking hebben op het aantrekken van leningen. Het tijdig aanleveren of tijdig vaststellen van de jaarrekening van het land vormt echter geen specifiek criterium om te mogen lenen op basis van de Rft. De huidige Rijkswet financieel toezicht bevat vooralsnog geen escalatiemogelijkheid in geval de jaarrekening van het land te laat wordt vastgesteld.
De Landsverordening Aruba tijdelijk financieel toezicht (LAft) bevat een dergelijke bepaling wel, in die zin dat een aanwijzing kan worden gegeven om alsnog de ontwerpjaarrekening of de vastgestelde jaarrekening ter beoordeling aan het college toe te zenden. Een dergelijke bepaling is voorzien in de Rft.
Vraag 10
In de memorie van toelichting (MvT) van deze Rijkswet onder paragraaf 2.1 staat dat deze Caribische hervormingsentiteit hiërarchisch niet ondergeschikt is aan een verantwoordelijk bewindspersoon, de Minister van BZK of de regering van Nederland. Maar de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen (ZBO) kent alleen maar de bevoegdheid van de Minister in het aanstellen van leden van de entiteit en andere bevoegdheden. Wie besluit dan tot het aanstellen van de leden van de entiteit? En de uitvoeringsopdracht?
Antwoord 10
De benoeming en het ontslag van de leden van de entiteit vinden plaats door de Minister van BZK.
De uitvoeringsopdracht aan de entiteit wordt primair bepaald door wat Nederland en de Caribische landen aan afspraken met elkaar zijn overeengekomen in de landspakketten. De Minister van BZK kan de entiteit dus niet voorschrijven welke projecten of maatregelen zij dient uit te voeren. Wel maakt het voorstel de Minister van BZK bevoegd om, in samenspraak met andere betrokken Nederlandse bewindslieden, de entiteit een aanwijzing te geven over de wijze waarop deze uitvoering geeft aan de afspraken uit de landspakketten.
Vraag 11
En aan wie legt deze entiteit verantwoording af? Krijgen de Staten-Generaal conform artikel 18 Kaderwet ZBO de jaarverslagen van de entiteit?
Antwoord 11
Op grond van artikel 18, eerste lid, van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen is de Caribische hervormingsentiteit verplicht om jaarlijks voor 15 maart een jaarverslag op te stellen. Op grond van artikel 18, tweede lid, van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen dient het jaarverslag aan de Minister van BZK en aan beide kamers der Staten-Generaal te worden toegezonden. In de Rijkswet is aanvullend bepaald dat het jaarverslag mede moet worden gestuurd aan het bestuur en de Staten van de landen en dat de Minister van BZK het jaarverslag toezendt aan Onze Ministers die het aangaat.
Vraag 12
Met wie bespreekt de Tweede Kamer deze jaarverslagen?
Antwoord 12
De Tweede Kamer bespreekt de jaarverslagen met de Minister van BZK.
Vraag 13
Ook wordt er in de MvT gesproken over «enige vorm van sturing, coördinatie en zeggenschap». Door wie wordt deze vorm van sturing, coördinatie en zeggenschap dan uitgevoerd?
Antwoord 13
Er bestaan verschillende sturingsmogelijkheden die over de band van de Kaderwet zbo’s in de rijkswet zijn geïncorporeerd. Dat geldt bijvoorbeeld voor de bevoegdheid van de Minister om de leden van de entiteit te benoemen (artikel 12, eerste lid, Kaderwet zbo’s) en voor de mogelijkheid om toezicht uit te oefenen op de entiteit (artikel 22 en 23 Kaderwet zbo’s). De hier genoemde artikelen zijn ook binnen het kader van dit wetsvoorstel onverkort van toepassing.
Daarnaast zijn nog andere vormen van sturing, coördinatie en zeggenschap in de Rijkswet opgenomen. Zo kan worden verwezen naar de artikelen 22 en 27, waarin bevoegdheden tot het geven van een aanwijzing worden toegekend aan de Minister van BZK en de ministers die het aangaat. In artikel 28 is bijvoorbeeld bepaald dat de mogelijkheid bestaat om bij ministeriële regeling regels te stellen.
Vraag 14
Onder paragraaf 3.3.1 van de MvT wordt er gesproken over de belastingen van de landen. Er is sprake van een lage naleving van belastingverplichtingen. De leden van de VVD-fractie willen graag een overzicht hebben per land van de huidige belastinginkomsten en het potentieel aan belastinginkomsten.
Antwoord 14
De gerealiseerde belastinginkomsten per land bedragen in 2020 tot nu toe:
Jan 2020 | 2741 | 159.8 | 38,4 |
Feb 2020 | 111.1 | 28,7 | |
Maart 2020 | 121.4 | 37,5 | |
April 2020 | 51 | 95.4 | 9,4 |
1 Gemiddeld gerealiseerde belasting per maand over het 1e kwartaal door het land Aruba: AFL 93 miljoen gemiddeld per maand. |
Ik beschik niet over het potentieel aan belastinginkomsten van de drie landen.
Vraag 15
De leden van de VVD-fractie vragen te beginnen met een betere inning van de huidige belastingen.
Antwoord 15
De huidige inning van belastingen is een blijvend punt van aandacht. De landen hebben verschillende programma’s om de inning van belastingen te verhogen. Onderdeel van de voorwaarden horende bij ondersteuning vanuit Nederland is dat de inzet van de landen om de belasting compliance te verhogen wordt geïntensiveerd als onderdeel van een integrale aanpak t.a.v. het belastingstelsel en de Belastingdienst.
Vraag 16
Bij de voorwaarden van de derde tranche worden de voorwaarden voor die tranche neergelegd. Hieruit blijkt ook dat geen van de landen voldoet aan alle eisen die gesteld waren in de tweede tranche. Waarom dan toch een toekenning van een derde tranche?
Antwoord 16
De toekenning van de derde tranche vindt pas plaats nadat is voldaan aan de voorwaarden behorende bij de tweede tranche en er politieke instemming op de voorwaarden behorende bij de derde tranche is. Vandaar ook dat tot op heden geen liquiditeitssteun uit de derde tranche ter beschikking is gesteld.
Vraag 17
In de specifieke voorwaarden per land wordt er ook gesproken over de maximering topsalarissen. Waarom kunnen die topsalarissen niet direct gekort worden, maar krijgen de medewerkers in de lagere salarisschalen wel direct die korting te verwerken? En waarom een overgangstermijn van 2 jaar? Bij de Ministeriële Beschikking beperking topinkomens van Curaçao is zelfs sprake van een oneindig lang behoud van hetzelfde salaris alleen dan zonder indexering. Dan is er toch geen sprake van een beperking van de salarissen aan de top?
Antwoord 17
Het betreft de salarissen van topfunctionarissen van overheidsentiteiten. Om normering van de topinkomens zeker te stellen is aanpassing van de wetgeving nodig. Zowel in het geval van topsalarissen als salarissen van de werknemers bij overheidsbedrijven en -entiteiten heeft Curaçao gemeld dat zolang er wetgeving ontbreekt, het korten op deze salarissen afhankelijk is van de bereidheid van de overheidsbedrijven en -entiteiten om deze kortingen zelf door te voeren. Curaçao zet in op het maken van afspraken hierover met deze bedrijven en entiteiten. Bij het doorvoeren van kortingen op ambtenarensalarissen is Curaçao zelf het bevoegd gezag.
Omdat het beperken van deze topinkomens op de kortst mogelijke termijn mogelijk en gewenst is dienen de landen met de betrokken overheidsentiteiten afspraken te maken over de bezoldiging van de topfunctionarissen zodat deze op de korte termijn in lijn worden gebracht met de nieuwe norm van 130 procent van het salaris van de Minister-President. Gezien de huidige economische omstandigheden stelt de Nederlandse regering zich op het standpunt dat een overgangstermijn van 2 jaar voldoende is. Het doel van de maatregel blijft om de sterkste schouders de zwaarste lasten te laten dragen. Daar moet deze maatregel, ook in de uitwerking, aan bijdragen.
Vragen D66-fractie
Vraag 18
De leden van de D66-fractie constateren dat het draagvlak voor de landspakketten bij de besturen van Aruba, Curaçao en Sint Maarten beperkt is. Welke acties gaat de Staatssecretaris ondernemen om ervoor te zorgen dat er breder draagvlak komt voor het te voeren beleid?
Vraag 19
Kan de Staatssecretaris reflecteren op de overeenstemming tussen de landspakketten en artikel 37 van het Statuut waarin staat dat de landen van het Koninkrijk zoveel mogelijk overleg zullen plegen omtrent alle aangelegenheden, waarbij belangen van twee of meer van de landen zijn betrokken?
Antwoord 18 en 19
Ik heb regelmatig overleg met de minister-presidenten van Aruba, Curaçao en Sint Maarten. Ook samen met Minister-President Rutte en Minister Hoekstra heb ik vanaf mei contact gehad met de minister-presidenten van de landen. De regeringen zijn uiteindelijk verantwoordelijk voor het creëren van draagvlak in hun eigen land. Ik heb aangeboden de landen daarbij te ondersteunen. In de landspakketten zitten maatregelen die ook in de plannen van de landen zelf voor komen en ook hervormingen die al jarenlang vooruitgeschoven zijn.
Vraag 20
Vindt de regering dat zoveel overleg als mogelijk is gepleegd om tot deze voorstellen te komen?
Antwoord 20
De communicatie richting de landen is bemoeilijkt door de urgentie waarmee de economische crisis moest worden bestreden, zowel in Nederland als in het Caribisch deel van het Koninkrijk. Ik heb de landen gevraagd zelf met voorstellen te komen voor hervormingen. Waar mogelijk, heb ik overlegd met de landen over de voorstellen, zowel bilateraal als in de Rijksministerraad.
Vraag 21
Hoe staan de regeringen van Aruba, Curaçao en Sint Maarten hierin?
Antwoord 21
Ik ga niet over de standpunten van Aruba, Curaçao en Sint Maarten met betrekking tot het overleg.
Vraag 22
De leden van de D66-fractie constateren dat de nieuw op te richten Caribische Hervormingsentiteit een belangrijk onderdeel vormt van de landspakketten voor Aruba, Curaçao en Sint Maarten. In hoeverre wordt in de samenstelling van de entiteit rekening gehouden met vertegenwoordiging van Aruba, Curaçao en Sint Maarten? Welke afwegingen zijn hierbij gemaakt of zullen gemaakt worden?
Antwoord 22
De organisatie van de entiteit wordt bekostigd met Nederlands belastinggeld. Ook de financiële en andere middelen die de entiteit bij de uitoefening van zijn taken zal verstrekken, worden, in ieder geval in eerste instantie, geheel opgebracht door de Nederlandse burger. Daarom is de entiteit ook vormgegeven als een Nederlandse zbo. En gelet op deze keuze is het goed te verklaren dat de leden van de entiteit worden benoemd door de Minister van BZK. Ik ben bereid in de consensus-rijkswet op te nemen dat overleg zal plaatsvinden met de landen over de eisen die aan de te benoemen leden worden gesteld.
Vraag 23
In hoeverre hebben de regeringen van Aruba, Curaçao en Sint Maarten ook invloed op de aanwijzing van de deskundigen zoals bedoeld in artikel 18 van de Rijkswet en welke invloed hebben deze deskundigen?
Antwoord 23
Op grond van artikel 18 hebben de regeringen van de landen geen invloed op de benoeming van bedoelde deskundigen. Dit wil echter niet zeggen dat geen deskundigen uit de landen zullen worden of kunnen worden aangewezen. Als de entiteit zelf over de benodigde expertise beschikt, zal het deze expertise inzetten. Indien dit niet het geval is, kan de entiteit expertise inhuren; dit kan ook expertise vanuit de landen zijn.
Vraag 24
Waarom is er niet gekozen voor een toezichthouder op gemeenschappelijke basis waarin ook ruimte is voor vertegenwoordiging vanuit Aruba, Curaçao en Sint Maarten?
Antwoord 24
Zie het antwoord op vraag 22.
Vraag 25
Hoe verhoudt deze keuze zich volgens de Staatssecretaris tot de autonomie van de landen binnen het Koninkrijk?
Antwoord 25
Het is mogelijk in een consensusrijkswet aan Nederlandse organen bevoegdheden toe te kennen, die vervolgens kunnen doorwerken en toepasbaar zijn in de rechtsstelsels van de Caribische landen. Artikel 38, tweede lid, van het Statuut biedt hiertoe de ruimte. Voorwaarde is wel dat deze bevoegdheden de constitutionele autonomie van de landen in fundamentele zin respecteren. Met de bevoegdheden die in het voorstel aan de Caribische hervormingsentiteit, een zelfstandig bestuursorgaan naar Nederlands recht, worden toegekend, wordt deze autonomie naar de mening van het kabinet in voldoende mate gewaarborgd. Belangrijk gegeven hierbij is dat de entiteit geen bevoegdheden op het terrein van wet- en regelgeving van de landsorganen van Aruba, Curaçao en Sint Maarten overneemt, maar enkel ondersteunend en in de sfeer van toezicht zal kunnen optreden.
Vraag 26
De leden van de D66-fractie vragen tevens wat de relatie is van de nieuwe entiteit met de reeds bestaande Colleges financieel toezicht, waarin wel gekozen is voor vertegenwoordiging vanuit alle landen van het Koninkrijk?
Antwoord 26
De nieuwe entiteit is opgericht om een integraal hervormingsprogramma voor de landen op te stellen en uit te rollen. De scope van de entiteit is daarmee breder dan die van de bestaande colleges financieel toezicht.
Vraag 27
Deze colleges hebben een vergelijkbaar doel als de nieuw op te richten entiteit, dus welke implicaties heeft deze consensusrijkswet voor de rol en de positie van de colleges?
Antwoord 27
De bevoegdheden van het college en de entiteit kunnen elkaar raken. Het is belangrijk dat de bevoegdheden echter niet met elkaar botsen. Daarom is in artikel 6 van het voorstel bepaald dat de entiteit met de colleges een samenwerkingsprotocol sluit en regelen bepaalde artikelen voorts dat adviezen van het college aan de entiteit worden gestuurd. Of dat het college moet worden gehoord door de entiteit (zie bijvoorbeeld artikel 33).
Als verscherpt financieel toezicht wordt ingesteld, wordt dat uitgeoefend door het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten of het College Aruba financieel toezicht.
Vraag 28
Waarom is niet gekozen om het toezicht via deze colleges te laten verlopen?
Antwoord 28
De rol van het C(A)ft is om als onafhankelijk adviseur op te treden op het gebied van overheidsfinanciën van de landen in het Caribisch deel van het Koninkrijk. De bevoegdheid van de toekomstige ZBO ziet op de uitvoering en implementatie van hervormingsplannen die de economie en samenleving weerbaarder moeten maken tegen toekomstige crises. De scope van de entiteit is daarmee breder dan die van de bestaande colleges financieel toezicht. Als echter verscherpt financieel toezicht wordt ingesteld, wordt dat uitgeoefend door het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten of het College Aruba financieel toezicht.
Vraag 29
Waarom is er gekozen voor een tijdspad van zes jaar voor deze consensusrijkswet in plaats van de gebruikelijke termijn van drie jaar die geldt voor het toezicht op basis van de Rijkswet financiële verhoudingen?
Antwoord 29
In de Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten is bepaald dat na vijf jaar en vervolgens om de drie jaar de raad van ministers van het Koninkrijk beslist of en, zo ja, met ingang van welk tijdstip een van de landen of beide een of meer verplichtingen op grond van deze wet blijvend niet meer behoeft na te komen.
De rijkswet tot instelling van het toekomstige ZBO heeft een tijdpad van zes jaar, omdat de hervormingen van dusdanige aard zijn, dat dit een langdurig proces zal zijn. Naar verwachting zal de ontwikkeling en implementatie van hervormingen zes jaar vergen. Indien het langer duurt, kan de Rijkswet op verzoek van een van de Caribische landen in overeenstemming met Nederland telkens met twee jaar worden verlengd voor dat Caribische land.
Nederland verplicht zichzelf met de consensusrijkswet om voor die termijn inspanning en ondersteuning te leveren ten behoeve van de hervorming van de economieën van de landen.
Vraag 30
In hoeverre vindt de Staatssecretaris de termijn van de entiteit van zes jaar na inwerkingtreding van de Rijkswet proportioneel voor de taken die gesteld zijn?
Antwoord 30
De uitdagingen op de landen zijn fors. De afgelopen jaren hebben de landen deze uitdagingen helaas niet zelfstandig weten op te pakken. Dit heeft ertoe geleid dat de landen niet zelfstandig in staat waren om de gevolgen van de Coronacrisis op te vangen. De noodzakelijke hervormingen gaan gepaard met substantiële financiële ondersteuning. Om de hervormingen op de juiste manier door te voeren is een dergelijke lange termijn noodzakelijk.
Vraag 31
De leden van de D66-fractie wijzen erop dat de reglementen van de Colleges financieel toezicht behalve de controlerende functie ook een geschillenregeling bevatten. Op welke wijze zal er omgegaan worden met geschillen bij de besluiten van de nieuw op te richten entiteit en welke overwegingen zijn hieraan ten grondslag geweest?
Antwoord 31
Tegen besluiten tot het instellen van verscherpt financieel toezicht op een deel of alle financiële uitgaven van een land (artikel 33, eerste en tweede lid) staat kroonberoep open. De bepaling is gemodelleerd op artikel 26 van de Rijkswet financieel toezicht.
Tegen een beschikking tot subsidieverlening en een beschikking tot subsidievaststelling staat daarnaast binnen zes weken na de dag waarop de beschikking is gegeven, rechtstreeks beroep open bij het Gerecht van eerste aanleg van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao en Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
Met betrekking tot de totstandkoming van overige besluiten die de entiteit kan nemen, bijvoorbeeld het opstellen van een plan van aanpak (artikel 21) of de opschorting van financiële steun (artikel 23) is steeds voorzien in de mogelijkheid van hoor en wederhoor.
Vraag 32
Vindt de Staatssecretaris dat er een substantiële geschillenregeling dient te komen indien met deze nieuwe entiteit het financieel toezicht op de landspakketten gebeurt zonder vertegenwoordiging vanuit Aruba, Curaçao en Sint Maarten?
Antwoord 32
Naar de mening van het kabinet voorziet het voorstel met artikel 40 in een substantiële geschillenregeling met betrekking tot de instelling van verscherpt financieel toezicht. Als gezegd is deze regeling gemodelleerd op artikel 26 van de Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten. Dit betekent dat de Rijksministerraad niet van oordelen van de Raad van State van het Koninkrijk mag afwijken indien deze oordelen berusten op rechtmatigheidsgronden en voor het overige alleen als zwaarwegende gronden daartoe aanleiding geven.
Vraag 33
Hoe verhoudt de geschillenregeling van de nieuw op te richten entiteit zich tot de Rijkswet Koninkrijksgeschillen die aangenomen is door de Tweede Kamer?
Antwoord 33
Evenals de geschillenregeling in artikel 26 van de Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten vertoont de geschillenregeling in het voorstel zowel overeenkomsten als verschillen met het voorstel van rijkswet Koninkrijksgeschillen. Een overeenkomst is dat in beide gevallen is voorzien in een kroonberoepprocedure, waarbij de rol van geschilbeoordelaar wordt vervuld door de Raad van State van het Koninkrijk. Een verschil met laatstgenoemd voorstel van rijkswet is dat het onderhavige voorstel een onderscheid maakt tussen rechtmatigheids- en doelmatigheidsoordelen en aan beide oordelen een verschillend rechtsgevolg verbindt.
Vraag 34
Is de Staatssecretaris het eens met de leden van de D66-fractie dat voor een effectieve implementatie van de gewenste hervormingen het van belang is dat de democratisch gekozen volksvertegenwoordigingen van Aruba, Curaçao en Sint Maarten een passende plaats krijgen in de implementatie en uitwerking?
Vraag 35
Vindt de Staatssecretaris dat deze plaats gegarandeerd is in de voorgestelde Rijkswet? Wat is precies het gebruikelijke proces of protocol voor het opstellen van dergelijke consensusrijkswetten en in hoeverre dat is gevolgd?
Antwoord 34 en 35
Met de leden van de D66-fractie ben ik van mening dat het van groot belang is dat de Staten van Aruba, Curaçao en Sint Maarten een passende plaats krijgen in de totstandkoming van de gewenste hervormingen. Om dat te bereiken, is voor de Staten allereerst een voorname rol weggelegd tijdens het consensusrijkswetgevingsproces. Verder zullen de Staten – nadat dit voorstel in werking is getreden en tot die tijd ook reeds bij de uitvoering van de landspakketten – een belangrijke rol vervullen bij het doorvoeren van de hervormingen zelf. Verschillende hervormingen vereisen immers totstandkoming en aanpassing van landswetgeving. Met ondersteuning van de entiteit en binnen de kaders die Nederland met elk van de landen heeft afgesproken zijn de Staten dan ook nadrukkelijk zelf aan zet.
Het Statuut schrijft geen speciaal proces of protocol voor dat moet worden gevolgd bij consensusrijkswetgeving, behalve dat de aan zulke wetgeving deelnemende landen hun instemming dienen te verlenen hieraan. Hieruit vloeit voort dat de landen op verschillende momenten tijdens het wetgevingsproces de gelegenheid hebben om te laten blijken of deze instemming aanwezig is. Zo niet, dan kan het betreffende land niet aan de wet in kwestie worden gebonden. De eerste stap van dit proces is gevolgd toen Aruba, Curaçao en Sint Maarten in de Rijksministerraad van 10 juli jl. in de gelegenheid zijn gesteld om in te stemmen met het besluit om het wetsvoorstel ter advisering aan de Raad van State van het Koninkrijk voor te leggen. Nu die instemming niet werd verleend, is het voorstel ook niet ter advisering voorgelegd en heeft het wetgevingsproces nog geen aanvang genomen.
Wat betreft de fase voorafgaand aan deze aanvang, is in het verleden wel voorgekomen dat de deelnemende landen zich in een vroegtijdig stadium aan een gezamenlijk redactie- en onderhandelingstraject hebben gezet. Die route wordt echter staatsrechtelijk niet vereist en lag in casu, vanwege de bijzondere context waaruit dit voorstel is voortgekomen, ook niet voor de hand. Hoewel het voorstel een problematiek adresseert die reeds jaren zichtbaar is, kan de urgentie ervan worden verklaard door de uitbraak van de Covid-19 pandemie. Deze pandemie heeft het Koninkrijk overvallen en een vroegtijdig gezamenlijk redactie- en onderhandelingstraject feitelijk onmogelijk gemaakt.
Vraag 36
Is het niet logischer om de hervormingsagenda’s met name te richten op economische hervormingen, aangezien de steun vooral ten doel heeft de economische veerkrachtigheid van de landen te verbeteren?
Antwoord 36
De hervormingen zijn gericht op een breed aantal vlakken, waaronder de economie. Tevens is aandacht voor sociale zekerheid, zorg, onderwijs, rechtsstaat en het overheidsapparaat, omdat hervormingen in deze sectoren randvoorwaardelijk zijn voor duurzaam economisch herstel. Zo draagt een functionerende rechtsstaat bij aan maatschappelijk vertrouwen en dat leidt tot minder transactiekosten, meer investeringen, meer innovatie en minder ondoelmatige onttrekking van middelen aan de economie.
Hiermee wordt tevens beoogd de economieën en de samenlevingen weerbaarder te maken met het oog op mogelijke toekomstige crises. Daarom is het noodzakelijk hervormingen door te voeren die breder zijn dan alleen economisch.
Vraag 37
Worden er ook afspraken gemaakt tot op welk niveau de entiteit agenda’s kan initiëren op beleidsterreinen die slechts indirect raken aan de doelstellingen van de landspakketten?
Antwoord 37
In artikel 5, lid 1, is opgenomen dat de in de wet (artikel 4) genoemde onderwerpen, projecten en maatregelen nader worden uitgewerkt (op hoofdlijnen) in de landspakketten.
In de landspakketten worden door Nederland en de Caribische landen op hoofdlijnen de onderwerpen, projecten en maatregelen uitgewerkt ten aanzien waarvan de entiteit zijn taken kan uitoefenen. Bij de uitoefening van zijn taken moet de entiteit blijven binnen de kaders van de Rijkswet en het landspakket. Zolang de entiteit bij deze uitoefening hierbinnen blijft, kan het bijvoorbeeld zelf besluiten om een bepaald economisch project op te starten of om een als voorwaarde overeengekomen hervorming op een bepaalde wijze vorm te geven. De landspakketten zullen worden uitgewerkt middels plannen van aanpak. Hierbij zullen de overheden van de landen worden betrokken.
Daarnaast bepaalt artikel 5, lid 2, dat bij of krachtens de landspakketten kan worden bepaald dat de ontwikkeling en uitvoering van projecten en maatregelen geschiedt zonder ondersteuning en toezicht door de Caribische hervormingsentiteit.
Vraag 38
Bestaat er een mogelijkheid om een gedifferentieerde aanpak te kiezen per beleidsterrein voor de mate waarin de entiteit zal ingrijpen in het beleid op Aruba, Curaçao en Sint Maarten? Hoe denken de overheden van Aruba, Curaçao en Sint Maarten hierover?
Antwoord 38
Per land is een landspakket opgesteld. Hierbij is – voor zover opportuun – al rekening gehouden met land specifieke kenmerken. De nieuw op te richten entiteit zal in de implementatie en uitvoering van de landenpakketten rekening houden met de mate waarin bepaalde hervormingen al gestart of doorgevoerd zijn.
Ik ga niet over de standpunten van Aruba, Curaçao en Sint Maarten.
Vraag 39
De leden van de D66-fractie hebben begrip voor veel van de voorgestelde maatregelen in de landspakketten, maar hebben nog vragen over de specifieke toepassing in deze tijd. Zo ligt een kostenreductie van de publieke sector in de rede, maar zijn er veel werknemers in de publieke sector die onder het sociaal minimum zullen komen indien zij dermate sterk gekort zullen worden op hun salaris. Hoe gaat de Staatssecretaris ervoor zorgen dat door deze maatregelen geen mensen onder het sociaal minimum terecht zullen komen?
Antwoord 39
Net als bij de voorwaarden voor liquiditeitssteun die hoorden bij de tweede tranche, is het niet de bedoeling dat werknemers in de publieke sector van Aruba, Curaçao en Sint Maarten als gevolg van kostenreductie onder het sociaal minimum komen. Het is aan de landen om hier zorg voor te dragen en keuzes te maken die bijdragen aan het bewerkstelligen van dat doel.
Vraag 40
Daarnaast is het tijdspad volgens de voornoemde leden ambitieus. Is hierbij aandacht voor de schade die deze maatregelen op de korte termijn zullen hebben op de economieën van Aruba, Curaçao en Sint Maarten?
Antwoord 40
Juist vanwege de schade die de economieën hebben opgelopen, is het van belang nu te handelen. De maatregelen zijn allemaal bedoeld om de landen weerbaarder te maken, op korte en lange termijn.
Vraag 41
Gelieve in deze reflectie ook de samenloop met de verslechterde economische situatie als gevolg van de coronacrisis te betrekken. Klopt het dat een werkloosheid van 60% dreigt op de eilanden en dat op dit moment 20% van de inwoners afhankelijk is van voedselhulp?
Vraag 42
In hoeverre vindt de Staatssecretaris het in dat licht proportioneel om strakke tijdspaden te hanteren voor de gewenste hervormingen die deels ook schade zullen toebrengen aan de besteedbare inkomens van de inwoners op korte termijn?
Antwoord 41 en 42
Het klopt dat in de landen de werkloosheid enorm sterk oploopt, en dat een groot deel van de inwoners op dit moment afhankelijk is van voedselhulp. Voor het verstekken van voedselhulp heb ik recent 16 miljoen euro vrijgemaakt. Deze hulp zet ik door voor de rest van 2020, daar is door de Nederlandse regering onlangs nog eens 25,2 miljoen euro extra voor vrijgemaakt. Om ervoor te zorgen dat de landen weerbaarder worden en de werkloosheidscijfers weer dalen, is het van belang nu te handelen en zijn de hervormingen uit de landspakketten noodzakelijk.
Vraag 43
De leden van de D66-fractie zijn het met de Nederlandse regering eens dat het van groot belang is om de meest kwetsbaren van de samenlevingen in de landen te ondersteunen. Hierbij wordt echter wel de voorwaarde aan gekoppeld «zolang dit redelijkerwijs noodzakelijk is». Kan de Staatssecretaris toelichten wat hiermee bedoeld wordt en tot hoeverre hij het redelijkerwijs noodzakelijk vindt om de meest kwetsbaren in de samenlevingen van de landen te ondersteunen?
Antwoord 43
De Nederlandse regering heeft als uitgangspunt dat zij de meest kwetsbare groepen in het Koninkrijk niet in de kou laten staan. Dat betekent dat onvoorwaardelijke noodhulp wordt geboden zolang de economische situatie op Aruba, Curaçao en Sint Maarten naar aanleiding van de COVID-19 crisis nog onvoldoende herstellende is. De Nederlandse regering heeft voor de periode tot eind 2020 inmiddels in totaal 41,2 miljoen euro beschikbaar gesteld voor voedselhulp, daarna wordt opnieuw bezien of en in welke mate aanvullende hulp noodzakelijk is.
Vraag 44
Is de Staatssecretaris het met de leden van de D66-fractie eens dat het vooral redelijk is om de meest kwetsbare mensen in het Koninkrijk intensief te ondersteunen in tijden van ernstige crises zoals nu het geval is?
Antwoord 44
Ja, ik deel de mening dat de meest kwetsbare groepen in de samenleving onvoorwaardelijk geholpen moeten worden ten tijde van crises.
Vraag 45
Welke lessen heeft de Nederlandse regering getrokken van de hulp aan de eilanden met betrekking tot de orkaan Irma. Is de Staatssecretaris het met de leden van de D66-fractie eens dat er naar manieren gezocht moet worden om ervoor te zorgen dat de economische hulp zo effectief mogelijk ten goede komt aan de samenlevingen van Aruba, Curaçao en Sint Maarten? Op welke manier zijn deze lessen betrokken in de uitvoering van de landspakketten?
Antwoord 45
Belangrijke lessen die de Nederlandse regering heeft getrokken uit de hulp aan Sint Maarten na de orkaan Irma zijn, dat intensieve ondersteuning en monitoring nodig is gelet op het gebrek aan data, benodigde expertise (onder andere onderzoekscapaciteit, projectmanagement, procurement en wetgeving) en medewerking en uitvoeringskracht van overheid(sorganisaties). Op basis van de beschikbare informatie moeten juiste en zorgvuldige afwegingen en beslissingen genomen worden waardoor vertraging in de uitvoering voorkomen wordt. Ook de regering wil immers dat de hulp effectief gegeven wordt.
De consensus rijkswet zoals deze nu is opgesteld biedt voldoende mogelijkheden om te kunnen handelen ten behoeve van voorspoedige uitvoering. Zo kan de entiteit zelf projecten initiëren en uitvoeren maar ook besluiten de steunverlening (deels) stop te zetten bij onvoldoende voortgang. De entiteit is zodoende essentieel voor de uitvoering van de landspakketten en komt voort uit de eerdergenoemde lessen. Dit is des te meer van belang gezien de noodzaak tot hervormingen die de economieën en de samenlevingen weerbaarder moeten maken.
Vragen GroenLinks-fractie
Vraag 46
De leden van de GroenLinks-fractie zijn blij dat de landen worden bijgestaan in het bieden van humanitaire hulp en hebben begrip ervoor dat onder de huidige omstandigheden formele wetgeving niet wordt afgewacht, maar vragen de regering wél om de Kamer(s) hierover zo compleet mogelijk te informeren.
Vraag 47
Deze leden vragen in dit verband ook of de geboden hulp aansluit bij wat nodig is voor kwetsbare groepen in Aruba, Curaçao en Sint Maarten. Kunt u aangeven of er op dit moment voldoende zicht bestaat op de omvang en de noden van deze groepen en of het Rode Kruis momenteel voldoende in staat is om de noodzakelijke hulp die nodig is te bieden.
Antwoord 47 en 48
Het Nederlandse Rode Kruis (RK) heeft van de regering de opdracht gekregen om de coördinerende rol te vervullen in de opschaling van voedselhulp. Zij werken daarvoor samen met lokale partners. Op dit moment wordt er door het Rode Kruis en de lokale partners hard gewerkt om aan de vraag te kunnen voldoen.
Het RK biedt in samenwerking met de lokale partners verschillende vormen van voedselhulp aan, waarbij steeds wordt gekeken welke vorm het beste past bij de situatie van de aanvrager. De eerste vorm die wordt aangeboden is een voedselvoucher, waarmee de aanvrager met een beschikbaar gesteld budget boodschappen kan doen. De tweede optie is een voedselpakket, specifiek bedoeld voor mensen die niet goed in staat zijn naar de supermarkt te gaan, bijvoorbeeld ouderen. De laatste optie is een ready-to-eat maaltijd, gericht op aanvragers die niet in de gelegenheid zijn een eigen maaltijd te bereiden.
Om in aanmerking te komen voor ondersteuning wordt gekeken naar criteria als de grootte van het huishouden, de aanwezigheid van personen met bijzondere noden, het totale gezinsinkomen en de mate van eventuele financiële ondersteuning door de lokale overheid of andere hulporganisaties. Potentiële begunstigden doorlopen hiertoe een gedegen registratieproces. Ieder huishouden dat voedselhulp nodig heeft en aan de opgestelde criteria voldoet, wordt opgenomen in het programma en kan hulp ontvangen, ongeacht achtergrond of status van de begunstigde. Op dit moment worden op deze manier ruim 10.000 gezinnen geholpen. Waar lokale partners niet aan de vraagstelling kunnen voldoen springt het Rode Kruis bij.
Vraag 48
Daarnaast worden de landen geconfronteerd met een vluchtelingenstroom vanuit Venezuela. De leden van de GroenLinks-fractie vragen of ook voor deze kwetsbare groep voldoende adequate humanitaire hulp, medische zorg en dergelijke voorhanden is.
Antwoord 48
Zoals ik uw Kamer op 24 april jl. heb geïnformeerd (Kamerstuk 35 420, nr. 25) levert Nederland aan Aruba, Curaçao en Sint Maarten onvoorwaardelijke noodhulp om de meest kwetsbare groepen in deze landen te kunnen voorzien van voedselpakketten en hygiëneproducten. Dit gebeurt middels inzet van het Rode Kruis, dat hiervoor samenwerkt met lokale partijen zoals Human Rights Defense. Het Rode Kruis zet zich nadrukkelijk ook in voor de groep migranten en zorgt ervoor dat deze groep bereikt wordt. Indien migranten voldoen aan de selectiecriteria (zie hiervoor) kunnen zij aanspraak maken op hulp in de vorm van voedsel- en hygiëneproducten. Over de toegang van vreemdelingen tot de gezondheidszorg in Aruba en Curaçao – en de rol van Nederland – heb ik uw Kamer op 23 maart jl. geïnformeerd (Kamerstuk 33 845, nr. 41).
Vraag 49
Deze leden vragen de regering om een overzicht van ngo’s die in de autonome landen actief zijn en worden ingezet bij het bieden van humanitaire hulp.
Antwoord 49
Het Rode Kruis werkt op Curaçao samen met Stichting Hulp Curaçao (Voedselbank), Stichting Help Curaçao en een samenwerkingsverband met 6 organisaties voor ongedocumenteerde migranten (ADRA, Caritas, Venex, Sociedad Bolivariana, Unidat di Bario, Human Rights Defense Curaçao); op Aruba met Centro pa Desaroyo di Aruba (CEDE Aruba) en Fundacion pa nos comunidad (FPNC) en op Sint Maarten met St. Maarten Development Fund (SMDF), K1 Brittannia Foundation, Freegan Food Foundation, Community Outreach Mentorship en Empowerment International Center (COME Center) en Captain’s Rib Shack.
Vraag 50
Klopt het dat het lokale midden- en kleinbedrijf in de landen moeilijk een beroep kan doen op noodhulpvoorzieningen, omdat aan de gestelde voorwaarde van inschrijving in de Nederlandse Kamer van Koophandel niet kan worden voldaan. Klopt dit en zo ja, kan hiervoor een oplossing worden geboden?
Antwoord 50
Inschrijving bij de Nederlandse KvK is geen vereiste om partner te kunnen zijn bij de verstrekking van humanitaire hulp.
Vraag 51
Zonder afbreuk te doen aan het belang van genoemde hervormingen vragen deze leden zich af of een zekere beperking tot de noodzakelijke bestuurlijk – financieel – economische hervormingen (waarbij zij denken aan maximering van overheidssalarissen, het op orde brengen van de overheidsfinanciën, het versterken en verduurzamen van de lokale economieën, het inzetten op ecologisch verantwoorde vormen van toerisme, het afbouwen van de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen en dergelijke) voor de hand had gelegen.
Antwoord 51
De reikwijdte van de hervormingen is breed, omdat het noodzakelijk is de economie en de samenleving weerbaar te maken. Het is volgens het kabinet derhalve niet opportuun om de scope van de aanpak te versmallen (zie ook het antwoord op vraag 36).
Vraag 52
De leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering om de noodzaak om de in de landspakketten opgenomen voorwaarden nu af te dwingen nader te onderbouwen en te beoordelen op de effecten voor de inwoners van de landen.
Antwoord 52
De Coronacrisis slaat een fors gat in de reeds kwetsbare, verzwakte economieën van Aruba, Curaçao en Sint Maarten. De rapporten van het IMF, de colleges financieel toezicht en rapporten van de landen zelf geven al langer aandat structurele economische, financiële, sociale en institutionele hervormingen noodzakelijk zijn om zowel de economieën als de samenleving weerbaar en veerkrachtig te maken, maar de uitvoering daarvan is tot op heden achtergebleven. Zonder hervormingen zullen de economieën na de Coronacrisis in het beste geval terugkeren op het lage groeipad van de afgelopen decennia. Realistischer is echter de verwachting dat er sprake zal zijn van een lager groeipad, vanwege de oplopende schuldenlast, hogere werkloosheid en afgenomen internationale vraag naar toerisme. De reikwijdte van de voorgestelde hervormingen is dan ook breed, omdat het noodzakelijk is de economie en de samenleving weerbaar te maken. Bij de uitwerking van de hervormingen zullen uiteraard de effecten voor de inwoners van de landen worden meegenomen. Immers, we doen het voor hen.
Vraag 53
De leden van de GroenLinks-fractie nemen kennis van het voornemen om een Caribische hervormingsentiteit in te stellen, die moet kunnen sturen op de besteding van de liquiditeitssteun en de uitvoering van de direct en indirect daaraan gestelde voorwaarden. Deze leden vragen zich af hoe een dergelijke constructie zich verhoudt tot de uitgangspunten van het Koninkrijksverband, hoe democratische controle op het functioneren van dit zelfstandig bestuursorgaan wordt vormgegeven en welke invloed de landen Aruba, Curaçao en Sint Maarten op de besteding van de liquiditeitssteun kunnen uitoefenen.
Antwoord 53
Zoals hierboven, bij de beantwoording van vraag 25 deels al naar voren is gekomen, streeft dit voorstel ernaar om een samenwerking tussen Nederland en elk van de Caribische landen tot stand te brengen, zonder dat de constitutionele autonomie van laatstgenoemde landen hierdoor in fundamentele zin wordt doorkruist. De entiteit die door het voorstel wordt ingesteld neemt geen wetgevende en bestuurlijke bevoegdheden van de besturen en de Staten van Aruba, Curaçao en Sint Maarten over, maar biedt wel ondersteuning bij de uitoefening hiervan en kan consequenties verbinden aan het niet of niet voldoende naleven door de landen van de verplichtingen die op grond van dit voorstel op het land rusten.
De entiteit wordt vormgegeven als Nederlands zelfstandig bestuursorgaan met eigen rechtspersoonlijkheid. De democratische controle op haar functioneren verloopt dan ook primair via de Nederlandse bewindspersoon die bevoegdheden ten aanzien van haar uitoefent, de Minister van BZK. Waar in dit voorstel is voorzien in bevoegdheden voor andere organen, zoals de Nederlandse ministerraad, strekt de politieke verantwoordelijkheid zich ruimer uit, alhoewel ook hier voor de hand ligt dat deze verantwoordelijkheid in eerste instantie bij de Minister van BZK berust. Als zbo legt de entiteit zelf geen democratische verantwoording af. Zoals eerder, bij de beantwoording van vraag 11 reeds uitgelegd, staat de entiteit primair in een verantwoordingsrelatie tot de Minister van BZK.
Wat de invloed van een land op de besteding liquiditeitssteun betreft, het volgende. De zeggenschap hierover ligt primair bij de entiteit en bij de Minister van BZK (zie resp. artikel 17, eerste en tweede lid). Wel geven de landen in die zin richting aan deze besteding dat voor de uitvoering en initiëring van projecten en maatregelen door de entiteit in veel gevallen overleg zal plaatsvinden met de betrokken overheidsorganen. Daarnaast zijn de landen in de fase voorafgaand aan de besteding van liquiditeitssteun aan zet, wanneer zij op grond van artikel 17, derde lid, van het voorstel periodiek met Nederland een overeenkomst sluiten over de hoogte en aard van de financiële middelen.
Vraag 54
Is deze entiteit vergelijkbaar aan de Wereldbankconstructie voor de besteding van Nederlandse noodhulp aan Sint Maarten naar aanleiding van orkaan Irma.
Antwoord 54
Dit is niet het geval. De Wereldbank is een internationale organisatie waar Nederland wederopbouwgelden voor Sint Maarten heeft belegd en waarbij Sint Maarten samen met de Wereldbank een leidende rol heeft bij de uitvoering en implementatie ervan. Hierbij bepaalt de overheid van Sint Maarten de inhoud van de wederopbouwactiviteiten door het indienen en uitvoeren van de projecten.
Deze entiteit wordt institutioneel vormgegeven als een zelfstandig bestuursorgaan met eigen rechtspersoonlijkheid naar Nederlands recht en heeft als oogmerk te kunnen sturen op de besteding van de liquiditeitssteun en de uitvoering van de daaraan gestelde voorwaarden. Nederland zal de komende jaren veel belastinggeld ter beschikking stellen en wil derhalve kunnen sturen op resultaat en een houdbare toekomst van de landen.
De entiteit oefent de haar in de rijkswet toegekende bevoegdheden in beginsel eigenstandig uit, echter zijn in de Rijkswet verschillende mogelijkheden ten aanzien van sturing, coördinatie en zeggenschap opgenomen. Ik verwijs in dit kader verder naar de antwoorden op de vragen 10 en 13.
Vraag 55
De leden van de GroenLinks-fractie realiseren zich dat dit gemis niet snel kan worden verholpen, maar vragen wel hoe de volksvertegenwoordigende organen van de landen Aruba, Curaçao en Sint Maarten kunnen worden betrokken bij het toezicht op de Caribische hervormingsautoriteit.
Antwoord 55
Naar de mening van het kabinet is het niet opportuun om de Staten van Aruba, Curaçao en Sint Maarten in het voorstel een formele rol toe te kennen bij het toezicht op de Caribische hervormingsautoriteit. Zoals eerder toegelicht, wordt de entiteit heel bewust vormgegeven als Nederlandse zbo. Om die reden ligt het niet voor de hand Caribische organen te betrekken bij het toezicht hierop. Vanwege de bevoegdheden die de entiteit in de sfeer van toezicht op de landen kan uitoefenen, is het wel van belang dat de Minister van BZK zich receptief opstelt, indien het bestuur of de Staten van land van mening is dat de entiteit haar bevoegdheden overschrijdt en toezicht hierop gewenst is.
Vragen SP-fractie
Vraag 56
De leden van de SP-fractie betreuren het zeer dat in deze tijd van crisis een goede samenwerking tussen de regeringen in het Koninkrijk zo moeilijk is. Ruzie en gedoe en verwijten over en weer gaan ten koste van de belangen van de gewone mensen op de eilanden, die zich in hun toekomst bedreigd zien. Het gaat ook ten koste van het draagvlak voor deze hulp in ons eigen land. Hoe verklaart u de moeizame omgang met politici van Curaçao, Aruba en Sint Maarten?
Antwoord 56
De COVID-19 crisis heeft alle landen van het Koninkrijk hard geraakt. Binnen Koninkrijksverband proberen we elkaar in tijden van crisis zo goed mogelijk te ondersteunen. Daarbij kunnen de wensen, gedachten en ideeën van de regeringen van de landen verschillen. Dat dat niet automatisch direct bij elkaar komt, en dat daarbij soms harde woorden kunnen vallen is – zeker onder de enorme druk van de huidige situatie – niet onlogisch en hoeft ook niet ten koste te gaan van de relatie tussen de landen. Van belang is dat dit uiteindelijk zal leiden tot goede afspraken, waarmee de landen ook echt geholpen kunnen worden. Ik ben het met de SP-fractie eens dat het belang van de gewone mensen op de eilanden daarbij voorop dient te staan.
Vraag 57
Deze leden begrijpen dat voorwaarden worden gesteld aan de steun, zolang die voorwaarden tot doel hebben dat de hulp terecht komt bij de mensen die deze hard nodig hebben. Ook begrijpen zij dat nu een bijdrage wordt gevraagd aan de rijken die veel van de eilanden hebben geprofiteerd maar weinig hebben bijgedragen. Welke zekerheid is er dat de rijken vanaf nu ook fatsoenlijk belasting gaan betalen? Hebben ook de bestuurders op de eilanden hun bijdrage geleverd?
Antwoord 57
De Nederlandse regering is van mening dat de sterkste schouders de zwaarste lasten moeten dragen. In de landspakketten is een belastinghervorming en een hervorming van de Belastingdienst voorzien, waarbij expliciet aandacht is voor een eerlijkere verdeling van inkomens en lasten. Daarnaast is het van belang de topinkomens in de publieke sector te normeren.
Vraag 58
Met grote zorgen constateren de leden van de SP-fractie dat bezuinigingen in de landen die bedoeld zijn voor de rijken worden afgewenteld op de mensen met een laag inkomen, zoals het geval was met de vuilophalers op Curaçao. Heeft Nederland ooit de eis gesteld dat bezuinigd zou worden op de vuilophalers? Zo nee, weet u waarom de regering van Curaçao hier toch voor heeft gekozen? Klopt de opmerking van de regering van Curaçao dat dit moest van Nederland?
Antwoord 58
Nederland heeft als voorwaarde gesteld dat overheidsmedewerkers 12,5% van hun totale arbeidsvoorwaardenpakket zouden inleveren, om zo de totale public wage bill te verkleinen. Tegelijkertijd is de voorwaarde gesteld dat overheidsmedewerkers niet onder het sociaal minimum mochten belanden. Het is aan de landen zelf om invulling te geven aan de 12,5% korting van het arbeidsvoorwaardenpakket. De landen hadden en hebben derhalve de vrijheid om de hogere inkomensschalen zwaarder te korten dan de lagere inkomensschalen.
Vraag 59
Hebben de landen Aruba, Curaçao en Sint Maarten aan de gestelde eisen voldaan? Wat gebeurt er als blijkt dat de landen niet aan de eisen willen voldoen? Hoe kunnen we als Nederland dan toch hulp en steun bieden aan met name de armeren op de eilanden, zo vragen deze leden. Biedt het Statuut de mogelijkheid om hulp te bieden aan de mensen op de eilanden buiten de regeringen om, omdat we de mensen niet in de steek mogen laten?
Antwoord 59
De toekenning van de derde tranche vindt pas plaats nadat is voldaan aan de voorwaarden horende bij de tweede tranche en een helder akkoord op de voorwaarden horende bij de derde tranche. Eerder wordt de liquiditeitssteun niet ter beschikking gesteld. Ongeacht of de landen akkoord gaan met de voorwaarden voor de toekenning van de derde tranche zal Nederland de noodhulp in de vorm van voedselhulp continueren. Nederland laat de kwetsbaren op de eilanden niet in de steek.
Vraag 60
De leden van de fractie van de SP lezen met zorgen dat een nieuw instituut de gelden moet gaan verdelen. Deelt u de grote zorg van deze leden dat regeringen in het Koninkrijk blijkbaar niet direct en in goed overleg kunnen werken aan de wederopbouw van de landen?
Antwoord 60
Vanwege de omvangrijke financiële ondersteuning voor de landen is er vanuit Nederland behoefte aan een effectieve en doelmatige verdeling van de beschikbare middelen. Om deze reden is gekozen voor een zbo, die invulling kan geven aan een adequate implementatie en uitvoering van de hervormingen uit de landspakketten.
Vraag 61
Deelt u ook de constatering dat de ervaringen met de Wereldbank op Sint Maarten na de orkaan Irma niet het vertrouwen wekken dat een nieuw «onafhankelijk instituut» leidt tot een snelle hulp en ondersteuning?
Antwoord 61
Ik sta nog steeds achter de keuze voor de Wereldbank als fondsmanager van de wederopbouwgelden die beschikbaar zijn gekomen na de orkaan Irma gezien de uitgebreide ervaring van de Wereldbank met het beheren van dergelijke geldstromen. Waar nodig zal ik de Wereldbank blijven aanspreken op hun rol in de voortgang en hun bijdrage aan creatieve oplossingen en een pragmatische aanpak. Tegelijkertijd betreur ik zeer dat de uitvoering en implementatie van projecten langzamer verloopt dan verwacht. Belangrijkste oorzaken daarvan zijn capaciteitsgebrek bij de overheid en bij het National Recovery Program Bureau van Sint Maarten, trage besluitvorming, gebrek aan data en specifieke expertise en politieke instabiliteit. Belangrijk is dat de nieuwe regering van Sint Maarten zichtbaar commitment toont aan de afspraken die wij hebben gemaakt over de wederopbouw, niet alleen in woord maar vooral ook in daad.
De landspakketten bevatten in sommige gevallen maatregelen die relatief snel kunnen worden uitgevoerd, maar daarnaast ook hervormingen en veranderingen die tijd kosten in het kader van zorgvuldigheid, de omvang daarvan en het doorlopen van (democratische) procedures. Een voorbeeld is de hervorming van de arbeidsmarkt. De consensus rijkswet, zoals die nu is opgesteld met mogelijkheden om te kunnen handelen ten behoeve van voorspoedige uitvoering, moet hier een oplossing voor bieden.
Vraag 62
Graag ontvangen de leden van de fractie van de SP een nadere uitwerking van genoemd «onafhankelijk instituut». Wie nemen daarin zitting en wat is de taak? Wie is uiteindelijk verantwoordelijk voor een goede verdeling en besteding van het geld? Hoe kan dit instituut het werk wél doen als blijkt dat regeringen van de landen in de praktijk niet bereid zijn om samen te werken? Hoe verhoudt zich dit nieuwe instituut tot de verantwoordelijkheden van de lokale regeringen?
Antwoord 62
Wie zitting nemen in de Caribische hervormingsentiteit, is een vraag die pas kan gaan spelen als het voorstel van rijkswet in werking zal treden.
Wat de taken van de entiteit betreft, zij verwezen naar artikel 4 van het voorstel en de memorie van toelichting. Daarin komt naar voren dat de entiteit in totaal vier taken heeft met bijbehorende bevoegdheden:
• ondersteuning van en toezicht op de ontwikkeling en uitvoering van projecten en maatregelen door overheidsorganen en overheidsbedrijven van de landen met betrekking tot de in deze wet en in de landspakketten bepaalde onderwerpen,
• initiëring en bevordering en uitvoering van projecten met betrekking tot de in deze wet en in de landspakketten bepaalde onderwerpen,
• subsidieverlening in de landen aan burgers en bedrijven, met inbegrip van overheidsbedrijven, dan wel het deelnemen in het aandelenkapitaal in privaatrechtelijke rechtspersonen,
• en, voor zover daar aanleiding toe is, de instelling van financieel toezicht op uitgaven van de landen.
De entiteit kan financiële middelen inzetten die door Nederland beschikbaar worden gesteld. Het is primair de entiteit die verantwoordelijk is voor een goede verdeling en besteding van de beschikbaar gestelde middelen, wel steeds zoveel mogelijk in overleg met de betrokken landsorganen. Mocht een overheidsorgaan van een van de landen niet of onvoldoende meewerken met de uitvoering van overeengekomen verplichtingen, dan heeft de entiteit de bevoegdheid de steunverlening aan het orgaan geheel of gedeeltelijk op te schorten (art. 23). Ingeval van structureel falen door een land bij het nakomen van zijn verplichtingen, bestaat voorts de mogelijkheid dat de Nederlandse ministerraad het ter beschikking stellen van financiële middelen stopzet.
Voor het antwoord op de laatste vraag zij verwezen naar de beantwoording hiervoor op gerelateerde vragen van D66 en GroenLinks.
Vraag 63
Deelt u de zorgen van de leden van de SP-fractie over de toekomst van het Koninkrijk, nu ook deze hulp weer leidt tot politiek geruzie?
Antwoord 63
Wat ons zou moeten verbinden is perspectief voor de bevolking in de landen.
Vraag 64
Herinnert u zich de motie Van Raak c.s. (Kamerstuk35 099 (R2114), nr. 23) van juli 2019 waarin de vier landen wordt gevraagd om in gezamenlijk overleg tot een nadere invulling te komen van verantwoordelijkheden binnen het Koninkrijk?
Antwoord 64
Ja.
Vraag 65
Deelt u de opvatting dat de huidige strubbelingen rondom de coronahulp laten zien dat een verheldering van verantwoordelijkheden meer dan ooit nodig lijkt?
Antwoord 65
Ik ben van mening dat de Landen eerst zelf kritisch moeten reflecteren op de vraag of zij in voldoende mate zijn toegerust om Landstaken naar behoren uit te oefenen. In de beantwoording op vragen over de incidentele suppletoire begroting (Kamerstuk 35 443, nr. 3) gaf ik aan dat het nuttig is de nu gestarte gedachtevorming over de toekomst van de Caribische landen voort te zetten en mee te nemen in de ambtelijke gesprekken met de landen inzake de motie Van Raak. Ik ben dan ook blij dat – met de bevestiging van Sint Maarten – inmiddels alle Landen hebben toegezegd om over de verantwoordelijkheidsverdeling binnen het Koninkrijk te spreken. Zoals ik aangaf tijdens het NO Rechtshandhaving op 22 juni jl. (Kamerstuk 35 300 VI, nr. 67) moet de agenda voor de daadwerkelijke besprekingen echter nog worden bepaald.
De uitvoering van de motie Van Raak is een separaat proces waarin een breder terrein wordt bestreken dan in het besluitvormingsproces over verdere liquiditeitssteun aan Aruba, Curaçao en Sint Maarten.
Vragen PvdA-fractie
Vraag 66
Kan de regering uiteenzetten welke stappen zullen volgen in dit proces gegeven het feit dat Curaçao en Sint Maarten het voorstel niet hebben aanvaard en Aruba zich wellicht hierbij voegt?
Antwoord 66
Tijdens de Rijksministerraad van 10 juli lag er ter besluitvorming een integraal voorstel voor verdere liquiditeitssteun, hervormingen en investeringen, inclusief een daaraan verbonden pakket aan voorwaarden. Curaçao en Sint Maarten hebben dat voorstel niet geaccepteerd. Deze twee landen zijn nu aan zet.
Aruba heeft verzocht om enig uitstel, om een steviger draagvlak te kunnen organiseren binnen het land en om over een aantal punten het gesprek nog te kunnen voeren. Met Aruba is het gesprek over dit voorstel dan ook voortgezet, gericht op het afronden van de besluitvorming. Dat gesprek is nog gaande. In de tussentijd zal Nederland de zwakkeren in de samenlevingen van de landen ondersteunen met het noodpakket.
Vraag 67
Kan de regering aangeven welke bezwaren de landen hebben aangedragen als voornaamste redenen dit voorstel niet te aanvaarden?
Antwoord 67
De landen gaan over hun eigen bezwaren.
Vraag 68
Welke mogelijke oplossingen ziet de regering om uit deze impasse te geraken?
Antwoord 68
Volgens Nederland zijn er goede redenen waarom in casu geen uitvoerig onderhandelingstraject aan het ontwerp van het voorstel vooraf is gegaan, Zie hiertoe de beantwoording bij vraag 35. Hiermee wordt de procedure voor consensusrijkswetgeving volgens het kabinet ook niet geschonden. Wat de inhoudelijke bezwaren van landen tegen het voorstel betreft: deze kunnen bij besluitvorming over dit voorstel eerst worden geadresseerd door de Raad van State van het Koninkrijk en de Raden van Advies en voorts aan bod komen tijdens de parlementaire behandeling van het voorstel.
Vraag 69
Kan de regering een uitgebreid overzicht verschaffen van de mogelijke alternatieven die zij ziet om te voorkomen dat de coronacrisis de meest kwetsbaren hard raakt?
Antwoord 69
Nederland verleent de landen liquiditeitssteun, waarmee de landen zelf de benodigde processen en systemen in de lucht kunnen brengen of houden. Nederland verbindt daarnaast voorwaarden aan de liquiditeitssteun die tot doel hebben ervoor te zorgen dat de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen en dat de landen financieel en sociaaleconomisch weerbaar worden, juist opdat de meest kwetsbaren weer een perspectief krijgen. Vanuit de op te richten Caribische hervormingsentiteit zal Nederland de landen hierbij ondersteunen, bijvoorbeeld door het verlenen van subsidies of technische assistentie. Daar waar acute knelpunten optreden kan Nederland gericht hulp bieden. Dit hebben we afgelopen maanden gedaan door bijvoorbeeld het inzetten van extra IC-capaciteit, het verstrekken van voedselhulp en de inzet van Defensie. Dit zullen we, waar nodig, blijven doen.
Vraag 70
De leden van de fractie van de PvdA willen graag nadere toelichting over het mandaat dat de regering meent te hebben voor de oprichting van een zelfstandig bestuursorgaan (zbo). Hoe verhoudt de termijn van zeven jaar waarin deze zbo alle fondsen zal beheren zich tot de huidige problematiek?
Antwoord 70
De entiteit wordt institutioneel vormgegeven als een zelfstandig bestuursorgaan met eigen rechtspersoonlijkheid. De keuze voor een zelfstandig bestuursorgaan is ingegeven door de behoefte aan onafhankelijke oordeelsvorming op grond van specifieke deskundigheid. Met het oog op de doelmatigheid van deze uitoefening wordt het wenselijk geacht om in institutionele zin afstand in te bouwen tussen het Nederlandse bestuur en de entiteit. Naar verwachting draagt een zelfstandige positie bovendien bij aan het creëren van draagvlak voor de entiteit en zijn werkzaamheden onder de inwoners, overheidsorganen en (overheids)bedrijven in Aruba.
Het proces van de opzet en de implementatie van de hervormingen vergt een lange adem. Voorzien is dat hiervoor minimaal zes jaar noodzakelijk is.
Vraag 71
Hoe is de regering tot deze termijn van zeven jaar gekomen?
Antwoord 71
De consensusrijkwet vervalt zes jaar na inwerkingtreding en heeft daarmee een duur van zes jaar. Verlenging is mogelijk, zij het alleen in onderlinge overeenstemming en telkens voor een periode van twee jaar. De hervormingen zijn van dusdanige aard, dat dit een langdurig proces zal zijn. Nederland verplicht zichzelf met de consensusrijkswet om voor die termijn inspanning en ondersteuning te leveren ten behoeve van de hervorming van de economieën van de landen.
Vraag 72
Kan de regering tevens toelichten op welke manier en welk moment hierover is gesproken met Aruba, Curaçao en Sint Maarten?
Antwoord 72
Ik heb zeer regelmatig overleg met de minister-presidenten van Aruba, Curaçao en Sint Maarten – collectief en individueel. Daarnaast heb ik samen met Minister-President Rutte en Minister Hoekstra contact gehad met de minister-presidenten van de landen.
Vraag 73
Kan de regering een overzicht bieden van wie in de genoemde zbo zal plaatsnemen?
Antwoord 73
Zie het antwoord op vraag 62.
Vraag 74
Welke criteria zijn gehanteerd om tot deze selectie te komen?
Antwoord 74
Welke criteria worden gehanteerd om de leden van de Caribische hervormingsentiteit te selecteren, is een vraag die pas kan gaan spelen als het voorstel van rijkswet in werking zal treden. Van de leden wordt in elk geval verwacht dat zij beschikken over een brede deskundigheid op grond van hun maatschappelijke kennis en ervaring die nodig is voor de uitoefening van de taken van het orgaan.
Vraag 75
Is de regering van mening dat deze selectie een goede afspiegeling en vertegenwoordiging is van de landen?
Vraag 76
Is deze selectie ook met de landen in kwestie besproken? Hebben de genoemde landen hier inspraak op gehad?
Antwoord 75 en 76
Deze vraag kan op dit moment nog niet beantwoord worden, aangezien nog niet bekend is wie zitting nemen in de Caribische hervormingsentiteit.
Vraag 77
Hoe kijkt de regering naar de geuite kritiek dat het maken van wetgeving meer tijd behoeft dan in dit voorstel wordt gegeven?
Antwoord 77
Zie het antwoord op vraag 35.
Vraag 78
Is de regering bereid de landen meer tijd te bieden zodat zij gedegen werk kunnen verrichten en de ruimte krijgen dit te doen in samenwerking met bijvoorbeeld vakbonden?
Antwoord 78
De omvang en de urgentie van de huidige problematiek vereist dat er zo spoedig mogelijk de juiste stappen worden gezet om uit deze crisis te komen. Bij de uitwerking van de landspakketten zal rekening worden gehouden met de uitvoeringskracht van de landen.
Bij de plannen van aanpak zullen de overheden van de landen en andere vitale stakeholders worden betrokken.
Vraag 79
Kan de regering een overzicht bieden van hoe de vitale sectoren in Aruba, Curaçao en Sint Maarten worden ondersteund en ontzien zoals werd gevraagd in het algemeen overleg van 1 juli jl.?
Wat is er besproken met de landen in kwestie omtrent de ondersteuning/het ontzien van vitale sectoren? Welke specifieke maatregelen zijn hieruit voortgevloeid?
Antwoord 79
De landen zijn verantwoordelijk voor de continuïteit van de vitale processen. De regering heeft geen overzicht van de wijze waarop de landen deze vitale processen ondersteunen. Wel is bekend dat de landen de overheidsentiteiten in de vitale sectoren financieel ondersteunen vanuit de liquiditeitssteun uit Nederland. In het geval van COVID-19 verloopt ondersteuning rechtstreeks via het Ministerie van VWS.