[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Memorie van toelichting

Vaststelling van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) voor het jaar 2021

Memorie van toelichting

Nummer: 2020D33215, datum: 2020-09-15, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-35570-XVII-2).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 35570 XVII-2 Vaststelling van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) voor het jaar 2021.

Onderdeel van zaak 2020Z15364:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2020–2021
35 570XVII Vaststelling van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) voor het jaar 2021
Nr. 2

Memorie van toelichting

Ontvangen 15 september 2020

A. Artikelsgewijze toelichting bij het begrotingswetsvoorstel

Wetsartikel 1

De begrotingsstaten die onderdeel zijn van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 2.3, eerste lid, van de Comptabiliteitswet 2016 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld.

Het wetsvoorstel strekt ertoe om de onderhavige begrotingsstaat/begrotingsstaten voor het aangegeven jaar vast te stellen.

Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor dat jaar. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota.

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de uitgaven, verplichtingen en de ontvangsten vastgesteld. De in de begrotingsstaat opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht (de zogenoemde begrotingstoelichting).

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

S.A.M.Kaag

B. Artikelsgewijze toelichting bij de begrotingsartikelen

1. Leeswijzer

Deze leeswijzer gaat in op de totstandkoming van de begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en de opbouw van de beleidsagenda, de beleidsartikelen en de overige onderdelen van de begroting.

Algemeen

Buitenlandse betrekkingen zijn een zaak van het Koninkrijk der Nederlanden: Nederland in Europa, Aruba, Curaçao en Sint Maarten, alsmede de Nederlandse openbare lichamen in het Caribisch gebied (Bonaire, Sint Eustatius en Saba). Waar deze begroting spreekt over «Nederland» of «Nederlands» wordt daarmee bedoeld: «(van) het Koninkrijk der Nederlanden», tenzij het gaat om zaken die specifiek het land Nederland betreffen, zoals het EU-lidmaatschap en ontwikkelingssamenwerking.

Voor de uitvoering van het programma maakt de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking gebruik van het apparaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.

Groeiparagraaf

Het Ministerie van Buitenlandse Zaken werkt doorlopend aan stapsgewijze verbeteringen in de informatievoorziening aan de Kamer en de burger. Dit is een samenspel van eigen ambities en inzichten, en wensen vanuit de Kamer. Ten opzichte van vorig jaar is op de begroting Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking op twee punten een aanpassing doorgevoerd. (1) Dit jaar is voor het eerst de Strategische Evaluatie Agenda opgenomen. Deze is te vinden in bijlage 4 en vervangt het overzicht beleidsdoorlichtingen, evaluaties en overige onderzoeken. (2) Ook is aansluitend aan de beleidsprioriteiten een overzicht opgenomen van maatregelen, welke genomen zijn als gevolg van de impact van het coronavirus op het terrein van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

Beleidsagenda

De beleidsagenda bevat de politieke hoofdlijnen van het beleid voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van het kabinet. De beleidsagenda wordt gevolgd door een tabel met indicatoren en streefwaarden en een overzicht van de belangrijkste beleidsmatige mutaties ten opzichte van de memorie van toelichting 2020. Daarna volgt een tabel met daarin de niet-juridisch verplichte uitgaven per artikelonderdeel in 2021. De beleidsagenda sluit af met een overzicht van de meerjarenplanning beleidsdoorlichtingen en een overzicht van de risicoregelingen en de toelichting hierop.

Doelmatigheid, doeltreffendheid, resultaten en streefwaarden

Sinds de memorie van toelichting 2017 worden kwantitatieve indicatoren opgenomen in de begroting. In de beleidsagenda (onderdeel 2.2) zijn de indicatoren die betrekking hebben op Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerkinng opgenomen en samengevat in een tabel met een verwijzing naar het bijbehorende artikel.

Beleidsartikelen

A. Algemene doelstelling

Elk beleidsartikel begint met de algemene doelstelling (titel van het beleidsartikel).

B. Rol en verantwoordelijkheid

De rol en de verantwoordelijkheid van de Minister wordt beschreven aan de hand van de volgende categorieën: stimuleren, financieren, regisseren en uitvoeren. Op de beleidsterreinen voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft de Minister een stimulerende, faciliterende of regisserende rol en slechts in sommige gevallen een uitvoerende rol.

C. Beleidswijzigingen

Dit is een overzicht van belangrijke wijzigingen als gevolg van nieuw kabinetsbeleid, evaluatie of voortschrijdend inzicht. Daar waar sprake is van beleidswijzigingen die in beleidsnotities zijn verschenen, is verwezen naar de betreffende notitie met het kamerstuk.

D1. Tabel Budgettaire gevolgen van beleid

In het kader van «verantwoord begroten» presenteren departementen de financiële inzet op instrumentniveau. Het aantal activiteiten en het aantal financiële instrumenten van de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking is aanzienlijk. In sommige gevallen zijn de instrumenten nog niet bekend, omdat de programma’s na het verschijnen van de begroting starten en dan duidelijk wordt hoe financiering plaatsvindt. Voor deze onderdelen is het verwachte instrument gekozen. Het ODA budget is gekoppeld aan de ontwikkeling van het Bruto Nationaal Inkomen (BNI). Als gevolg van tegenvallende economische omstandigheden neemt het ODA budget in absolute zin structureel af. Dit betekent dat het budget op diverse thema's is aangepast. In 2020 is dit gecompenseerd binnen de rijksbegroting middels een kasschuif en generale compensatie. In 2020 komt het ODA budget in percentage van het BNI hoger uit dan verwacht. De mutaties zijn binnen het thema opgenomen onder het instrument ‘nog te verdelen’. De voorstellen voor de verwerking van deze bijstellingen op artikelonderdeelniveau zullen via de eerste suppletoire begroting 2021 aan de Kamer worden opgenomen.

Daarnaast geldt voor de gehele BHOS-begroting dat er niet gestuurd wordt op instrumenten maar op te bereiken resultaten. Dit kan betekenen dat de gebruikte instrumenten (subsidies, bijdragen etc.) voor hetzelfde instrumentonderdeel van jaar tot jaar kunnen verschillen. Dit is bij een aantal artikelen zichtbaar. Tevens betekent dit dat voor hetzelfde instrumentonderdeel meerder instrumenten mogelijk zijn. Dit is met name zichtbaar in het jaar t-2 . Deze gegevens worden opgenomen vanuit het meest recent beschikbare departementale jaarverslag.

D2. Budgetflexibiliteit

Per begrotingsartikel is aangegeven welk percentage van de begroting juridisch is vastgelegd. De peildatum hiervoor is per 1 januari 2021. Als onderdeel van verantwoord begroten wordt alleen de juridische verplichting voor het begrotingsjaar opgenomen. Ook wordt toegelicht hoe de juridische verplichting op artikelonderdeel is ingevuld. Aanvullend hierop is, in lijn met de rijksbrede begrotingsvoorschriften, gekozen om toe te lichten hoe de niet-juridisch verplichte middelen naar verwachting zullen worden ingezet. Dit overzicht staat onder hoofdstuk 2.4 (als onderdeel van de beleidsagenda) van de begrotingstoelichting.

E. Toelichting op de instrumenten

Per artikelonderdeel wordt inzicht gegeven in de financiële instrumenten, zoals die zijn opgenomen in de tabel onder D1.

Overige onderdelen van de begroting

Na de vijf beleidsartikelen volgen vijf bijlagen: (1) het verdiepingshoofdstuk met informatie over andere nog niet toegelichte beleidsmatige mutaties onder de beleidsagenda; (2) de lijst met moties en toezeggingen aan de Kamer; (3) het subsidieoverzicht; (4) de evaluatie- en overig onderzoek tabel; en de (5) lijst met afkortingen.

Open data/transparancy

Nederland heeft zich met 98 andere landen aangesloten bij het Open Government Partnership en met 992 andere organisaties aangesloten bij het International Aid Transparency Initiative (IATI). Het toegankelijk maken en beschikbaar stellen van informatie hoort daarbij. Via de BHOS-begrotings webpagina wordt inzicht gegeven in de budgetten en activiteiten voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

De relatie met de HGIS-nota

Samen met de departementale begrotingen wordt ook de HGIS-nota aan de Staten-Generaal gepresenteerd. Deze omvat naast de HGIS uitgaven en ontvangsten van Buitenlandse Zaken ook buitenlanduitgaven en ontvangsten van de andere ministeries. Deze bundeling bevordert de samenhang en samenwerking die voor een geïntegreerd en coherent buitenlandbeleid van belang zijn. De nota over de HGIS bevat een overzicht van de belangrijkste programma’s en uitgaven voor het buitenlandbeleid, waaronder een overzicht van de begrotingsontwikkelingen binnen de HGIS en bijlagen die alle buitenlanduitgaven overzichtelijk presenteren, zoals een totaaloverzicht van de buitenlanduitgaven die als officiële ontwikkelingshulp (ODA) kwalificeren. In de HGIS-nota wordt daarnaast op hoofdlijnen inzicht gegeven in de internationale klimaatfinanciering 2021 en de internationale inspanningen op migratie in 2021.

2. Beleidsagenda

2.1 Beleidsprioriteiten

Investeren in perspectief – ontwikkelingen en kerndoelen

De BHOS-begroting voor 2021 bouwt voort op de nota Investeren in Perspectief, zij het in een sterk veranderde mondiale context. De uitbraak van COVID-19 en de daaropvolgende pandemie hebben internationaal ingrijpende gevolgen. We staan aan het begin van een wereldwijde, hevige recessie. De geopolitieke spanningen tussen de VS en China nemen verder toe, waardoor ook het multilaterale stelsel onder steeds grotere druk komt te staan. Mondiale waardeketens blijken kwetsbaar, wat tot risico’s leidt voor de bescherming van publieke belangen en een terugval in de armoedebestrijding in ontwikkelingslanden. Deze ontwikkelingen raken het BHOS-beleid en komen bovenop uitdagingen die er op dit terrein al lagen vanwege geopolitieke en economische ontwikkelingen, resterende extreme armoede, conflicten en instabiliteit, klimaatverandering, toenemend protectionisme en druk op mensenrechten en het wereldhandelssysteem.

In deze moeilijke context blijft het kabinet onverminderd inzetten op de drie hoofddoelen van de BHOS-nota Investeren in Perspectief: (1) vermindering van instabiliteit, armoede en ongelijkheid in ontwikkelingslanden; (2) bevordering van duurzame economische groei en effectieve klimaatactie wereldwijd; (3) en versterking van het internationaal verdienvermogen van Nederland. Bij alle doelen geldt dat digitalisering –zowel het benutten van kansen die nieuwe technologie kan bieden als het voorkomen van negatieve effecten- door de COVID-19 crisis nog relevanter en urgenter is geworden. De Digitale Agenda voor BHOS biedt hiervoor een sterke basis.

De SDG-agenda voor 2030 blijft ook in 2021 de samenbindende preventie- en weerbaarheidsagenda en het kader voor de bestrijding van de grondoorzaken van armoede, migratie, terreur en klimaatverandering. Respect voor mensenrechten – in veel landen als gevolg van de crisis extra onder druk - is daar integraal onderdeel van. Het is zaak om de geboekte vooruitgang in het behalen van de SDG's niet verloren te laten gaan als gevolg van de crisis. Daarvoor is toewijding en effectieve samenwerking nodig; nationaal, Europees én multilateraal. 

Het is in het belang van Nederland om samen met andere overheden, partners uit het maatschappelijk middenveld, het bedrijfsleven en internationale organisaties doortastend op te treden om dit doel te realiseren. De COVID-19 pandemie biedt Nederland immers ook kansen: om het multilaterale systeem verder te hervormen, om digitaler en slimmere diplomatie te bedrijven, om nieuwe coalities te bouwen en om een duurzame transitie te versnellen. Het kabinet steunt daarom de oproep van de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties (VN) om ‘building back better’ tot uitgangspunt van de COVID-19 respons te maken. Ook steunt Nederland de Team Europe Approach en het initiatief van de G20 en de Club van Parijs voor het Debt Service Suspension Initiative (DSSI). Nederland zet er bij de G20, het IMF en de WB op in dat de tijd die dit schuldenmoratorium biedt, gebruikt wordt om samen met de getroffen landen te komen tot duurzame en structurele oplossingen voor de financiële problemen waarmee zij als gevolg van de COVID-19 crisis te maken hebben.

Tegen de achtergrond van deze crisis van ongekende omvang legt het kabinet voor 2021 de volgende accenten, in lijn met de BHOS-nota.

Versterking Maatschappelijk Middenveld

Maatschappelijke organisaties zijn essentieel voor een goed functionerende democratische rechtsstaat. Nederland zet in op de onafhankelijke positie van maatschappelijke organisaties en een open publieke ruimte (civic space), juist tijdens, en na de pandemie. In 2021 starten 42 partnerschappen onder het beleidskader Versterking Maatschappelijk Middenveld, om maatschappelijke organisaties in ontwikkelingslanden te versterken.

Gezondheid en gendergelijkheid

Steun voor gendergelijkheid, vrouwenrechten en Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten (SRGR), inclusief HIV/aids, is een pijler van het BHOS-beleid. COVID-19 zet deze thema’s extra onder druk. Het kabinet blijft daarom stille en luide diplomatie bedrijven om de ‘pushback’ tegen vrouwenrechten, gendergelijkheid en SRGR tegen te gaan.

Om de weerbaarheid van landen voor COVID-19 en mogelijke toekomstige gezondheidscrises te vergroten is het belangrijk te investeren in het versterken van gezondheidssystemen. NL draagt daaraan bij door financieren van o.a. WHO, UNFPA, Wereldbank (Global Financing Facility) en maatschappelijke organisaties. Extra aandacht zal worden besteed aan activiteiten om de veerkracht van deze systemen te versterken, zoals het vergroten van efficiëntie door innovatieve financiering, betere coördinatie op landenniveau en betere samenwerking met eindgebruikers van de diensten. Nederland pleit ook voor een gendersensitieve COVID-19 respons. In 2021 gaan nieuwe programma’s van start: Power of Women (PoW) en Leading from the South (LFS) gericht op vrouwenrechtenorganisaties, en Women, Peace and Security (WPS) voor het vierde Nederlandse Actieplan 1325 (2021-2025).

Onderwijs, werkgelegenheid en jongeren

Jongeren worden in sociaaleconomisch opzicht hard getroffen door de COVID-19 crisis. Uitvoering van de kabinetsstrategie Youth at Heart (2020) is daarom extra van belang. Het kabinet blijft werken aan perspectief voor jongeren in de focusregio’s, door te investeren in onderwijs en werk en jongeren als partners te betrekken.

Klimaat

De aanpak van klimaatverandering wordt steeds urgenter. Het kabinet blijft in 2021 inzetten op groen herstel (building back better), zowel binnen als buiten Nederland, om de overgang naar een klimaatneutrale, weerbare en circulaire economie te versnellen. Uitvoering van de Overeenkomst van Parijs en verhoging van het ambitieniveau blijven kernelementen van het internationale klimaatbeleid dat het kabinet actief uitdraagt.

Geestelijke gezondheid en psychosociale steun in crisisrespons

Geestelijke gezondheid en psychosociale steun (MHPSS) zijn cruciaal voor behoud en herstel van menselijke waardigheid, weerbaarheid en daadkracht van mensen en gemeenschappen in crisissituaties. De COVID-19 crisis onderstreept het belang hiervan nogmaals. De internationale gemeenschap heeft de noodzaak van integratie van MHPSS in humanitaire hulp inmiddels erkend. In 2021 zet het kabinet in op het aanboren van nieuwe financieringsbronnen voor MHPSS. Ook wil Nederland een MHPSS-inclusieve crisisrespons vertalen in praktische handreikingen.

Handel en geopolitiek

Het multilaterale handelssysteem verkeert meer dan ooit in zwaar weer. Nederland blijft zich bilateraal, in EU-verband en multilateraal inspannen voor versterking van een op regels gebaseerd internationaal handelssysteem, onder meer door te pleiten voor hervorming van de WTO. Het kabinet wil handel en duurzaamheid steviger met elkaar verbinden, zowel multilateraal in WTO-verband, als ook bilateraal door in te zetten op verdere verduurzaming van EU-handelsakkoorden. Het kabinet blijft via de uitvoering van de handels- en investeringsagenda werken aan het vergroten van het internationale verdienvermogen van Nederlandse bedrijven en richt zich daarbij in het bijzonder op de kansen die de SDG’s daarvoor bieden. De voorziene oprichting van Invest International moet hier een nieuwe impuls aan geven.

Mondiale waardeketens

De COVID-19 crisis legt de kwetsbaarheden van mondiale waardeketens bloot. Deze raken niet alleen Nederlandse bedrijven, maar hebben ook ernstige gevolgen voor miljoenen werknemers in ontwikkelingslanden die voor hun inkomen direct afhankelijk zijn van de marktvraag vanuit landen als Nederland. In het licht van de crisis wil het kabinet het systeem van mondiale waardeketens versneld duurzamer en weerbaarder maken. Het spreekt Nederlandse bedrijven daarbij aan op hun maatschappelijke verantwoordelijkheid en zet zich in voor het verbeteren van regelgeving en productieomstandigheden in ontwikkelingslanden.

Economische Veiligheid

Door geopolitieke spanningen, waaronder de competitie tussen de VS en China, en technologische ontwikkelingen zijn economie, politiek en veiligheid sterker verweven geraakt. Daarom zijn op nationaal niveau en in EU-verband maatregelen genomen om kwetsbaarheden ten aanzien van economische veiligheid aan te pakken. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om risico’s op het gebied van spionage, cybercrime, oneerlijke concurrentie en ongewenste buitenlandse overnames en investeringen. De COVID-19 crisis geeft aanleiding om te onderzoeken of er aanvullende maatregelen nodig zijn, specifiek gericht op het weerbaarder maken van waardeketens en het behoud van toegang tot strategische goederen en diensten. Economische veiligheid als publieke waarde moet in samenhang met overige beleidsterreinen zijn beslag krijgen in effectieve maatregelen, waarbij de voordelen van de vrije markt zoveel mogelijk behouden blijven.

Ondersteuning Nederlands bedrijfsleven in het kader van COVID-19 en Brexit

Het kabinet heeft specifieke maatregelen getroffen om het internationaal opererend Nederlands bedrijfsleven tijdens en na de wereldwijde COVID-19 uitbraak te ondersteunen (Kamerstuk 35420, nr. 38). Deze maatregelen zullen in 2021 geheel of gedeeltelijk noodzakelijk blijven en/of aangepast moeten worden, mede afhankelijk van de behoeften van bedrijven.

Naast de al bestaande ondersteuning voor bedrijven in het kader van het uitreden van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie, zoals het Brexit-loket en de Brexit-voucher, wordt in gezamenlijkheid met andere betrokken departementen de komende periode de communicatie richting het bedrijfsleven versterkt om zich goed voor te bereiden op de gevolgen van een veranderende relatie met het VK na afloop van de overgangsperiode. Hiervoor worden aan de bestaande communicatiestrategie nieuwe digitale instrumenten toegevoegd, zoals webinars en instructievideo’s. Ook zal meer gefocust worden op het tastbaar maken van kansen die er voor ondernemers in het VK liggen.

Ontwikkelingssamenwerking: focusgebieden

Versterking maatschappelijk middenveld

De ruimte voor het maatschappelijk middenveld staat wereldwijd steeds verder onder druk. Dit heeft negatieve effecten op het goed en inclusief functioneren van samenlevingen. Nederland blijft zich, ook binnen de EU, inzetten voor meer ruimte voor het maatschappelijk middenveld en voor gezamenlijk optreden tegen mensenrechtenschendingen en de krimpende ruimte van het maatschappelijke middenveld. Het kabinet investeert in programma’s van Civicus en het International Centre for Not for Profit Law. Deze partners monitoren en onderzoeken de ruimte voor het maatschappelijk middenveld. Zoals hierboven reeds genoemd zullen in 2021 42 nieuwe partnerschappen starten onder het beleidskader Versterking Maatschappelijk Middenveld.

Nederland zet in op het versterken van de stem van minderheden en mensen met een beperking met als doel volledige participatie en inclusie. Ook steunt Nederland het Digital Defenders Partnership dat organisaties helpt weerbaar te zijn tegen digitale bedreigingen, zoals hate speech.

Gendergelijkheid en empowerment van vrouwen en meisjes

De vier doelen van het Nederlandse internationale genderbeleid blijven in 2021 onverminderd van kracht: (1) versterken van politieke participatie en leiderschap van vrouwen; (2) versterken van economische participatie en empowerment van vrouwen; (3) tegengaan van (seksueel) geweld tegen vrouwen en meisjes; (4) en versterken van de rol van vrouwen in conflictpreventie en vredesopbouw. Vanuit het besef dat de stem van vrouwen tijdens en na de crisis een onmisbaar geluid blijft, geven we in 2021 extra aandacht aan vrouwelijk leiderschap en inclusieve besluitvorming. Dit sluit goed aan bij de nieuwe strategische partnerschappen en de internationale inzet op feministisch leiderschap. Ook neemt Nederland een leiderschapsrol in de actiecoalitie ‘feminist movements & leadership’, die begin 2021 wordt gelanceerd tijdens het uitgestelde Generation Equality Forum (GEF) ter viering van 25 jaar Beijing Platform of Action.

Om de economie van landen weerbaarder te maken wil Nederland de economische positie van vrouwen versterken en vrouwelijk ondernemerschap stimuleren. Via het innovatieve financieringsprogramma Affirmative Finance Action for Women in Africa (AFAWA) zal het kabinet in 2021 vrouwelijke ondernemers en financiële instellingen bijstaan met risicokapitaal, advies en expertise. Binnen programma’s en fondsen gericht op het mkb in ontwikkelingslanden krijgen vrouwelijke ondernemers extra aandacht.

Nederland blijft investeren in het aanpakken van grensoverschrijdend gedrag via een gemeenschappelijke aanpak met maatschappelijke organisaties, bedrijven en internationale organisaties. In 2021 is het zaak de voortgang te consolideren.

Keuzevrijheid en verbeterde toegang tot anticonceptie

De COVID-19 pandemie onderstreept het belang van een veerkrachtige gezondheidssector. Naar verwachting zullen ongewenste (tiener-)zwangerschappen, moeder- en kindsterfte, en obstakels voor toegang tot HIV/aidspreventie en -behandeling toenemen als gevolg van de pandemie. Met diplomatieke en financiële middelen zet het kabinet zich in voor behoud van internationale afspraken over SRGR en tegen de toenemende internationale druk op SRGR. Ook in 2021 wordt dit gerealiseerd door (gezondheids-)systemen structureel te versterken. Lokaal ownership is hierbij essentieel, net als samenwerking tussen lokale overheden, de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) en (internationale) maatschappelijke organisaties.

Nederland blijft de mondiale gezondheidsarchitectuur steunen via de WHO, vaccinatie-alliantie Gavi, GFATM (Global Fund to Fight AIDS, Tuberculosis and Malaria), UNAIDS, Global Financing Facility for Every Woman, Every Child (GFF), en UNFPA (United Nations Population Fund), met speciale aandacht voor effectieve onderlinge samenwerking tussen deze organisaties. Nederland ziet er op toe dat deze organisaties inzetten op het versterken van gezondheidssystemen, verduurzaming, innovatieve financiering, gendergelijkheid en het bereiken van kwetsbare groepen, in samenspraak met het lokale maatschappelijk middenveld.

In 2021 gaat het SRHR Partnership Fund (2021-2025) onder het SDG-5 fonds van start, als onderdeel van het beleidskader Versterking Maatschappelijk Middenveld. Het richt zich op steun voor beïnvloeding ten behoeve van SRGR, met name voor jongeren en achtergestelde groepen. Ook beschikbaarheid van anticonceptiemiddelen blijft een prioriteit van het kabinet. Belangrijke aandachtspunten zijn de rol van de private sector in de productie en distributie, en initiatieven ter verbetering van de kwaliteit van anticonceptiemiddelen.

Investeren in onderwijs, werk en jongeren

In lijn met de jongerenstrategie Youth at Heart werkt het kabinet aan perspectief voor jongeren in de focusregio’s. In 2021 investeert Nederland in onderwijs via onder andere het Global Partnership for Education (GPE), Education Cannot Wait (ECW) en de Innovative Financing Facility for Education (IFFEd). Nederland zet onverminderd in op betere aansluiting van (beroeps-)onderwijs en benodige vaardigheden van jongeren bij de vraag van de arbeidsmarkt. Hiertoe steunt het kabinet het programma Nexus Skills and Jobs, Generation Unlimited, het Prospects-partnerschap en het Orange Knowledge programma.

Het kabinet ondersteunt mkb-bedrijven met groeipotentieel om te groeien en werkgelegenheid te creëren, en stimuleert jongeren en vrouwen om ondanks de crisis een eigen onderneming te starten. Programma’s die in 2021 fatsoenlijk werk en inkomen als hoofdprioriteit hebben, zijn het Challenge Fund for Youth Employment, Orange Corners, het Local Employment for Development in Africa (LEAD) programma, en het Youth Entrepreneurship and InnovationFund van de Afrikaanse ontwikkelingsbank. In 2021 intensiveert het kabinet de aandacht voor jongeren binnen bestaande mkb-programma’s. Het Dutch Good Growth Fund (DGGF) en de door FMO beheerde programma’s MASSIF en Nasira bieden mkb-bedrijven essentiële toegang tot financiering, en creëren en behouden daarmee banen. Nederland deelt kennis over wat wel/niet werkt in het Global Initiative on Decent Jobs for Youth.

Bevordering van jongerenparticipatie, zowel in beleid als uitvoering, is van groot belang. In 2021 zet het kabinet kansen en uitdagingen voor jongeren centraal in de uitvoering van het BHOS-beleid en in de dialoog met partners. Nederland werkt daartoe samen met One Young World.

Opvang en bescherming in de regio 
In 2021 gaat het Prospects-partnerschap, gericht op de aanpak van langdurige crises van ontheemden in de Syrië-regio en in de Hoorn van Afrika, het derde jaar in. Dit partnerschap met UNHCR, ILO, UNICEF, IFC, en de Wereldbank biedt duurzame oplossingen voor vluchtelingen, ontheemden en kwetsbare gastgemeenschappen. In samenwerking met de private sector is Prospects gericht op bescherming, onderwijs en werk, zodat vluchtelingen en ontheemden een menswaardig bestaan kunnen opbouwen daar waar zij (tijdelijk) verblijven. Daarbij is aandacht voor MHPSS ook van groot belang. In 2021 worden op basis van een tussentijdse evaluatie eerste lessen over de effectiviteit van Prospects getrokken.

Migratiesamenwerking
Het kabinet zal ook in 2021 mensensmokkel en -handel bestrijden, voorlichting geven over risico’s van irreguliere migratie, mensenrechten van migranten beschermen en terugkeer en herintegratie bevorderen. Daarbij wordt de samenwerking met de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) – de grootste uitvoerder van Nederlandse programma’s op het terrein van migratiesamenwerking, inclusief vrijwillige terugkeer van gestrande migranten - gestroomlijnd. Het kabinet zet hierbij in op een meer strategische relatie, samen met andere donoren.

In 2021 versterkt het kabinet de strijd tegen mensenhandel, in samenwerking met de Nationale Politie, de Koninklijke Marechaussee, het Openbaar Ministerie en het Ministerie van Justitie en Veiligheid. Intensivering van diplomatieke contacten met herkomst- en transitlanden op alle niveaus is daar een integraal onderdeel van.

Noodhulp en humanitaire diplomatie 
De COVID-19 pandemie vergroot humanitaire noden aanzienlijk, in 2020 en waarschijnlijk ook daarna. Dit noopt tot adequate humanitaire actie en diplomatie. Het kabinet draagt hieraan bij met tijdige en ongeoormerkte financiering van sleutelorganisaties als UNHCR, WFP, UNICEF en het internationale Rode Kruis. Het kabinet zet ook in op grotere effectiviteit en efficiëntie van de humanitaire sector conform de afspraken gemaakt in de Grand Bargain in 2016.

In 2021 legt het kabinet extra nadruk op verdere integratie van MHPSS bij het verlenen van humanitaire hulp in conflictsituaties, onder meer door financiering van een Minimum MHPSS Service Package. Ook is er meer aandacht voor bescherming en empowerment van vrouwen, meisjes en andere kwetsbare groepen in humanitaire crises. Daarnaast start het kabinet in 2021 met pilotprojecten voor steun en rechtsbijstand aan slachtoffers van seksuele exploitatie en intimidatie.

De COVID-19 crisis onderstreept het belang van lokale capaciteit(sopbouw) in crises. Betere financiering voor lokale hulporganisaties en meegaan in lokale prioriteitstelling is één van de thema’s in de Grand Bargain, en krijgt in de nieuwe opzet van de Dutch Relief Alliance (DRA) verder vorm. 

Het kabinet blijft zich inzetten voor de onder Nederlands voorzitterschap aangenomen VN-Veiligheidsraadresolutie 2417 over conflict en honger. Specifieke aandacht gaat naar het verbod op uithongering als oorlogswapen, naar het voorkomen van honger als gevolg van conflict, en naar instrumenten die schendingen van het internationaal recht op deze punten aanpakken.

Rechtvaardige en vreedzame samenlevingen

Door het versterken van de rechtsstaat en aandacht voor inclusieve vredesprocessen draagt Nederland bij aan rechtvaardigheid, legitieme stabiliteit en vrede in de focusregio’s. Het gaat om het verbeteren en hervormen van de veiligheidssector, het opruimen van explosieve oorlogsresten, het voorkomen van gewelddadig extremisme, steun voor vredesonderhandelingen, conflictbemiddeling en transitional justice, het verbeteren van toegang tot rechtspraak, en het versterken van democratische instellingen. SDG-16 (rechtvaardige, vreedzame en inclusieve samenlevingen) vormt hierin de leidraad, evenals een geïntegreerde inzet van ontwikkelingssamenwerking, diplomatie en militaire missies.

Naast een gedegen analyse van de conflictsensitiviteit van de Nederlandse inzet voorafgaande aan een activiteit, wordt ook extra aandacht besteed aan de risico’s gedurende de uitvoering van activiteiten in conflictgebieden.

In 2021 draagt het kabinet actief bij aan de uitvoering van de VN-Veiligheidsraadresolutie over de VN-Vredesopbouw Architectuur (2020), gericht op verbetering van de VN-inzet op vredesopbouw wereldwijd. Het kabinet steunt hiertoe het VN Peace Building Fund, bepleit integratie van MHPSS in vredesopbouw en zet zich ook in EU-verband in voor het toepassen van de mensenrechtenbenadering bij wederopbouw.

Internationale klimaatactie 
Het kabinet streeft ook in 2021 naar ambitieuze uitvoering van de overeenkomst van Parijs en verhoging van de ambities voor emissiereducties wereldwijd. Nederland wil de inzet om de mondiale doelen van Parijs te halen niet laten verslappen, aangezien de kosten van klimaatadaptatie jaarlijks exponentieel toenemen. Actieve klimaatdiplomatie van Nederland zal zich niet alleen richten op het ambitieniveau via onder meer het NDC-Partnership, maar ook op de cruciale bevordering van groen herstel (building back better) in de post-COVID-19 fase. Het kabinet geeft extra aandacht aan de strijd tegen ontbossing en landdegradatie, in lijn met de in 2020 aangekondigde verdubbeling van de uitgaven voor dit doel.

Nederland stelt ambitieuze doelen voor klimaatfinanciering en benadrukt de belangrijke rol die het bedrijfsleven en de financiële sector daarin spelen. Het kabinet vraagt multilaterale banken om hun portefeuilles in lijn te brengen met de doelen van Parijs, om fossiele financieringen uit te faseren en om landen te helpen met groen herstel. De financiële inzet voor ontwikkelingslanden richt zich zowel op klimaatmitigatie als op -adaptatie, onder meer via het Groene Klimaatfonds (GCF). Het overzicht van de verwachte Nederlandse klimaatfinanciering voor ontwikkelingslanden in 2021 vindt u in bijlage zeven bij de HGIS-nota.

Investeren in duurzame energie en in de overgang naar een circulaire economie zijn voorwaarden voor toekomstbestendige economische groei. De stijgende vraag naar metalen die gepaard gaat met de overgang naar duurzame energie is zorgwekkend. Nederland zet daarom in op internationale multi-stakeholder partnerschappen voor verantwoorde grondstoffenwinning in ontwikkelingslanden.

Betere voeding, klimaatslimme landbouw, water en sanitatie

Het aantal mensen dat voedsel-onzeker is stijgt al drie jaar. De COVID-19 pandemie zal naar verwachting een sterke verdere stijging tot gevolg hebben. Het voorkomen van voedselcrises staat hoog op de agenda van het kabinet in 2021. Hongersnoden en humanitair ingrijpen kunnen met goed werkende lokale voedselsystemen mogelijk worden voorkomen. Het kabinet ondersteunt dit door te investeren in voedselproductie en toegang tot gezonde voeding.

In 2021 krijgt de voedselsysteembenadering internationaal en politiek meer vorm. Deze benadering koppelt de inzet op klimaat, duurzame landbouw, voedselmarkten en diëten aan elkaar in de grote uitdaging een groeiende wereldbevolking van een gezond dieet te voorzien. Nederland speelt een actieve rol tijdens de VN Food Systems Summit. Speerpunten daarbij zijn een brede deelname van zowel publieke als private belanghebbenden, en de verbinding tussen wetenschap en beleid op het gebied van landbouw en duurzame voedselsystemen in brede zin (incl. voeding en ecologie).

De wereldwijde COVID-19 crisis onderstreept het belang van toegang tot drinkwater, sanitatie en hygiëne (WASH). WASH is de eerste verdedigingslinie om (infectie-)ziekten te voorkomen. WASH gaat ook moeder- en zuigelingensterfte tegen en vermindert het verzuim onder schoolgaande meisjes. Nederland ondersteunt daarom in 2021 programma’s van nationale en internationale partners die de toegang van arme en kwetsbare groepen tot WASH verbeteren. De doelstelling om in 2030 50 miljoen mensen te voorzien van sanitaire voorzieningen en hygiëne en 30 miljoen mensen van toegang tot schoon drinkwater, blijft overeind. Het kabinet zet daarbij in op transformatieve verandering, nationaal en lokaal, zodat de gerealiseerde voorzieningen blijven.

Nederland draagt bij aan verbeterde waterzekerheid en -veiligheid om zo de gevolgen van veranderende neerslagpatronen te mitigeren. Het verbeteren van het beheer van stroomgebieden wordt onder meer via de Wereldbank gestimuleerd. In 2021 worden toepassingen valuing water principes gepresenteerd. Deze zijn met Nederlandse steun geformuleerd, en hebben duurzamer watergebruik en –beheer als doel.

Investeringen in de focusregio’s 
Het geografische zwaartepunt van het Nederlandse ontwikkelingsbeleid verschuift in deze kabinetsperiode geleidelijk naar de focusregio’s West-Afrika/Sahel, Hoorn van Afrika, en Midden-Oosten en Noord-Afrika (MENA). In vergelijking met 2017 neemt de besteding van de thematische budgetten in de focusregio’s met een derde toe. Het cijfermatige overzicht hiervan is opgenomen in de HGIS-nota. Ook in 2021 vergt de opbouw van programma’s in nieuwe landen in de focusregio’s de nodige aandacht. In de Sahel-regio, met nieuwe programma’s in Niger en Burkina Faso, speelt de zorgwekkende veiligheidssituatie een belangrijke rol. Door het uitblijven van een politieke oplossing in Syrië, blijft steun aan de omringende landen voor de opvang van vluchtelingen en ontheemden, interne (economische) stabiliteit en het creëren van werkgelegenheid daar de kern van de inzet.

Nederland en EU-ontwikkelingssamenwerking

In Afrika zijn uitdagingen die het bereiken van de SDG’s in de weg staan talrijk. Door de COVID-19 crisis zijn deze verder vergroot. Nederland steunt daarom de Team Europe benadering, waarbij de EU-Commissie, EU-instellingen, EU-lidstaten en hun nationale ontwikkelingsorganisaties en –banken gezamenlijk optrekken om de COVID-19 crisis wereldwijd het hoofd te bieden. Het kabinet steunt de inspanningen van de EU om een stevig partnerschap met Afrika te ontwikkelen. De economie in Afrikaanse landen groeit, en onder meer digitalisering en de circulaire economie bieden kansen voor verdere economische en sociale ontwikkeling. Ook staan de EU en Afrika voor gezamenlijke uitdagingen, onder andere op het gebied van vrede en stabiliteit, klimaatverandering en inclusieve groei.

In 2021 start een nieuw Meerjarig Financieel Kader (MFK, 2021-2027). Als onderdeel hiervan zal vanaf 2021 het instrument voor het Nabuurschap, Ontwikkeling en Internationale Samenwerking (NDICI) het belangrijkste financieringsinstrument zijn waarmee ontwikkeling in landen buiten de EU wordt gefinancierd. De steun aan landen in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS) zal vanaf 2021 uit het NDICI worden gefinancierd, en niet meer, zoals tot en met 2020 het geval was, uit het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF), dat buiten de EU-begroting staat. Het kabinet steunt de geografische focus binnen het NDICI op Sub-Sahara Afrika en de landen in de ring rondom de EU –het Nabuurschap. Onder het NDICI zal ook een garantiefonds worden opgezet, het European Fund for Sustainable Development+ (EFSD+).

Het is de intentie van de EU-Commissie om de onderhandelingen tussen de EU en ACS landen over een vervolg op het Verdrag van Cotonou, dat nu de relaties tussen beide regelt, in 2020 af te ronden.

Het kabinet blijft zich inzetten om Nederlandse organisaties beter te positioneren als uitvoerder van programma’s van de EU-Commissie, onder andere via gedelegeerde samenwerking.

Duurzame en inclusieve groei wereldwijd

Mobiliseren van de private sector voor de SDG's

De private sector is een onmisbare partner voor het realiseren van duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen. Nederland werkt dan ook actief samen met de private sector om werkgelegenheid en leefbaar loon te creëren. Het kabinet zet door middel van Innovatieve Financiering voor Ontwikkeling (IFO) in op het aantrekken en opschalen van private financiering en op het gebruik van publieke middelen als hefboom voor private investeringen in bedrijven in ontwikkelingslanden ter ondersteuning van nieuwe en bestaande werkgelegenheid.

Het kabinet ziet een belangrijke rol voor de private sector bij het behalen van de SDG's, zeker nu er vanwege COVID-19 een extra inspanning gevraagd wordt. Het kabinet stimuleert en ondersteunt het Nederlands bedrijfsleven om de SDG's tot uitgangspunt van hun verdienmodel te maken, verantwoordelijkheid te nemen bij het tegengaan van negatieve milieu en sociaal-maatschappelijke effecten (‘do no harm’) en het ambitieniveau te verhogen (‘do good’). Het kabinet stelt hiervoor financiering beschikbaar, onder meer via de SDG Partnerschapfaciliteit. Invest International, waarvan de oprichting voorzien wordt, zal hierin ook een belangrijke rol vervullen. Invest International zal een deel van het financiële instrumentarium voor de ondersteuning van Nederlandse ondernemers bij hun (SDG-relevante) internationaliseringsstrategie bundelen, en vult dit aan met een eenmalige injectie van 833 miljoen euro investeringskapitaal en een jaarlijkse bijdrage van 9 miljoen euro voor projectontwikkeling.

Integrale aanpak mondiale ketenverduurzaming

Nederland streeft er naar dat de productie van goederen en diensten wereldwijd op een duurzame en verantwoorde manier plaatsvindt. Daarbij ziet het kabinet een rol voor de private sector, overheden en maatschappelijke organisaties. COVID-19 biedt een kans om zwaktes in de systemen aan te pakken en waardeketens duurzaam en verantwoord opnieuw in te richten. In 2021, het internationale jaar voor de uitbanning van kinderarbeid, spant het kabinet zich in om bestrijding van kinderarbeid in ketens te versnellen door de grondoorzaken van kinderarbeid aan te pakken, waaronder inzet op het bevorderen van leefbaar loon. Ook wordt nadere invulling gegeven aan de Wet Zorgplicht Kinderarbeid.

Het kabinet zal in 2021 het belang van duurzame en inclusieve waardeketens benadrukken in een sterke diplomatieke inzet richting internationale platformen en organisaties als de Wereldbank, de WTO en het World Economic Forum (WEF). Ook wordt de politieke dialoog met productielanden voortgezet, om zo ambities voor ontbossingsvrije productie en minimumlonen te verhogen. Het kabinet steunt Solidaridad en IDH om met bedrijven en overheden te werken aan de transitie naar duurzaam, waaronder circulair, ondernemen.

In 2021 zal opvolging worden gegeven aan de evaluatie van de IMVO-convenanten en aan de assessment van het Nationaal Actieplan bedrijfsleven en mensenrechten. De kabinetsdoelstelling dat 90% van de grote bedrijven in Nederland in 2023 de OESO-richtlijnen expliciet onderschrijft vraagt om extra beleidsinspanningen, bewustmaking, voorlichting en ondersteuning.

Investeren in een toekomstbestendig handels- en investeringssysteem

Internationale handel is essentieel om de economische gevolgen van COVID-19 te mitigeren. Nederland zal zich bilateraal, in EU-verband en multilateraal blijven inzetten voor versterking van het op regels gebaseerde internationale handelssysteem, onder meer via hervorming van de WTO. Nederland streeft daarbij naar een inclusieve aanpak, met betrokkenheid van de VS. Verder zal handelspolitiek in 2021 in het teken staan van: weerbaarheid van de EU, verdere verduurzaming van handelsakkoorden en het creëren van een internationaal gelijk speelveld voor het bedrijfsleven.

De EU moet beleid ontwikkelen om haar strategische weerbaarheid te vergroten met betrekking tot strategische goederen en diensten, waaronder bepaalde medische goederen en (grondstoffen voor) medicijnen. Waardeketens moeten weerbaarder en flexibeler worden. COVID-19 leert ons dat de EU voor sommige (medische) producten te afhankelijk is van slechts een paar landen of leveranciers. Om ook in tijden van crisis te komen tot een eerlijke verdeling van schaarse goederen, zet Nederland, samen met de Commissie, in op een Essential Health Goods Agreement binnen de kaders van de WTO.

Om het draagvlak voor handelspolitiek te vergroten zal de relatie met duurzaamheid verder versterkt moeten worden. Bilateraal kan dit door verdere verduurzaming van toekomstige EU-handelsakkoorden. Nederland zet zich daarvoor in binnen de EU en heeft samen met Frankrijk ideeën aangedragen. Een aanknopingspunt is de door de Europese Commissie naar voren te halen brede herziening van de Europese handelspolitiek. Multilateraal kan verduurzaming van handel gerealiseerd worden door een sterkere focus hierop binnen de WTO, onder andere door de WTO-onderhandelingen over het afschaffen van schadelijke visserijsubsidies af te ronden.

Nederland zal blijven werken aan een duurzaam internationaal investeringssysteem. Inzet is de voortgaande modernisering en hervorming van investeringsakkoorden en van investeerder-staat geschillenbeslechting. Het mkb krijgt hierbij bijzondere aandacht.

Het internationale speelveld voor het bedrijfsleven zal een belangrijk thema zijn, mede door de recessie als gevolg van COVID-19 en de China-strategie. In de EU moet overeenstemming worden bereikt over het International Procurement Instrument (IPI) en zal een instrument worden ontwikkeld om verstoringen op de EU interne markt door buitenlandse subsidies tegen te gaan.

Digitaliseringsagenda BHOS

Het kabinet implementeert de Digitale Agenda voor BHOS in 2021, waarbij nadruk ligt op het benutten van de kansen van digitalisering voor de SDG's. De agenda richt zich hoofdzakelijk op de toekomst van werk, digitalisering voor een robuuste, duurzame voedselproductie, versterking van het maatschappelijk middenveld en digitalisering in noodhulp. De Nederlandse inzet op al deze thema’s is om digitale inclusie te vergroten, om zo te voorkomen dat specifieke groepen, zoals vrouwen, ouderen en mensen in rurale gebieden minder profiteren van technologische innovatie of zelfs worden uitgesloten van belangrijke dienstverlening. Ook zet Nederland in op verantwoord gebruik van technologie en data door bedrijven en overheden om mensenrechten te waarborgen.

Via het Strategisch Partnerschap van Nederland met UNCTAD zal het kabinet in 2021 met eTrade for Women vrouwelijke tech-ondernemers bijstaan met advies, expertise en regionale netwerken. Ook zal Nederland hun deelname aan internationale en regionale beleidsdialogen ondersteunen. Binnen programma’s gericht op regionale ketens gaat speciale aandacht uit naar het versterken van digitale handel van het mkb in arme landen. Digitalisering van het mkb en toegang van deze landen tot digitale handel zijn, post COVID-19, urgenter dan ooit. Fintech kan bijdragen aan betere toegang tot financiële diensten.

Gezien de huidig ontwikkelingen rond COVID-19 zal ook op het gebied van economische diplomatie ingezet worden op digitalisering en cybersecurity. Met de nieuwe acquisitiestrategie, uitgevoerd door de NFIA in samenwerking met de regionale partners van het Invest in Holland netwerk, wil het kabinet meer focus aanbrengen in de acquisitie van buitenlandse bedrijven. Daarbij zal nog meer dan voorheen worden gezocht naar buitenlandse bedrijven die Nederland innovatiever en duurzamer maken en die bijdragen aan de verdere digitalisering van ons land.

Een proactieve handels- en investeringsagenda

Markttoegang

De EU zal in 2021 de onderhandelingen met derde landen over bilaterale handelsakkoorden voortzetten. Dergelijke handelsakkoorden leiden tot nauwere politieke relaties en intensievere economische betrekkingen, die in tijden van een mondiale economische recessie des te belangrijker zijn. Bilaterale handelsakkoorden verbeteren de onderlinge markttoegang, bieden een platform voor dialoog en verminderen het risico op conflicten en schadelijk protectionisme. De EU zal verder onderhandelen over nieuwe EU-handelsakkoorden met Indonesië, Australië en Nieuw-Zeeland en over modernisering van het associatieakkoord met Chili. De onderhandelingen van de EU met China over een investeringsakkoord zullen ook worden voortgezet, hoewel de voortgang mogelijk beperkt zal zijn.

Brexit

Het kabinet blijft inzetten op een zo breed en zo ambitieus mogelijk toekomstig partnerschap met het Verenigd Koninkrijk. Belangrijk punt van aandacht is de voorbereiding op de nieuwe relatie met het VK na afloop van de overgangsperiode. Daarnaast hecht het kabinet groot belang aan een gedegen implementatie van het terugtrekkingsakkoord.

Maatwerk in de economische diplomatie

De kabinetsinzet richt zich in belangrijke mate op het ondersteunen van de internationale ambities van Nederlandse mkb’ers en startups, met specifieke aandacht voor kansen op het terrein van vrouwelijk ondernemerschap. Daarbij zet het kabinet vooral in op het vergroten van de groep mkb’ers die over de grens zakendoet.

Herinrichten van het publieke en private handels- en investeringsbevorderende netwerk

De inzet van het publiek-private netwerk bestaande uit NLinBusiness (NLiB), Trade and Innovate NL (TINL) en NLWorks, gericht op het versterken van de economische belangen, wordt in 2021 gecontinueerd, en met het oog op de COVID-19 ontwikkelingen, waar nodig aangepast. Het Internationaal Strategisch Overleg (ISO NL) ondersteunt deze inzet en ziet toe op de samenhang. Een belangrijke doelstelling van dit netwerk is de ontwikkeling en uitrol van de meerjarige marktbewerkingsstrategieën in 2021 (zie hieronder).

NLiB ondersteunt mkb ondernemers die internationaal willen groeien, door met hen kennis, contacten en marktexpertise te blijven delen en het bereik van ondernemers te vergroten. Via verdere digitalisering en samenwerking met lokale business councils wordt het aantal NL Business Hubs wereldwijd uitgebreid.

TINL groeit toe naar een landelijk dekkend netwerk van regionale ontwikkelingsmaatschappijen (ROMS), die zich gezamenlijk inzetten voor internationalisering van de regio’s. Alle provinciale en stedelijk partners worden daarbij gepositioneerd om het bereik van ondernemers te vergroten via workshops, seminars, in- en uitgaande missies en bedrijfsadvisering.

NL Works vergroot de ontwikkeling van consortia van Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen met nieuwe programma’s op het gebied van water, gezondheidszorg, landbouw, duurzame ketens en natuurbescherming, landbouwlogistiek en havengebied ontwikkeling en smart cities. Deze programma’s zijn innovatief en dragen bij aan oplossingen voor mondiale maatschappelijke uitdagingen en leggen koppelingen met de SDG-agenda.

Excellente dienstverlening voor het mkb en start-ups

De inzet van het kabinet op een gedifferentieerde benadering van markten waar kansen liggen voor Nederlandse ondernemers (top-9, top 25-markten, OS-focusmarkten en overige markten) wordt in 2021 voortgezet. De productontwikkeling en toegankelijkheid van het handelsinstrumentarium blijft de volle aandacht krijgen. Hierbij wordt voortgebouwd op in 2020 gerealiseerde verbeteringen, zoals de verbetering van informatievoorziening en digitale dienstverlening. In reactie op de COVID-19 crisis zijn maatregelen genomen om het internationaal opererend Nederlandse bedrijfsleven door deze moeilijke tijd heen te helpen en handelsstromen op gang te houden. Afhankelijk van de actuele situatie, zal het kabinet bezien of deze maatregelen in 2021 geheel of ten dele voortgezet worden. Er wordt gestreefd naar een optimale aansluiting van het Nederlandse bedrijfsleven op herstelmaatregelen van landen en internationale financiële instellingen.

Centraal onderdeel van deze gedifferentieerde aanpak is de ontwikkeling en inzet van meerjarige marktbewerkingsstrategieën voor - in eerste instantie de top-9 strategische markten – vanuit publieke-private krachtenbundeling. Deze gerichte meerjarige marktbewerking ondersteunt overheid, ondernemers en kennisinstellingen om de Nederlandse kennis en kunde optimaal te positioneren op de strategische markten voor ons internationale verdienvermogen. De gevolgen van de COVID-19 crisis op internationaal zakendoen en de positie van Nederlandse ondernemers zullen hierbij een belangrijk aandachtspunt vormen. Afhankelijk van de ontwikkeling van de pandemie, de veerkracht van het internationale Nederlandse bedrijfsleven en het internationale economische klimaat is het mogelijk dat in de uitvoering van de publiek-private inzet in 2021 verder geprioriteerd zal moeten worden.

Taskforce handelsbevordering Nederland-Afrika

Ter invulling van de motie Amhaouch c.s. (34952 XVII, nr. 69) heeft het kabinet de Taskforce Handelsbevordering Nederland - Afrika opgericht waar de private inzet op het bevorderen van internationale handel en investeringen samenkomt met de publieke inzet op handelsbevordering en duurzame economische ontwikkeling in Afrika. Zo wordt door slim gebruik te maken van de instrumenten van publieke en private partners gezocht naar mogelijkheden om de marktkracht en het investeringsvermogen van het Nederlandse bedrijfsleven optimaal in te zetten ten behoeve van werk en inkomensverbetering in veelbelovende Afrikaanse markten.

Amendement ROMS

Ter invulling van het amendement Amhaouch en Weverling (35 300 XVII, nr. 19) is opdracht verleend voor het Trade Relations Programma, gericht op internationalisering van het mkb in de regio’s. De pilot loopt tot eind 2021 en wordt uitgevoerd door de Trade and Innovate partners. Zij halen bij regionale bedrijven internationaliseringswensen op, zorgen voor follow up en brengen onbenut exportpotentieel in beeld. In 2021 zal de pilot worden afgerond en geëvalueerd.

Amendement innovatiesamenwerking

Aan RVO is in 2020 de opdracht verleend voor de uitvoering van werkzaamheden voor de pilotprojecten ter ondersteuning van het bedrijfsleven bij het opzetten van langdurige bilaterale innovatiesamenwerkingsprojecten op de terreinen voedselzekerheid, agrifood en waterbeheer, conform het amendement Weverling (35 300 XVII, nr. 25). De pilots richten zich op de stap tussen Research & Development samenwerking en handelsbevordering en gaan in 2021 van start.

COVID-19 maatregelen

Binnen het kabinet is afgesproken om de maatregelen, welke genomen zijn als gevolg van de impact van COVID-19, expliciet te benoemen als onderdeel van de beleidsprioriteiten. In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van de extra maatregelen die in 2020 op het terrein van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking genomen zijn. Het betreft uitgaven welke zowel binnen de bestaande budgettaire kaders van de begroting van BHOS zijn opgevangen alsook via generale middelen zijn gefinancierd. De uitgaven worden gedaan in 2020 (met uitzondering van een betaling van EUR 10 miljoen aan het IMF die zal plaatsvinden in 2021). Om een en ander in goede banen te leiden is binnen het Ministerie een speciale Corona Taskfoce-OS opgericht. Op de geëigende begrotingsmomenten worden de Kamers over de voortgang geïnformeerd.

Op twee momenten is een pakket aan maatregelen gepresenteerd.

Voorjaar 2020

In het voorjaar van 2020 is via een Kamerbrief (Kamerstuk II, 33 625, nr. 293) een aantal maatregelen aangekondigd en toegelicht. In lijn met de wijzigingen zoals opgenomen in onderstaande tabel (tabel 1), zijn budgetten aangepast via de eerste suppletoire begroting 2020. Het betreft middelen welke binnen de bestaande budgettaire kaders van de BHOS begroting zijn geheralloceerd.

2 WASH programma UNICEF 7.500 Kamerstuk II 33 625, nr. 293
4 Strategic Preparedness and Responce Plan 7.500 Kamerstuk II 33 625, nr. 293
4 Dutch Relief Alliance 10.000 Kamerstuk II 33 625, nr. 293
4 Central Emergency Response Fund 15.000 Kamerstuk II 33 625, nr. 293
4 Country Based Pooled Funds 5.000 Kamerstuk II 33 625, nr. 293
4 Internationaal Comité van het Rode Kruis 5.000 Kamerstuk II 33 625, nr. 293
3 Global Financing Facility - Wereldbank 10.000 Kamerstuk II 33 625, nr. 293
5 IMF Catastrophe Containment and Relief Trust 25.0001 Kamerstuk II 33 625, nr. 293
5 VN Responce and Recovery Trust Fund 15.000 Kamerstuk II 33 625, nr. 293
Subtotaal 100.000
4 Noodfonds WHO 5.000 Kamerstuk II 33 625, nr. 293
4 Internationaal Comité van het Rode Kruis 6.300 Kamerstuk II 33 625, nr. 293
Subtotaal 11.300
Totaal 111.300
  1. EUR 10 miljoen wordt in 2021 betaald

Zomer 2020; AIV advies

Zoals aangekondigd in de Kabinetsreactie op het AIV advies 'Nederland en de wereldwijde aanpak van COVID-19' (Kamerstuk 2020Z13824) wordt aanvullend op het eerder pakket, het budget voor de inzet van de gevolgen van COVID-19 wereldwijd, verhoogd met EUR 150 miljoen. In onderstaande tabel (tabel 2) is inzichtelijk gemaakt op welke onderdelen deze inzet is vertaald naar budgettaire aanpassingen per beleidsartikel. Het betreft hierbij inzet van generale middelen.

Preventie 27.000
2 WASH SDG6 consortium (Simavi, PLAN, SNV) 6.000 Kamerstuk 2020Z13824
3 GAVI - Covax Advance Market Commitment for COVID-19 vaccins 5.000 Kamerstuk 2020Z13824
3 FIND - Foundation for Innovative New Diagnostics 5.000 Kamerstuk 2020Z13824
V-2.1/4.4 Overig (Begrotingshoofdstuk V Buitenlandse Zaken)1 11.0002 Kamerstuk 2020Z13824
Humanitaire hulp, voedselhulp en transport 48.000
3 Education cannot wait - First Emergency Respons mechanism 6.000 Kamerstuk 2020Z13824
4 DRA (Dutch Relief Alliance) 6.000 Kamerstuk 2020Z13824
4 CERF (Central Emergency Response Fund) 9.000 Kamerstuk 2020Z13824
4 CBPF (Country-Based Pooled Funds) 15.000 Kamerstuk 2020Z13824
4 ICRC/Rode Kruis 12.000 Kamerstuk 2020Z13824
Sociaal economische weerbaarheid 75.000
1 DGGF (Dutch Good Growth Fund) 15.000 Kamerstuk 2020Z13824
1 Trade Mark East Africa 3.000 Kamerstuk 2020Z13824
2 GAIN - Netherlands Food Partnership 6.000 Kamerstuk 2020Z13824
2 IFAD (Intermational Fund for Agricultural Development) - COVI-19 Rural Poor Stimulus Facility (RPSF) 6.000 Kamerstuk 2020Z13824
2 Safetynet Ethiopie (WB Cash Transfers PSNP) 13.000 Kamerstuk 2020Z13824
2 Family Support Programme Sudan 6.000 Kamerstuk 2020Z13824
3 Medical Credit Fund - PharmAccess 6.000 Kamerstuk 2020Z13824
5 Schuldverlichting IMF/Wereldbank 20.000 Kamerstuk 2020Z13824
Totaal 150.000
  1. Dit budget is opgenomen op de begroting van Buitenlandse Zaken (V), artikelonderdelen 2.1 en 4.4
  2. EUR 4 miljoen hiervan zal door defensie worden uitgegeven

2.2 Indicatoren en streefwaarden Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

Bij de vormgeving van beleidsinstrumenten en activiteiten wordt standaard aandacht besteed aan doelmatigheid en doeltreffendheid. Bij de identificatie en beoordeling van activiteiten, zorgt een toets op beleidsrelevantie en kwaliteit, en de afweging van alternatieven (zgn. «Quality at Entry») voor borging van kwaliteit en het verkrijgen van beter inzicht in de realisatie van de beleidsprioriteiten. Daarnaast vindt periodiek een analyse plaats van de samenhang en kwaliteit van het activiteitenportfolio per thema of land (de portfolioschouw). Bij de portfolioschouw van alle hoofdthema’s van ontwikkelingssamenwerking ligt de focus op behaalde resultaten en onderliggende analyses, mede op basis van indicatoren en streefwaarden.

Indicatoren maken het effect van interventies meetbaar en drukken dit uit in te bereiken en bereikte streefwaarden op diverse niveaus: impact, outcome, output en input. De indicatoren en streefwaarden in deze begroting liggen voornamelijk op outcome niveau, en zijn SMART geformuleerd (Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden). Voor het meten van de doelen op het gebied van voedselzekerheid worden geen outcome maar output indicatoren gebruikt, die zorgen voor preciezere en meer betrouwbare gegevens.

De streefwaarden en indicatoren zijn afgeleid van de Sustainable Development Goals (SDG’s), die internationaal zijn afgesproken tijdens de VN-top daarover in september 2015. Deze goals worden zowel nationaal als internationaal gemonitord. In de indicatorentabel is een verwijzing opgenomen naar de corresponderende SDG.

Naast de SDG’s vormen de Theories of Change een belangrijke basis. Deze geven aan hoe en waarom de door Nederland gesteunde interventies en activiteiten worden verondersteld bij te dragen aan de gewenste maatschappelijke en economische veranderingen en resultaten. De Theories of Change zijn aangepast op basis van de meest recente BHOS-nota.

Doelen en ambities strekken zich uit over een langere termijn. Inspanningen in ontwikkelingssamenwerking zullen in veel gevallen pas na een aantal jaar vruchten afwerpen en niet lineair verlopen. Voor de lange termijn wordt de horizon van 2030 van de SDG’s gehanteerd. Deze termijn wordt voor de BHOS-begroting opgesplitst in drie overzienbare periodes van eerst vier en dan twee keer vijf jaar. De indicatoren en eventueel bijbehorende streefwaarden zullen daarom periodiek worden bijgesteld (eerste periode van 2017 tot en met 2020; tweede van 2021–2025 en derde van 2026–2030). Uitzonderingen zijn water, sanitaire voorzieningen en voorlichting over hygiëne, en klimaat waarvoor per indicator reeds streefwaarden zijn vastgelegd voor 2030, het eindjaar van de SDG’s.

De werkelijk behaalde resultaten worden gerapporteerd in het Jaarverslag met een toelichting op de succes- en faalfactoren. De realisaties voor de indicatoren in het jaar 2019 worden gehanteerd als referentiewaarden. De meeste streefwaarden zijn uitgedrukt in absolute getallen die in een jaar worden bereikt (aantal personen, organisaties). In een aantal gevallen betreffen de streefwaarden cumulatieve waarden (dus een optelsom van de bereikte resultaten in alle jaren binnen de meetperiode).

Omdat niet alle resultaten kwantitatief meetbaar en aggregeerbaar zijn, dienen deze indicatoren en streefwaarden in samenhang te worden bezien met de overige in deze begroting geformuleerde (kwalitatieve) doelen en resultaten. Aanvullende resultaten en nadere toelichting op ontwikkelingssamenwerking zijn terug te vinden op www.osresultaten.nl.

Het CBS brengt op verzoek van het kabinet vanaf 2019 elk jaar in september een publicatie uit waarin nader wordt ingegaan op de internationalisering van de Nederlandse economie en de effecten daarvan op onder andere economische groei, werkgelegenheid en productiviteit.

Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen Bevorderen van MVO onder het Nederlands bedrijfsleven Het aandeel grote bedrijven in Nederland dat de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen expliciet onderschrijft als referentiekader voor hun internationale activiteiten 35% Streefwaarde 90% in 2023 SDG 8 Inclusieve en duurzame groei, SDG 12 Duurzame consumptie en productie
Bevorderen van internationaal ondernemerschap Het aantal door RVO voor internationalisering ondersteunde ondernemingen, dat in de 3 jaar na de beleidsinterventie meer heeft geëxporteerd naar de doelmarkt 415 van de 1.660 n.v.t. SDG 8 Inclusieve en duurzame groei, SDG 9 Innovatie en duurzame infrastructuur
De cumulatieve exporttoename van de betreffende bedrijven EUR 166,8 miljoen n.v.t.
Private sector ontwikkeling (PSD) Bedrijfsontwikkeling Aantal banen ondersteund door PSD-programma’s (direct jobs supported naar internationaal geharmoniseerde definitie) 2019: 180.000 150.000 300.000 SDG 8 Inclusieve en duurzame groei
2018: 255.000 (streefwaarde in 2025, wordt nog aangepast met insluiting van 2021-2024)
2017: 217.000
Aantal bedrijven (Nederlandse en lokale ondernemingen) met een ondersteund plan voor investering, handel of dienstverlening 2019: 12.660 10.000 24.000
2018: 8.800 (streefwaarde in 2025, wordt nog aangepast met insluiting van 2021-2024)
2017: 5.576
Voedsel-zekerheid3 Uitbannen van de huidige honger en ondervoeding Aantal mensen bereikt met activiteiten gericht op  verbetering van de  inname van voedsel 2019: 15.300.000 20.000.000 per jaar 20.000.000 per jaar SDG 2 Einde maken aan honger
2018: 11.400.000
2017: 15.500.000
Stimuleren van duurzame en inclusieve groei van de landbouwsector Aantal boeren bereikt met activiteiten gericht op toename van productiviteit en/of inkomen 2019: 6.600.000 10.000.000 per jaar 10.000.000
2018: 1.200.000 per jaar
2017: 1.950.000
Creëren van ecologisch duurzame voedselsystemen Aantal hectare landbouwgrond bereikt met activiteiten gericht op eco-efficiënter gebruik 2019: 612.000 1.000.000 5.000.000
2018: 635.000
2017: 370.000
Water Drinkwater, sanitaire voorzieningen en hygiëne Het aantal mensen met toegang tot een verbeterde waterbron 2019: 2.900.000 2.200.000 9.500.000 SDG 6 Toegang tot een duurzaam beheer van water
2018: 2.200.000
2017: 2.504.187 (30 miljoen cumulatief in 2030)
2016:1.330.000
Het aantal mensen met toegang tot verbeterde sanitaire voorzieningen en voorlichting over hygiënische leefomstandigheden 2019: 5.300.000 3.800.000 17.000.000
2018: 3.600.000
2017: 2.440.175 (50 miljoen cumulatief in 2030)
2016:1.270.000
Verbeterd stroomgebied beheer en veilige delta’s Het aantal mensen dat voordeel ondervindt van verbeterd stroomgebied beheer en veiligere delta’s 2019: 670.000 3.000.000 12.500.000
2018: 2.400.000
2017: 10.200.000
2016:3.110.000
Klimaat Hernieuwbare energie Aantal mensen met toegang tot hernieuwbare energie 2019: 2.500.000 2.800.000 16.100.000 SDG 7 Toegang tot duurzame en moderne energie
2018: 2.600.000
2017: 2.700.000 (50 miljoen, cumulatief in 2030)
2016:1.900.000
Vrouwen-rechten en gender-gelijkheid Verbeterde randvoorwaarden voor vrouwen-rechten en gender gelijkheid Aantal individuen (vrouwen, mannen, meisjes en jongens) met versterkte capaciteit voor de bevordering van vrouwenrechten en gendergelijkheid4 2019:  68,749 40 250 SDG 5 Sekse-gelijkheid en zelfontplooiing van vrouwen
Indicator 2016-2020: Aantal aantoonbare bijdragen door publieke instanties en bedrijven aan betere randvoorwaarden voor vrouwenrechten en gendergelijkheid (outcome) 2018:  39,611
Versterkte capaciteit van maatschappelijke organisaties Aantal maatschappelijke organisaties met versterkte capaciteit voor de bevordering van vrouwenrechten en gendergelijkheid 2019: 230 300 1,5
2018: 820
2017: 113
Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten (SRGR) en HIV Toegang tot family planning Toename in vrouwen en meisjes met toegang tot moderne anticonceptie in 69 FamilyPlanning2020 focuslanden (t.o.v. basisjaar 2012) 2019: 2.750.000 3.500.000 5.100.000 SDG 3 Goede gezondheid en welzijn
2018: 2.499.288 Cumulatief sinds de baseline in 2012 SDG 5 Sekse-gelijkheid en zelfontplooiing van vrouwen
2017: 2.420.560
2016:1.800.000
Rechten Percentage tevredenheid in focuslanden van SRGR partners over de mate waarin barrières in SRGR voor gediscrimineerde en kwetsbare groepen zijn afgenomen5 2019: 54% Nog vast te stellen Nog vast te stellen
2018: 53%
2017: 4,7%
Veiligheid & Rechtsorde Rechtstaat ontwikkeling Aantal mensen (man/vrouw) dat toegang heeft tot recht via een juridische instelling (formeel of informeel), om zo hun grondrechten te beschermen, strafbare feiten te laten berechten en geschillen te beslechten, 2019: 286.086, waarvan 63.860 vrouwen (22%) 300.000, waarvan 50% vrouwen 1.500.000 SDG 16 Vreedzame en inclusieve samenleving
2018: 136.912, waarvan 42.939 vrouwen (32%) cumulatief
2017: 147.000, waarvan 56.000 vrouwen (38%)
2016:22.607, waarvan 5.578 vrouwen (25%)
Menselijke Veiligheid Aantal m2 land dat is vrijgegeven als gevolg van humanitaire ontmijningswerkzaamheden 2019: 10.800.000 12.000.000 m2 60.000.000 m2 SDG 16 Vreedzame en inclusieve samenleving
2018: 15.000.000
2017: 18.000.000
Migratie en Ontwikkeling Opvang en bescherming in de regio Aantal mensen dat formeel/ informeel onderwijs en trainingen volgt 2019: 240.000 125.000 personen 625.000 personen SDG 4 Kwaliteitsonderwijs
Aantal mensen ondersteund in het ontwikkelen van inkomsten genererende activiteiten 2019: 30.000 30.000 personen 150.000 personen SDG 8 Inclusieve en duurzame groei
2018: 4.000
  1. In deze kolom zijn waar van toepassing de cumulatieve realisaties opgenomen van 2016 t/m 2019 (2016 is het eerste jaar van de implementatie van de SDG's), met uitzondering van de indicator voor Familyplanning die vanaf 2012 wordt gemeten.
  2. Streefwaarden in deze kolom zijn de optelsom over de komende vijfjaar periode voor rapportage met betrekking tot de SDG's. Voor indicatoren waar cumulatieve waarden worden gemeten is dit vermeld. Impact van de Corona pandemie op resultaten zijn lastig in te schatten. Om die reden zullen streefwaardes mogelijk worden aangepast in de loop van deze vijf jaar periode.
  3. De formulering van de indicatoren op dit beleidsartikel zijn licht aangepast en reflecteren nu juister dat wat er wordt gemeten.
  4. Voor de nieuwe rapportageperiode is gekozen voor deze sleutelindicator, omdat die meer inzicht geeft in de resultaten op dit beleidsterrein dan die gebruikt in de voorgaande periode. De streefwaarden zullen definitief worden gemaakt wanneer de partnerschappen onder het nieuwe subsidiekader zijn gevormd (medio 2020).
  5. Deze indicator zal worden aangepast in de loop van 2020. De indicator wordt verbreed van de tevredenheid van partners naar een indicator die voortgang meet. De precieze indicator wordt nader vormgegeven en vastgesteld wanneer de partnerschappen onder het nieuwe subsidiekader zijn gevormd (medio 2020).

2.3 Belangrijkste beleidsmatige mutaties

In dit onderdeel wordt een overzicht op hoofdlijnen gegeven van de belangrijkste mutaties die zijn opgetreden tussen de begroting 2020 en de huidige begroting voor 2021. Een deel van de mutaties is eerder al toegelicht in de eerste suppletoire begroting 2020.

Stand ontwerpbegroting 2020 3 079 086 3 174 727 3 194 387 3 337 445 3 476 665
Belangrijkste mutaties
Versterkte private sector en arbeidsmarkt in ontwikkelingslanden 1.3 ‒ 5 884 ‒ 10 393 ‒ 11 191 ‒ 13 940 ‒ 12 493
Voedselzekerheid 2.1 ‒ 28 512 ‒ 18 200 ‒ 19 597 ‒ 24 412 ‒ 21 878
Seksuele en reproductieve gezondheid en rechten en hiv/aids 3.1 ‒ 23 246 ‒ 18 595 ‒ 20 023 ‒ 24 942 ‒ 22 353
Humanitaire hulp 4.1 91 300 0 0 0 0
Veiligheid en rechtstaatontwikkeling 4.3 ‒ 57 692 ‒ 18 674 ‒ 20 108 ‒ 25 048 ‒ 22 448
Multilaterale samenwerking 5.1 42 726 6 038 581 ‒ 996 ‒ 166
Nog te verdelen i.v.m. wijzigingen BNI en/of toerekeningen 5.4 73 429 ‒ 46 748 ‒ 81 861 ‒ 218 372 ‒ 371 817
Overige mutaties ‒ 29 929 ‒ 4 067 3 564 ‒ 3 667 ‒ 3 811
Stand ontwerpbegroting 2021 3 141 278 3 064 088 3 045 752 3 026 068 3 021 699 3 106 567

Toelichting

Beleidsartikel 1.3 

Het meerjarige budget voor versterkte private sector en arbeidsmarkt in ontwikkelingslanden neemt af. Het ODA budget is gekoppeld aan de ontwikkeling van het Bruto Nationaal Inkomen (BNI). Als gevolg van tegenvallende economische omstandigheden neemt het ODA budget structureel af. Dit betekent dat het budget op diverse thema's is aangepast. In 2020 is dit gecompenseerd binnen de rijksbegroting middels kasschuif en generale compensatie. De mutaties zijn binnen het thema opgenomen onder het instrument ‘nog te verdelen’. De voorstellen voor de verwerking van deze bijstellingen op artikelonderdeel niveau zullen via de eerste suppletoire begroting 2021 aan de Kamer worden opgenomen. Voor de overige mutaties die verband houden met COVID-19 zijn in paragraaf 2.1 twee tabellen opgenomen.

Beleidsartikel 2.1

Het meerjarige budget voor voedselzekerheid neemt af. Het ODA budget is gekoppeld aan de ontwikkeling van het Bruto Nationaal Inkomen (BNI). Als gevolg van tegenvallende economische omstandigheden neemt het ODA budget structureel af. Dit betekent dat het budget op diverse thema's is aangepast. In 2020 is dit gecompenseerd binnen de rijksbegroting middels kasschuif en generale compensatie. De mutaties zijn binnen het thema opgenomen onder het instrument ‘nog te verdelen’. De voorstellen voor de verwerking van deze bijstellingen op artikelonderdeel niveau zullen via de eerste suppletoire begroting 2021 aan de Kamer worden opgenomen. Voor de overige mutaties die verband houden met COVID-19 zijn in paragraaf 2.1 twee tabellen opgenomen.

Beleidsartikel 3.1 

Het meerjarige budget voor seksuele en reproductieve gezondheid en rechten en hiv/aids neemt af. Het ODA budget is gekoppeld aan de ontwikkeling van het Bruto Nationaal Inkomen (BNI). Als gevolg van tegenvallende economische omstandigheden neemt het ODA budget structureel af. Dit betekent dat het budget op diverse thema's is aangepast. In 2020 is dit gecompenseerd binnen de rijksbegroting middels kasschuif en generale compensatie. De mutaties zijn binnen het thema opgenomen onder het instrument ‘nog te verdelen’. De voorstellen voor de verwerking van deze bijstellingen op artikelonderdeel niveau zullen via de eerste suppletoire begroting 2021 aan de Kamer worden opgenomen. Voor de overige mutaties die verband houden met COVID-19 zijn in paragraaf 2.1 twee tabellen opgenomen.

Beleidsartikelen 4.1

Zoals reeds toegelicht in de eerste suppletoire begroting en in de COVID-19 tabellen in paragraaf 2.1 neemt het budget voor humanitaire hulp toe in verband extra bijdragen voor de snelle respons op de COVID-19 pandemie.

Beleidsartikel 4.3

Het meerjarige budget voor veiligheid en rechtstaatontwikkeling neemt af. Het ODA budget is gekoppeld aan de ontwikkeling van het Bruto Nationaal Inkomen (BNI). Als gevolg van tegenvallende economische omstandigheden neemt het ODA budget structureel af. Dit betekent dat het budget op diverse thema's is aangepast. In 2020 is dit gecompenseerd binnen de rijksbegroting middels kasschuif en generale compensatie. De mutaties zijn binnen het thema opgenomen onder het instrument ‘nog te verdelen’. De voorstellen voor de verwerking van deze bijstellingen op artikelonderdeel niveau zullen via de eerste suppletoire begroting 2021 aan de Kamer worden opgenomen. Voor de overige mutaties die verband houden met COVID-19 zijn in paragraaf 2.1 twee tabellen opgenomen.

Beleidsartikelen 5.1

Het meerjarige budget voor multilaterale samenwerking neemt per saldo toe. Dit is het gevolg van de verhoging van het budget zoals toegelicht in de eerste suppletoire begroting en de extra middelen welke in de COVID-19 tabellen in paragraaf 2.1 zijn toegelicht.

Beleidsartikel 5.4

Naar aanleiding van de nieuwe macro-economische ramingen van het CPB wordt het ODA-budget aangepast aan de ontwikkeling van het BNI. In het Regeerakkoord is vastgelegd dat het budget voor ontwikkelingssamenwerking (Official Development Assistance, ODA) gekoppeld is aan de omvang van het Bruto Nationaal Inkomen (BNI). De meest recente raming van het CPB laat een meerjarige daling van het BNI zien ten opzichte van de raming bij Voorjaarsnota (CEP). Derhalve wordt de begroting van BHOS navenant verlaagd en dit wordt verrekend met het budget op het onderdeel nog te verdelen i.v.m. wijzigingen BNI en/of toerekeningen.

Overige mutaties:

De overige mutaties betreft een saldo van bijstellingen waarvan het merendeel al gemeld is in de eerste suppletoire begroting zoals op het artikelonderdeel klimaat (art. 2.3), opvang in de regio (art. 4.2) en overige armoedebeleid (art. 5.2).

COVID-19

De mutaties, die verband houden met de wijzigingen op de BHOS-begroting die zijn ontstaan als gevolg van de maatregelen die Buitenlandse Zaken heeft genomen in het kader van de COVID-19 pandemie, worden als onderdeel van de beleidsprioriteiten (laatste bladzijde; onderdeel 2.1) toegelicht.

Stand ontwerpbegroting 2020 79 288 75 893 75 685 75 477 75 269
Belangrijkste mutaties
Ontvangsten en restituties met betrekking tot leningen 5.20 ‒ 5 500 ‒ 9 232 ‒ 13 445 ‒ 18 210 ‒ 22 816
Ontvangsten OS 5.21 ‒ 5 000 ‒ 10 000 ‒ 10 000 ‒ 10 000 ‒ 10 000
Overige mutaties 0 0 0 0 0
Stand ontwerpbegroting 2021 68 788 56 661 52 240 47 267 42 453 42 125

Toelichting

Beleidsartikel 5.20

Zoals reeds toegelicht in de eerste suppletoire begroting is het ontvangstenbudget voor 2020 en verder naar beneden aangepast. De reden hiervoor is, dat recente ramingen van terugbetalingen op leningen die worden beheerd door de Nederlandse Investeringsbank voor Ontwikkelingslanden (NIO) een afloop laten zien.

Beleidsartikel 5.21

De ontvangsten van artikel 5.21 zijn jaar-op-jaar relatief volatiel. Zoals reeds toegelicht in de eerste suppletoire begroting zal op basis van inschattingen het ontvangstenbudget over 2020 en verder zijn afgenomen met EUR 5 miljoen en vanaf 2021 met EUR 10 mln.

2.4 Overzicht niet-juridisch verplichte uitgaven

1 Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen (€513.365) 496.165 (97%) 17.200 (3%) - NEXUS ten behoeve van landen in focus-regio's
- Decentraal PSD in landen in focus-regio's
2 Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid, water en klimaat (€735.277) 683.268 (93%) 52.009 (7%) - Voorkomen van ondervoeding
- Vergroten van productiviteit in de landbouw en vergroten van weerbaarheid voor klimaat
- NL inzet voor de voedseltop eind 2021
- Signaleren en helpen van voorkomen van watergerelateerde conflicten
- Inclusief waterbeheer
- Vergroten van toegang tot drinkwater, sanitatie en hygiëne (30/50 doelstelling)
- Innovatieve financiering WASH sector
3 Sociale voortuitgang (€744.709) 725.405 (97%) 19,304 (3%) - Bijdrage uitgestelde Bejing+25 viering
- Bijdrage WB Umbrella Fund for Gender Equality
- Bijdrage aan Women Peace Humanitarian Fund / COVID window
4 Vrede, veiligheid en duurzame ontwikkeling (€748.586) 558.326 (75%) 190.260 (25%) - Crisis-specifieke bijdragen humanitaire hulp
- Acute noodhulp
- Thematische noodhulp bijdragen waaronder MHPSS
- Bijdragen aan kansen (opportunity fund) binnen het partnerschap PROSPECTS (opvang in de regio)
- Bijdragen aan migratiesamenwerking
- Bijdragen en subsidies in het kader van veiligheid en rechtsorde, inclusief de landenprogramma's
5 Multilaterale samenwerking en overige inzet (€252.931) 248.224 (98%) 4.707 (2%) - Bijdragen aan zowel culturele als andere algemene kleine activiteiten op posten
Totaal aan niet verplichte uitgaven 283.480

2.5 Strategische Evaluatie Agenda

Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft dit jaar een Strategische Evaluatie Agenda (SEA) opgesteld. Het beleid dat valt onder begrotingshoofdstuk XVII beslaat vier hoofdthema’s die goed aansluiten bij de begrotingsartikelen en drie beleidsthema’s die ook vanuit andere hoofdstukken van de rijksbegroting worden gefinancierd. In de onderstaande tabel worden de belangrijkste beleidsthema’s benoemd en is aangegeven wanneer een syntheseonderzoek of beleidsdoorlichting voor het gehele thema zal worden uitgevoerd.

De volledige SEA is opgenomen in bijlage 4. Hierin staan ook de onderliggende onderzoeken benoemd die in het synthese-onderzoek worden meegenomen.

Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen 1 Beleidsdoorlichting 20211
Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid, water en klimaat 2 Beleidsdoorlichting 2023
Sociale vooruitgang 3 Beleidsdoorlichting 2022
Vrede, veiligheid en duurzame ontwikkeling 4 Beleidsdoorlichting 2023
Nederlands klimaatbeleid voor ontwikkelingslanden Alle beleidsartikelen BHOS en BZ Syntheseonderzoek 2023
Nederlands OS-beleid via multilaterale organisaties Alle beleidsartikelen BHOS Syntheseonderzoek 2024
Evaluatie migratieketen BHOS art 4.3; BZ-artikelen; andere departementen Nader uitwerken nog niet bekend
  1. De afronding van de beleidsdoorlichting voor artikel 1 is vanwege de COVID-19 crisis uitgesteld naar voorjaar 2021. De Tweede Kamer wordt hierover per brief geïnformeerd.

2.6 Overzicht risicoregelingen

1. Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen FOM 22.827 0 5.000 17.827 0 5.000 12.827 0 22.827
1. Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen DGGF 157.642 50.000 0 207.642 50.000 0 257.642 0 675.000
1. Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen DRIVE 49.293 55.000 0 104.293 0 0 104.293 0 0
1. Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen DTIF 8.730 24.000 0 32.730 24.000 0 56.730 0 140.000
3. Sociale vooruitgang IFFEd 222.500 0 222.500 0 0 222.500 0 222.500
5. Multilaterale samenwerking IS-NIO 119.044 0 14.550 104.494 0 10.164 94.330 0 108.064
5. Multilaterale samenwerking African Development Bank 659.157 102.461 0 761.618 102.461 0 864.079 0 864.079
5. Multilaterale samenwerking Asian Development Bank 1.272.274 0 0 1.272.274 0 0 1.272.274 0 1.272.274
5. Multilaterale samenwerking Inter American Development Bank 289.820 0 0 289.820 0 0 289.820 0 289.820
Totaal 2.578.787 453.961 19.550 3.013.198 176.461 15.164 3.174.495 0 3.594.564
1. Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen FOM 878 135 43.706 ‒ 743 0 300 44.006 300 0 300 44.306 300
1. Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen DGGF 1.266 1.203 56.409 ‒ 63 5.000 3.000 54.409 ‒ 2.000 5.000 3.000 52.409 ‒ 2.000
1. Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen DRIVE 0 0 12.500 0 0 0 12.500 0 0 0 12.500 0
1. Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen DTIF 4.719 1.031 8.730 ‒ 3.688 7.000 500 5.000 ‒ 6.500 7.000 1.000 5.000 ‒ 6.000
3. Sociale vooruitgang IFFED 8.900 8.900
5. Multilaterale samenwerking IS-NIO 0 0 nvt 0 0 0 nvt 0 0 0 nvt 0

Toelichting op overzicht risicoregelingen 2021

FOM

De Faciliteit Opkomende Markten (FOM) is medio 2016 opgegaan in het Dutch Trade and Investment Fund (DTIF). De komende jaren betreffen daarom louter het beheer en afbouw van de bestaande portefeuille. De middelen die de komende jaren vrijvallen worden toegevoegd aan het DTIF.

DGGF

Het DGGF bestaat uit drie onderdelen:

  1. Onderdeel 1 voorziet in het financieren van Nederlands midden- en kleinbedrijf dat ontwikkelingsrelevante investeringen wil doen in lage- en middeninkomenslanden.
  2. Onderdeel 2 financiert het lokaal midden- en kleinbedrijf in lage- en middeninkomenslanden.
  3. Onderdeel 3 voorziet in het financieren en verzekeren van het Nederlandse midden- en kleinbedrijf dat wil exporteren naar lage- en middeninkomenslanden.

Binnen alle drie de onderdelen van het DGGF is het mogelijk om garanties te verstrekken, waarvoor kostendekkende premies worden betaald. Voor onderdeel 2 dat uitgevoerd wordt door PwC en Triple Jump houdt de fondsbeheerder zelf een reserve aan ter grootte van de verstrekte garanties, waardoor het begrotingsrisico voor BHOS nihil is. 

Om een buffer op te kunnen bouwen en de schommelingen in de tijd op te kunnen vangen wordt voor onderdeel 1 en 3 van het DGGF gebruik gemaakt van het instrument 'interne begrotingsreserve'. De reserve wordt gevuld vanuit de middelen die voor de onderdelen 1 en 3 van het DGGF beschikbaar zijn voor garanties. De uiteindelijke hoogte van de begrotingsreserve is gerelateerd aan de hoogte van de garantieplafonds die voor de onderdelen 1 en 3 per onderdeel van het DGGF zijn vastgesteld, respectievelijk 1:2 en 1:3. Het garantieplafond voor de onderdelen 1, 2 en 3 is vastgesteld op EUR 675 miljoen.

De voorwaarden van het DGGF zijn medio 2018 aangepast voor steun op maat aan Nederlandse bedrijven die willen opereren in risicovolle landen. Daarnaast zijn de financierings- en ondersteuningsmogelijkheden voor het midden- en kleinbedrijf verruimd en zullen Nederlandse investeerders, exporteurs en startups beter en sneller worden bediend en waar nodig technische assistentie krijgen. Overigens is het risicoprofiel van de regeling door deze aanpassingen niet gewijzigd.

Onderdeel 1 (uitvoerder RVO.nl)

Als een commerciële partij (vaak een bank) bereid is mee te financieren zal er worden getracht een garantie in te zetten als instrument. Met dit instrument zal de overheid borg staan voor een percentage van de financiering die een bank, lokaal dan wel Nederlands, geeft. De Nederlandse staat neemt een deel van de risico’s over, waardoor een bank eerder geneigd zal zijn financiering te verschaffen. Ook is het mogelijk dat de overheid borg staat voor een gedeelte van de financiering in het geval van een tekort aan onderpand van de Nederlandse MKB’er.

De inzet van het DGGF is om in het geval van lokale banken samen te werken met zogenaamde netwerkbanken, zijnde banken met een uitgebreid netwerk en/of vele vestigingen in DGGF-landen.

DGGF onderdeel 2 (Price Waterhouse Coopers / Triple Jump)

Het totaal beschikbare kasbudget van DGGF onderdeel 2 is EUR 327,5 miljoen. Om de fondsbeheerder in de gelegenheid te stellen dit budget volledig in te kunnen zetten zullen zij, conform het toetsingskader, voor een hoger bedrag contracten moeten kunnen aangaan met intermediaire fondsen. Het gaat hier dus om een overcommitteringsruimte in de vorm van een garantie aan de fondsbeheerder van maximaal EUR 100 miljoen (garantieplafond). De fondsbeheerder zal zelf een reserve aanhouden voor het verstrekken van garanties aan intermediaire fondsen.

Onderdeel 3 (uitvoerder Atradius)

De aanvullende EKV, die bij onderdeel 3 van het DGGF wordt verstrekt, werkt hetzelfde als de reguliere EKV. De politieke en commerciële risico's van exporttransacties worden verzekerd. Er kan aanspraak worden gemaakt op de polis als één van de gedekte schadeoorzaken leidt tot non-betaling van de vordering. De waaier van specifieke verzekeringen (bijvoorbeeld, exporteurs- en bankpolis, werkkapitaaldekking en garantiedekkingen etc.) die bij de EKV worden gevoerd, kunnen ook onder onderdeel 3 van het DGGF worden verzekerd. Met onderdeel 3 van het DGGF wordt een aanvulling geboden op de mogelijkheden onder de reguliere EKV voor ontwikkelingsrelevante exporttransacties. De noodzaak is er in gelegen dat een aantal exporttransacties nu geen doorgang vindt, terwijl die wel ontwikkelingsrelevant zijn. Daarnaast biedt onderdeel 3 van het DGGF financiering voor kleine transacties (tot EUR 5 miljoen) waarvoor geen bankfinanciering verkregen kan worden. In die gevallen wordt de financiering ook verzekerd.

DRIVE

Met DRIVE worden investeringen in publieke infrastructuurprojecten gefaciliteerd die bijdragen aan een goed ondernemingsklimaat en de ontwikkeling van de private sector in lage- en middeninkomenslanden. DRIVE doet dit middels het verstrekken van subsidies met of zonder terugbetalingsverplichting (lening of a fonds perdu) aan het bedrijfsleven. Daarnaast kunnen ook garanties worden verstrekt en is er aanvullende EKV beschikbaar.

Het garantieplafond voor DRIVE is vastgesteld op EUR 55 miljoen per jaar tot en met 2020. Daarnaast kan Atradius bij deze transacties het kredietrisico van de commerciële tranches verzekeren.

Ter afdekking van de risico’s en ter compensatie van de mismatch in de tijd tussen (premie)inkomsten en uitgaven (ten behoeve van schades), is afgesproken een interne begrotingsreserve aan te houden volgens de hefboom 1:4. Tevens is bij de start van DRIVE besloten tot een minimale omvang van de begrotingsreserve van EUR 12,5 miljoen ter dekking van het extra financiële risico dat de Staat kan gaan lopen door het verstrekken van garanties en verzekeringen.

DTIF

Het Dutch Trade and Investment Fund (DTIF) is een garantieregeling. Het DTIF verstrekt financieringen (garanties, leningen, wissels) voor directe investeringen en export van Nederlandse bedrijven, indien banken en andere financiële instellingen deze financiering niet bieden, en er wordt voldaan aan de criteria die gelden voor publieke interventie. Het DTIF is non-ODA en is beschikbaar voor landen die niet worden bediend door het DGGF. Hierdoor verbetert de synergie tussen de handels- en OS-agenda. Ten behoeve van het DTIF worden de bestaande (garantie)regelingen FOM en Finance for Internationale Business (FIB) afgebouwd. In de periode 2016-2021 bedraagt het totale budget EUR 107 miljoen. Het garantieplafond is vastgesteld op EUR 140 miljoen. Er wordt een kostendekkende premie geheven en de regeling wordt uiterlijk in 2021 geëvalueerd. Ter afdekking van de risico’s en ter compensatie van de schommelingen in de tijd tussen (premie)inkomsten en uitgaven (ten behoeve van schades), is een begrotingsreserve ingesteld. Deze begrotingsreserve wordt gevuld op basis van de hefboom 1:4. Tevens is bij de start van DTIF besloten tot een minimale omvang van de begrotingsreserve van EUR 5 miljoen ter dekking van het extra financiële risico dat de Staat kan gaan lopen door het verstrekken van garanties en verzekeringen.

De voorwaarden van het DTIF zijn medio 2018 aangepast voor steun op maat aan Nederlandse bedrijven. Daarnaast zijn de financierings- en ondersteuningsmogelijkheden voor het midden- en kleinbedrijf verruimd en zullen Nederlandse investeerders, exporteurs en startups beter en sneller worden bediend en waar nodig technische assistentie krijgen. Overigens is het risicoprofiel van de regeling door deze aanpassingen niet gewijzigd.

NIO

De NIO is in 1965 opgericht als volledige dochter van de Nationale Investeringsbank. Deze was destijds een volledige staatsbank en is in 1945 opgericht om de Marshall hulp te kanaliseren naar het Nederlandse bedrijfsleven. Het doel van de dochteronderneming NIO was leningen te verstrekken aan ontwikkelingslanden onder gunstige voorwaarden zodat deze landen, die destijds geen toegang hadden tot de reguliere kapitaalmarkt, in staat werden gesteld ontwikkelingsrelevante investeringen te doen. Deze leningen hadden een lange looptijd en een lage rente. Deze zogenaamde bilaterale concessionele leningen waren destijds een onderdeel van het Nederlandse ontwikkelingssamenwerkingbeleid. In een overeenkomst die in 1993 is gesloten tussen de minister voor Ontwikkelingssamenwerking en NIO is geregeld dat de Staat garant staat voor de financiering van NIO. De Staat heeft zich jegens NIO verplicht om middelen ter beschikking te stellen in het geval NIO niet zelfstandig in staat is om (her)financiering aan te trekken op de kapitaalmarkt voor reeds verstrekte leningen wegens incidentele krapte. Tevens heeft de Staat zich verplicht om de NIO te compenseren in geval debiteuren in gebreke blijven, voor zover dat ertoe zou leiden dat de NIO zelf niet is om aan zijn verplichtingen kan voldoen. Eind jaren negentig is de Nationale Investeringsbank geprivatiseerd en in 2000 zijn de aandelen NIO overgenomen door FMO. Na 2001 zijn geen nieuwe concessionele leningen door NIO verstrekt. NIO bleef vanaf dat moment verantwoordelijk voor het beheer van de afgesloten leningen. In 2010 heeft De Staat de aandelen van FMO overgenomen. Premieheffing is niet van toepassing en de komende jaren zijn gericht op de volledige afbouw van de portefeuille.

IFFEd (International Finance Facility for Education)

Voor het aanpakken van de «learning crisis» zal Nederland vanaf 2021 deelnemen aan het International Finance Facility for Education (IFFEd), een initiatief van de Education Commission. Door een combinatie van garanties en giften beoogt dit innovatieve financieringsinstrument onderwijsbeleid en -programma’s van landen te financieren via het verhogen van de uitleencapaciteit van de Multilaterale Ontwikkelingsbanken. Het instrument richt zich volledig op de Lage-Midden-Inkomenslanden (LMIC’s), waar het grootste aantal kinderen woont die óf niet naar school gaan óf naar school gaan maar te weinig leren. De Wereldbank wordt Trustfundhouder voor IFFEd. Het doel is om tijdens de eerste replenishment periode (2021-2024) een miljard USD op te halen aan garanties én een half miljard aan giften. Vooralsnog zijn de overige donoren het VK en de EU; met een aantal andere (Zweden, Canada, de Verenigde Arabische Emiraten, e.a.) wordt nog onderhandeld. Nederland gaat deelnemen via een garantie van USD 250 miljoen (EUR 222,5 miljoen), waarvan 15% contant ingelegd wordt (USD 37,5 miljoen ‒ EUR 33,4 miljoen). Daarenboven wordt een begrotingsreserve van USD 10 miljoen (EUR 8,9 miljoen) aangehouden.

Regionale Ontwikkelingsbanken

AfDB:

De garanties voor de Afrikaanse Ontwikkelingsbank Groep zijn in SDR vastgesteld. De nominale waarde van een aandeel bedraagt SDR 10.000.

Inmiddels kent de Afrikaanse Ontwikkelingsbank 80 lidstaten: 54 regionale en 26 niet-regionale leden. De Bank verstrekt niet-concessionele leningen aan kredietwaardige Afrikaanse landen. De bank heeft aandelenkapitaal waarvan 6% daadwerkelijk ingelegd (paid-in capital), de andere 94% garantiekapitaal (callable capital). De AfDB richt zich op een specifiek terrein (armoedebestrijding, inclusieve groei, duurzame ontwikkeling) dat onvoldoende wordt gedekt door commerciële banken. Nederland heeft een aandeel van 0,9% in de Bank. Op basis van het garantiekapitaal is de AfDB in staat goedkoop geld aan te trekken op kapitaalmarkten en dit door te lenen aan landen voor ontwikkelingsdoeleinden. Premieheffing is niet van toepassing.

De aandeelhouders van de Afrikaanse Ontwikkelingsbank onderhandelen sinds eind 2018 over een zevende kapitaalverhoging van de Bank (General Capital Increase-VII). Nederland kan haar aandelenbezit en bijbehorende stemrecht handhaven door deel te nemen aan GCI-VII. Dit stelt de AfDB vervolgens in staat haar financieringen in Afrika uit te breiden onder behoud van de (hoogste) triple-A kredietwaardering. Het besluit over GCI-VII is eind 2019 genomen en wordt in 2020 geformaliseerd.

AsDB:

De garanties voor de Aziatische Ontwikkelingsbank (AsDB) zijn in SDR vastgesteld. De AsDB werd in 1966 opgericht door een groep van 31 landen, waaronder Nederland. De AsDB heeft als mandaat het bevorderen van economische groei en regionale samenwerking in Azië en de Stille Oceaan regio. Sinds 1999 is de overkoepelende doelstelling van de bank armoedebestrijding. De AsDB heeft een aandelenkapitaal van USD 147 miljard (2019). Van dit kapitaal wordt 5% daadwerkelijk ingelegd (paid-in capital), de andere 95% geldt als garantiekapitaal (callable capital). De totale waarde van het Nederlands aandeel bij de bank bedraagt USD 1,5 miljard, het aandeel garantiekapitaal hierin bedraagt USD 1,4 miljard (dec 2019). Dit aandeel garantiekapitaal wordt door lidstaten vastgesteld tijdens afspraken over kapitaalverhogingen. De Board (raad van bewindvoerders) bestaat uit 12 leden. Nederland zit in een kiesgroep met Canada, Denemarken, Finland, Ierland, Noorwegen en Zweden. De bewindvoerder van deze kiesgroep is altijd een Canadees. Premieheffing is niet van toepassing.

IDB:

De IDB-Groep garanties voor de Inter-American Development Bank (IDB) zijn in USD vastgesteld. De IDB-Groep, opgericht in 1959, bestaat naast de IDB uit IDB Invest (de private sector poot), en het IDB Lab (innovatie). De IDB heeft 48 lidstaten waarvan 26 lenende landen. Naast Canada en de VS zijn de overige 20 lidstaten ‘niet regionale landen’ buiten het westelijk halfrond, waaronder het Koninkrijk der Nederlanden (sinds 1976). De Bank wordt gefinancierd op basis van het aandelenkapitaal, waarvan lidstaten een deel inleggen en een deel in de vorm van garanties verstrekken. Op basis van het aandelenkapitaal verstrekt de IDB leningen aan de nationale overheden en aan particuliere bedrijven in de regionale landen. Omdat de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking zich minder dan voorheen richt op Latijns-Amerika, heeft Nederland niet meegedaan met de laatste IDB kapitaalverhogingen waardoor het Nederlandse aandeel is afgenomen van 0,338% naar 0,200%. Daarnaast bedraagt het NL aandeel in IDB Invest 0,91%. Premieheffing is niet van toepassing.

3. Beleidsartikelen

Artikel 1: Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen

A. Algemene doelstelling

Verminderen van armoede en maatschappelijke ongelijkheid, bevorderen van duurzame inclusieve groei wereldwijd en versterken van het internationaal verdienvermogen van Nederland. Daartoe werkt Nederland aan een duurzaam handels- en investeringssysteem inclusief Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO), versterking van de Nederlandse handels- en investeringspositie en aan versterking van de private sector en arbeidsmarkt in ontwikkelingslanden.

B. Rol en verantwoordelijkheid

Het vergt een kabinetsbrede inspanning om deze doelstellingen te verwezenlijken. De minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking werkt hiertoe in het bijzonder samen met de minister van Financiën, de minister en staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de minister van Infrastructuur en Waterstaat.

De minister is verantwoordelijk voor:

Financieren

  1. Het voeren van een op maat gesneden en onderling samenhangend financieel instrumentarium gericht op export- en investeringsbevordering voor het Nederlands en lokaal bedrijfsleven in ontwikkelingslanden, handelsfacilitatie en markttoegang. In het licht van internationale ontwikkelingen en toenemende concurrentie internationaal inzetten op een verbetering van het gelijk speelveld in het financieel instrumentarium gericht op export- en investeringsbevordering.
  2. Het financieel ondersteunen van het Nederlandse en lokale midden- en kleinbedrijf en startups om met eigentijdse oplossingen bij te dragen aan duurzame economische ontwikkeling wereldwijd.
  3. Het financieren van diverse bilaterale en internationale programma’s die bijdragen aan een gunstig ondernemingsklimaat en innovatief ondernemerschap in lage- en middeninkomenslanden, met in het bijzonder aandacht voor (jeugd)werkgelegenheid en innovatie.
  4. Het financieren van het National Contact Punt (NCP) voor de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen belast met voorlichting over de OESO-richtlijnen, en het behandelen van klachten met betrekking tot het nakomen van de OESO-richtlijnen door Nederlandse bedrijven.

Stimuleren

  1. Het bevorderen van het nakomen van de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen door het Nederlandse bedrijfsleven, onder meer door middel van dialoog, voorlichting, IMVO-convenanten, het bedrijfsleveninstrumentarium voor BHOS en steun aan internationale initiatieven.
  2. Het bevorderen van werkgelegenheid en ondernemerschap in lage- en middeninkomenslanden, vooral voor jongeren en vrouwen.
  3. Stimuleren van ketenverduurzaming in lage- en middeninkomenslanden.
  4. Het stimuleren van het bedrijfsleven en kennisinstellingen, Nederlands en lokaal, om met hun internationale activiteiten bij te dragen aan oplossingen voor maatschappelijke uitdagingen, bijvoorbeeld die zoals benoemd in de SDG's van de VN.
  5. Het faciliteren en ondersteunen van Nederlandse bedrijven om zaken te doen op buitenlandse markten, waaronder in lage- en middeninkomenslanden, met behulp van kennis en informatie, contacten en netwerken, positionering en belangenbehartiging (incl. financiering). Hierbij is speciale aandacht voor het Nederlandse midden- en kleinbedrijf, startups en clustergewijze samenwerking van bedrijven op buitenlandse markten.
  6. Het stimuleren van een aantrekkelijk internationaal vestigingsklimaat voor buitenlandse investeringen in Nederland ten behoeve van een versterkt internationaal verdienvermogen van Nederland.
  7. Het stimuleren van goed bestuur in de vorm van goede wet- en regelgeving, betrouwbare instituties en actoren en verbeterde belastingregimes in lage- en middeninkomenslanden.

Regisseren

  1. Een actieve bijdrage leveren aan het schragen en bevorderen van een op regels gebaseerd mondiaal handels- en investeringssysteem, met oog voor duurzaamheid, inclusiviteit en een gelijk speelveld, onder meer via de WTO, OESO en G20.
  2. Het bevorderen van duurzame, inclusieve bilaterale handelsakkoorden van de EU met derde landen en effectieve implementatie van deze handelsakkoorden.
  3. Het bevorderen van internationale kaders voor IMVO via de VN, OESO, EU en voluntary principles on security and human rights.
  4. Het vorm en inhoud geven aan economische diplomatie, economische missies en inkomende en uitgaande bezoeken, en het opstellen en bewaken van de afgestemde reisagenda van het kabinet.
  5. Het bevorderen van publiek-private samenwerking op het terrein van internationaal ondernemen, onder andere via het publiek-private stelsel met aan de private kant krachtenbundeling via NL International Business, aan de publieke kant het Trade & Innovate NL netwerk en daartussen in de publiek-private ‘Werkplaats’. De nieuw opgerichte International Strategy Board (ISB) zal zicht houden op het realiseren van de gezamenlijke internationaliseringsstrategieën en daarover aan private en publieke partijen adviseren.
  6. Het invulling geven aan de internationale kant van het topsectorenbeleid.
  7. Het inhoud geven aan de mede-beleidsverantwoordelijkheid voor de Exportkredietverzekering (EKV) met de minister van Financiën.
  8. Het afstemmen van Nederlandse inspanningen op het gebied van private sectorontwikkeling en duurzame en inclusieve groei met die van andere multilaterale en bilaterale donoren, met bijzondere aandacht voor programma’s van de Europese Commissie en EU-lidstaten.

Uitvoeren

  1. Het behandelen van klachten van Nederlandse bedrijven in het buitenland bedrijven, onder andere over oneerlijke concurrentie.
  2. Het uitvoeren van controle op de export van strategische goederen, zoals in de EU en internationale kaders overeengekomen.
  3. Nationale implementatie en uitvoering van internationale sancties, waar die export gerelateerde maatregelen betreffen.
  4. Het aansturen en vormgeven van de inzet van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) op het gebied van handelsbevordering en private sector ontwikkeling en het strategisch aansturen van de Nederlandse ontwikkelingsbank FMO.
  5. Het aansturen van het Netherlands Foreign Investment Agency (NFIA) met als oogmerk het aantrekken van buitenlandse investeerders naar Nederland, samen met de minister van Economische Zaken en Klimaat.

C. Beleidswijzigingen

  1. Tijdens het opstellen van deze begroting worden de evaluaties van MASSIF en het DGGF afgerond. Mogelijk leiden de uitkomsten van de evaluatie tot bijstellingen in de beleidskaders van beide fondsen.
  2. In 2021 gaat Invest International van start. Het wetsvoorstel is ingediend bij de Tweede Kamer (Kamerstukken II, 35 529, nr. 2).
  3. Het mandaat en het budget van het NASIRA programma dat wordt gefinancierd vanuit het Rijksfonds MASSIF en de Europese Commissie, wordt uitgebreid zodat het zich ook kan richten op de financiële weerbaarheid van kleine bedrijven in Sub-Sahara Afrika en de EU-Nabuurschap die geraakt worden door de coronacrisis.
  4. Mogelijkheden om Nederlandse institutionele beleggers, zoals pensioenfondsen, meer te betrekken bij het investeren in SDG's in ontwikkelingslanden worden onderzocht.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Verplichtingen 899 483 555 121 304 533 463 431 298 534 395 031 407 524
waarvan garantieverplichtingen 124 916 129 000 74 000
waarvan overige verplichtingen 774 567 426 121 230 533
Uitgaven:
Programma-uitgaven totaal 515 698 531 779 513 365 502 455 499 606 482 553 495 046
waarvan juridisch verplicht 97%
1.1 Duurzaam handels- en investeringssysteem, incl. MVO 28 631 29 647 28 781 28 781 28 531 28 531 28 531
Subsidies
MVO en beleidsondersteuning (ODA) 10 361 10 700 9 575 9 575 9 575 9 575 9 575
MVO en beleidsondersteuning (non-ODA) 2 843 1 867 1 867 1 867 1 867 1 867 1 867
Contributies internationaal ondernemen (non-ODA) 22
Opdrachten
MVO en beleidsondersteuning (ODA) 1 116
MVO en beleidsondersteuning (non-ODA) 572 2 035 2 294 2 294 2 294 2 294 2 294
Bijdrage aan agentschappen
Rijksdienst voor ondernemend Nederland 1 276 1 850 1 850 1 850 1 600 1 600 1 600
MVO en beleidsondersteuning (ODA) 900
Bijdrage (inter)nationale organisaties
MVO en beleidsondersteuning (ODA) 5 760 8 000 8 000 8 000 8 000 8 000 8 000
MVO en beleidsondersteuning (non-ODA) 759
Contributies internationaal ondernemen (non-ODA) 5 022 5 195 5 195 5 195 5 195 5 195 5 195
1.2 Versterkte Nederlandse handels- en investeringspositie 96 700 104 816 91 777 81 665 81 665 81 165 81 165
Subsidies
Programma's internationaal ondernemen 17 111 15 846 14 996 14 996 14 996 14 996
Starters International Business (SIB)/ Programma Strategische Beurzen (non-ODA) 3 223
Partners for International Business (PIB) (non-ODA) 3 380
Demonstratieprojecten, haalbaarheidsstudies en investeringsstudies (DHI) (non-ODA) 3 374
Fonds opkomende markten 878
Versterking concurrentiepositie Nederland 5 421 6 502 6 502 6 502 6 502 6 502 6 502
Versterking economische functie 5
Invest Internationaal 2 683 9 000 9 000 9 000 9 000 9 000 9 000
Dutch Trade and Investment Fund 17 374 9 210 4 829 4 829 4 829 4 829
Leningen
Dutch Trade and Investment Fund 3 378 0 0 0 0 0 0
Garanties
Dutch Trade and Investment Fund 13 720 4 200 3 000 1 500 1 500 1 500 1 500
Opdrachten
Programma's internationaal ondernemen 2 250 1 500 1 000 1 000 1 000 1 000
Dutch Trade and Investment Fund 426 440 250 120 120 120 120
Wereldtentoonstelling Dubaï 4 255 1 970 2 000
Aanvullende opdrachten 8 020
China-strategie 600 500 500 500
GES 9 322
Bijdrage aan agentschappen
Rijksdienst voor ondernemend Nederland 33 265 42 848 42 848 42 648 42 648 42 648 42 648
Versterking economische functie (NBSO's via RVO) (non-ODA) 5 350
Bijdragen (inter)nationale organisaties
Programma's internationaal ondernemen 600 500
Bijdragen aan ander begrotingshoofdstuk
Versterking economische functie 570 570 570 570 570 570
Overig 1 351 51
1.3 Versterkte private sector en arbeidsmarkt in ontwikkelingslanden 390.367 397.316 392.807 392.009 389.410 372.857 385.350
Subsidies
Marktontwikkeling en markttoegang 8 450 5 450 5 450 5 450 5 450 5 450
Marktontwikkeling in het kader van private sector development 40 586
Economic governance and institutions 26 400 26 400 26 400 26 400 25 400 25 400
Wet en regelgeving 2 347
Versterking privaat ondernemerschap 42 381
Financiële sector ontwikkeling 3 352 10 000 37 000 37 000 57 000 56 000 56 000
Infrastructuurontwikkeling 252 34 350 34 350 36 500 38 100 34 100 34 100
Bedrijfsmatige technische bijstand 468
Samewerking bedrijfsleven en PPP's 5 504
Duurzame productie en handel 39 700 39 700 39 700 39 700 39 700 39 700
Technische assistentie DGGF 1 618
(Jeugd)werkgelegenheid 2 343 10 000 8 000 6 000 6 000 6 000 6 000
Dutch Good Growth Fund 12 071 25 000 0 0 0 0 0
Leningen
Infrastructuurontwikkeling 17 000 7 000 10 000 10 000 10 000 10 000 10 000
Dutch Good Growth Fund 23 262 39 000 0 0
Financiële sector ontwikkeling 19 000 19 000
Garanties
Dutch Good Growth Fund 1 266 1 000 0 0
Financiële sector ontwikkeling 1 000 1 000
Opdrachten
Marktontwikkeling en markttoegang 12 000 12 000 12 000 12 000 12 000 12 000
Marktontwikkeling in het kader van private sector development 12 184
Economic governance and institutions 18 000 18 000 18 000 18 000 17 000 17 000
Financiële sector ontwikkeling 4 000 4 000 4 000 4 000 1 000 1 000
Infrastructuurontwikkeling 431 750 750 750 750 750 750
Bedrijfsmatige technische bijstand 452
Technische assistentie DGGF 10 252
(Jeugd)werkgelegenheid 9 289 25 250 27 250 29 250 29 250 29 250 29 250
Dutch Good Growth Fund 11 093
Bijdragen aan agentschappen
Rijksdienst voor ondernemend Nederland 27 597 36 000 36 000 36 000 36 000 36 000 36 000
Bijdragen (inter)nationale organisaties
International Labour Organisation 4 736 5 235 5 700 5 700 5 700 5 700 5 700
Lokale private sector ontwikkeling 22 937 27 100 24 950 23 500 23 500 23 500
Marktontwikkeling en markttoegang 14 500 8 500 8 500 8 500 7 500 7 500
Partnershipprogramma ILO 4 915 5 028 5 500 5 500 5 500 5 500 5 500
Landenprogramma's ondernemingsklimaat 23 368
Economic governance and institutions 7 000 7 000 7 000 7 000 6 000 6 000
Financiële sector ontwikkeling 63 708 3 000 3 000 3 000 3 000 2 000 2 000
Samewerking bedrijfsleven en PPP's 296
Infrastructuurontwikkeling 50 262 45 000 45 000 45 000 45 000 40 000 40 000
Bedrijfsmatige technische bijstand 127
(Jeugd)werkgelegenheid 3 400 3 000 3 000 3 000 3 000 3 000 3 000
Marktontwikkeling in het kader van private sector development 9 665
Wet en regelgeving 4 703
Nexus onderwijs en werk 1 439 16 650 19 500 19 500 19 500 19 500 19 500
Nog te verdelen ‒ 21 934 ‒ 10 393 ‒ 11 191 ‒ 13 940 ‒ 12 493
Ontvangsten 8.809 6.373 6.264 6.264 6.264 6.264 6.264
1.10 Ontvangsten duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen 7.542 3.373 3.264 3.264 3.264 3.264 3.264
1.30 Ontvangsten DGGF 1.267 3.000 3.000 3.000 3.000 3.000 3.000

Budgetflexibiliteit

Het budget voor duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen voor 2021 is grotendeels juridisch verplicht. De uitvoering van de beleidsnota ‘Investeren in perspectief’ is voortvarend ter hand genomen, wat heeft geleid tot diverse meerjarige verplichtingen bij alle financiële instrumenten.

Artikel 1.1 Duurzaam handels- en investeringssysteem inclusief MVO is volledig juridisch verplicht. Voor dit onderdeel zijn meerjarige subsidies verstrekt voor de bestrijding van kinderarbeid en de verdere implementatie van de IMVO convenanten.

Ook artikel 1.2 Versterkte Nederlandse handels- en investeringspositie is volledig juridisch verplicht. Het betreft voornamelijk diverse regelingen en werkzaamheden die de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland uitvoert.

Artikel 1.3 Versterkte private sector en arbeidsmarkt in ontwikkelingslanden is bijna volledig juridisch verplicht door de implementatie van de beleidsnota met meerjarige overeenkomsten. Het nog niet juridisch verplichte budget is bestemd voor bijdragen aan (inter)nationale organisaties betreffende lokale private sectorontwikkeling en de Nexus onderwijs en werk.

E. Toelichting op de financiële instrumenten

1.1 Duurzaam handels- en investeringssysteem incl. MVO

  1. De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking is beleidsinitiërend en coördinerend op het gebied van handelspolitiek. Het belangrijkste orgaan hiervoor is de Interdepartementale Raad voor Handelspolitiek (IRHP). Op basis van de uitkomsten in de IRHP neemt Nederland deel aan onderhandelingen en officiële besprekingen op bilateraal, communautair en multilateraal niveau (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling - OESO, World Trade Organisation - WTO). Vanuit dit budget worden de jaarlijkse contributies aan de verschillende partijen gefinancierd.
  2. Er is sprake van structurele voortzetting van programma’s ter ondersteuning van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen, in relatie tot de totstandkoming en implementatie van de IMVO-convenanten (Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen). Dit is in het Regeerakkoord afgesproken. De convenantspartijen kunnen financiering aanvragen via het Fonds Verantwoord Ondernemen dat wordt uitgevoerd door RVO.
  3. Er wordt ingezet op bijdragen aan beleidsondersteuning en –onderzoek en -evaluatie, alsmede incidentele projecten.
  4. Uitgaven ten behoeve van de bestrijding kinderarbeid vallen onder MVO en beleidsondersteuning ODA. Er wordt ingezet op drie terreinen: Een bijdrage aan de International Labour Organisation; subsidies via het door RVO uitgevoerde Fonds Bestrijding Kinderarbeid en een subsidie aan de Alliantie Stop Kinderarbeid.

1.2 Versterkte Nederlandse handels- en investeringspositie

Programma’s internationaal ondernemen

  1. De regeling Starters International Business (SIB) bestaat uit individuele coaching-, missie- en kennisvouchers voor startende mkb-ondernemingen die de stap willen maken naar buitenlandse markten.
  2. Met het Programma Strategische Beurzen worden collectieve promotionele activiteiten ondersteund voor een succesvolle positionering van Nederlandse topsectoren en clusters in buitenlandse markten.
  3. Het instrument Partners for International Business (PIB) ondersteunt de structurele positionering van clusters van Nederlandse bedrijven, met name uit topsectoren, op voor Nederland kansrijke markten. Daarbij geldt als richtlijn, dat clusters van bedrijven (eventueel aangevuld met kennisinstellingen), die een grote en langdurige kans op een buitenlandse markt zien, maar tegen marktbelemmeringen aanlopen, gebruik kunnen maken van de faciliteit.
  4. Het instrument DHI helpt ondernemers met een drietal modules waarvoor ondernemers een aanvraag kunnen indienen: demonstratieprojecten, haalbaarheidsstudies en investeringsvoorbereidingsstudies.

Dutch Trade and Investment Fund

  1. Voor Nederlandse bedrijven die actief zijn op buitenlandse markten is een effectief functionerend handelsinstrumentarium, evenals goede economische diplomatie van groot belang. Het bestaande non-ODA financieringsinstrumentarium zorgt er voor dat optimaal ingespeeld wordt op veranderende marktomstandigheden en financieringsbehoeftes. Maatwerk en flexibiliteit wordt hierbij geboden. Het Dutch Trade and Investment Fund (DTIF) biedt financiering voor investeringen en export van MKB en grote bedrijven, indien banken en andere financiële instellingen deze financiering niet bieden en er voldaan wordt aan de criteria die gelden voor publieke interventie. Daarnaast voorziet het in verdiscontering (liquide maken) van wissels (exportfinanciering) en verschaffen van werkkapitaal. Het DTIF beoogt synergie met DHI (Demonstratie, Haalbaarheids- en Investeringsstudies).

Versterking concurrentiepositie Nederland

  1. Ter versterking van de concurrentiepositie van Nederland wordt ingezet op publiek-private samenwerking en afstemming van de export-, investerings- en innovatiebevorderende activiteiten van de overheid en het bedrijfsleven. NL Works is ingericht als ‘werkplaats’ waar projecten gericht op specifieke landen, sectoren en maatschappelijke uitdagingen in publiek-private consortia worden opgepakt. Zeker om toegang te krijgen tot groeimarkten is dit een vruchtbare manier van werken. Ook kan er vanuit de werkplaats meer worden gedaan met contacten en ‘leads’ die voortvloeien uit handelsmissies.

Invest Internationaal

  1. Het structurele budget voor projectontwikkeling van het internationale deel van InvestNL wordt gebruikt voor een subsidie aan FMO en uitvoering via RVO.

Wereldtentoonstelling Dubai

  1. Nederland positioneert zich via een vierjarige campagne in aanloop naar, tijdens en na de Wereldtentoonstelling Dubai EXPO 2020 (uitgesteld tot 2021) op het thema ‘uniting water, food and energy’. De inzet is daarbij gericht op de gehele Golfregio, waarbij de Verenigde Arabische Emiraten worden gebruikt als springplank. Bij de invulling van de Nederlandse deelname wordt nauw samengewerkt met het bedrijfsleven, Rijks- en lagere overheden, en kennisinstellingen. Het hier gepresenteerde budget is exclusief de apparaatskosten.

China-strategie

  1. In samenspraak met RVO (Rijksdienst voor ondernemend Nederland) is een pakket aan acties en maatregelen uitgewerkt waarmee invulling wordt gegeven aan de beleidsnotie ‘Nederland-China: een nieuwe balans’. Zo wordt onder meer een ‘capability building’ programma opgezet voor het bedrijfsleven, bestaande uit diverse thematische modules (bijvoorbeeld over Intellectueel Eigendomsrecht). Daarnaast wordt gewerkt aan een ‘online awareness tool’. Ook de capaciteit ten behoeve van inkomende bezoeken zal worden versterkt, met een zogenoemd ‘visitors office’, vooral bedoeld voor versterken van de regie en advies aan en samenwerking met decentrale overheden.

Rijksdienst voor ondernemend Nederland

  1. RVO is de centrale uitvoeringsorganisatie voor publieke handelsbevordering. Zij voert het financiële instrumentarium uit en faciliteert netwerken en contacten op het gebied van handels- en investeringsbevordering. Ook neemt RVO belemmeringen voor het bedrijfsleven weg, via het beschikbaar maken van kennis, informatie en contacten.

1.3 Versterkte private sector en arbeidsmarkt in ontwikkelingslanden

Marktontwikkeling en markttoegang

  1. Innovatie wordt ondersteund door een fonds dat bestaat uit twee complementaire sporen: 1) het in Nederland succesvolle Small Business Innovation Research (SBIR) instrument, en 2) door het ondersteunen van SDG co-innovation challenges voor lokale bedrijven.
  2. Met de bijdrage aan zowel de West Africa Trade Facility als aan Trade Mark East Africa wordt regionale handel bevorderd en markttoegang vergroot in regio’s deel uitmakend of grenzend aan de focusregio’s.
  3. Het Centraal Bureau voor Import uit Ontwikkelingslanden (CBI), onderdeel van RVO, richt zich op realisatie van export van ontwikkelingslanden naar de Europese Unie.
  4. Via het IFC wordt het Compact with Africa-initiatief van de G20, 12 Afrikaanse landen en ontwikkelingsbanken ondersteund ter stimulering van private investeringen in deze 12 landen.

Economic governance and institutions

  1. Verbetering van fiscale wetgeving en uitvoering (en beleidsplannen van lokale overheden) in ontwikkelingslanden door capaciteitsopbouw via multi- en bilaterale kanalen zal tot hogere belastingopbrengsten moeten leiden. Capaciteitsopbouw richt zich op versterken en transparanter maken van belastingstelsels, het verbeteren van boekenonderzoeken en verdragsbeleid. Het komend jaar wordt geïntensiveerd op capaciteitsopbouw in de focus-regio’s onder andere door deelname in het Global Tax Program van de Wereldbank. De verbetering van fiscale rechtszekerheid en belastinginning komt tot uiting in de scores van landen op de Doing Business Index van de Wereldbank-groep en geleidelijk hogere belasting/Bruto Binnenlands Product ratio’s.
  2. Het Vakbondsmedefinancieringsprogramma (VMP) versterkt de arbeidsrechten en recht op fatsoenlijk werk waaronder leefbaar loon voor werknemers in lage- en lage middeninkomenslanden door middel van versterking van de sociale dialoog, versterking van arbeidsrechten in de ketens van een aantal risicosectoren en het vergroten van kansen van jongeren op de lokale arbeidsmarkt.
  3. Het hoofddoel van het Dutch Employers Cooperations Programme DECP is het verbeteren van het ondernemingsklimaat door het versterken van werkgeversorganisaties in ontwikkelingslanden. Dit wordt onder meer gerealiseerd door peer-to-peer advies, het geven van trainingen en organisatie van (regionale) netwerkconferenties. De inzet richt zich onder meer op versterking van sociale dialoog capaciteit.
  4. Agriterra, een internationale specialist in coöperatieve ontwikkeling, helpt coöperaties in ontwikkelingslanden en creëert door boeren geleide bedrijven. Agriterra maakt hierbij gebruik van Nederlandse landbouwkennis en ervaring.
  5. Met het Programma Uitzending Managers wordt door middel van een peer-to-peer benadering directe overdracht van relevante en actuele kennis bevorderd.

Financiële sectorontwikkeling

  1. Het Dutch Good Growth Fund (DGGF) is een revolverend fonds dat financiering verschaft aan Nederlandse en aan lokale bedrijven voor ontwikkelingsrelevante en risicodragende investeringen en exporttransacties. Sinds 2019 zijn de financierings- en ondersteuningsmogelijkheden voor het Nederlandse midden- en kleinbedrijf verruimd om deze beter en sneller te bedienen.
    Met ingang van de begroting 2021 wordt het DGGF niet meer apart vermeld in de tabel budgettaire gevolgen van beleid maar als onderdeel van Financiële sectorontwikkeling. Specifieke financiële gegevens van het DGGF zijn opgenomen in het overzicht risicoregelingen, het overzicht revolverende fondsen en de saldibalans. Deze laatste twee overzichten zijn onderdeel van het jaarverslag.
  2. Het door FMO beheerde revolverende fonds MASSIF stelt leningen beschikbaar voor kleine en middelgrote ondernemingen in ontwikkelingslanden. Specifieke aandacht daarbij voor het vergroten van toegang tot financiering van innovatieve bedrijven en vrouwelijke en jonge ondernemers.
  3. Affirmative Finance Action for Women in Africa is het programma van de AfDB om financiering aan vrouwelijke ondernemers in Afrika te bevorderen door leningen van lokale financiële instellingen aan vrouwelijke ondernemers aantrekkelijker te maken, technische assistentie te verlenen en vrouwelijke ondernemers te helpen met hun business plan.
  4. Het door IFC uitgevoerde Private Sector Development in MENA-programma betreft steun aan een samenspel van activiteiten, alle gericht op het (doen) ontwikkelen van de private sector in een 8-tal landen in de MENA regio.
  5. Via het One Acre Fund worden kleine boeren, waarvan 60% vrouw, in natura ondersteund om productie en inkomen te verhogen.
  6. Het Health Insurance Fund wordt ondersteund bij de ontwikkeling van Carepay. Deze innovatie maakt (ziektekosten)verzekeringen betaalbaar voor een grote groep mensen in ontwikkelingslanden en bevordert op deze manier de financiële inclusie.

Infrastructuurontwikkeling

  1. Een subsidie is verstrekt aan FMO voor het Building Prospects infrastructuurfonds. Dit fonds is een voortzetting van het Infrastructure Development Fund. Met de extra bijdrage zal vooral meer geïnvesteerd worden in de focusregio’s.
  2. Via RVO wordt DRIVE en haar voorganger ORIO ondersteund. Dit zijn programma’s waarmee geld geïnvesteerd wordt in publieke infrastructuur die als randvoorwaardelijk wordt gezien voor economische ontwikkeling en private sectorontwikkeling. Het betreft infrastructuur in de focussectoren transport & logistiek, water en sanitatie, voedselzekerheid, hernieuwbare energie en gezondheidszorg (met name SRGR).
  3. In multilateraal verband wordt geïnvesteerd in de Private Infrastructure Development Group (PIDG), een multi-donor initiatief dat private investeringen in infrastructuur mobiliseert, met name in fragiele staten. PIDG heeft voor elke fase in de infrastructuurontwikkeling (van vroege fase ontwikkeling tot vercommercialisering) een aantal faciliteiten opgericht die aan het bedrijfsleven subsidies, garanties en leningen verstrekken.
  4. Via IFC wordt de Public Private Partnership Advisory-activiteit uitgevoerd. Dit betreft steun aan de voorbereiding en uitvoering van publiek private partnerships gericht op infrastructuurontwikkeling in verschillende landen in Afrika.

Duurzame productie en handel

  1. Met ondersteuning van organisaties als Initiatief Duurzame Handel (IDH) en Solidaridad wordt beoogd innovatieve, opschaalbare oplossingen te introduceren ten behoeve van het integraal verduurzamen van de productie van onder andere palmolie, textiel en cacao.
  2. Het Fonds Verantwoord Ondernemen, uitgevoerd door RVO, steunt bedrijven om via een multi-stakeholderaanpak risico’s en misstanden in hun waardeketen aan te pakken die voorbij gaan aan de verantwoordelijkheid van een individueel bedrijf. Het FVO ondersteunt daarmee ook de IMVO-convenanten.
  3. Door stimulering van nationale en internationale publiek-private samenwerking met het bedrijfsleven wordt een impuls gegeven aan de ontwikkeling van de lokale private sector en aan investeringen door het Nederlandse bedrijfsleven in ontwikkelingslanden. Hierbij staat het bijdragen aan de SDG’s centraal. Bijvoorbeeld de SDG-partnerschapsfaciliteit die zich middels publiek private partnerschappen inzet op innovatieve oplossingen vanuit het Nederlandse bedrijfsleven ter verbetering van inkomen, werkomstandigheden en voedselzekerheid in ontwikkelingslanden.
  4. Het Farmfit-fonds, uitgevoerd door IDH, heeft als doel het aantonen dat het voor financiële instellingen haalbaar en interessant is om te investeren in de landbouw door het versterken van productieketens van kleine boeren door middel van het opbouwen van een portfolio van duurzame en schaalbare investeringen in kleine boeren en het agri-mkb in ontwikkelingslanden.

(Jeugd)werkgelegenheid

  1. In 2019 is het Challenge Fund for Youth Employment (CFYE) van start gegaan. Het hoofddoel van het CFYE is het creëren van toekomstperspectief, middels fatsoenlijk werk en inkomen, voor 200.000 jongeren in het Midden-Oosten, Noord-Afrika, West-Afrika/Sahel en de Hoorn van Afrika. Het Challenge Fund zal speciale aandacht besteden aan gelijke kansen voor jonge vrouwen op de arbeidsmarkt. Het gaat om creatie van nieuwe banen door bijvoorbeeld ondersteuning van (MKB)-bedrijven met groeipotentieel en door jongeren en vrouwen te stimuleren om een eigen onderneming te starten, verbetering van de aansluiting van beroepsonderwijs bij de marktvraag, stageplaatsen en leer-werkplekken in het bedrijfsleven. Steun zal gericht zijn op innovatieve, landenspecifieke oplossingen, en moet leiden tot cofinanciering van andere financiers en eigen bijdragen van met name private partijen.
  2. Het subsidieprogramma LEAD (Local Employment in Africa for Development) is verlengd.
  3. Nederland draagt bij aan het Youth Entrepreneurship and Innovation Multi Donor Trust Fund van de African Development Bank, ter ondersteuning van de AfDB Jobs for Youth in Africa-strategie gericht op bieden van perspectief aan jongeren in Afrika door werk en inkomen.

Nexus onderwijs en werk

  1. Een fonds dat is beschikbaar voor geïntegreerde activiteiten die aansluiting tussen scholing en werk bevorderen in een aantal landen. Het beschikbare budget wordt ingezet via Nederlandse ambassades ter plekke.

Ontvangsten

  1. De ontvangsten Internationaal Ondernemen betreffen voornamelijk de middelen uit de begrotingsreserve FOM en worden ingezet voor de financieringsvoorstellen van het DTIF.
  2. De ontvangstenramingen van het DGGF zijn, als onderdeel van de aanpassingen als genoemd onder artikelonderdeel 1.3, bijgesteld volgens de huidige inzichten.

Zoals verder genoemd in de leeswijzer is het ODA budget gekoppeld aan de ontwikkeling van het Bruto Nationaal Inkomen (BNI). Als gevolg van tegenvallende economische omstandigheden neemt het ODA budget structureel af. Dit betekent dat het budget op diverse thema's is aangepast. In 2020 is dit gecompenseerd binnen de rijksbegroting middels kasschuif en generale compensatie. De mutaties zijn binnen het thema opgenomen onder het instrument ‘nog te verdelen’. De voorstellen voor de verwerking van deze bijstellingen op artikelonderdeel niveau zullen via de eerste suppletoire begroting 2021 aan de Kamer worden opgenomen.

Artikel 2: Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid, water en klimaat

A. Algemene doelstelling

Toegenomen voedselzekerheid; verbeterd waterbeheer, drinkwater, sanitaire voorzieningen en voorlichting over hygiëne; toegenomen weerbaarheid tegen klimaatverandering en tegengaan van klimaatverandering; duurzaam gebruik natuurlijke hulpbronnen.

B. Rol en verantwoordelijkheid

Om deze doelstelling te realiseren, werkt de minister voor BHOS nauw samen met de minister en de staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de minister en staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat.

De minister is verantwoordelijk voor:

Financieren

  1. De financiering van diverse programma’s en fondsen gericht op duurzame economische ontwikkeling, voedsel- en waterzekerheid, toegang tot hernieuwbare energie, klimaatadaptatie en verduurzaming van grondstofwinning. In toenemende mate wordt ingezet op financiering van programma’s waarin oog is voor de dwarsverbanden die tussen deze mondiale uitdagingen bestaan. Groeiende druk op natuurlijke hulpbronnen dwingt tot verduurzaming en een integrale benadering die synergie tussen de verschillende thema’s bevordert. De programma’s worden uitgevoerd door multilaterale instellingen, maatschappelijke organisaties, kennisinstellingen, (lokale) overheden, centrale uitvoerders (zoals FMO en RVO), in consultatie en samenwerking met andere donoren (waaronder DfID, BMZ, USAID en SIDA) en via publiek-private partnerschappen.
  2. De financiering van verschillende multilaterale en internationale instellingen, die een sleutelrol spelen bij de verzameling van gegevens, analyse en (formulering van de) aanpak van vraagstukken op het gebied van deze thema’s.

Stimuleren

  1. Nadruk op de verduurzaming van de dienstverlening en een integrale benadering die synergie tussen de verschillende thema’s bevordert.
  2. Het stimuleren van een inclusieve benadering met extra aandacht voor vrouwen en jongeren.
  3. Het intensiveren van de samenwerking tussen overheden, kennisinstellingen, maatschappelijke organisaties en de private sector gericht op bovengenoemde doelstellingen.
  4. Mobilisatie van private investeringen in klimaatadaptatie en klimaatmitigatie met gebruikmaking van begrotingsmiddelen.

Regisseren

  1. Inzet van Nederlandse deskundigheid en technologie bij het realiseren van de ontwikkelingsdoelstellingen.
  2. Coördinatie, in nauwe samenwerking met de minister van EZK, van het Nederlandse internationale milieu- en klimaatbeleid.

C. Beleidswijzigingen

  1. De gevolgen van de COVID-19 pandemie vergroten de risico’s voor arme mensen om voedsel onzeker te worden. Investeringen in weerbaarheid van voedselsystemen staan daarom in 2021 extra hoog op de agenda: het in stand houden en versterken van lokale voedselproductie (door toegang tot uitgangsmaterialen zoals zaden en beschikbaarheid van arbeid) voor lokale/regionale afzetmarkten, het creëren van toegang tot gezonde voeding en investeringen in sociale vangnetten.
  2. Een belangrijke les van de COVID-19 crisis is dat de inzet op verbeterde water, sanitatie en hygiëne voorzieningen (WASH) onverminderd onze aandacht verdient – en dat deze aandacht nog meer structureel van aard moet zijn, gericht op duurzame voorzieningen en een systeemverandering in de sector, zodat de kans dat het virus (of andere infectieziekten) terugkomt vermindert.
  3. De urgentie van de klimaatinzet blijft onverminderd hoog. Bij de programmering van de klimaatportefeuille wordt scherp gekeken naar de effectiviteit. Succesvolle projecten worden waar van toepassing opgeschaald, met behoud van de nadruk op de armste landen, de focusregio’s en de meest kwetsbare groepen. Mobilisatie van private klimaatfinanciering blijft daarbij een waardevol middel om de impact te vergroten. Hierbij zal steeds scherp worden gelet op additionaliteit en het risico van marktverstoring.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Verplichtingen 833 191 967 925 514 813 608 050 713 645 445 289 577 167
Uitgaven:
Programma-uitgaven totaal 723 347 725 767 735 277 734 285 729 470 732 004 753 882
waarvan juridisch verplicht 93%
2.1 Voedselzekerheid 336 667 310 783 321 095 319 698 314 883 317 417 339 295
Subsidies
Realiseren ecologische houdbare voedselsystemen 6 400 22 000 26 000 35 615 36 495 37 345 37 695
Bevorderen inclusieve, duurzame groei in de agrarische sector 22 391 33 605 39 800 38 000 38 000 38 000 38 000
Kennis & capaciteitsopbouw ten behoeve van voedselzekerheid 32 485 6 000 2 000 4 000 5 000 5 000 5 000
Uitbannen huidige honger en voeding 18 600 15 990 23 000 25 000 26 000 26 000 26 000
Landenprogramma's voedselzekerheid 59 117
Opdrachten
Kennis & capaciteitsopbouw ten behoeve van voedselzekerheid 35 000 37 000 37 000 37 000 37 000 37 000
Realiseren ecologische houdbare voedselsystemen 9 250 12 000 11 450 15 000 15 000 15 000 15 000
Bijdragen aan agentschappen
Rijksdienst voor ondernemend Nederland 4 000 4 000 4 000 4 000 4 000 4 000
Bevorderen inclusieve, duurzame groei in de agrarische sector 1 514
Kennis & capaciteitsopbouw ten behoeve van voedselzekerheid 1 645
Bijdragen (inter) nationale organisaties
Voedselzekerheid 185 600 160 850 141 230 139 800 138 950 138 600
Realiseren ecologische houdbare voedselsystemen 1 700 6 000
Bevorderen inclusieve, duurzame groei in de agrarische sector 27 673 13 000 17 195 21 450 20 000 20 000 20 000
Kennis & capaciteitsopbouw ten behoeve van voedselzekerheid 20 400 12 000 14 000 14 000 14 000 14 000 14 000
Uitbannen huidige honger en voeding 9 435 4 000 4 000 4 000 4 000 4 000 4 000
Landenprogramma's voedselzekerheid 126 057
Nog te verdelen ‒ 38 412 ‒ 18 200 ‒ 19 597 ‒ 24 412 ‒ 21 878
2.2 Water 189 043 201 103 193 714 193 714 193 714 193 714 193 714
Subsidies
Waterbeheer 18 361 19 374 21 000 26 000 30 107 31 057 31 057
Drinkwater en sanitatie 31 059 23 259 20 459 24 429 26 357 29 357 29 357
(Landenprogramma's) integraal waterbeheer 12 254
(Landenprogramma's) drinkwater en sanitatie 7 033
Opdrachten
Waterbeheer 973
Drinkwater en sanitatie 217
(Landenprogramma's) integraal waterbeheer 16 738
(Landenprogramma's) drinkwater en sanitatie 1 204
Bijdragen aan agentschappen
Rijksdienst voor ondernemend Nederland 2 000 2 000 2 000 2 000 2 000 2 000
Integraal waterbeheer 1 507
(Landenprogramma's) integraal waterbeheer 376
(Landenprogramma's) drinkwater en sanitatie 321
Bijdragen (inter) nationale organisaties
Waterbeheer 21 441 88 270 91 700 93 890 91 050 88 300 88 300
Drinkwater en sanitatie 25 148 68 200 58 555 47 395 44 200 43 000 43 000
(Landenprogramma's) integraal waterbeheer 23 857
(Landenprogramma's) drinkwater en sanitatie 28 554
2.3 Klimaat 197 637 213 881 220 468 220 873 220 873 220 873 220 873
Subsidies
Klimaat algemeen 32 000 32 400 32 400 32 400 32 400 32 400
Hernieuwbare energie 17 685 35 000 35 000 35 000 35 000 35 000 35 000
Dutch Fund for Climate and Development 40 000 40 000 40 000 40 000 40 000 40 000
Klimaatprogramma's (non-ODA) 463
Duurzaam gebruik natuurlijke hulpbronnen en klimaat algemeen 19 646
Nationaal Klimaatfonds 40 000
Landenprogramma's klimaatbeleid 1 105
Opdrachten
Klimaat algemeen 0 0 0 0 0 0
Duurzaam gebruik natuurlijke hulpbronnen en klimaat algemeen 1 232
Centrale klimaat programma's (non-ODA) 584
Landenprogramma's klimaatbeleid 157
Hernieuwbare energie 273
Bijdragen aan agentschappen
Rijksdienst voor ondernemend Nederland 3 000 3 000 3 000 3 000 3 000 3 000
Duurzaam gebruik natuurlijke hulpbronnen en klimaat algemeen 185
Hernieuwbare energie 2 723
Bijdragen (inter) nationale organisaties
Contributie IZA/IZT 316 357 357 357 357 357 357
Klimaatprogramma's (non-ODA) 693 1 450 1 150 1 555 1 555 1 555 1 555
Klimaat algemeen 77 074 83 561 83 561 83 561 83 561 83 561
Duurzaam gebruik natuurlijke hulpbronnen en klimaat algemeen 20 489
Klimaat: algemene vrijwillige en verplichte bijdragen 35 184
Hernieuwbare energie 22 245 17 000 17 000 17 000 17 000 17 000 17 000
GEF 20 900
UNEP 12 142 8 000 8 000 8 000 8 000 8 000 8 000
Landenprogramma's klimaatbeleid 273
Bijdragen aan ander begrotingshoofdstuk
Duurzaam gebruik natuurlijke hulpbronnen en klimaat algemeen 1 342

Budgetflexibiliteit

Voor de thema’s voedselzekerheid (artikel 2.1) en water (artikel 2.2) zijn de geplande uitgaven voor 91% verplicht. Het nog niet juridisch verplichte budget voor deze twee artikelen is bestemd voor de Nederlandse inzet aan de voedseltop eind 2021. Het is eveneens bestemd voor bijdragen aan activiteiten gericht op het voorkomen van ondervoeding (een aantal huidige voedselprogramma’s loopt in 2020 en 2021 af) en activiteiten gericht op het vergroten van de productiviteit van de landbouw en de weerbaarheid voor het klimaat in deze sector. Ook bestaat het voornemen om dit budget te besteden aan initiatieven voor het signaleren en helpen voorkomen van watergerelateerde conflicten en activiteiten gericht op inclusief waterbeheer. Daarnaast zal het budget ingezet worden voor het vergroten van de toegang tot drinkwater, sanitatie en hygiëne (30 miljoen mensen zullen met Nederlandse financiering in 2030 toegang hebben tot schoon drinkwater en 50 miljoen mensen tot sanitaire voorzieningen) en de verdere ontwikkeling van innovatieve financiering waarmee additionele investeringsmiddelen kunnen worden gekatalyseerd in de WASH-sector.

De in 2021 geplande uitgaven voor klimaat (artikel 2.3) zijn voor 100% juridisch verplicht. Deze verplichtingen hangen samen met lopende, meerjarige programma’s waaronder het Nationaal Klimaatfonds (DFCD), het Access to Energy Fund (AEF) en Climate Investor One alsmede verplichtingen voor de Climate Investment Funds (CIFs) en het Groene Klimaatfonds (GCF).

E. Toelichting op de financiële instrumenten

2.1 Voedselzekerheid

Realiseren van ecologisch houdbare voedselsystemen

  1. Via de bilaterale programma’s wordt door ambassades en hun publieke, private en maatschappelijke partners geïnvesteerd in de verduurzaming van de voedselproductie. Voorbeelden zijn een subsidie ter ondersteuning van pastoralisten in Mali en Burkina Faso en een subsidie in Kenia voor klimaat-resistente innovaties in droge gebieden.
  2. Vanuit het ministerie wordt met subsidies en opdrachten de inzet op ecologisch houdbare voedselsystemen (inclusief klimaat) vormgegeven. Belangrijkste activiteiten zijn het SNV-programma Climate Resilient Agriculture For Tomorrow, CRAFT (subsidie), het programma Geodata for Agriculture and Water (G4AW) van het Netherlands Space Office (NSO) (opdracht) en het in 2020 gestarte Dryland Sahel Programma in West-Afrika (opdracht).
  3. Kennisprogramma’s zoals de Consultative Group on International Agricultural Research CGIAR (subsidie), ondersteunen de programmatische inzet en het beleid van de landen op dit thema.

Bevorderen van inclusieve en duurzame groei in de agrarische sector

  1. De samenwerking aan de duurzame ontwikkeling van de agrarische sector krijgt voor een belangrijk deel vorm via de bilaterale programma’s van de ambassades. Via bijdragen en subsidies investeren zij in productiviteitsverbetering, beleid, markttoegang en ketenontwikkeling. Een voorbeeld is samenwerking met Duitsland (GIZ) in Niger om de kleinschalige geïrrigeerde tuinbouw te verbeteren.
  2. Via diverse internationale NGO’s worden programma’s gesteund die werken aan landbouwontwikkeling in meerdere landen. Onder andere het 2-scale programma dat geleid wordt door het International Fertilizer Development Center (IFDC) boekt daarbij goede resultaten. 
  3. Subsidies voor het versterken van kennisnetwerken dragen bij aan het mobiliseren en uitwisselen van beschikbare kennis en kunde vanuit NL en in de prioritaire regio’s. Dit krijgt onder andere vorm via het Netherlands Food Partnership (NFP) (opdracht aan Agriprofocus en WUR) en het SDG-partnerschap programma (opdracht RVO) ter ondersteuning van samenwerking tussen bedrijven in partnerlanden en NL-bedrijven en maatschappelijke organisaties.
  4. Nederland draagt in VN-verband belangrijk bij aan internationale landbouw en voedselorganisaties. Via bijdragen aan het International Fund for Agricultural Development (IFAD) worden kleinschalige landbouw en plattelandsontwikkeling ondersteund en samenwerking met de FAO krijgt vorm via het Food and Nutrition Security Resilience Program en programma-bijdragen vanuit de ambassades (o.a. Bangladesh en Zuid-Soedan). Met de Wereldbank werkt Nederland samen op sociale vangnetten (o.a. in Ethiopië), landbouwontwikkeling in Tunesië, en op klimaatweerbare landbouw in de Sahel. Nederland participeert ook in het door de Wereldbank beheerde Global Agriculture and Food Security Program (GAFSP).

Versterking van kennis en capaciteitsopbouw ten behoeve van voedselzekerheid.

  1. Er wordt geïnvesteerd in samenwerkingsverbanden die kennis en kunde van de Nederlandse private sector, kennisinstellingen en maatschappelijke organisaties koppelen aan capaciteitsversterking in lage inkomenslanden, zoals via het kennisprogramma van het Netherlands Food Partnership, het door NUFFIC uitgevoerde Orange Knowledge Pogramme en de Netherlands Academy on Land Governance (LANDac) en het door RVO uitgevoerde Land@scale programma.
  2. Met de bijdrage aan de Consultative Group on International Agricultural Research (CGIAR) wordt internationaal landbouwkundig- en voedingsonderzoek uitgevoerd.
  3. Via delegated cooperation worden EU-middelen (Desira) gecombineerd met NL middelen in subsidies versterkt aan WUR en World Vegetable Center voor onderzoek naar verbeterde groententeelt.

Uitbannen van de huidige honger en ondervoeding:

  1. Via de bilaterale programma’s in de focuslanden wordt door ambassades en hun publieke, private en maatschappelijke partners bijgedragen aan lokale vergroting van voedingszekerheid door te investeren in verbetering van koopkracht en toegang tot gezond en nutriëntenrijk voedsel. Zo worden bijvoorbeeld in Uganda schoolkinderen dagelijks van melk voorzien door het Inclusive Dairy Enterprise Program (TIDE).
  2. Met UNICEF (bijdrage) en de Global Alliance for Improved Nutrition (GAIN) (subsidie) wordt wereldwijd gewerkt aan betere voeding voor jonge kinderen en hun moeders.
  3. Samenwerking met andere donoren en versterken van lokaal beleid wordt versterkt door een Nederlandse bijdrage aan de Scaling Up Nutrition (SUN) movement.

2.2 Water

Verbeterd waterbeheer

  1. Financiële instrumenten zijn bilaterale programma’s van ambassades in partnerlanden en centraal gefinancierde programma’s via multilaterale instellingen, RVO (onder andere private sector instrumentarium) en maatschappelijke organisaties, waterbedrijven en kennisinstellingen.
  2. Het Water, Peace and Security programma heeft een instrument ontwikkeld dat in staat is in een vroeg stadium het risico op watergerelateerde conflicten te identificeren. In 2021 zal het instrument worden ingezet om kwetsbare, prioritaire gebieden te identificeren waar middels capaciteitsopbouw, bewustwording en dialoog watergerelateerde conflicten kunnen worden voorkomen.
  3. Het Wereldbank Global Water and Sanitation Partnership speelt in de huidige COVID crisis een belangrijke rol bij het mobiliseren van kennis om de water- en sanitatierespons binnen de WB emergency respons (USD 14 miljard) en de daarop volgende recovery (USD 160 miljard) vorm te geven en lopende programma’s te herstructureren. Dit programma zal binnen de WB ook van groot belang zijn bij het adresseren van de water- en sanitatie- problematiek in de post-COVID crisis.

Drinkwater en sanitaire voorzieningen (WASH)

  1. Financiële instrumenten zijn bilaterale programma’s van ambassades in partnerlanden en centraal gefinancierde programma’s via multilaterale instellingen, RVO (onder andere private sector instrumentarium) en maatschappelijke organisaties, waterbedrijven en kennisinstellingen. Kenmerkend voor het Water, Sanitation and Hygiene programma (WASH) is het streven naar financiële innovatie en hefboomwerking om te komen tot lokale financieringsoplossingen die bijdragen aan het vergroten van de investeringen in SDG6.
  2. In 2021 zullen 1,6 miljoen mensen met Nederlandse financiering toegang krijgen tot veilig drinkwater en 2,9 miljoen mensen tot sanitaire voorzieningen. De Nederlandse inzet is deels gericht op het mobiliseren van extra geld voor deze sector en het ontwikkelen van lokale financieringsoplossingen. Hiertoe zal onder andere ondersteuning worden gegeven aan het beschikbaar maken van microfinanciering voor kwetsbare huishoudens en ondernemers zodat zij in sanitatie kunnen investeren. Tevens zal verder worden gewerkt aan het financieren van de water- en sanitatiesector via lokale pensioenfondsen. Teneinde het behalen van de WASH-doelstellingen zoveel mogelijk zeker te kunnen stellen, zal in 2021 zo mogelijk tevens een nieuw WASH-programma van start gaan dat is gericht op landen in de Sahel en Hoorn van Afrika.

2.3 Klimaat en duurzaam gebruik natuurlijke hulpbronnen

Klimaatprogramma’s

  1. Ook bij de inzet om klimaatverandering tegen te gaan vormt de COVID-19 crisis een complicerende factor. Tegelijkertijd worden samen met multilaterale banken en donoren ook activiteiten gestart in antwoord op specifieke noden die COVID-19 creëert. Een voorbeeld hiervan is een multi-donorprogramma voor zonne-energie voor gezondheidscentra in Afrika.
  2. Adaptatie en weerbaarheid staan voorop. Grote bijdragen hieraan worden gedaan vanuit de programma’s op het gebied van water en voedselzekerheid, maar ook vanuit sub-artikel 2.3, onder andere met programma’s die de landschapsbenadering hanteren en activiteiten die ontbossing tegengaan (waar adaptatie en mitigatie hand in hand gaan).
  3. De ondersteuning van de strijd tegen ontbossing en landdegradatie wordt sterk opgevoerd: voor dit doel wordt de financiële inzet verdubbeld. Belangrijke nieuwe activiteit op dit terrein is een innovatief partnerschap genaamd Agri3, dat beoogt de financiering van de agrisector te transformeren. Versterken van bosbeheer in belangrijke productielanden zoals Indonesie en verduurzaming van de handel in tropisch hout komen samen in het Forest Law Enforcement Governance and Trade-programma (FLEGT), dat Nederland samen met de Europese Commissie en enkele EU-lidstaten ondersteunt.
  4. RVO beheert de energietransitiefaciliteit met activiteiten gericht op de ondersteuning van een aantal landen in de MENA-regio (Midden-Oosten en Noord-Afrika) bij hun transitie naar een duurzame energievoorziening.
  5. Ontwikkeling van innovatieve financieringsinstrumenten is een terrein waarop inzet blijft plaatsvinden om de private sector te bewegen tot versnelling en uitbreiding van klimaat-relevante investeringen in ontwikkelingslanden. Het blijft ook nodig kennis te ontwikkelen over de relatie tussen klimaatverandering, ontwikkelingssamenwerking en armoede. Daartoe wordt onder andere samengewerkt met WRI, PBL en de Commissie MER.
  6. Het nationale klimaatfonds Dutch Fund for Climate and Development (DFCD) versterkt de weerbaarheid van ontwikkelingslanden tegen klimaatverandering en draagt bij aan emissiereductie.
  7. Gezien de groeiende urgentie van behoud en versterking van biodiversiteit en ook als signaal naar de onderhandelingen over een nieuw internationaal raamwerk, streeft het kabinet ernaar de bijdrage aan wereldwijde biodiversiteit verder te doen stijgen. De inzet is daarbij steeds gericht op verbinding van biodiversiteit als dwarsdoorsnijdend onderwerp met andere doelen, in het bijzonder klimaat, water en voedselzekerheid. Mochten de onderhandelingen leiden tot afspraken over een ambitieuzere inzet, dan zal de Nederlandse inzet opnieuw worden gewogen.

Klimaatdiplomatie

  1. Klimaatdiplomatie zal een belangrijke rol blijven spelen. Met gelijkgezinde landen en niet-statelijke actoren (bedrijven, steden, sub-nationale overheden) wordt wereldwijd ingezet op verhoging van de klimaatambitie om te voorkomen dat de doelen van Parijs buiten bereik raken. 
  2. Internationale fondsen spelen een belangrijke rol, reden voor Nederland om bijdragen te doen aan de Global Environment Facility, het Groene Klimaatfonds en de Climate Investment Funds. Nederland draagt voorts bij aan UN Environment (UNEP).
  3. Het belang van gender blijft centraal staan, zowel in de uitvoering van de door Nederland gefinancierde programma’s, als in de klimaatdiplomatie. Vrouwen spelen immers ook op klimaatgebied een belangrijke rol als agents of change.

Circulaire economie en duurzaam gebruik van grondstoffen

  1. Nederland benadrukt het belang van de transitie naar een circulaire economie voor het behalen van de klimaatdoelen en vraagt aandacht voor circulaire aspecten bij de energietransitie.
  2. In samenwerking met de Wereldbank bevordert Nederland dat internationale bedrijven de waarde van natuurlijk kapitaal onderdeel maken van hun besluitvorming. Zowel overheden als de private sector (landbouw, textiel, financiële dienstverlening) worden gestimuleerd duurzamer gebruik te maken van natuurlijke hulpbronnen. 
  3. Nederland zet in op internationale multi-stakeholder partnerschappen om verantwoorde grondstoffenwinning in ontwikkelingslanden te vergroten en de klimaat-impact ervan te verkleinen, o.a. via het European Partnership for Responsible Minerals en de Climate Smart Mining Facility (WB). Ook blijft Nederland actief betrokken bij het Extractive Industries Transparancy Initiative (EITI).

Zoals verder genoemd in de leeswijzer is het ODA budget gekoppeld aan de ontwikkeling van het Bruto Nationaal Inkomen (BNI). Als gevolg van tegenvallende economische omstandigheden neemt het ODA budget structureel af. Dit betekent dat het budget op diverse thema's is aangepast. In 2020 is dit gecompenseerd binnen de rijksbegroting middels kasschuif en generale compensatie. De mutaties zijn binnen het thema opgenomen onder het instrument ‘nog te verdelen’. De voorstellen voor de verwerking van deze bijstellingen op artikelonderdeel niveau zullen via de eerste suppletoire begroting 2021 aan de Kamer worden opgenomen.

Artikel 3: Sociale vooruitgang

A. Algemene doelstelling

Menselijke ontplooiing en het bevorderen van sociale gelijkheid en inclusieve ontwikkeling, door:

  1. het bijdragen aan seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR) voor iedereen en een halt toeroepen aan de verspreiding van hiv/aids;
  2. het bevorderen van vrouwenrechten en gendergelijkheid
  3. versterking van het maatschappelijk middenveld en bevordering en bescherming van de politieke ruimte voor maatschappelijke organisaties;
  4. versterken van de meest gemarginaliseerde en gediscrimineerde groepen, zodat zij hun stem kunnen laten horen;
  5. versterken van het onderwijs en daarmee bijdragen aan het vergroten van kansen en perspectieven voor jongeren;
  6. een toename van het aantal goed opgeleide professionals, versterking van hoger- en beroepsonderwijsinstellingen en het bevorderen van beleidsrelevant onderzoek.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De minister is verantwoordelijk voor:

Financieren 

  1. Het financieren van programma’s van multilaterale organisaties, niet-gouvernementele organisaties, bedrijven, overheden en kennisinstellingen, die het meest perspectief bieden op het verwezenlijken van de beoogde resultaten op het gebied van SRGR, HIV/aids, vrouwenrechten en gendergelijkheid en het versterken van de meest gemarginaliseerde en gediscrimineerde groepen.
  2. Het financieren van programma’s gericht op het versterken van het maatschappelijk middenveld in ontwikkelingslanden, via onder meer strategische partnerschappen.
  3. Het financieren van initiatieven op het terrein van onderwijs, onder andere via ondersteuning van het Global Partnership for Education en programma’s gericht op het vergroten van perspectieven en kansen voor jongeren, zoals Generation Unlimited en de programma’s die de nexus tussen onderwijs en werkgelegenheid bevorderen.
  4. De versterking van hoger- en beroepsonderwijsinstellingen via het OKP (Orange Knowledge Programma), NICHE (Netherlands Initiave for Capacity development in Higher Education)en de opleiding van professionals via het NFP (Netherlands Fellowship Program); en de Kennisplatforms voor Development Policies en voor SRGR (Share-Net International).

Stimuleren

  1. Het bijdragen aan structurele armoedebestrijding en bevorderen van inclusieve groei en ontwikkeling door mensen te steunen invloed uit te oefenen op beleid en hun mogelijkheden en kansen te vergroten om bij te dragen aan inclusieve ontwikkeling, specifiek voor achtergestelde of gediscrimineerde groepen waar onder vrouwen, meisjes en LGBTI.
  2. De Nederlandse inzet voor seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR) en hiv-preventie, onder meer in multilaterale fora. Nederland speelt een actieve rol in de follow-up van ICPD beyond 2014 en uitvoering van SRGR en gendergelijkheid als onderdeel van de 2030 agenda, in de bilaterale dialoog in de partnerlanden, in de samenwerking met NGO’s en in samenwerking met private partijen en het bedrijfsleven.
  3. Werken aan goede internationale kaders voor vrouwenrechten en gendergelijkheid in multilaterale fora (VN, OESO/DAC, EU) en het ondersteunen van lokale organisaties ter versterking van politieke participatie, economische zelfstandigheid, een actieve rol van vrouwen in vredesprocessen en de uitbanning van geweld tegen vrouwen. Lokale ervaringen worden ingebracht in multilaterale fora, en vice versa.
  4. De samenwerking met het maatschappelijk middenveld op de internationale beleidsagenda en het bevorderen van de politieke ruimte in internationale fora, waaronder het Global Partnership for Effective Development Cooperation (GPEDC).
  5. De Nederlandse inzet voor onderwijs om jongeren in ontwikkelingslanden meer perspectief te bieden, uitdragen in internationale fora en via internationale fondsen zoals het Global Partnership for Education (GPE), Education Cannot Wait (ECW) fonds en het Malala fonds.

C. Beleidswijzigingen

  1. In 2021 gaan nieuwe strategische partnerschappen van start voor een periode van vijf jaar onder het overkoepelend kader Versterking Maatschappelijk Middenveld. Het betreft enerzijds Power of Voices bestaande uit Power of Voices Partnerships, Voice (3 jaar) en het Accountability Fund, en anderzijds het SDG5 Fonds bestaande uit Leading from the South, het Female Leadership Program, Women, Peace and Security, en het SRHR Partnership Fund.
  2. In 2020 evalueert IOB het beleid van gender mainstreaming in de periode 2015 – 2020. Ook vinden in 2020/2021 programma specifieke evaluaties plaats over FLOWII, NAP-programma’s en het Peace and Security 4 All project. Uitkomsten van deze evaluaties zullen zoveel mogelijk worden vertaald naar nog betere integratie van gender in het BZ- en BHOS-brede beleid en de uitvoering van de strategische partnerschappen Power of Women en Women, Peace and Security.
  3. In 2020 evalueert IOB ook het SRGR beleid in de periode 2013 - 2020. Dit zal worden meegewogen in beslissingen over de voortzetting van SRGR activiteiten.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Verplichtingen 675 971 2 186 313 212 015 676 279 277 370 261 653 684 606
waarvan garantieverplichtingen 222 500 0
waarvan overige verplichtingen 1 963 813 212 015
Uitgaven:
Programma-uitgaven totaal 780 599 728 253 744 709 747 956 743 037 745 626 767 979
waarvan juridisch verplicht 97%
3.1 Seksuele en reproductieve gezondheid en rechten en hiv/aids 438 689 398 538 403 189 406 761 401 842 404 431 426 784
Subsidies
SRGR en hiv/aids 120 278 145 958 154 458 155 458 155 458 155 458
Landenprogramma's SRGR & hiv/aids 21 993
Centrale programma's SRGR & hiv/aids 133 793
Global Fund to Fight Aids, Malaria and Tuberculosis 10 628 75 10
Opdrachten
SRGR en hiv/aids 19 478
Landenprogramma's SRGR & hiv/aids 1 399
Centrale programma's SRGR & hiv/aids 14 534
Bijdragen aan agentschappen
Rijksdienst voor ondernemend Nederland 110
Centrale programma's SRGR & hiv/aids 68
Bijdragen (inter)nationale organisaties
WHO/PAHO 6 136 6 713 6 713 6 713 6 713 6 713 6 713
Gezondheidszorg
SRGR en hiv/aids 116 192 104 100 99 600 98 600 98 600 98 600
Landenprogramma's SRGR & hiv/aids 79 655
Centrale programma's SRGR & hiv/aids 14 167
UNFPA 55 074 58 000 58 000 60 000 60 000 60 000 60 000
UNAIDS 10 000 20 000 20 000 20 000 20 000 20 000 20 000
Partnershipprogramma WHO 15 849 12 013 12 013 12 013 12 013 12 013 12 013
Global Fund to Fight Aids, Malaria and Tuberculosis 53 734 51 925 51 990 52 000 52 000 52 000 52 000
UNICEF 12 000 7 000 7 000 12 000 12 000 12 000 12 000
Vrouwenrechten en keuzevrijheid 9 659 26 000 16 000 10 000 10 000 10 000 10 000
Nog te verdelen ‒ 39 246 ‒ 18 595 ‒ 20 023 ‒ 24 942 ‒ 22 353
3.2 Vrouwenrechten en gendergelijkheid 49 790 50 460 52 439 52 439 52 439 52 439 52 439
Subsidies
Vrouwenrechten 31 087 35 074 35 139 34 139 34 139 34 139
Landenprogramma's vrouwenrechten en gendergelijkheid 2 155
Vrouwenrechten en gendergelijkheid 33 334
Opdrachten
Vrouwenrechten 500 1 000 1 000 1 000 1 000 1 000
Bijdragen aan agentschappen
Vrouwenrechten en gendergelijkheid 99
Rijksdienst voor ondernemend Nederland 200
Bijdragen (inter)nationale organisaties
Vrouwenrechten 12 673 10 365 10 300 11 300 11 300 11 300
Landenprogramma's vrouwenrechten en gendergelijkheid 6 181
Vrouwenrechten en gendergelijkheid 1 976
UNWOMEN 6 045 6 000 6 000 6 000 6 000 6 000 6 000
3.3 Maatschappelijk middenveld 216 306 169 930 219 531 219 206 219 206 219 206 219 206
Subsidies
Twinningsfaciliteit Suriname 3 205 1 700 325
Strategische partnerschappen 203 626
Versterking maatschappelijk middenveld 145 232 205 791 207 391 208 291 208 291 208 311
Opdrachten
Versterking maatschappelijk middenveld 8 105
Bijdragen (inter)nationale organisaties
Versterking maatschappelijk middenveld 14 893 13 415 11 815 10 915 10 915 10 895
Strategische partnerschappen 9 475
SNV programma
3.4 Onderwijs 75 814 109 325 69 550 69 550 69 550 69 550 69 550
Subsidies
Onderzoekprogramma's 1524 1 500 1 500 1 500 1 500 1 500 1 500
Hoger Onderwijs 2 550
Garanties
Onderwijs 40 375
Opdrachten
Onderwijs
Onderzoekprogramma's 176 1 500 1 500 1 500 1 500 1 500 1 500
Hoger Onderwijs 61 905 45 700 46 300 47 300 47 300 47 300 47 300
Bijdragen (inter)nationale organisaties
Onderwijs met perspectief 9 659
Onderwijs 10 250 5 250 9 250 9 250 9 250 9 250
Global partnership for education 10 000 15 000 10 000 10 000 10 000 10 000

Budgetflexibiliteit

De budgetten voor alle beleidsdoelen op dit artikel zijn voor het overgrote deel juridisch verplicht. In de loop van 2021 zullen nog een aantal nieuwe verplichtingen worden aangegaan voor de decentrale budgetten voor SRGR, Vrouwenrechten en Maatschappelijk Middenveld.

E. Toelichting op de financiële instrumenten

3.1 Seksuele en reproductieve gezondheid en rechten en hiv/aids

  1. Op seksuele en reproductieve gezondheid en rechten, inclusief hiv/aids, wordt financieel, menselijk en politiek kapitaal ingezet. Zo wordt in de SRGR‑partnerschappen met diverse NGO’s en allianties niet alleen financieel geïnvesteerd (subsidies) maar ook beleidsinhoudelijk.
  2. De COVID-19 pandemie vraagt, naast directe COVID-19 interventies, vooral ook om investeringen in basisgezondheidszorg, inclusief voor seksuele en reproductieve gezondheid en rechten.
  3. Intensivering in de focusregio’s zal voor een belangrijk deel gebeuren via landenspecifieke programma’s. Dit gaat onder meer ten laste van centrale, wereldwijde investeringen. De in 2020 ingezette verschuiving van ‘Centrale programma’s SRGR & hiv/aids’ naar ‘Landenprogramma’s SRGR & hiv/aids’ (onder subsidies en bijdragen) wordt doorgezet.
  4. De bijdrage aan het Trust Fund van de Global Financing Facility for Every Woman, Every Child (bijdrage internationale organisatie ‘Vrouwenrechten en keuzevrijheid’) gaat samen met personele en politieke inzet op onderhandelingen met partners en een groeiend aantal ontvangende overheden over het belang en de voordelen van substantiële eigen investeringen in jongeren en vrouwen, waaronder investeringen in goede seksuele en reproductieve gezondheid, met specifieke aandacht voor investeringen in West-Afrika.
  5. Een aantal internationale organisaties met mandaat op het gebied van gezondheid krijgt algemene vrijwillige en/of geoormerkte bijdragen (WHO, UNFPA, UNAIDS, GFATM, UNICEF, GAVI, GFF/WB). In de samenwerking met deze organisaties wordt beleidsmatig speciaal aandacht besteed aan het belang van versterking van gezondheidssystemen en toegang tot gezondheid voor de meest kwetsbare bevolkingsgroepen, en onder alle omstandigheden, waaronder in crises en humanitaire settings. Ook wordt van deze organisaties verwacht dat ze sterker inzetten op onderlinge samenwerking, vooral in hun landenprogramma’s.
  6. In de samenwerking met regionale en lokale organisaties in West-Afrika, wordt sterker ingezet op de samenhang tussen SRGR en andere sociale thema’s zoals onderwijs en gender.
  7. Ook worden subsidies verstrekt aan enkele organisaties die financiële en technische ondersteuning geven aan lokale niet-gouvernementele organisaties in het Zuiden, waaronder aan organisaties die kampen met de gevolgen van toenemende regressieve druk op SRGR.

3.2 Vrouwenrechten en gendergelijkheid

  1. Gendergelijkheid vergt de inzet van alle instrumenten van buitenlands beleid. Vrouwenrechten en gendergelijkheid zijn geïntegreerd in de speerpunten en anderen prioritaire beleidsterreinen van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.
  2. Zuidelijke vrouwenrechtenorganisaties hebben een cruciale rol bij het aanjagen, agenderen, bepleiten en monitoren van vrouwenrechten en gendergelijkheid. In 2021 gaan het nieuwe programma Power of Women en Leading from the South II van start die specifiek vrouwenrechtenorganisaties ondersteunen in hun bijdrage aan SDG5. Samen met het Women, Peace en Security (WPS)-programma en het SRHR Partnership fund (art. 3.1) maken zij deel uit van het SDG5-fonds. In deze programma’s is Zuidelijk zeggenschap versterkt, o.m. door deelname van meer Zuidelijke allianties.
  3. Intensivering van genderbeleid op prioritaire thema’s en in focusregio’s heeft vorm gekregen in de opzet en uitbreiding van deze nieuwe programma’s ter opvolging van het derde Nationaal Actieplan (NAP), Funding Leadership Opportunities for Women (FLOW) en Leading from the South I (LFSI). Zo is sprake van meer Zuidelijk zeggenschap, een duidelijke verschuiving van programma’s richting focusregio’s en zijn LFS (versterking rol Zuidelijke vrouwenrechten-organisaties) en WPS (onderdeel NL intensivering op 1325) opgehoogd.
  4. De in de BHOS-nota aangekondigde intensiveringen voor programma’s gericht op (beroeps)onderwijs, werk en inkomen voor jongeren en vrouwen in de focusregio’s en voor vluchtelingen (opvang en bescherming in de regio) zijn te vinden op artikel 1.3 en 4.2

3.3 Maatschappelijk middenveld

  1. De ruimte voor het maatschappelijk middenveld staat in toenemende mate onder druk. Het kabinet blijft dan ook inzetten op steun aan het versterken van het maatschappelijk middenveld in zijn rol als pleiter en beïnvloeder. In 2020 zijn onder het nieuwe programma Power of Voices, als opvolger van Samenspraak en Tegenspraak, partnerschappen geselecteerd die vanaf 2021 uitvoering geven aan deze inzet.
  2. Ook wordt samengewerkt met het CIVICUS-netwerk, dat de manoeuvreerruimte voor maatschappelijke organisaties mondiaal meet. ICNL ondersteunt overheden en NGO’s voor een adequate wetgeving ten behoeve van de politieke ruimte voor maatschappelijke organisaties en sociale bewegingen.
  3. Via het Accountability fonds, gekanaliseerd via ambassades, worden direct lokale partners gesteund worden. Het Voice-fonds, geeft de meest gemarginaliseerde en gediscrimineerde groepen een stem geeft in tien geselecteerde landen en ondersteunt leeftijd-gediscrimineerde groepen. Met name jongeren en ouderen, inheemse groepen en etnische minderheden, LGBTI groepen, mensen met een handicap en vrouwen en meisjes die te maken hebben met geweld en uitbuiting.

3.4 Onderwijs

  1. Ten behoeve van de aanpak van grondoorzaken en het creëren van perspectief voor jongeren gaat het kabinet de inzet op het gebied van (beroeps)onderwijs uitbreiden in de focusregio’s. Het kabinet zet in op beroepsonderwijs en de nexus met werk en inkomen voor jongeren in een aantal landen in focusregio’s (zie artikel 1.3). Met een bijdrage aan Generation Unlimited (GenU) wordt de emancipatie van jongeren en het versterken van hun vaardigheden bevorderd, opdat deze beter aansluiten op de arbeidsmarkt.
  2. Via het Global Partnership for Education (GPE) steunt Nederland onderwijsbeleid en structurele veranderingen in ontwikkelingslanden, vooral in lage-inkomenslanden waar dit achterblijft, zoals in de Sahel en de Hoorn van Afrika. Complementair aan de inzet via GPE wordt via de International Finance Facility for Education (IFFEd) het onderwijsbeleid ondersteund in lage-middeninkomenslanden door middel van het verhogen van de uitvoeringscapaciteit van de multilaterale ontwikkelingsbanken. Education Cannot Wait (ECW) steunt onderwijs in fragiele, humanitaire en (post-)conflictsituaties.
  3. Het Orange Knowledge Programme (OKP), wordt voortgezet en waar mogelijk in de focusregio’s geïntensiveerd. OKP is een geïntegreerd programma, gericht op individuele en institutionele kennisontwikkeling binnen lokale prioritaire thema’s. Het ondersteunt de lokale prioritaire thema’s en sluit aan op andere programma’s. Door alle thema’s heen gaat het OKP meer aandacht geven aan het verbeteren van de aansluiting van het onderwijsaanbod op de vraag van de lokale arbeidsmarkt, zodat jongeren uiteindelijk betere kansen krijgen op die lokale arbeidsmarkt.

Zoals verder genoemd in de leeswijzer is het ODA budget gekoppeld aan de ontwikkeling van het Bruto Nationaal Inkomen (BNI). Als gevolg van tegenvallende economische omstandigheden neemt het ODA budget structureel af. Dit betekent dat het budget op diverse thema's is aangepast. In 2020 is dit gecompenseerd binnen de rijksbegroting middels kasschuif en generale compensatie. De mutaties zijn binnen het thema opgenomen onder het instrument ‘nog te verdelen’. De voorstellen voor de verwerking van deze bijstellingen op artikelonderdeel niveau zullen via de eerste suppletoire begroting 2021 aan de Kamer worden opgenomen.

Artikel 4: Vrede, veiligheid en duurzame ontwikkeling

A. Algemene doelstelling

Vrede, veiligheid en duurzame ontwikkeling door het voorkomen en terugdringen van gewelddadig conflict en het bevorderen van rechtstaatontwikkeling, vredesopbouw en legitieme staatsstructuren. Tevens het bevorderen van migratiesamenwerking, het verbeteren van de perspectieven van vluchtelingen en gastgemeenschappen (met focus op onderwijs en werk) en het verlenen van noodhulp ter leniging van humanitaire nood wereldwijd.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De minister is verantwoordelijk voor:

Financieren

  1. Programma’s en partners op het terrein van veiligheid & rechtsorde, gericht op het aanpakken van de grondoorzaken van conflict, waaronder early warning, early action en conflictpreventie, veiligheid van mensen, rechtsstaatontwikkeling, vredesprocessen, politieke staatsopbouw en sociaal- economische wederopbouw met nadruk op de focus regio’s (Sahel, MENA en Hoorn van Afrika). Voor een deel worden deze gefinancierd uit het geïntegreerde Budget Internationale Veiligheid (Defensiebegroting) en het Stabiliteitsfonds (BZ-begroting), waarmee het geïntegreerde karakter van de inzet van diplomatieke, civiele en/of militaire activiteiten wordt geborgd.
  2. Humanitaire hulpverlening door gespecialiseerde VN-organisaties, het Internationale en Nederlandse Rode Kruis, en Nederlandse NGO’s (Dutch Relief Alliance).
  3. Programma’s gericht op innovatie van de humanitaire hulpverlening.
  4. Programma’s gericht op duurzame opvang en bescherming van vluchtelingen in de regio.
  5. Het ondersteunen van brede partnerschappen op migratieterrein met prioritaire herkomst-, transit- en opvanglanden, door financiering van activiteiten die belangrijk zijn voor betrokken ontwikkelingslanden en die bijdragen aan beter migratiesamenwerking, betere bescherming en perspectieven voor vluchtelingen en gastgemeenschappen, tegengaan van uitbuiting en mishandeling van migranten en bestrijding mensensmokkel/handel, en het bevorderen van vrijwillige terugkeer en herintegratie.

Stimuleren

  1. Programma’s gericht op veiligheid & rechtsorde en ‘legitieme stabiliteit’ in partnerlanden in landen waarin zich actuele crises voordoen, met name in landen in de Sahel, MENA en Hoorn van Afrika regio’s en Grote Meren van Afrika. Onder deze programma’s valt ook grote inzet op fysieke veiligheid van burgers via humanitair ontmijnen en cluster munitie programma’s.
  2. De nadruk ligt daarbij steeds meer op het bereiken van resultaten onder Sustainable Develoment Goal 16, wat zich specifiek richt op vrede, justitie en sterke (inclusieve) instellingen, als leidraad voor de Nederlandse inzet.
  3. Innovatie ligt vooral op een nog grotere synergie bereiken tussen de verschillende thema’s en programma’s binnen deze landen op het terrein van veiligheid en rechtsorde. Bijvoorbeeld door een samenwerking te stimuleren tussen verschillende Nederlandse partners die actief zijn op lokaal bestuur en politieke partijenversterking, waarbij ook speciale aandacht wordt gegeven aan jongeren.
  4. Innovatie en hervorming bij noodhulporganisaties om efficiënter en effectiever te werken en om de onderlinge coördinatie te versterken.
  5. Vergroten van paraatheid voor tijdige en effectieve rampenrespons.
  6. Betrekken van kwetsbare groepen in humanitaire situaties bij beleid en uitvoering en het tegengaan van seksueel geweld.
  7. De positieve bijdrage van migratie aan ontwikkeling bevorderen en de negatieve effecten tegengaan door tegengaan van uitbuiting en mishandeling van migranten en bestrijding mensensmokkel/handel, en het bevorderen van vrijwillige terugkeer en herintegratie.
  8. Realisatie van brede partnerschappen op migratieterrein met prioritaire herkomst-, transit- en opvanglanden, waar zowel betrokken landen, NL/EU als vluchtelingen/migranten baat bij hebben.
  9. Versterking opvang en bescherming van vluchtelingen in de regio, door inzet op betere bescherming en een sterkere rechtspositie voor vluchtelingen (inclusief toegang tot werk), meer en betere voorzieningen (onderwijs, gezondheidszorg, water etc.) en het stimuleren van economische ontwikkeling en banengroei, zodat vluchtelingen en gastgemeenschap-pen betere perspectieven en dienstverlening krijgen. Toegang tot werk en onderwijs vormen hierbij speerpunten. Speciale aandacht gaat uit naar vrouwen en jongeren.

Regisseren

  1. Handhaving en bevordering van internationaal humanitair recht en humanitaire principes en vergroten van effectiviteit van humanitaire hulpverlening door onder andere innovatie. Nederland blijft tevens aandringen op het nakomen en stimuleren van afspraken gemaakt in de Grand Bargain en tijdens de World Humanitarian Summit in 2016.
  2. Samenwerking met actoren zoals de VN, het Rode Kruis en NGO’s voor een effectievere noodhulpverlening, en met de Europese Commissie Office for Humanitarian Aid Department (ECHO) en EU-lidstaten.
  3. Betere samenwerking op veiligheid & rechtsorde tussen UNDP (team rechtsstaatsontwikkeling) en VN-DPKO via multi-donor dialoog over het Global Focal Point for Justice, Police and Corrections.
  4. Meer interne cohesie tussen EU-lidstaten en -instellingen, met name de Europese Commissie en EDEO, op crisisbeheersing en conflictpreventie, onder meer via het ‘Comprehensie Approach Action Plan’, het ‘EU wide Security Sector Reform framework’ en de ‘Joint Communication on Capacity Building in support of security and development’ waarbij Nederland eigen ‘best practices’ inbrengt.
  5. Bevordering van herstel na crises en stimulering van een belangrijke rol voor het maatschappelijk middenveld bij lokale conflictpreventie, het bevorderen van participatie van burgers en sociaaleconomische wederopbouw.
  6. Nederland leidt en coördineert namens de EU en de EU-lidstaten de uitrol van het EU-programma om vluchtelingenopvang in de Hoorn van Afrika te versterken. Dit heeft als doel een betere bescherming van vluchtelingen (speciale aandacht voor vrouwen en meisjes), betere perspectieven voor gastgemeenschappen en vluchtelingen inclusief meer mogelijkheden om buiten de vluchtelingenkampen te wonen, werken en onderwijs te volgen.

C. Beleidswijzigingen

  1. In de beleidsreactie op de IOB evaluatie van de Wederopbouw- en Strategische Partnerschappen Chronische Crises (SPCC)-programma’s en het Addressing Root Causes (ARC)-tenderproces zijn maatregelen aangekondigd om de kwaliteit van ontwikkelingssamenwerkingsprogramma’s te verbeteren. Deze maatregelen betreffen het tegengaan van fragmentatie, meer focus op het opschalen van succesvolle activiteiten, meer context- en land-specifiek werken, versterking van de capaciteit voor monitoring, evaluatie en leren en een scherpere afweging van de best passende financieringsmodaliteit. Door regulier de thematische portfolio’s te schouwen wordt hieraan structureel invulling gegeven. Ook de aanbevelingen uit het Mid-Term Review van het ARC-programma, dat eind 2019 startte, zullen dit proces verder kunnen voeden.
  2. Nederland zet zich in voor de versterking van rechtssystemen in OS-landen die afgestemd zijn en tegemoetkomen aan de daadwerkelijke behoeftes van de betrokken bevolkingen. Dit wordt zekergesteld door beter gebruik te maken van data, bewijsvoering en innovatie, conform de in 2019 aanvaarde The Hague Declaration on Equal Access to Justice for All by 2030. Nederland let daarbij speciaal op groepen met achterstand op toegang tot recht, waaronder vrouwen, jongeren, vluchtelingen/IDP’s, gevangenen en slachtoffers van mensenrechtenschendingen.
  3. De Nederlandse inzet om mentale gezondheid en psychosociale steun te integreren binnen humanitaire hulp wordt verbreed naar integratie hiervan binnen vredesopbouw en de bredere vrede- en veiligheidsagenda.
  4. In de Tsjaadmeer regio zal – naast humanitaire hulp - meer worden ingezet op stabiliteit en ontwikkeling via steun aan de regionale stabiliteitsfaciliteit van UNDP.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Verplichtingen 1 466 524 384 050 509 568 965 734 423 994 635 994 635 442
Uitgaven:
Programma-uitgaven totaal 771 565 795 868 748 586 747 152 742 212 744 812 767 260
waarvan juridisch verplicht 75%
4.1 Humanitaire hulp 386 951 461 317 370 017 370 017 370 017 370 017 370 017
Subsidies
Noodhulpprogramma's 97 246 108 000 87 000 87 000 87 000 87 000 87 000
Bijdrage aan agentschappen
Noodhulpprogramma's 388
Bijdragen (inter)nationale organisaties
Noodhulpprogramma's 195 556 269 500 200 000 200 000 200 000 200 000 200 000
Noodhulpprogramma's non-ODA 761 1 817 1 017 1 017 1 017 1 017 1 017
UNHCR 38 000 33 000 33 000 33 000 33 000 33 000 33 000
UNRWA 19 000 13 000 13 000 13 000 13 000 13 000 13 000
Wereldvoedselprogramma 36 000 36 000 36 000 36 000 36 000 36 000 36 000
4.2 Opvang en bescherming in de regio en migratiesamenwerking 170 490 157 000 162 000 162 000 162 000 162 000 162 000
Subsidies
Opvang in de regio 12 546 5 000 5 000 5 000 5 000 5 000 5 000
Migratie en ontwikkeling 2 670
Opdrachten
Migratie en ontwikkeling 203
Bijdragen (inter)nationale organisaties
Opvang in de regio 125 454 123 000 123 000 123 000 123 000 123 000 123 000
Migratie en ontwikkeling 29 617 29 000 34 000 34 000 34 000 34 000 34 000
4.3 Veiligheid en Rechtstaatontwikkeling 213 541 177 551 216 569 215 135 210 195 212 795 235 243
Subsidies
Legitieme stabiliteit 12 000 16 950 16 950 16 950 16 950 16 950
Legitieme en capabele overheid 10 430
Inclusieve vredes- en politieke processen 18 390 8 000 8 000 8 000 10 000 10 000 10 000
Vredesdividend: werkgelegenheid en basisvoorzieningen 22 525 15 000 6 000 2 000 0 0 0
Functionerende rechtsorde 14 418 26 088 29 038 32 078 33 838 33 538 33 538
Landenprogramma's functionerende rechtsorde 4 159
Opdrachten
Inclusieve vredes- en politieke processen 4 995
Landenprogramma's functionerende rechtsorde 1 404
Bijdragen (inter)nationale organisaties
Legitieme stabiliteit 7 637 10 305 10 305 10 305 10 305 10 305
Legitieme en capabele overheid 7 071
Functionerende rechtsorde 9 104 113 500 129 950 130 910 127 150 127 450 127 450
Landenprogramma's functionerende rechtsorde 83 318
Inclusieve vredes- en politieke processen 36 086 34 738 35 000 35 000 37 000 37 000 37 000
Bijdragen aan ander begrotingshoofdstuk
Landenprogramma's functionerende rechtsorde 1 641
Nog te verdelen ‒ 39 412 ‒ 18 674 ‒ 20 108 ‒ 25 048 ‒ 22 448
4.4 Noodhulpfonds 583 0 0 0 0 0 0
Subsidies
Noodhulpfonds 583

Budgetflexibiliteit

Het budget voor humanitaire hulp (artikel 4.1) is voor 79% juridisch verplicht. Het overige deel is bestemd voor crisis-specifieke bijdragen humanitaire hulp, voor acute noodhulp en voor bijdragen thematische noodhulp, waaronder aan geestelijke gezondheid en psychosociale hulp (MHPSS). Het betreft vooral uitgaven die afhankelijk zijn van de actualiteit en de behoefte bij de inzet in noodsituaties.

Voor opvang en bescherming in de regio en migratiesamenwerking (artikel 4.2) is 74% juridisch verplicht. Het overige deel is reeds bestemd voor het Opportunity Fund binnen het partnerschap Prospects (opvang in de regio) als ook voor programma's op het gebied van migratiesamenwerking.

De programma's op artikel 4.3 (veiligheid en rechtstaatontwikkeling) zijn voor een groot deel (70%) juridisch verplicht. Voor het overige deel zijn onder andere bijdragen aan het Peace and Statebuilding Fund van de Wereldbank en het Peace Building Fund van de Verenigde Naties voorzien.

E. Toelichting op de financiële instrumenten

4.1 Humanitaire Hulp

Onder dit artikel vallen:

  1. Ongeoormerkte bijdragen aan het wereldwijde VN-noodhulpfonds Central Emergency Response Fund (CERF), UN-OCHA en het Internationale Comité van het Rode Kruis (ICRC) ten behoeve van de snelle beschikbaarheid en flexibiliteit van de humanitaire hulp;
  2. Ongeoormerkte bijdragen aan UNHCR, UNRWA, UNICEF, WHO en WFP, eveneens ten behoeve van snelle beschikbaarheid en flexibiliteit;
  3. Crisisspecifieke bijdragen aan VN-organisaties, het Internationale Rode Kruis en Nederlandse NGO’s (Dutch Relief Alliance-DRA);
  4. Bijdragen ten behoeve van versterking van de responscapaciteit van lokale actoren en innovatie van het humanitaire systeem;
  5. Bijdragen ten behoeve van de integratie van specifieke thema’s in humanitaire hulp, zoals geestelijke gezondheid en psychosociale steun en onderwijs; en
  6. Bijdragen ten behoeve van de hervorming van het systeem voor internationale humanitaire hulpverlening.

Zoals gebruikelijk informeert het kabinet de Tweede Kamer aan het begin van het nieuwe begrotingsjaar over de humanitaire crises en de Nederlandse inzet op het gebied van noodhulp in het afgelopen jaar. Deze brief zal daarnaast ook een vooruitblik op de financiële inzet van humanitaire middelen in 2021 bieden.

4.2 Opvang en bescherming in de regio en migratiesamenwerking

Opvang en bescherming in de regio

  1. Nederland subsidieert via het subsidiebeleidskader ‘Migratie en Ontwikkeling 2019-2022’ activiteiten gericht op opvang en bescherming in de regio.
  2. Nederland draagt bij aan een partnerschap met Wereldbank/IFC/ILO/UNICEF/UNHCR in een strategisch samenwerkingskader waarbinnen landen specifieke programma’s worden uitgewerkt, met de focus op onderwijs en werk voor vluchtelingen en kwetsbare lokale bevolking. Het partnerschap voorziet eveneens in een meer strategische beleidsdialoog met deze organisaties die een voortrekkersrol spelen bij de transformatie van een humanitaire naar een ontwikkelingsaanpak in landen die veel vluchtelingen opvangen.
  3. Nederland steunt via deze subsidies en bijdragen programma’s gericht op onderwijs voor vluchtelingenkinderen, toegang tot voorzieningen, bescherming van kwetsbare groepen en werk voor vluchtelingen en kwetsbare gastgemeenschappen.

Migratiesamenwerking

  1. Bijdragen aan van programma’s voor migratie en ontwikkeling van IOM en maatschappelijke organisaties in Nederland ter bevordering van vrijwillige terugkeer en herintegratie van ex-asielzoekers uit ontwikkelingslanden.
  2. Via bijdragen het ondersteunen van brede partnerschappen op migratieterrein met prioritaire herkomst-, transit- en opvanglanden, door financiering van activiteiten die belangrijk zijn voor betrokken ontwikkelingslanden en die bijdragen aan beter migratiemanagement, betere bescherming en perspectieven voor vluchtelingen en gastgemeenschappen, tegengaan van uitbuiting en mishandeling van migranten, bestrijding mensensmokkel/-handel, datacollectie en onderzoek, voorkomen van irreguliere migratie en het bevorderen van terugkeer en herintegratie.
  3. Bevorderen van dataverzameling –analyse inzake migratiestromen.

4.3 Veiligheid en Rechtstaatontwikkeling

  1. Onder legitieme stabiliteit wordt vooral via het instrument subsidies met een beperkt aantal multilaterale en niet-gouvernementele organisaties samengewerkt en is op landenniveau een aantal NGO’s actief.
  2. Bevordering van inclusieve vredes- en politieke processen, bestaande uit conflictpreventie, mediation en inclusief bestuur op lokaal en nationaal niveau, wordt voor het overgrote deel uitgevoerd via subsidies aan een mix van nationale en internationale NGO’s. Daarnaast wordt bijgedragen aan het United Nations Peace Building Fund.
  3. In 2016 zijn, door middel van een subsidietender, organisaties geselecteerd om activiteiten uit te voeren die als vredesdividend werkgelegenheid en basisvoorzieningen in fragiele staten bevorderen (Addressing Root Causes subsidiebeleidskader, 2016-2021).
  4. Subsidies voor een beter functionerende rechtsorde wordt geheel gefinancierd via een aantal grote, internationaal opererende organisaties op het gebied van democratisering, lokaal bestuur, politieke partijen en parlementen samen met lokale organisaties. Via de landenprogramma’s van ambassades worden zowel bijdragen als subsidies vertrekt.

Zoals verder genoemd in de leeswijzer is het ODA budget gekoppeld aan de ontwikkeling van het Bruto Nationaal Inkomen (BNI). Als gevolg van tegenvallende economische omstandigheden neemt het ODA budget structureel af. Dit betekent dat het budget op diverse thema's is aangepast. In 2020 is dit gecompenseerd binnen de rijksbegroting middels kasschuif en generale compensatie. De mutaties zijn binnen het thema opgenomen onder het instrument ‘nog te verdelen’. De voorstellen voor de verwerking van deze bijstellingen op artikelonderdeel niveau zullen via de eerste suppletoire begroting 2021 aan de Kamer worden opgenomen.

Artikel 5: Multilaterale samenwerking en overige inzet

A. Algemene doelstelling

Multilaterale samenwerking en inclusieve groei door versterkte multilaterale betrokkenheid en overige inzet; de inzet van cultuur en sport in ontwikkelingslanden om een sociale en kansrijke samenleving te stimuleren en het bevorderen van maatschappelijke betrokkenheid in Nederland.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De minister is verantwoordelijk voor:

Financieren

  1. Het bijdragen aan organisaties die een belangrijke systeemfunctie hebben binnen het multilaterale ontwikkelingsarchitectuur.
  2. Het bijdragen aan organisaties die een belangrijke uitvoerende rol hebben in het bereiken van ontwikkeling en inclusieve groei.
  3. Het plaatsen van structureel circa 75 assistent-deskundigen, zowel Nederlandse als uit bij voorkeur de allerarmste ontwikkelingslanden op strategische posities bij multilaterale organisaties.
  4. Het verlenen van schuldverlichting in de Club van Parijs, de Wereldbank en de regionale ontwikkelingsbanken. Het in internationaal verband deelnemen in de kapitaal-aanvullingen van de regionale ontwikkelingsbanken.
  5. Het geïntegreerd met het Internationaal Cultuurbeleid 2021-2024 ondersteunen van initiatieven die cultuur inzetten voor ontwikkeling, zowel op posten in enkele landen rondom Europa als door middel van subsidies aan Nederlandse organisaties zoals het Prins Claus Fonds en het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie
  6. Het ondersteunen van initiatieven die sport inzetten voor ontwikkeling zoals KNVB WorldCoaches.

Stimuleren

  1. Het leveren van een bijdrage in relevante fora aan het overleg over de hervorming van de multilaterale ontwikkelingsarchitectuur om zo coherentie en effectiviteit te verbeteren. 
  2. Het toezien op de uitvoering door multilaterale organisaties van strategische aanwijzingen die de lidstaten in de VN opstellen.
  3. Het bevorderen van meer coherent beleid en samenwerking door multilaterale organisaties op hoofdkantoor- en landenniveau.
  4. Het bevorderen dat multilaterale organisaties resultaatgericht werken en hun resultaten zichtbaar maken.
  5. Internationaal en nationaal een bijdrage leveren aan de implementatie en monitoring van de nieuwe Duurzame Ontwikkelingsagenda en de Financing for Development agenda, onder andere door multilaterale organisaties te stimuleren de uitvoering gezamenlijk op te pakken.
  6. In de betrokken multilaterale instellingen een bijdrage leveren aan het overleg over schuldhoudbaarheid.
  7. Het pleiten voor een gezonde kapitaalpositie van de regionale ontwikkelingsbanken.
  8. Ondersteunen van organisaties en processen die een bijdrage leveren aan internationale economische stabiliteit.
  9. Het verbinden van culturele en sportieve initiatieven met onderwerpen van internationaal beleid, in het bijzonder ontwikkeling, democratisering, maatschappelijke transitie, mensenrechten en bevorderen van de SDG’s

Regisseren

  1. De coördinatie van de rijksbrede multilaterale inzet op het terrein van ontwikkelingssamenwerking.
  2. De coördinatie van de nationale rijksbrede implementatie van de SDG-afspraken.

C. Beleidswijzigingen

Internationaal cultuurbeleid

  1. Ministers van BZ, OCW, BHOS hebben voor de periode 2021-2024 opnieuw een geïntegreerd internationaal cultuurbeleid afgesproken. Nieuw ten opzichte van de vorige beleidsperiode (2017-2020) is dat de culturele sector en de creatieve industrie worden uitgedaagd een bijdrage te leveren aan de agendering en bevordering van de SDG’s in een aantal van de focuslanden van de minister van BHOS. Waar mogelijk zal die bijdrage ook inspelen op de uitdagen die COVID-19 komende tijd met zich mee zal blijven brengen.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Verplichtingen 168 359 938 680 32 396 476 023 93 362 50 692 319 727
waarvan garantieverplichtingen ‒ 129 905 102 461 102 461
waarvan overige verplichtingen 298 264 836 219 ‒ 70 065
Uitgaven:
Programma-uitgaven totaal 255 594 359 611 322 151 313 904 311 743 316 704 322 400
waarvan juridisch verplicht 98%
5.1 Multilaterale samenwerking 149 792 207 342 171 654 150 197 164 620 173 450 183 278
Subsidies
Speciale multilaterale activiteiten 488
Opdrachten
Speciale multilaterale activiteiten 159
Bijdragen (inter)nationale organisaties
UNIDO 1 583 1 308 1 950 1 950 1 950 1 950 1 950
UNDP 30 000 30 000 30 000 30 000 30 000 30 000 30 000
UNICEF 33 000 33 000 33 000 33 000 33 000 33 000 33 000
Speciale multilaterale activiteiten 10 398 26 077 11 077 4 077 4 077 4 077 4 077
Assistent deskundigenprogramma 12 487 9 000 9 000 9 000 9 000 9 000 9 000
Internationale Financiële Instellingen 43 324 18 324 8 324 8 324 8 324 8 324
Middelenaanvullingen multilaterale banken en fondsen 58 230 66 789 67 789 63 789 79 789 87 789 91 789
Kapitaalaanvullingen bij regionale ontwikkelingsbanken 3 447 10 426 6 476 6 476 6 476 6 476 6 476
Nog te verdelen ‒ 12 582 ‒ 5 962 ‒ 6 419 ‒ 7 996 ‒ 7 166 ‒ 1 338
5.2 Overig armoedebeleid 105 802 77 752 81 277 90 554 79 573 94 429 93 271
Subsidies
Kleine activiteiten posten en cultuur en ontwikkeling 6 828 7 563 7 870 7 665 7 705 7 700 7 200
Voorlichting op het terrein van ontwikkelingssamenwerking 18
Bijdragen (inter)nationale organisaties
UNESCO 3 768 4 166 4 400 4 400 4 400 4 400 4 400
Diverse ondersteunende activiteiten 9 988 12 791 12 068 5 087 4 943 4 785
Kleine activiteiten posten en cultuur en ontwikkeling 1 081 2 595 2 445 2 650 2 610 2 615 2 115
Schuldverlichting 53 214 53 190 53 521 63 521 59 521 74 521 74 521
Voorlichting op het terrein van Ontwikkelingssamenwerking 72 250 250 250 250 250 250
Bijdragen aan ander begrotingshoofdstuk
Kleine activiteiten posten en cultuur en ontwikkeling 860
Koersverschillen 39 961
5.4 Nog te verdelen i.v.m. wijzigingen BNI en/of toerekeningen 0 74 517 69 220 73 153 67 550 48 825 45 851
Ontvangsten 50 293 62 415 50 397 45 976 41 003 36 189 35 861
5.20 Ontvangsten en restituties met betrekking tot leningen 37 966 36 239 29 221 24 800 19 827 15 013 14 685
5.21 Ontvangsten OS 12 327 26 176 21 176 21 176 21 176 21 176 21 176
5.22 Koersverschillen OS 0 0 0 0 0 0 0
5.23 Diverse ontvangsten non-ODA 0 0 0 0 0 0 0

Budgetflexibiliteit

Kleine activiteiten posten en cultuur en ontwikkeling zijn grotendeels juridisch verplicht. De andere artikelonderdelen zijn volledig juridisch verplicht.

E. Toelichting op de financiële instrumenten

5.1 Multilaterale samenwerking

  1. Bijdragen aan de begrotingen van de Internationale Financiële Instellingen en VN-instellingen en fondsen via middelenaanvulling, kapitaalverhoging en specifieke programma’s of trustfondsen ter bestrijding van armoede in ontwikkelingslanden. Deze organisaties leveren ook een belangrijke bijdrage aan de uitvoering van de duurzame ontwikkelingsdoelen en de klimaatafspraken.

5.2 Overig armoedebeleid

  1. Compensatie van de Wereldbank (IDA) en de regionale ontwikkelingsbanken voor schuldverlichting geeft ontwikkelingslanden de financiële ruimte om een sterker eigen armoedebeleid te voeren.
  2. Bijdrage aan UNESCO, waarvan EUR 1,8 miljoen kwalificeert als non-ODA.
  3. Kleine activiteiten op de posten en cultuur en ontwikkeling.
  4. Voorlichting op het terrein van ontwikkelingssamenwerking.

5.4 Nog te verdelen i.v.m. wijzigingen BNI en/of toerekeningen

  1. Het ODA-budget wordt gecorrigeerd voor ontwikkelingen van het BNI. In het kader van behoedzaamheid en stabiliteit in de begroting worden groei en krimp niet direct vertaald in de OS-programmalijnen. Deze zogeheten BNI-ruimte kan immers weer toenemen of afnemen als in de loop van het jaar de raming wordt bijgesteld.
  2. Daarnaast kan er sprake zijn van nog te verdelen toerekeningen aan het ODA-budget.
  3. Gedurende het begrotingsjaar worden de middelen op dit artikelonderdeel ingezet om fluctuaties in de BNI-ontwikkeling en toerekeningen op te vangen. Resterende middelen worden gedurende het jaar binnen de BHOS-begroting herverdeeld naar de beleidsartikelen.

Ontvangsten

  1. De ontvangsten betreffen restituties op ontwikkelingssamenwerkingsprogramma’s die een lagere realisatie kennen dan oorspronkelijk voorzien. Vanwege bevoorschotting komt het voor dat hierbij restsaldi ontstaan. Daarnaast worden hierop ook de ontvangsten met betrekking tot aflossingen op begrotingsleningen verwerkt.

Zoals verder genoemd in de leeswijzer is het ODA budget gekoppeld aan de ontwikkeling van het Bruto Nationaal Inkomen (BNI). Als gevolg van tegenvallende economische omstandigheden neemt het ODA budget structureel af. Dit betekent dat het budget op diverse thema's is aangepast. In 2020 is dit gecompenseerd binnen de rijksbegroting middels kasschuif en generale compensatie.De kasschuif uit de periode 2023-2025 naar de jaren 2020-2022 maakt deel uit van de nieuwe begrotingsstanden. De mutaties zijn binnen het thema opgenomen onder het instrument ‘nog te verdelen’. De voorstellen voor de verwerking van deze bijstellingen op artikelonderdeel niveau zullen via de eerste suppletoire begroting 2021 aan de Kamer worden opgenomen.

4. Bijlagen

Bijlage 1: Verdiepingshoofdstuk

In het verdiepingshoofdstuk wordt informatie gegeven over de budgettaire aansluiting tussen de ontwerpbegroting 2020 en de ontwerpbegroting 2021. De mutaties t/m de eerste suppletoire begroting 2020 zijn eerder in de eerste suppletoire begroting 2020 toegelicht. Voor nieuwe mutaties waarbij opmerkelijke verschillen zijn opgetreden worden nadere toelichtingen opgenomen.

Stand ontwerpbegroting 2020 540 518 527 808 511 647 511 797 493 297
mutatie Nota van Wijziging 2020 0 0 0 0 0
mutatie amendement 2020 0 0 0 0 0
mutatie 1e suppletoire begroting 2020 ‒ 10 805 ‒ 4 050 1 999 1 749 1 749
nieuwe mutaties 2 066 ‒ 10 393 ‒ 11 191 ‒ 13 940 ‒ 12 493
Stand ontwerpbegroting 2021 515 698 531 779 513 365 502 455 499 606 482 553 495 046

Toelichting:

In de kabinetsreactie op het AIV advies 'Nederland en de wereldwijde aanpak van COVID-19' wordt, zoals aangekondigd, aanvullend op het eerdere pakket, het budget voor de inzet van de gevolgen van COVID-19 wereldwijd, verhoogd met EUR 150 miljoen. Hiermee wordt het budget voor Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen verhoogd met EUR 24 miljoen door mogelijkheden voor (nood)financiering voor lokaal MKB in ontwikkelingslanden te vergroten, om bij te dragen aan het voorkomen van acute faillissementen en verlies van toch al schaarse werkgelegenheid in de meest kwetsbare landen en het open en bereikbaar houden van voedselmarkten, versoepelen van grensprocedures voor voedsel en medicijnen en beschikbaarheid van werkkapitaal voor klinieken, vooral in Afrika.

Zoals verder genoemd in de leeswijzer is het ODA budget gekoppeld aan de ontwikkeling van het Bruto Nationaal Inkomen (BNI). Als gevolg van tegenvallende economische omstandigheden neemt het ODA budget structureel af. Dit betekent dat het budget op diverse thema's is aangepast. In 2020 is dit gecompenseerd binnen de rijksbegroting middels kasschuif en generale compensatie. De mutaties zijn binnen het thema opgenomen onder het instrument ‘nog te verdelen’. De voorstellen voor de verwerking van deze bijstellingen op artikelonderdeel niveau zullen via de eerste suppletoire begroting 2021 aan de Kamer worden opgenomen.

Stand ontwerpbegroting 2020 6 373 6 264 6 264 6 264 6 264
mutatie Nota van Wijziging 2020 0 0 0 0 0
mutatie amendement 2020 0 0 0 0 0
mutatie 1e suppletoire begroting 2020 0 0 0 0 0
nieuwe mutaties 0 0 0 0 0
Stand ontwerpbegroting 2021 8 809 6 373 6 264 6 264 6 264 6 264 6 264

Toelichting:

Geen opmerkelijke nieuwe mutaties

Stand ontwerpbegroting 2020 753 477 753 882 753 882 753 882 753 882
mutatie Nota van Wijziging 2020 0 0 0 0 0
mutatie amendement 2020 0 0 0 0 0
mutatie 1e suppletoire begroting 2020 ‒ 20 198 0 0 0 0
nieuwe mutaties ‒ 7 512 ‒ 18 605 ‒ 19 597 ‒ 24 412 ‒ 21 878
Stand ontwerpbegroting 2021 723 347 725 767 735 277 734 285 729 470 732 004 753 882

Toelichting:

In de kabinetsreactie op het AIV advies 'Nederland en de wereldwijde aanpak van COVID-19' wordt, zoals aangekondigd, aanvullend op het eerdere pakket, het budget voor de inzet van de gevolgen van COVID-19 wereldwijd, verhoogd met EUR 150 miljoen. Hiermee wordt het budget voor Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid, water en klimaat verhoogd met EUR 31 miljoen. Deze verhoging betreft extra inzet voor het Safetynet Ethiopië. Ook wordt extra ingezet op het voorkomen van tekorten aan voedsel middels intensivering met bestaande partners GAIN/Netherlands Food Partnership en IFAD. Verder wordt er extra budget toegekend aan WASH SDG6 Consortium, een samenwerkingsverband van Nederlandse maatschappelijke organisaties dat lokale gemeenschappen en overheden steunt met voorlichting, bewustwording en verbeterde toegang tot WASH.

Zoals verder genoemd in de leeswijzer is het ODA budget gekoppeld aan de ontwikkeling van het Bruto Nationaal Inkomen (BNI). Als gevolg van tegenvallende economische omstandigheden neemt het ODA budget structureel af. Dit betekent dat het budget op diverse thema's is aangepast. In 2020 is dit gecompenseerd binnen de rijksbegroting middels kasschuif en generale compensatie. De mutaties zijn binnen het thema opgenomen onder het instrument ‘nog te verdelen’. De voorstellen voor de verwerking van deze bijstellingen op artikelonderdeel niveau zullen via de eerste suppletoire begroting 2021 aan de Kamer worden opgenomen.

Stand ontwerpbegroting 2020 764 679 763 304 767 979 767 979 767 979
mutatie Nota van Wijziging 2020 0 0 0 0 0
mutatie amendement 2020 0 0 0 0 0
mutatie 1e suppletoire begroting 2020 ‒ 13 180 0 0 0 0
nieuwe mutaties ‒ 23 246 ‒ 18 595 ‒ 20 023 ‒ 24 942 ‒ 22 353
Stand ontwerpbegroting 2021 780 599 728 253 744 709 747 956 743 037 745 626 767 979

Toelichting:

In de kabinetsreactie op het AIV advies 'Nederland en de wereldwijde aanpak van COVID-19' wordt, zoals aangekondigd, aanvullend op het eerdere pakket, het budget voor de inzet van de gevolgen van COVID-19 wereldwijd, verhoogd met EUR 150 miljoen. Hiermee wordt het budget voor Sociale vooruitgang verhoogd met EUR 22 miljoen. Deze extra middelen worden ingezet voor verbetering van de toegang van ontwikkelingslanden tot diagnostische testen voor COVID-19 zodat, zodra een vaccin beschikbaar is, ook de meest kwetsbare landen en mensen toegang zullen hebben tot dit vaccin. Deze intensivering wordt toegekend aan Gavi Advance Market Commitment for COVID-19 Vaccines (Gavi Covax AMC) en de Foundation for Innovative New Diagnostics (FIND). Ook wordt er middels het Medical Credit Fund van PharmAccess bijgedragen aan het beschikbaar houden van medicijnen, vooral in Afrika. Daarnaast wordt er extra ingezet op het ‘First Emergency Response’ mechanisme van Education cannot Wait. Dit mechanisme zet zich in tegen onderwijsachterstanden als gevolg van de COVID-19-crisis en draagt eraan bij dat kinderen weer veilig naar school kunnen door online-onderwijs, rehabilitatie van WASH-faciliteiten rond scholen, voedselvoorziening en psychosociale ondersteuning.

Zoals verder genoemd in de leeswijzer is het ODA budget gekoppeld aan de ontwikkeling van het Bruto Nationaal Inkomen (BNI). Als gevolg van tegenvallende economische omstandigheden neemt het ODA budget structureel af. Dit betekent dat het budget op diverse thema's is aangepast. In 2020 is dit gecompenseerd binnen de rijksbegroting middels kasschuif en generale compensatie. De mutaties zijn binnen het thema opgenomen onder het instrument ‘nog te verdelen’. De voorstellen voor de verwerking van deze bijstellingen op artikelonderdeel niveau zullen via de eerste suppletoire begroting 2021 aan de Kamer worden opgenomen.

Stand ontwerpbegroting 2020 767 260 767 260 767 260 767 260 767 260 0
mutatie Nota van Wijziging 2020 0 0 0 0 0 0
mutatie amendement 2020 0 0 0 0 0 0
mutatie 1e suppletoire begroting 2020 20 020 0 0 0 0 0
nieuwe mutaties 8 588 ‒ 18 674 ‒ 20 108 ‒ 25 048 ‒ 22 448
Stand ontwerpbegroting 2021 771 565 795 868 748 586 747 152 742 212 744 812 767 260

Toelichting:

In de kabinetsreactie op het AIV advies 'Nederland en de wereldwijde aanpak van COVID-19' wordt, zoals aangekondigd, aanvullend op het eerder pakket, het budget voor de inzet van de gevolgen van COVID-19 wereldwijd, verhoogd met EUR 150 miljoen. Hiermee wordt het budget voor Vrede, veiligheid en duurzame ontwikkeling verhoogd met EUR 42 miljoen. Inspanningen ten behoeve van nood- en voedselhulp worden zo opgeschaald via de bekende partners, passend binnen het Global Humanitarian Response Plan, het appeal van het Rode Kruis/Rode Halve Maan en het Strategic Preparedness and Response Plan van de WHO. Hierbij is gekozen voor dezelfde uitvoeringskanalen als bij de eerdere aanvullende noodhulpbijdrage binnen het steunpakket van EUR 100 miljoen. Verder is in de eerste suppletoire begroting al een verhoging toegelicht.

Zoals verder genoemd in de leeswijzer is het ODA budget gekoppeld aan de ontwikkeling van het Bruto Nationaal Inkomen (BNI). Als gevolg van tegenvallende economische omstandigheden neemt het ODA budget structureel af. Dit betekent dat het budget op diverse thema's is aangepast. In 2020 is dit gecompenseerd binnen de rijksbegroting middels kasschuif en generale compensatie. De mutaties zijn binnen het thema opgenomen onder het instrument ‘nog te verdelen’. De voorstellen voor de verwerking van deze bijstellingen op artikelonderdeel niveau zullen via de eerste suppletoire begroting 2021 aan de Kamer worden opgenomen.

Stand ontwerpbegroting 2020 253 152 362 473 393 619 536 527 694 247
mutatie Nota van Wijziging 2020 0 0 0 0 0
mutatie amendement 2020 0 0 0 0 0
mutatie 1e suppletoire begroting 2020 ‒ 63 297 ‒ 82 190 355 53 441 58 191
nieuwe mutaties 169 756 41 868 ‒ 80 070 ‒ 278 225 ‒ 435 734
Stand ontwerpbegroting 2021 255 594 359 611 322 151 313 904 311 743 316 704 322 400

Toelichting:

In de kabinetsreactie op het AIV advies 'Nederland en de wereldwijde aanpak van COVID-19' wordt, zoals aangekondigd, aanvullend op het eerder pakket, het budget voor de inzet van de gevolgen van COVID-19 wereldwijd, verhoogd met EUR 150 miljoen. Hiermee wordt het budget voor Multilaterale samenwerking en overige inzet verhoogd met EUR 20 miljoen.

Zoals verder genoemd in de leeswijzer is het ODA budget gekoppeld aan de ontwikkeling van het Bruto Nationaal Inkomen (BNI). Als gevolg van tegenvallende economische omstandigheden neemt het ODA budget structureel af. Dit betekent dat het budget op diverse thema's is aangepast. In 2020 is dit gecompenseerd binnen de rijksbegroting middels kasschuif en generale compensatie.De kasschuif uit de periode 2023-2025 naar de jaren 2020-2022 maakt deel uit van de nieuwe begrotingsstanden. De mutaties zijn binnen het thema opgenomen onder het instrument ‘nog te verdelen’. De voorstellen voor de verwerking van deze bijstellingen op artikelonderdeel niveau zullen via de eerste suppletoire begroting 2021 aan de Kamer worden opgenomen.

Stand ontwerpbegroting 2020 72 915 69 629 69 421 69 213 69 005
mutatie Nota van Wijziging 2020 0 0 0 0 0
mutatie amendement 2020 0 0 0 0 0
mutatie 1e suppletoire begroting 2020 ‒ 10 500 ‒ 19 232 ‒ 23 445 ‒ 28 210 ‒ 32 816
nieuwe mutaties 0 0 0 0 0
Stand ontwerpbegroting 2021 50 293 62 415 50 397 45 976 41 003 36 189 35 861

Toelichting:

Geen opmerkelijke nieuwe mutaties

Bijlage 2: Moties en toezeggingen in het vergaderjaar 2019/2020

30-6-2020 Motie 35 470-XVII, nr. 11 - Weverling over kwetsbaarheden van het Nederlandse bedrijfsleven voor verstoringen binnen mondiale waardeketens in kaart brengen Wetgevingsoverleg over Jaarverslag en Slotwet BHOS d.d. 22 juni 2020 In behandeling
30-6-2020 Motie 35 470-XVII, nr. 8 - Van den Nieuwenhuijzen c.s. over een WRR-onderzoek naar het behalen van de duurzame ontwikkelingsdoelen in de post-coronacontext Wetgevingsoverleg over Jaarverslag en Slotwet BHOS d.d. 22 juni 2020 In behandeling
30-6-2020 Motie 35 470-XVII, nr. 7 (gewijzigd) - Bouali/Weverling over het ondersteunen van initiatieven van NLinBusiness voor uitbreiding van Holland Houses Wetgevingsoverleg over Jaarverslag en Slotwet BHOS d.d. 22 juni 2020 In behandeling
23-6-2020 Motie 33 625, nr. 311 motie-Voordewind c.s. over het AIV-advies als leidraad gebruiken Notaoverleg over Nederland en de wereldwijde aanpak van COVID-10 d.d. 15 juni 2020 In behandeling
23-6-2020 Motie 33 625, nr. 310 motie-Kuik c.s. over een solidaire verdeling van een COVID-19-vaccin Notaoverleg over Nederland en de wereldwijde aanpak van COVID-10 d.d. 15 juni 2020 In behandeling
23-6-2020 Motie 33 625, nr. 309 motie-Kuik c.s. over een publiek-private Afrikacoalitie Notaoverleg over Nederland en de wereldwijde aanpak van COVID-10 d.d. 15 juni 2020 Aan voldaan met brief d.d. 3 juli 2020
23-6-2020 Motie 33 625, nr. 308 motie-Stoffer over zorg dragen dat de meest kwetsbaren effectief worden ondersteund Notaoverleg over Nederland en de wereldwijde aanpak van COVID-10 d.d. 15 juni 2020 In behandeling
23-6-2020 Motie 33 625, nr. 307 (gewijzigd) gewijzigde motie-Stoffer over effectieve projecten ondersteunen op basis van concrete voorstellen Notaoverleg over Nederland en de wereldwijde aanpak van COVID-10 d.d. 15 juni 2020 In behandeling
23-6-2020 Motie 33 625, nr. 305 (gewijzigd) motie-Alkaya c.s. over verlenging van de bevriezing van schuldafbetalingen Notaoverleg over Nederland en de wereldwijde aanpak van COVID-10 d.d. 15 juni 2020 In behandeling
23-6-2020 Motie 33 625, nr. 299 motie-Van den Hul/Van den Nieuwenhuijzen over ervoor zorgen dat noodhulp bij de meest kwetsbaren terechtkomt Notaoverleg over Nederland en de wereldwijde aanpak van COVID-10 d.d. 15 juni 2020 In behandeling
23-6-2020 Motie 33 625, nr. 298 motie-Van den Hul c.s. over bedrijven houden aan imvo en een bijdrage aan duurzame ontwikkeling Notaoverleg over Nederland en de wereldwijde aanpak van COVID-10 d.d. 15 juni 2020 In behandeling
18-6-2020 Motie 21 501-20, nr. 1550 motie-Van Ojik c.s. over erop inzetten dat er ook voor iedereen in de ontwikkelingslanden een vaccin beschikbaar komt Debat over Europese top van 19 juni 2020 d.d. 17 juni 2020 In behandeling
26-3-2020 Motie 25 295 nr. 192 - Van der Staaij c.s. over bestaande hulp aan ontwikkelingslanden ook in de huidige omstandigheden handhaven Plenair Debat over actuele ontwikkelingen rondom het Coronavirus d.d. 18 maart 2020 Aan voldaan met brief d.d. 14 april 2020
10-3-2020 Motie 21 501-02, nr. 2126 - Diks/Van den Hul over aandringen op een jaarlijkse review van afspraken uit het vrijhandelsakkoord met Vietnam AO RBZ Handel d.d. 5 maart 2020 Aan voldaan met brief d.d. 19 juni 2020
10-3-2020 Motie 21 501-02, nr. 2125 (gewijzigd) - Alkaya over sancties indien Vietnam bepaalde conventies niet ratificeert AO RBZ Handel d.d. 5 maart 2020 Aan voldaan met brief d.d. 3 april 2020
10-3-2020 Motie 21 501-02, nr. 2124 - Weverling over een voortrekkersrol bij de totstandkoming van een internationaal aanbestedingsinstrument en reactie n.a.v. toezeggingen over overheidsaanbestedingen uit AO RBZ/H 3 maart jl. AO RBZ Handel d.d. 5 maart 2020 Aan voldaan met brief d.d. 11 juni 2020
10-3-2020 Motie 21 501-02, nr. 2123 - Weverling/Amhaouch over in kaart brengen welke sectoren getroffen worden door de handelsimpact van het coronavirus AO RBZ Handel d.d. 5 maart 2020 In behandeling
18-2-2020 Motie 35 154, nr. 21 - motie-Voordewind/Amhaouch over een omschakelingsfonds kringlooplandbouw Debat CETA d.d. 12 en 13 februari 2020 In behandeling
18-2-2020 Motie 35 154, nr. 20 - motie-Voordewind/Amhaouch over afspraken met Canada over certificering van landbouwproducten Debat CETA d.d. 12 en 13 februari 2020 In behandeling
18-2-2020 Motie 35 154, nr. 19 - motie-Amhaouch c.s. over een evaluatie van het functioneren van ICS in CETA Debat CETA d.d. 12 en 13 februari 2020 In behandeling
18-2-2020 Motie 35 154, nr. 18 - motie-Amhaouch/Voordewind over flankerende maatregelen bij onevenredig nadelige effecten Debat CETA d.d. 12 en 13 februari 2020 In behandeling
18-2-2020 Motie 35 154, nr. 15 - motie-Alkaya over meer democratische controle en transparantie inzake de verdragscomités Debat CETA d.d. 12 en 13 februari 2020 In behandeling
18-2-2020 Motie 35 154, nr. 9 - motie-Diks c.s. over brievenbusfirma's uitsluiten van investeringsbescherming onder CETA Debat CETA d.d. 12 en 13 februari 2020 In behandeling
3-12-2019 Motie 35 300-XVII, nr. 44 (gewijzigd) - de gewijzigde motie- Stoffer over bestaande richtlijnen voor het betrekken van mensen met een beperking Vaststelling van de begrotingsstaat van BHOS (XVII) voor het jaar 2020 d.d. 28 november 2019 In behandeling
3-12-2019 Motie 35 300-XVII, nr. 41 - Van den Hul c.s. over de koppeling van beleid en ontwikkelingsdoelen inzichtelijk maken Vaststelling van de begrotingsstaat van BHOS (XVII) voor het jaar 2020 d.d. 28 november 2019 Aan voldaan met brief d.d. 20 mei 2020
3-12-2019 Motie 35 300-XVII, nr. 39 - Van den Hul/Diks over het inzichtelijk maken van de kabinetsbrede genderstrategie Vaststelling van de begrotingsstaat van BHOS (XVII) voor het jaar 2020 d.d. 28 november 2019 In behandeling
3-12-2019 Motie 35 300-XVII, nr. 35 - Alkaya/Diks over een bindend VN-verdrag over bedrijven en mensenrechten Vaststelling van de begrotingsstaat van BHOS (XVII) voor het jaar 2020 d.d. 28 november 2019 In behandeling
3-12-2019 Motie 35 300-XVII, nr. 34 - Kuik/Voordewind over het intensiveren van de aanpak van mensenhandel Vaststelling van de begrotingsstaat van BHOS (XVII) voor het jaar 2020 d.d. 28 november 2019 In behandeling
3-12-2019 Motie 35 300-XVII, nr. 29 - Weverling over onderzoek naar meer concessionele financiering Vaststelling van de begrotingsstaat van BHOS (XVII) voor het jaar 2020 d.d. 28 november 2019 In behandeling
20-11-2019 Motie 21 501-02, nr. 2085 - motie-Diks over verslag doen van de onderhandelingen over het Milieugoederenakkoord VAO RBZ Handel d.d 20 november 2019 In behandeling
19-11-2019 Motie 34 952, nr. 92 (gewijzigd) - de gewijzigde motie-Van den Hul c.s. over toegang van maatschappelijke organisaties tot het programma Power of Voices VAO Maatschappelijk middenveld d.d. 14 november 2019 Aan voldaan met brief d.d. 21 februari 2020
19-11-2019 Motie 34 952, nr. 88, 91 en 92 - Versterking Maatschappelijk Middenveld / power of voices partnerschappen VAO Maatschappelijk middenveld d.d. 14 november 2019 Aan voldaan met brief d.d. 21 februari 2020
19-11-2019 Motie 34 952, nr. 89 - Alkaya over bescherming van het maatschappelijk middenveld tegen geweld VAO Maatschappelijk middenveld d.d. 14 november 2019 Aan voldaan met brief d.d. 16 juni 2020
19-11-2019 Motie 34 952, nr. 88 (gewijzigd) - de gewijzigde motie-Diks over sterk lokaal eigenaarschap van lokale maatschappelijke organisaties meewegen in de beoordeling VAO Maatschappelijk middenveld d.d. 14 november 2019 Aan voldaan met brief d.d. 21 februari 2020
8-10-2019 Motie 35 207, nr. 15 - Sjoerdsma/Van Helvert over een effectief internationaal aanbestedingsinstrument Notaoverleg Beleidsnotitie Nederland China d.d. 30 september 2019 In behandeling
23-6-2020 Toezegging van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking om de Kamer nader te informeren over de geschillenbeslechtigingsprocedure van de EU tegen Zuid-Afrika over de export van pluimveevlees WGO Jaarverslag en Slotwet BHOS d.d. 22 juni 2020 In behandeling
23-6-2020 Toezegging van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking om in de volgende jaarrapportage beleidscoherentie voor ontwikkeling meer expliciet te rapporteren over genderaspecten van beleidscoherentie WGO Jaarverslag en Slotwet BHOS d.d. 22 juni 2020 In behandeling
23-6-2020 Toezegging van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking om de OESO/DAB indicatoren voor klimaatfinanciering en de mogelijkheden daarin onderscheid te maken tussen klimaatadaptatie, -mitigatie en nevenactiviteiten ook internationaal te bespreken en de Kamer te informeren over de uitkomsten WGO Jaarverslag en Slotwet BHOS d.d. 22 juni 2020 In behandeling
23-6-2020 Toezegging van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking om in de komende HGIS nota en jaarverslag aan te geven welk deel van klimaatfinanciering gaat naar klimaatadaptatie, welk deel naar klimaatmitigatie en welk deel naar nevenactiviteiten WGO Jaarverslag en Slotwet BHOS d.d. 22 juni 2020 In behandeling
16-6-2020 Toezegging van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking om de Kamer een schriftelijke update te sturen van de uitvoering van de €100 miljoen voor de wereldwijde aanpak van COVID-19 Notaoverleg Nederland en de wereldwijde aanpak van COVID-19 d.d. 15 juni 2020 In behandeling
31-3-2020 Toezegging van de minister van Financiën (overgenomen door de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking) om n.a.v. oproep VN naar begroting OS te kijken i.v.m. gevolgen Coronacrisis in ontwikkelingslanden Toezegging door MinFin WGO debat d.d. 25 maart 2020 Aan voldaan met brief d.d. 14 april 2020
5-3-2020 Toezegging van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking om de EU-Afrikastrategie met een appreciatie naar de Kamer te sturen AO RBZ Handel d.d. 5 maart 2020 Aan voldaan met brief d.d. 14 april 2020
5-3-2020 Toezegging van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking om de Kamer schriftelijk te informeren over de rol en verwachtingen van de Chief Trade Enforcer AO RBZ Handel d.d. 5 maart 2020 In behandeling
5-3-2020 Toezegging van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking om na de eerste paar vergaderingen van de Raadswerkgroep Handelsvraagstukken te Brussel een korte update over het IPI-voorstel aan de Kamer te sturen en om een overzicht vanbmogelijkheden te geven voor aanbestedende diensten om inschrijvers te weren AO RBZ Handel d.d. 5 maart 2020 Aan voldaan met brief d.d. 11 juni 2020
5-3-2020 Toezegging van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking om schriftelijk terug te komen op de mogelijkheden voor overheden om partijen te weren bij aanbestedingen AO RBZ Handel d.d. 5 maart 2020 Aan voldaan met brief d.d. 11 juni 2020
4-3-2020 Toezegging van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking om de Kamer te informeren over de inzet van Nederland bij een mogelijke donorconferentie om humanitaire hulp in Jemen te financieren AO Jemen d.d. 4 maart 2020 Aan voldaan met brief d.d. 29 mei 2020
4-3-2020 Toezegging van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking om met financiële instellingen het gesprek voort te zetten over investeringen in wapenproducerende bedrijven AO Jemen d.d. 4 maart 2020 In behandeling
3-3-2020 Toezegging van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking om een tijdslijn van het project «IMVO-maatregelen in perspectief" met de Kamer te delen AO IMVO d.d. 3 maart 2020 Aan voldaan met brief d.d. 3 april 2020
3-3-2020 Toezegging van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking om een appreciatie van het onderzoek naar due dilligence van de Europese Commissie naar de Kamer te sturen AO IMVO d.d. 3 maart 2020 Aan voldaan met brief d.d. 3 april 2020
3-3-2020 Toezegging van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking om de Kamer nader te informeren over welke bedrijven onder de EU verordening conflictmineralen vallen en hoe te controleren of bedrijven zich aan de verordening houden AO IMVO d.d. 3 maart 2020 Aan voldaan met brief d.d. 3 april 2020
3-3-2020 Toezegging van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking om de Kamer nader te informeren over het vervolg van de aanpak van de misstanden in de tomatensector in Italië, het projectvoorstel van de FNV en de uitvoering daarvan, zodra hier meer over bekend is AO IMVO d.d. 3 maart 2020 In behandeling
3-3-2020 Toezegging van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking om een overzicht van de verschillende mogelijke opties voor IMVO maatregelen te delen met de Kamer AO IMVO d.d. 3 maart 2020 Aan voldaan met brief d.d. 3 april 2020
20-2-2020 Toezegging van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking om aan de Kamer eind januari te rapporteren over gesignaleerde vermeende misstanden in de tomatensector in Zuid-Italië Toezegging gedaan in beantwoording Kamervragen 2019Z22100 Aan voldaan met brief d.d. 3 maart 2020
29-1-2020 Toezegging van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking om voor de zomer een brief te sturen met meer informatie over de Taskforce Afrika AO Handelsbevordering d.d. 29 januari 2020 Aan voldaan met brief d.d. 3 juli 2020
29-1-2020 Toezegging van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking om de Kamer te informeren waar online de informatie te vinden is over de zes uitgangspunten van de WTO voor aanscherping van staatssteunregels AO Handelsbevordering d.d. 29 januari 2020 Aan voldaan met brief d.d. 19 juni 2020
19-12-2019 Toezegging van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking om bij de VN-rapporteur voor seksueel geweld in conflict te informeren naar de positie van yezidi-vrouwen en kinderen en de stand van zaken van achtergelaten kinderen AO Nederlandse bijdrage aan anti-ISIS coalitie en veiligheidsinzet in Irak in 2020 en 2021 d.d. 19 december 2019 Aan voldaan met brief d.d. 20 mei 2020 (correctie d.d. 25 mei 2020)
28-11-2019 Toezegging van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking om in gesprek te gaan met staatssecretaris van Financiën naar aanleiding van het verzoek (van de PvdA) naar een mogelijk evaluatie van anti-misbruikbepalingen in belastingverdragen en de zorgen overbrengen en overdragen Begrotingsbehandeling BHOS d.d. 28 november 2019 In behandeling
28-11-2019 Toezegging van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking om in gesprek te gaan met FMO over recente situaties Begrotingsbehandeling BHOS d.d. 28 november 2019 In behandeling
28-11-2019 Toezegging van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking om de Kamer een aantal voorbeelden van de dagelijkse inzet van Nederlandse ambassades op bevordering en versterking van de rechtsstaat te sturen Begrotingsbehandeling BHOS d.d. 28 november 2019 In behandeling
28-11-2019 Toezegging van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking om aan de Kamer terug te rapporteren over de werking en uitvoering van de vernieuwde IMVO-diplomatie door de Nederlandse posten, zodra hierover meer informatie bekend is Begrotingsbehandeling BHOS d.d. 28 november 2019 In behandeling
28-11-2019 Toezegging van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking om in 2020, net als in 2019 een brief sturen over de Nederlandse inzet voor mensen met een beperking binnen de bredere OS-inzet Begrotingsbehandeling BHOS d.d. 28 november 2019 In behandeling
28-11-2019 Toezegging van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking om, indien gewenst, een aanvullende technische briefing over het IMVO-evaluatietraject aan te bieden Begrotingsbehandeling BHOS d.d. 28 november 2019 In behandeling
28-11-2019 Toezegging van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking om de Kamer ieder half jaar een kort overzicht van de Nederlandse inzet op het ondersteunen van startups in ontwikkelingslanden te sturen Begrotingsbehandeling BHOS d.d. 28 november 2019 In behandeling
28-11-2019 Toezegging van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking om te onderzoeken of een kleine, symbolische bijdrage gedaan kan worden vanuit het BuHa-OS budget aan de vluchtelingenopvang op Lesbos en de Kamer hierover te informeren Begrotingsbehandeling BHOS d.d. 28 november 2019 Aan voldaan met brief d.d. 3 maart 2020
20-11-2019 Toezegging van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking om voor de begrotingsbehandeling een schriftelijk antwoord op de vragen van het lid Diks over het Groene Goederenakkoord te sturen AO RBZ Handel d.d. 20 november 2019 Aan voldaan met brief d.d. 27 november 2019
20-11-2019 Toezegging van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking om een additioneel overzicht van de status van de heronderhandelingen van de bilaterale investeringsakkoorden te sturen AO RBZ Handel d.d. 20 november 2019 Aan voldaan met brief d.d. 13 december 2019
20-11-2019 Toezegging van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking om de Kamer nader te informeren over het onderhandelingsmandaat voor het vrijhandelsakkoord EU-Thailand AO RBZ Handel d.d. 20 november 2019 In behandeling
20-11-2019 Toezegging van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking om extra informatie over CETA met de Kamer te delen in de vorm van een (uitgebreid) factsheet, op basis van de informatiebehoefte van de Kamer AO RBZ Handel d.d. 20 november 2019 Aan voldaan met brief d.d. 20 december 2019
20-11-2019 Toezegging van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking om een kort briefje te sturen over het brede kader van de maatregelen, gevolgen en voortgang op het gebied van de heffingen door de VS op staal AO RBZ Handel d.d. 20 november 2019 Aan voldaan met brief d.d. 13 december 2019
7-11-2019 Toezegging van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking om met de minister van Buitenlandse Zaken te overleggen of in de postennetbrief ook aandacht kan worden besteed aan de rol van de posten in het versterken van het maatschappelijk middenveld AO Maatschappelijk Middenveld d.d. 7 november 2019 Aan voldaan met brief d.d. 15 december 2019
3-10-2019 Toezegging van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking om multilaterale organisaties zoals de Wereldbank en het IMF te vragen wat de systematiek is voor het berekenen van het risicoaandeel van de begrotingssteun die door deze organisaties gegeven wordt AO Onregelmatigheden publieke uitgaven Mali d.d. 3 oktober 2019 Aan voldaan met brief d.d. 6 april 2020
30-9-2019 Toezegging van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking om motie 22 schriftelijk te beoordelen voorafgaand aan de stemmingen Notaoverleg Chinastrategie d.d. 30 september 2019 Aan voldaan met brief d.d. 8 oktober 2019
10-9-2019 Toezegging van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking om een brief over internationale klimaatdiplomatie en later dit jaar informatie over klimaatfinanciering als onderdeel van de Kamerbrief met het verslag van de 74e zitting van de AVVN aan de Kamer te sturen AO AVVN d.d. 10 september 2019 Aan voldaan met brief d.d. 11 november 2019
5-9-2019 Toezegging van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking om de Kamer schriftelijk te laten informeren over de mogelijkheid om de winstcijfers van de nederlandse wapenexport te delen met de Kamer. Hiervoor is overleg met de minister van Economische Zaken en Klimaat nodig. De Kamer wordt voorafgaand aan begrotingsbehandeling nader geïnformeerd AO Wapenexport d.d. 5 september 2019 Aan voldaan met brief d.d. 12 november 2019
5-9-2019 Toezegging van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking om een aanvullend onderzoek te doen naar de rol van nederlandse militaire middelen in de strijd in Jemen. De minister verbindt nog geen termijn aan het onderzoek, maar zal de Kamer voorafgaand begrotingsbehandeling informeren over de stand van zaken AO Wapenexport d.d. 5 september 2019 Aan voldaan met brief d.d. 12 november 2019
4-9-2019 Toezegging van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking om een evaluatie over de bijdrage van de diaspora in Nederland aan de ontwikkeling van het herkomstland medio 2019 aan de Kamer te sturen Begrotingsbehandeling BHOS 2018 Aan voldaan met brief d.d. 30 oktober 2019

Bijlage 3: Subsidieoverzicht Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

1.1 Fonds Verantwoord Ondernemen 2019-2022 900 1.800 3.759 0 0 0 0 2023
2023
1.1 Subsidieprogramma Fonds Bestrijding Kinderarbeid 2018 ‒ 2022 431 5.019 6.581 0 0 0 0 2023 2022
1.1 Subsidieregeling BZ 2006 12.795 11.768 10.023 9.417 8.639 2.529 532 2017 2022 2022
1.2. DHI regeling 5.433 4.844 4.073 4.640 4.640 4.640 4.640 2018 2022 2023
1.2 Dutch Trade and Investment Fund 0 8.000 0 0 0 0 0 2023 2022
1.2. SIB regeling 5.200 3.195 4.631 4.631 4.631 4.631 4.631 2019
evaluatie is nog niet openbaar
2024 2022
1.2. Subsidieregeling BZ 2006 14.524 12.738 6.030 0 0 0 0 2017 2022 2022
1.3 DHI regeling 1.618 2.212 4.347 0 0 0 0 2018 2022 2023
1.3 Dutch Good Growth Fund 12.071 116.392 0 0 0 0 0 2015 tussentijdse evaluatie 2020 2017
1.3 Financiering ontwikkelingsrelevante infrastructuurprojecten in ontwikkelingslanden (DRIVE) 0 235.395 0 0 0 0 0 2021 2020
1.3 FMO - Capacity Development 2015-2018 1.390 86 248 0 0 0 0 2020 2018
1.3 FMO - IDF infrastructuurfonds voor de MOL's 0 10.000 0 0 0 0 0 2018 2023 2017
1.3 FMO MASSIF 0 1.850 0 0 0 0 0 2016 2020 2026
1.3 Fonds Duurzaam Ondernemen en Voedselzekerheid 4.724 6.417 3.906 257 250 0 0 2020 2021
1.3 Fonds Verantwoord Ondernemen 2019-2022 0 2.456 6.512 0 0 0 0 2023
2023
1.3 LEAD 2.010 1.201 0 0 0 0 0 2023 2021
1.3 Private Sector Investeringsprogramma (PSI) 2.675 25.131 0 0 0 0 0 2017 2022 2014
1.3 PSD Apps 10.730 16.193 0 0 0 0 0 2017 2022 2014
1.3 Subsidieregeling BZ 2006 77.703 132.872 74.640 26.513 26.871 7.224 0 2017 2022 2022
1.3 Subsidieregeling internationaal excelleren in verband met de invoering van de Transitiefaciliteit 585 703 0 0 0 0 0 2018 2020 2017
2.1 Fonds Duurzaam Ondernemen en Voedselzekerheid 8.254 10.634 8.093 6.104 1.703 1.021 0 2020 2021
2.1 Subsidieregeling BZ 2006 91.734 87.574 114.443 37.232 15.131 3.824 549 2017 2022 2022
2.2 Fonds Duurzaam Water 5.919 9.600 40.572 0 0 0 0 2020 2020
2.2 Subsidieregeling BZ 2006 62.788 56.296 62.575 26.800 15.324 10.931 324 2017 2022 2022
2.3 Subsidieregeling BZ 2006 78.899 105.098 92.417 63.407 11.383 3.974 0 2017 2022 2022
3.1 SRGR partnerschappen 55.025 23.526 8.016 3.436 972 0 0 2021 2020
3.1 Subsidieregeling BZ 2006 111.390 120.809 81.184 63.075 3.930 810 500 2017 2022 2022
3.2 Flow 2016-2020 17.595 13.200 4.750 0 0 0 0 2021 2020
3.2 Subsidiekader vrouwen, vrede en veiligheid 3.078 1.633 702 66 0 0 0 2021 2016
3.2 Subsidieregeling BZ 2006 14.747 9.994 3.328 613 488 605 0 2017 2022 2022
3.3 Strategische Partnerschappen pleiten en beïnvloeden 186.044 100.212 9.217 0 0 0 0 2019 2020
3.3 Subsidiekader vrouwen, vrede en veiligheid 76 0 0 0 0 0 0 2021 2016
3.3 Subsidieregeling BZ 2006 5.912 4.510 2.570 1.012 17 0 0 2017 2022 2022
3.3 Twinningfaciliteit Nederland-Suriname 2017–2021 3.205 1.150 858 0 0 0 0 2022 2021
3.4 Subsidieregeling BZ 2006 4.073 1.870 1.524 1.425 300 0 0 2017 2022 2022
4.1 Noodhulp Nederlandse NGO’s 2018-2021 44.844 42.134 35.421 5.107 0 0 0 2022 2021
4.1 Subsidieregeling BZ 2006 49.932 57.289 40.926 5.099 3.354 17 0 2017 2022 2022
4.2 Migratie en Ontwikkeling 2019–2022 11.728 15.928 7.978 3.678 946 179 0 2023 2022
4.2 Subsidieregeling BZ 2006 3.488 7.166 2.386 0 0 0 0 2017 2022 2022
4.3 Adressing Root Causes Fund 2016 ‒ 2021 21.856 16.761 3.495 2.213 0 0 0 2021 2021
4.3 Subsidieregeling BZ 2006 46.421 50.393 28.204 9.006 4.097 936 0 2017 2022 2022
4.4 Strategische Partners Chronische Crises 2014 ‒ 2016 141 0 0 0 0 0 0 2017 n.v.t. 2016
4.4 Subsidieregeling BZ 2006 442 0 0 0 0 0 0 2017 2022 2022
5.1 Subsidieregeling BZ 2006 492 465 0 41 0 0 0 2017 2022 2022
5.2 Subsidieregeling BZ 2006 6.296 3.677 826 75 75 75 0 2017 2022 2022
Totaal subsidieregelingen 987.165 1.338.192 674.232 273.845 102.751 41.395 11.176
  1. Bedragen zijn gebaseerd op de kasramingen per individuele verplichting en de subsidieregelingen van de in het managementinformatiesysteem per 5 juni 2020 als subsidie geregistreerde verplichtingen. De subsidieregelingen onder artikel 1.2 worden in het managementinformatiesysteem niet uitgesplitst omdat zij allen vallen onder één opdraht van de RVO. De uitsplitsing is handmatig tot stand gekomen Er wordt een voorbehoud gemaakt omtrent de juistheid en volledigheid van de gegevens opgenomen in het subsidieoverzicht.

Bijlage 4: Strategische Evaluatie Agenda

Deze eerste Strategische Evaluatie Agenda (SEA) van het ministerie van Buitenlandse Zaken bestaat uit twee delen. Deel I schetst kort het proces van strategisch programmeren van evaluaties van het ministerie. Dit is al enkele jaren geleden aangepast om meer rekening te kunnen houden met overwegingen van beleidsrelevantie, toegevoegde waarde ten opzichte van al bestaande (evaluatie)kennis, bruikbaarheid en ook kwaliteitsborging door de inhoudelijk onafhankelijke BZ-evaluatiedienst IOB.

Deel II geeft een nadere duiding van de inhoud van de voornaamste grotere beleidsthema’s van de SEA en de soort evaluatie die voor deze thema’s zijn geprogrammeerd om tot inzichten te komen over onder meer de effectiviteit, efficiëntie, relevantie en coherentie van het gevoerde beleid. Het betreft veelal een combinatie van thema’s die van belang zijn voor de realisatie van de missie van Buitenlandse Zaken en thema’s waar significante jaarlijks terugkerende financiële middelen mee zijn gemoeid. Hiernaast gaat het ook om thema’s die in de toekomst aan strategisch belang winnen, zoals effectieve en coherente internationale beïnvloeding in tijden van toenemende druk op het multilaterale stelsel, klimaatverandering, toenemend protectionisme en druk op mensenrechten en het wereldhandelssysteem.

Deel I Strategisch programmeren van evaluaties

Bij Buitenlandse Zaken zijn directies zelf verantwoordelijk voor het laten uitvoeren van regulier ex ante onderzoek, mid-term reviews en inhoudelijk minder complexe ex post evaluaties. Ex ante onderzoek betreft in de regel geen grote, aanbestede studies en rapporten voor het parlement, maar kleinere onderzoeksanalyses waarmee directies flexibel, inspelend op de actualiteit en beschikbare kennis het beleid kunnen bijsturen. Dergelijke analyses kunnen slechts in beperkte mate jaren vooruit gepland worden. Directies laten ook regelmatig mid-term reviews en ex durante studies uitvoeren in de vorm van reguliere rapportages aan het parlement, zoals het jaarlijkse Dutch Development Results (www.dutchdevelopmentresults.nl).

In de regel is IOB bij Buitenlandse Zaken verantwoordelijk voor het verrichten van de inhoudelijk en/of methodologisch complexere ex post evaluaties en omvangrijke synthesestudies, waaronder ook de beleidsdoorlichtingen. Beleidsdirecties en IOB overleggen veelal samen welke focus en strategische vragen in aanvulling op de vaste set RPE-vragen relevant zijn. Het uitgangspunt van deze overleggen is maximaal eigenaarschap van de directies over het beleid en de uitvoering, en tegelijkertijd borging van de onafhankelijke werkwijze en inhoudelijke oordeelsvorming van IOB tijdens het onderzoekproces. Zowel tijdens de voorbereiding als de uitvoering van het evaluatieonderzoek is er op belangrijke momenten interactie met relevante betrokken partijen. Dit betreft de fasen van het opstellen van startnotities, het bepalen van de voorlopige centrale vraagstelling en de Terms of Reference en de tussentijdse conceptteksten van het onderzoek in de speciaal voor elke evaluatie samen te stellen referentiegroep. Deze laatste bestaat uit vertegenwoordigers van de betrokken (beleids-)directies en (veelal wetenschappelijke) deskundigen van buiten het ministerie. De laatste jaren is het de praktijk om de referentiegroepen voor complexere evaluaties breed samen te stellen. Ook wordt steeds vaker een bredere groep stakeholders daarbuiten geconsulteerd en bij het evaluatieproces betrokken.

Deze eerste SEA is derhalve de uitkomst van uitgebreid regulier overleg tussen de directies, uitvoerders en andere stakeholders over welke – ook begrotingsartikeloverschrijdende - thema’s nu en voor de toekomst relevant zijn, welke mogelijke kennisvragen hier spelen, welke onderliggende evaluatieve ‘bouwstenen’ wanneer nodig en beschikbaar zijn en welke nieuwe internationale trends, opgaven en evaluatiethema’s nadere verkenning behoeven.

Het opstellen van een SEA waarin brede, voor de toekomst relevante evaluatiethema’s en -vragen leidend zijn, noopt ook tot een dialoog met andere departementen om departement-overstijgende thema’s gecoördineerd of volgens een vooraf afgesproken taakverdeling te kunnen evalueren. De huidige, complexere maatschappelijke opgaven (zoals de COVID-19-crisis en de klimaatproblematiek, de duurzame ontwikkelingsdoelen en belastingsamenwerking) lenen zich immers niet meer voor een onderzoeks- en evaluatie-aanpak die uitsluitend is gebaseerd op de ‘logica’ van departementale autonomie en vertrouwelijkheid.

Deel II Inhoudelijke evaluatiethema’s

Het beleid dat valt onder begrotingshoofdstuk XVII heeft als samenbindende element de SDG-agenda voor 2030. Het beslaat vier hoofdthema’s die goed aansluiten bij de begrotingsartikelen en drie beleidsthema’s die ook vanuit andere hoofdstukken van de rijksbegroting worden gefinancierd. Hieronder wordt voor elk van deze thema’s aangegeven wat de huidige verwachtingen over de behoeften aan inzicht zijn, wat mogelijk belangrijke besluitvormingsmomenten zijn, welk syntheseonderzoek zal worden uitgevoerd en welke onderliggende evaluaties hiervoor staan gepland.

Thema: Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen (BHOS-artikel 1)

Het beleid gericht op duurzame ontwikkeling, handel en investeringen van Hoofdstuk XVII van de begroting richt zich primair op het verminderen van armoede en maatschappelijke ongelijkheid, het bevorderen van duurzame, inclusieve groei wereldwijd en het versterken van het internationaal verdienvermogen van Nederland. Het beleid wordt vrijwel geheel gedekt door begrotingsartikel 1, dat de kern vormt van het in 2013 ingevoerde gecombineerde beleid inzake Hulp, Handel en Investeringen (HHI) en nu drie (voorheen vier) subartikelen bevat. De koppeling tussen hulp en handel manifesteert zich overigens niet alleen in artikel 1, maar vormt ook een onderdeel van de overige BHOS-artikelen en raakt zelfs aan beleidsterreinen die onder een gedeelde verantwoordelijkheid van meerdere ministers vallen, zoals exportkredietverzekering.

In 2016 heeft het ministerie van Buitenlandse Zaken al besloten een artikelbrede beleidsdoorlichting van dit beleidsterrein te agenderen voor 2020. Deze beoogt de beleidscoherentie (samenhang) en synergie (meerwaarde als gevolg van samenhang) op het gebied van hulp, handel en investeringen en de onderliggende beleidsassumpties systematisch te toetsen op basis van alle dan beschikbare onderliggende programma- en instrumentevaluaties. In nauw overleg tussen de beleidsdirecties en IOB is de jaarlijkse evaluatieprogrammering zodanig ingericht om daaraan dienstig te zijn. De beleidsdoorlichting zal echter pas in 2021 kunnen worden afgerond. De Coronacrisis zorgt voor enige vertraging omdat een aantal belangrijke onderliggende evaluaties die gepland stonden voor medio 2020, later worden opgeleverd. De meeste onderzoeken die bouwstenen vormen voor de beleidsdoorlichting zijn echter wel al uitgevoerd.

Beleidsdoorlichting Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen Beleidsdoorlichting 1.1, 1.2, 1.3 2021
Integratie van hulp, handel en investeringen in 3 partnerlanden (Ethiopië, Kenia en Bangladesh) Effectenonderzoek 1.1 2020
Fonds Bestrijding Kinderarbeid (FBK) Effectenonderzoek 1.1 2023
Nederlands Handels- en Investeringsbeleid inclusief effecten EPA's Evaluatie van beleid 1.1 2020
Samenwerking met ontwikkelingslanden op belastinggebied Evaluatie van beleid 1.1 2020
Partners in Ontwikkeling: bijdragen NL bedrijven aan SDG's in ontwikkelingslanden Evaluatie van beleid 1.1, 1.3, 2 2020
DHI Faciliteit voor NL Handel Effectenonderzoek 1.2 2022
Stichting NL International Business (NLIB) Effectenonderzoek 1.2 2022
Dutch Trade and Investment Facility DTIF Effectenonderzoek 1.2 2023
PSD toolkit RVO Effectenonderzoek 1.2 2023
Holland Branding Evaluatie 1.2 2022
FMO-MASSIF Effectenonderzoek 1.3 2020
FMO-Infrastructure Development Fund Effectenonderzoek 1.3 2020
FMO-A Effectenonderzoek 1.3 2020
ORIO – Publieke Infrastructuur Effectenonderzoek 1.3 2020
DRIVE en Develop2Build Effectenonderzoek 1.3 2023
DGGF Effectenonderzoek 1.3 2020
DECP (Employers Cooperation Programme) Effectenonderzoek 1.3
VMP – Vakbonds Medefinancierings Programma Effectenonderzoek 1.3 2021
PPP Rabo Partnerships Effectenonderzoek 1.3 2020
Health Insurance Fund Effectenonderzoek 1.3 2022
LEAD, inclusief link met ARC programma’s Effectenonderzoek 1.3, 4 2024
Trademark East Africa Effectenonderzoek 1.3 2020
CBI Effectenonderzoek 1.3 2021
PUM Effectenonderzoek 1.3 2021
Initiatief Duurzame Handel IDH Effectenonderzoek 1.3 2021
Solidaridad Practice for Change Effectenonderzoek 1.3 2022
Transitiefaciliteit Effectenonderzoek 1.3 2020
PSD Apps en 2g@thereOS Effectenonderzoek 1.3 2022
Small Business Innovation Review SBIR Effectenonderzoek 1.3 2023
Private Investment Development Group PIDG Effectenonderzoek 1.3 2023
Global Index Insurance Facility Effectenonderzoek 1.3 2023
Programma Ondersteuning Producentenorganisaties POP Effectenonderzoek 1.3 2020

Thema: Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid, water en klimaat (BHOS-artikel 2)

Waar voedselzekerheid en watermanagement traditioneel al van levensbelang waren voor de allerarmsten, zijn deze thema’s het afgelopen decennium in toenemende mate verbonden aan duurzaamheid en klimaat. De COVID-19 pandemie vergroot de risico’s voor arme mensen om voedselonzeker te worden. Dit noopt tot extra investeringen in de weerbaarheid van voedselsystemen. De pandemie leert ook dat de inzet op verbeterde water-, sanitatie- en hygiënevoorzieningen (WASH) onverminderd structurele aandacht verdient.

In 2023 is vooralsnog een beleidsdoorlichting geprogrammeerd van de effecten van het Nederlandse klimaatbeleid. Deze zal zich baseren op een aantal deelstudies, waaronder een synthese van bestaand evaluatiemateriaal, die meer inzicht verschaft in de daadwerkelijke effectiviteit van langetermijnstrategieën en in de onderlinge samenhang van de thema’s voedselzekerheid, water en klimaat. In 2021-2022 is een toetsing gepland van het Nederlandse beleid aan deze inzichten en mogelijk enkele veldstudies om na te gaan wat de coherentie en uiteindelijke effecten van het beleid zijn in maximaal vijf landen.

Omdat het klimaat een wereldwijd thema is en Nederland en daarbinnen het ministerie slechts één van de vele actoren, is het beïnvloeden van het beleid van internationale organisaties en van andere landen van cruciaal belang. Dit doen we deels via financiering, deels via diplomatie, of in combinatie. In 2020 worden daarom evaluaties uitgevoerd van de niet-financiële beleidsbeïnvloeding door Buitenlandse Zaken op het gebied van landrechten en de mogelijkheden tot klimaatfinanciering. De opgedane kennis zal worden gebruikt voor de evaluatie in 2021 van de bredere klimaatbeleidsbeïnvloeding.

Beleidsdoorlichting duurzame ontwikkeling voedselzekerheid, water en klimaat Beleidsdoorlichting 2.1, 2.2, 2.3 2023
Partners in Ontwikkeling: bijdragen NL bedrijven aan SDG's in ontwikkelingslanden Beleidsevaluatie 1.1, 1.3, 2 2020
Global Alliance for Improved Nutrition GAIN Effectenonderzoek 2.1 2022
Geodata for Agriculture and Water (G4AW) Effectenonderzoek 2.1 2021
Faciliteit Duurzaam ondernemen en Voedselzekerheid FDOV: 5 cases Effectenonderzoek 2.1 2022
Nederlandse bijdrage CGIAR Effectenonderzoek 2.1 2021
Strengthening Water Operators Effectenonderzoek 2.2 2020
Fonds Duurzaam Water FDW Effectenonderzoek 2.2 2020
Simavi WASH SDG programma Effectenonderzoek 2.2 2021
European Partnership on Responsible Minerals Effectenonderzoek 2.3 2020
Climate Investor One Effectenonderzoek 2.3 2022
Dutch Fund Climate and Development Effectenonderzoek 2.3 2023

Thema: Sociale vooruitgang (BHOS-artikel 3)

Het beleid voor sociale vooruitgang richt zich op menselijke ontplooiing en het bevorderen van sociale gelijkheid en inclusieve ontwikkeling. Dit gebeurt onder meer door het bijdragen aan seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR) voor iedereen en een halt toeroepen aan de verspreiding van hiv/aids; het bevorderen van vrouwenrechten en gendergelijkheid; het versterken van het maatschappelijk middenveld, van de meest gemarginaliseerde en gediscrimineerde groepen door onderwijs en werkgelegenheid.

Binnen het thema Sociale vooruitgang is in overleg met de betrokken beleidsdirectie gekozen voor een evaluatie van de beleidsuitvoering van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten over de periode 2015-2020. Enerzijds staat dit onderwerp hoog op de politieke agenda en kunnen de resultaten van de studie eind 2021 de strategische keuzes van bewindslieden informeren; anderzijds bestaat de evaluatie uit een zevental deelonderzoeken waarvan de resultaten ruim voor eind 2021 met de betreffende directie worden gedeeld. Op die manier kunnen beleidsdirecties sneller de opgedane inzichten benutten voor besluitvorming over nieuwe fasen van de programma’s.

Het huidige programma voor versterking van het maatschappelijk middenveld (Power of Voices - POV) is in 2019 ontwikkeld en uitgezet, mede geïnspireerd door een processtudie naar het partnerschapsinstrument. Daarom is besloten het syntheseonderzoek van de 25 eindevaluaties van de partnerschappen van het programma Samenspraak & Tegenspraak van begin 2021 zo licht mogelijk te houden. Belangrijker is om in 2023 de eventuele nieuwe fase van het POV-programma te baseren op een grondige evaluatie in 2023, met name van het effect van partnerschappen die al langer dan vier jaar lopen.

In 2020 evalueert IOB het beleid van gender mainstreaming in de periode 2015 ‒ 2020. Ook vinden in 2020/2021 programma specifieke evaluaties plaats over FLOWII, NAP-programma’s en het Peace and Security 4 All project. De uitkomsten van deze evaluaties zullen zoveel mogelijk worden vertaald naar nog betere integratie van gender in het BZ- en BHOS-brede beleid en de uitvoering van de strategische partnerschappen Power of Women en Women, Peace and Security.

In 2023 zullen de genoemde deelstudies naar verwachting kunnen worden gebruikt als belangrijkste bron voor een beleidsdoorlichting van het gehele artikel 3.

Beleidsdoorlichting Sociale vooruitgang Beleidsdoorlichting 3.1, 3.2, 3.3, 3.4 2022
Beleidsuitvoering Seksuele en Reproductieve Gezondheidszorg en Rechten (SRGR) 2013-2019 Evaluatie van beleid 3.1 2021
Strategische Partnerschappen SRGR en HIV/Aids 2016-2020 Evaluatie van beleidsinstrument 3.1 2021
Fonds Product Development Partnerships Effectenonderzoek 3.1 2020
FLOW Evaluatie subsidiekader 3.2 2021
NAP 1325 (2016-2019) Effectenonderzoek 3.2 2020
Regionaal vrouwenfonds ‘Leading from the South’ Effectenonderzoek 3.2 2021
Mainstreaming genderbeleid Literatuurstudie 3.2 2020
Civicus Effectenonderzoek 3.3 2021
Versterking Maatschappelijk Middenveld – Power of Voices programma Effectenonderzoek 3.3 2023
Samenspraak en tegenspraak – synthese 25 eindevaluaties Syntheseonderzoek 3.3 2021
Orange Knowledge Programma (2017-2021) Effectenonderzoek 3.4 2021

Thema: Vrede, veiligheid en duurzame ontwikkeling (BHOS-artikel 4)

Het beleid voor vrede, veiligheid en duurzame ontwikkeling richt zich op het voorkomen en terugdringen van gewelddadig conflict en het bevorderen van rechtsstaatontwikkeling, vredesopbouw en legitieme staatsstructuren. Binnen deze doelstelling valt ook het bevorderen van migratiesamenwerking, het verbeteren van de perspectieven voor vluchtelingen en gastgemeenschappen (met een focus op onderwijs en werk) en het verlenen van noodhulp om wereldwijde mondiale nood te lenigen. De effectiviteit van alle inspanningen die onder deze brede beleidsdoelstelling (art. 4) vallen, zal worden geanalyseerd in een beleidsdoorlichting die gepland staat voor 2022. Hieronder en in de tabel staan kort de onderliggende beleidsterreinen met de evaluatieve bouwstenen opgesomd.

In het kader van het streven naar stabiele samenlevingen en duurzame ontwikkeling worden het beleid in en rondom conflictgebieden nader bestudeerd. Er zal onder meer worden gekeken naar de effecten van de aangekondigde maatregelen om de kwaliteit van de ontwikkelingsprogramma’s te verbeteren. Deze maatregelen betreffen het tegengaan van fragmentatie, meer focus op het opschalen van succesvolle activiteiten, meer context- en land-specifiek werken, versterking van de capaciteit voor monitoring, evaluatie en leren en een scherpere afweging van de best passende financieringsmodaliteit.

Het effect van de Nederlandse humanitaire hulp en de mate waarin die hulp context-specifiek wordt ingezet, is het onderwerp van een in 2021 af te ronden studie naar de kwaliteit van de Nederlandse humanitaire hulp. Maar ook de overgang van humanitaire hulp naar meer structurele ondersteuning van veranderende samenlevingen staat sinds een aantal jaar hoog op de agenda. Voor 2021 is extra nadruk aangekondigd voor de raakvlakken tussen noodhulpverlening, ontwikkelingssamenwerking en vredesopbouw en de mogelijkheden voor meer proactieve en anticiperende actie. In 2019 is een evaluatieonderzoek gestart naar de Nederlandse bijdrage aan stabiliteit in drie conflictgebieden. IOB zal een syntheseonderzoek verrichten van de evaluaties van initiatieven in drie landen voor opvang in de regio. In samenspraak met de beleidsdirecties is besloten deze synthese vooral te richten op het Prospects programma waarin Nederland een intensievere samenwerking tussen vijf VN-organisaties faciliteert.

De minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking is ook verantwoordelijk voor de financiering van brede partnerschappen op migratieterrein met prioritaire herkomst-, transit- en opvanglanden. Deze verantwoordelijkheid wordt ingevuld door financiering van activiteiten die belangrijk zijn voor betrokken ontwikkelingslanden en die bijdragen aan beter migratiesamenwerking, betere bescherming en perspectieven voor vluchtelingen en gastgemeenschappen, tegengaan van uitbuiting en mishandeling van migranten en bestrijding mensensmokkel/handel, en het bevorderen van vrijwillige terugkeer en herintegratie. In 2021 zal IOB middels een synthese van onderliggende programma-evaluaties nagaan op welke wijze deze activiteiten bijdragen aan het tegengaan van irreguliere migratie.

Beleidsdoorlichting Vrede, veiligheid en duurzame ontwikkeling Beleidsdoorlichting 4.1, 4.2, 4.3 2022
Humanitaire hulp – financieel instrumentarium en diplomatieke inzet Beleidsevaluatie 4.1 2021
Opvang in de regio / RDPP Effectenonderzoek 4.2 2020
Synthese decentrale evaluaties Opvang in de regio Syntheseonderzoek 4.2 2021
Addressing Root Causes ARC / grondoorzaken migratie Syntheseonderzoek 4.2 2021
Nederlandse inzet op stabiliteit in fragiele context Beleidsevaluatie 4.3 en BZ artikel 2.5 2021
NIMD Effectenonderzoek 4.3 2021
Projecten ondernemers uit diaspora Effectenonderzoek 4.3 2020

Thema: Klimaatbeleid ten behoeve van ontwikkelingslanden

Effectieve wereldwijde klimaatactie is een van de vier hoofddoelen van de BHOS-nota Investeren in perspectief waar het kabinet onverminderd op blijft inzetten. Het kabinet maakt zich hard voor groen herstel (building back better) in en buiten Nederland, om de transitie naar een klimaatneutrale, weerbare, circulaire economie te versnellen. Uitvoering van de Overeenkomst van Parijs en verhoging van het ambitieniveau blijven kernelementen van het internationale klimaatbeleid dat het kabinet actief uitdraagt.

Enerzijds is de Nederlandse inzet op klimaat dus een dwarsdoorsnijdend thema in het buitenlandbeleid. Klimaatgerelateerde programma’s gebruiken middelen die zowel onder hoofdstuk 5 (BZ - EU) als onder hoofdstuk 17 (BHOS Art 2) van de begroting vallen. De evaluatieactiviteiten voor het buitenlandbeleid zijn hierboven al aan de orde gekomen. Anderzijds is het succes van dit Nederlandse internationale klimaatbeleid voor een groot deel afhankelijk van de geloofwaardigheid van het binnenlandse klimaatbeleid van Nederland. De relatie tussen en coherentie van het binnenlandse en buitenlandse klimaatbeleid is daarmee ook een logisch thema voor interdepartementale evaluatie. Hoe dit verder kan worden ingevuld, zal nog nader worden bezien, mede op basis van gesprekken met de beleidsdirecties van de verschillende betrokken ministeries.

Syntheseonderzoek Nederlands klimaatbeleid ten behoeve van ontwikkelingslanden Syntheseonderzoek Alle beleidsartikelen BHOS en BZ 2023

Thema: Nederlands OS-beleid via multilaterale organisaties

De multilaterale organisaties vormen een belangrijk kanaal van internationale samenwerking. Met name voor het bevorderen van de SDG’s zijn de VN, de ontwikkelingsbanken en andere multilaterale organisaties onontbeerlijk. Omdat deze organisaties zelf evaluatiediensten hebben met een systeem van onderlinge kwaliteitsbewaking, is afgesproken dat individuele lidstaten terughoudend zijn bij het organiseren van eigen evaluaties. Toch is het, gezien de omvang van de financiering en de verantwoordelijkheid van de minister voor het stimuleren van resultaatgericht en transparant werken van deze organisaties, van belang om regelmatig een vinger aan de pols te houden. Voor 2024 is er daarom een syntheseonderzoek gepland dat een strategische en thematische evaluatie omvat van onder meer de effectiviteit, coherentie en transparantie van het OS-beleid via multilaterale organisaties/kanalen.

Syntheseonderzoek Nederlands OS-beleid via multilaterale organisaties Syntheseonderzoek Alle beleidsartikelen BHOS 2024

Thema: Migratie

Het kabinet zal ook in 2021 mensensmokkel en –handel bestrijden, voorlichting geven over risico’s van irreguliere migratie, mensenrechten van migranten beschermen en terugkeer en herintegratie bevorderen. Daarbij wordt de samenwerking met de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) – de grootste uitvoerder van Nederlandse programma’s op het terrein van migratiesamenwerking, inclusief vrijwillige terugkeer van gestrande migranten - gestroomlijnd. Het kabinet zet hierbij in op een meer strategische relatie, samen met andere donoren. Het evalueren van deze inspanningen – die zowel hoofdstuk V (BZ - EU) als hoofdstuk XVII van de begroting (BHOS Art 4.2) betreffen, kan nuttige inzichten opleveren om de beleidseffectiviteit te versterken. Gezien de grote betrokkenheid van actoren vanuit andere departementen, is nadere interdepartementale afstemming gewenst van evaluatieagenda’s en –resultaten.

Bijlage 5: Lijst van afkortingen

ACS Groep van landen uit Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan.
AEF Access to Energy Fund
ACS Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan
AFAWA Affirmative Finance Action for Women in Africa
AfDB African Development Bank
AIV Adviesraad Internationale Vraagstukken
ARC Addressing Root Causes
AsDB Asian Development Bank
BHOS Buitenlandse Handel & Ontwikkelingssamenwerking
BMZ German Federal Ministry for Economic Cooperation and Development
BNI Bruto Nationaal Inkomen
Brexit Uittreden van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie
BZ Buitenlandse Zaken
CBI Centrum tot Bevordering van de Import uit Ontwikkelingslanden
CBS centraal bureau voor de statistiek
CEP Centraal economische plan
CERF Central Emergency Response Fund
CFYE Challenge Fund for Youth Employment
CIFs Climate Investment Funds
COVID-19 Coronavirus diseas 2019
CPB Centraal Plan Bureau
DAC Development Assistance Committee
DECP Dutch Employers Cooperations Programme
DFCD Dutch Fund for Climate and Dvelopment
DfID United Kingdom Department for International Development
DGGF Dutch Good Growth Fund
DHI Demonstratie, Haalbaarheids- en Investeringsstudies
DPKO Department of Peacekeeping Operations
DRA Dutch Relief Alliance
DRIVE Development Related Infrastructure Investment Vehicle
DTIF Dutch Trade and Investment Fund
ECHO European Civil Protection and Humanitarian Aid Operations
ECW Education Cannot Wait
EDEO Europese Dienst voor Extern Optreden
EFSD European Fund for Sustainable Development
EITI Extractive Industries Transparancy Initiative
EKV Exportkredietverzekering
EOF Europees Ontwikkelingsfonds
EU Europese Unie
EZK Ministerie van Economische Zaken en Klimaat
FAO Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties
FBK Fonds Bestrijding Kinderarbeid
FDOV Faciliteit Duurzaam Ondernemen en Voedselzekerheid
FDW Fonds Duurzaam Water
FIB Finance for International Business
FIND Foundation for Innovative New Diagnostics
FLEGT Forest Law Enforcement Governance and Trade-programma
FLOW Funding Leadership Opportunities for Women
FMO Nederlandse Financieringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden
FOM Faciliteit Opkomende Markten
FVO Fonds Verantwoord Ondernemen
G20 De Groep van 20
G4AW Geodata for Agriculture and Water
GAFSP Global Agriculture and Food Security Program
GAIN Global Alliance for Improved Nutrition
GAVI Global Alliance for Vaccination and Immunization
GCF Groene Klimaatfonds
GEF Global Environment Facility
GEF Generation Equality Forum
GenU Generation Unlimited
GFATM Global Fund to fight AIDS, TB and Malaria
GFF Global Financing Facility in support of »Every Woman, Every Child«
GIZ Deutsche Gesellschaft für Internationale Zusammenarbeit
GPE Global Partnership for Education
GPEDC Global Partnership for Effective Development Cooperation
HGIS Homogene Groep Internationale Samenwerking
HHI Hulp, Handel en Investeringen
HIF Health Insurance Fund
HIV/AIDS Humaan Immunodeficiëntievirus / Verworven Immunodeficiëntiesyn- droom
IATI International Aid Transparency Initiative
ICPD International Conference on Population and development
ICRC International Committee of the Red Cross
ICT Informatie- en Communicatietechnologie
IDA International Development Association
IDB Inter-American Development Bank
IDF Infrastructure Development Fund
IDH Initiatief Duurzame Handel
IFAD International Fund for Agricultural Development
IFC International Finance Organization
IFDC International Fertilizer Development Center
IFFEd International Financing Facility for Education
IFO Innovatieve Financiering voor Ontwikkeling
ILO International Labour Organization
IMF International Monetary Fund
IMVO Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen
IO Internationale Organisatie
IOB Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie
IOM Internationale Organisatie voor Migratie
IPI International Procurement Instrument
IRHP Interdepartementale Raad voor de Handelspolitiek
ISB International Strategic Board
KNVB Koninklijke Nederlandse Voetbalbond
LANDac Netherlands Academy on Land Governance
LEAD Local Employment in Africa for Development
LfS Leading from the South
LFSI Leading From the South I
LGBTI lesbian, gay, bisexual, transgender and Intersexual
MASSIF Micro and Small Enterprise Fund
MENA Middle East and Northern Africa
MER Milieueffectrapportage
MHPSS mental health and psychosocial support
MKB Midden en Klein Bedrijf
MOL Minst Ontwikkelde Landen
MVO Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen
NAP Nationaal Actieplan
NBSO Netherlands Business Support Office
NCP Nationale Contact Punt
NDC Nationally Determined Contribution
NDICI Neighbourhood, Development and International Coopeartion Instrument
NFIA Netherlands Foreign Investment Agency
NFP Netherlands Fellowship Programme
NGO Non-Gouvernementele Organisatie
NICHE Netherlands Initiative for Capacity Development in Higher Education institutions
NIMD Netherlands Institute for Multiparty Democracy
NIO Nationale Investeringsbank voor Ontwikkelingslanden
NLiB NLinBusiness
NSO Netherlands Space Office
ODA Official Development Assistance (officiële ontwikkelingshulp)
OESO Organisatie Economische Samenwerking en Ontwikkeling
OKP Orange Knowledge Program
ORIO Ontwikkelingsrelevante Infrastructuurontwikkeling
OS Ontwikkelingssamenwerking
PBL Planbureau voor de Leefomgeving
PIB Partners for International Business
PIDG Private Infrastructure Development Group
POP Programma Ondersteuning Producentenorganisaties
POV Power of Voices
PoW Power of Women
PPP Public-Private Partnership
PSD Private Sector Development
PSI Private Sector Investeringsprogramma
PUM Programma Uitzending Managers
PWC price waterhouse coopers
RDPP Regional Development Protection Programme
ROMS regionale ontwikkelingsmaatschappijen
RVO Rijksdienst voor Ondernemend Nederland
SBIR Small Business Innovation Research
SDG Sustainable Development Goal
SDR Special Drawing Rights
SIB Starters International Business
SIDA Swedish International Development Cooperation Agency
SMART Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden
SNV Stichting Nederlandse Vrijwilligers
SPCC Strategische Partnerschappen Chronische Crises
SRGR Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten
SUN Scaling Up Nutrition
TIDE Inclusive Dairy Enterprise Program
TINL Trade and Innovate NL
UNAIDS Joint United Nations Programme on HIV/Aids
UNCTAD United Nations Conference on Trade and Development
UNDP United Nations Development Programme
UNEP United Nations Environment Programme
UNESCO United Nations Educational, Scientific and Cultural Organization
UNFPA United Nations Population Fund
UNHCR United Nations High Commissioner for Refugees
UNICEF United Nations Children’s Fund
UNIDO United Nations Industrial Development Organizations
UN-OCHA United Nations Office for the Coordination of Human Affairs
UNRWA United Nations Relief and Works Agency
UNWOMAN United Nations Entity for Gender Equality and Empowerment of Women
USAID United States Agency for International Development
USD Amrikaanse dolllar
VK Verenigd Koninkrijk
VMP Vakbondsmedefinancieringsprogramma
VN Verenigde Naties
VS Verenigde Staten
WASH Water, Sanitation and Hygiene
WB Wereld Bank
WEF World Economic Forum
WFP World Food Programme
WHO World Health Organization
WPS Women Peace and Security
WRI World Resources Institute
WTO World Trade Organization (Wereldhandelsorganisatie)
WWF World Wide Fund for Nature