[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Informeren over voortgang Wob-procedure zaak Wilders

Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (VI) voor het jaar 2020

Brief regering

Nummer: 2020D33623, datum: 2020-09-03, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-35300-VI-133).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 35300 VI-133 Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (VI) voor het jaar 2020.

Onderdeel van zaak 2020Z15562:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2019-2020

35 300 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (VI) voor het jaar 2020

Nr. 133 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 september 2020

Hierbij informeer ik uw Kamer over een verweerschrift dat heden door mij is ingediend bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in het hoger beroep in de procedure van RTL op grond van de Wet openbaarheid bestuur (Wob) inzake de zaak Wilders.

Het hoger beroep van RTL spitst zich toe op ministerraad stukken. De stelling van RTL is dat de MR-stukken (bewust en ten onrechte) niet bij de beoordeling van het verzoek zijn betrokken.

In het verweerschrift wordt uiteengezet dat de stellingen van RTL dat de (mogelijke) strafvervolging van Wilders in de ministerraad is besproken en dat er bewust en ten onrechte documenten buiten de procedure zijn gehouden onjuist zijn. Daaruit wordt geconcludeerd dat de conclusie is dat het hoger beroep van RTL niet kan leiden tot vernietiging van de uitspraak, waarin Rechtbank Midden-Nederland heeft bepaald dat het onderzoek zorgvuldig en grondig is verricht.

In het kader van de voorbereiding van het verweerschrift is gebleken dat mogelijk relevante notulen en besluitenlijsten van de ministerraad (MR) niet alleen onder de Minister van AZ berusten, maar zich ook in een extern archief van mijn ministerie bevinden. Het is gebruikelijk dat Wob-verzoeken over MR-stukken door AZ worden beoordeeld, hierdoor is abusievelijk aangenomen dat JenV zelf niet over deze stukken beschikt. Dit betreur ik.

De stukken zijn niet nieuw en zijn ook al eerder door AZ beoordeeld. In deze beoordeling bleek dat er geen sprake is dat deze documenten betrekking hebben op de strafvervolging. In de eigen beoordeling wordt dezelfde conclusie getrokken.

Stukken ter voorbereiding op de ministerraad zijn ook in de eerdere zoekslagen al bezien en openbaar gemaakt. Ik verwijs naar de bijlagen 5B en 5G bij de Kamerbrief van 3 februari 20201. In bijlage 5G is een email openbaar gemaakt met als bijlage een korte spreektekst voor de Minister in voorbereiding op de ministerraad van 10 oktober 20142. Deze bijlage heeft als titel «tekst onderzoek Wilders». Het is een feitelijke uiteenzetting omtrent de door het OM genomen voorlopige vervolgingsbeslissing. Uit de openbaar gemaakte stukken blijkt dat intern de suggestie wordt gedaan de bijlage te gebruiken voor een toelichting in de ministerraad.

Voor de volledigheid hecht ik er aan uw Kamer erover in te lichten dat op de in het archief in Winschoten aangetroffen geannoteerde agenda ten behoeve van de ministerraad van 10 oktober 2014 vervolgens is aangegeven: «U wordt verzocht de MR te informeren over de vervolgingsbeslissing van het OM inzake de uitspraken van de heer Wilders tijdens de verkiezingsavond 19 maart. Een aantal spreekpunten vindt u in bijlage IV achter deze geannoteerde agenda.»

Uit de notulen van de betreffende ministerraad blijkt overigens niet dat over het onderwerp gesproken is.

De Minister van Justitie en Veiligheid,
F.B.J. Grapperhaus


  1. Zie Kamerstuk 35 300 VI, nr. 109↩︎

  2. Zie Kamerstuk 35 300-VI, nr. 106, bijlage 5G, p. 70–71.↩︎