[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag van een schriftelijk overleg over het Fiche: Mededeling Commissie over actieplan beleid ter voorkoming witwassen en financieren terrorisme

Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Verslag van een schriftelijk overleg

Nummer: 2020D34932, datum: 2020-09-16, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-22112-2910).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 22112 -2910 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie.

Onderdeel van zaak 2020Z16184:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2019-2020

22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 2910 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 16 september 2020 2020

De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Financiën over de brief van 12 juni 2020 over het Fiche: Mededeling Commissie over actieplan beleid ter voorkoming witwassen en financieren terrorisme (Kamerstuk 22 112, nr. 2882).

De vragen en opmerkingen zijn op 3 juli 2020 aan de Minister van Financiën voorgelegd. Bij brief van 11 september 2020 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie,
Anne Mulder

Adjunct-griffier van de commissie,
Schukkink

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het BNC-fiche van de Minister over het actieplan ter voorkoming van witwassen en het financieren van terrorisme en hebben daar een aantal vragen over.

Essentie voorstel

De leden van de VVD-fractie lezen dat de mededeling van de Europese Commissie (EC) een actieplan bevat, dat bestaat uit zes pijlers en gericht is op het EU-beleid ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme. De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat de samenwerking tussen verschillende organisaties van cruciaal belang is bij het effectief tegengaan van witwassen en terrorismefinanciering. Deze leden vragen de regering bij de behandeling dan ook bijzondere aandacht te schenken aan de gegevensuitwisseling met en tussen banken. Deze component is in het voorliggende plan niet benoemd, terwijl samenwerking tussen banken essentieel is voor een effectieve tracering van ongebruikelijke geldstromen. Omdat de belangrijkste hobbel, de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG), ook op Europees niveau ligt, verdient het de aanbeveling dat de EC zich hierover buigt.

De leden van de VVD-fractie lezen dat de EC strenger zal toezien op juiste implementatie van richtlijnen. De EC noemt in dit kader ook de recent uitgebreide bevoegdheden van de Europese Bankautoriteit (EBA). Kan uiteen worden gezet wat deze uitbreidingen precies inhouden en in hoeverre deze uitbreidingen de implementatie van Europese richtlijnen zal verbeteren?

De leden van de VVD-fractie vinden het goed dat er wordt gekeken naar de effectiviteit van de regels en de handhaving daarop. Zij lezen dat de ontwikkeling van een Anti-Money Laundering/Combating the Financing of Terrorism (AML/CFT)-«single rulebook» ertoe zal leiden dat implementatieverschillen tussen lidstaten minder zullen voorkomen, waardoor onnodige lasten voor de sector verholpen kunnen worden. Een voorbeeld van dit soort onnodige lasten is voor de VVD het verschil in registratievereisten voor uiteindelijk belanghebbenden (UBO’s). De leden van de VVD-fractie begrijpen dat de EC een oplossing ziet in het vastleggen van delen van de anti-witwasrichtlijn in een verordening. Deze leden vragen op welke termijn een dergelijke verordening kan worden geïmplementeerd, aangezien vertraging in het koppelen van tools om witwassen en terrorismefinanciering tegen te gaan tussen verschillende lidstaten een cumulerend negatief effect kan hebben.

De leden van de VVD-fractie herkennen zich in de analyse van de EC dat Europees AML/CFT-toezicht nodig is om een geharmoniseerde toepassing van de regels, en effectieve handhaving, te waarborgen. Zij begrijpen dat de contouren van een nieuw toezichtsorgaan nog nader worden uitgewerkt. In hoeverre verschilt deze nieuw te vormen entiteit van de EBA met haar recente uitbreiding van bevoegdheden? In hoeverre zal deze nieuw te vormen entiteit dan ook bancair worden gedomineerd? De leden van de VVD-fractie vinden namelijk dat ook andere beroepsgroepen onder het toezicht van deze nieuwe entiteit zouden moeten komen te vallen. Daarnaast willen zij weten in hoeverre het toezicht binnen sectoren die meer nationaal georiënteerd zijn wordt ingericht, zowel op de gebieden van kennis als fiscaliteit.

De leden van de VVD-fractie lezen dat de EC de financiering van deze toezichthouder zal neerleggen bij de private partijen die onder zijn toezicht staan, zoals gebruikelijk is bij vergelijkbare organen. Zij vragen wat de extra kosten zullen zijn voor dit Europees ingerichte toezicht.

De leden van de VVD-fractie lezen dat de EC overweegt om het Anti-Money Laundering Operational Network (AMON) te versterken en de informatie-uitwisseling tussen bevoegde autoriteiten binnen en over de landsgrenzen te bevorderen. Deze leden zijn benieuwd op welke manieren nationale initiatieven, zoals het Transactie Monitoring Nederland, hiervan kunnen profiteren.

De leden van de VVD-fractie constateren dat de EC ernaar streeft om de betrokkenheid van de EU bij de Financial Action Task Force (FATF) te vergroten, zodat de EU wereldwijd een grotere rol kan spelen. Hoe kan de zelfstandigheid van Nederland als lid van de FATF worden gewaarborgd?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het fiche betreffende het actieplan beleid ter voorkoming witwassen en financieren terrorisme. De reikwijdte van het Europese toezicht zou uitgebreid moeten worden vanwege technologische innovatie; de leden van de SP-fractie vragen de regering welke innovatie dit precies betreft. De leden lezen dat er sterk ingezet wordt op het ondersteunen en aanvullen, maar niet op het vervangen van nationale mechanismen en werkzaamheden. Zij vragen de Minister of dit voor alles geldt, of dat er ook nationale vormen van toezicht zullen verdwijnen of afgezwakt zullen worden. Daarbij zien de leden onvoldoende onderbouwing van de toegevoegde waarde van een Europese toezichthouder. De leden vragen wat de verwachte effectiviteitswinst zal zijn van een Europese toezichthouder op dit gebied ten opzichte van betere samenwerking van de nationale autoriteiten. Zullen degenen die dit toezicht uitvoeren gefinancierd worden door Europa of zullen zij gedetacheerd zijn vanuit de lidstaten? Wie heeft uiteindelijk zeggenschap over hun werkzaamheden? Voorts vragen zij welke effecten het invoeren van dit actieplan zal hebben op de informatiepositie, democratische controle en grip van de Kamer. Zal dit leiden tot minder informatie over de werkzaamheden, effectiviteit en efficiëntie? In hoeverre leveren we middels deze samenwerking invloed in op het functioneren van agentschappen die verregaande bevoegdheden hebben op gebieden zoals privacy? Welke effecten zal dit actieplan hebben op de werking van het financiële stelsel in Europa en vooral in Nederland? Daarbij vragen de leden specifiek ook om een toelichting in hoeverre dit beperkingen oplegt aan toekomstige nationale regelgeving. Ten slotte vragen de leden welke raakvlakken dit voorstel heeft met «de werking van de interne markt». In hoeverre heeft het daar invloed op? Welke mate van invloed over de (financiële) markt verliest het Nederlandse parlement middels de doorvoering van dit actieplan?

II Reactie van de Minister

Met belangstelling heb ik kennis genomen van de vragen en opmerkingen van de leden van de fracties van de VVD en SP over het fiche Mededeling Commissie over actieplan beleid ter voorkoming witwassen en financieren terrorisme1. Bij de volgorde van de beantwoording is de volgorde van de inbreng van het schriftelijk overleg aangehouden.

De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat de samenwerking tussen verschillende organisaties van cruciaal belang is bij het effectief tegengaan van witwassen en terrorismefinanciering. Deze leden vragen de regering bij de behandeling dan ook bijzondere aandacht te schenken aan de gegevensuitwisseling met en tussen banken. Deze component is in het voorliggende plan niet benoemd, terwijl samenwerking tussen banken essentieel is voor een effectieve tracering van ongebruikelijke geldstromen. Omdat de belangrijkste hobbel, de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG), ook op Europees niveau ligt, verdient het de aanbeveling dat de EC zich hierover buigt.

Ik onderschrijf het belang van gegevensuitwisseling en samenwerking met en tussen banken in de strijd tegen witwassen en financieren van terrorisme (AML/CFT). Dit is een van de speerpunten uit mijn plan van aanpak witwassen van 30 juni 20192. Zowel op nationaal als Europees niveau blijf ik hier dan ook op inzetten, meest recentelijk in de Nederlandse consultatiereactie op het Europese actieplan over het beleid ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, die ik samen met de brief Voortgang plan van aanpak witwassen van 3 juli 20203 met uw Kamer heb gedeeld. In lijn met het verzoek van de leden van de VVD, heb ik in deze reactie bij de Europese Commissie ervoor gepleit om de mogelijkheden voor het delen van informatie tussen Wwft-instellingen te vergroten en meer richtsnoeren te ontwikkelen ten aanzien van de relatie tussen de AVG en de anti-witwasregelgeving.

De leden van de VVD-fractie lezen dat de EC strenger zal toezien op juiste implementatie van richtlijnen. De EC noemt in dit kader ook de recent uitgebreide bevoegdheden van de Europese Bankautoriteit (EBA). Kan uiteen worden gezet wat deze uitbreidingen precies inhouden en in hoeverre deze uitbreidingen de implementatie van Europese richtlijnen zal verbeteren?

Sinds 1 januari van dit jaar heeft de EBA taken op het terrein van AML/CFT erbij gekregen.4 Dit betreft een leidende, coördinerende en monitorende rol voor de EBA ten aanzien van instellingen waarop de vierde anti-witwasrichtlijn (AMLD) van toepassing is en die vallen onder de scope van EBA, EIOPA (European Insurance and Occupational Pensions Authority) en ESMA (European Securities and Markets Authority); deze instellingen worden hierna kortweg worden aangeduid als «financiëlesectordeelnemers».

Om die nieuwe taak op AML/CFT-gebied te kunnen uitvoeren, heeft de EBA een aantal nieuwe bevoegdheden gekregen, waaronder:5

– De bevoegdheid om bepaalde informatie te verzamelen over zwakke punten («weaknesses») die tijdens lopende toezichts- en vergunningverleningsprocedures door nationale toezichthouders zijn geconstateerd in de processen en procedures, governanceregelingen, de deskundigheid en betrouwbaarheid, de verwerving van gekwalificeerde deelnemingen, bedrijfsmodellen en activiteiten van financiëlesectordeelnemers wat betreft het voorkomen en tegengaan van witwassen en terrorismefinanciering. Daarnaast mag de EBA ook bepaalde informatie verzamelen over maatregelen die op nationaal niveau zijn getroffen in respons op (mogelijke) inbreuken op AML/CFT-regels door een financiëlesectordeelnemer (bijvoorbeeld een bank), alsook over ongepaste of ineffectieve toepassing van dergelijke regels door een financiëlesectordeelnemer;

– De bevoegdheid om de hierboven bedoelde informatie die de EBA heeft verzameld, op te nemen in een door haar op te zetten centrale databank. Deze databank dient de EBA actueel te houden. De EBA analyseert de informatie die in de databank is opgenomen. Nationale AML/CFT-autoriteiten kunnen de EBA verzoeken om bepaalde gegevens uit die databank aan hen beschikbaar te stellen;

– De bevoegdheid om gemeenschappelijke richtsnoeren en normen voor het voorkomen en tegengaan van witwassen en terrorismefinanciering te ontwikkelen en bij te dragen aan de consistente implementatie daarvan;

– De bevoegdheid om nationale AML/CFT-autoriteiten te ondersteunen wanneer deze dat verzoeken;

– De bevoegdheid om marktontwikkelingen te monitoren en kwetsbare punten en risico’s in verband met AML/CFT te beoordelen;

– De bevoegdheid om, indien zij aanwijzingen heeft dat er sprake is van wezenlijke inbreuken op AML/CFT-verplichtingen, een nationale AML/CFT-autoriteit te verzoeken een onderzoek in te stellen naar een bepaalde financiëlesectordeelnemer, dan wel die nationale autoriteit te vragen om het opleggen van een sanctie jegens die financiëlesectordeelnemer te overwegen. Zo nodig kan de EBA een nationale AML/CFT-autoriteit ook verzoeken om te overwegen een tot die financiëlesectordeelnemer gericht individueel besluit vast te stellen waarin deze wordt gelast alle nodige maatregelen te treffen om te voldoen aan haar verplichtingen, met inbegrip van het stopzetten van haar activiteiten. De nationale AML/CFT-autoriteit waaraan de EBA één van deze verzoeken richt, dient de EBA uiterlijk binnen tien werkdagen in kennis te stellen van de stappen die deze heeft gezet of voornemens is te zetten om aan het verzoek van de EBA te voldoen. Indien die nationale autoriteit dat niet doet, dan kan formeel de zogeheten breach of Union law-procedure gaan gelden. Dit is een reeds langer bestaande procedure waarmee beoogd wordt tegen te gaan dat op nationaal niveau in strijd met bepaalde Europees regels wordt gehandeld. Deze bestaande procedure is met het oog op de nieuwe AML/CFT-taak van de EBA uitgebreid. Als de benodigde formele stappen van de breach of Union law-procedure zijn doorlopen en de betreffende nationale autoriteit nog steeds in strijd met het Unierecht handelt en het nodig is dat deze niet-naleving tijdig wordt verholpen om neutrale concurrentievoorwaarden op de markt te behouden of te herstellen, dan wel de ordelijke werking en de integriteit van het financiële stelsel te verzekeren, dan kan de EBA een tot een financiëlesectordeelnemer gericht individueel besluit nemen waarin deze wordt gelast alle nodige maatregelen te nemen om te voldoen aan haar verplichtingen op grond van het Unierecht, met inbegrip van de stopzetting van activiteiten. Daartoe mag de EBA het relevante Unierecht toepassen, alsook nationaal recht, voor zover daarin Europese richtlijnen zijn omgezet of lidstaatopties uit Europese verordeningen worden uitgeoefend.

Ten behoeve van haar nieuwe taak op AML/CFT-gebied en het nemen van besluiten op dat terrein, heeft de EBA een permanent intern comité opgericht dat de besluitvorming met betrekking tot dit terrein voorbereidt. In dat comité zijn de nationale AML/CFT-autoriteiten (voor financiëlesectordeelnemers) van elke lidstaat vertegenwoordigd. In het geval van Nederland zijn dat De Nederlandsche Bank (DNB) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM).

De leden van de VVD-fractie vinden het goed dat er wordt gekeken naar de effectiviteit van de regels en de handhaving daarop. Zij lezen dat de ontwikkeling van een Anti-Money Laundering/Combating the Financing of Terrorism (AML/CFT)-«single rulebook» ertoe zal leiden dat implementatieverschillen tussen lidstaten minder zullen voorkomen, waardoor onnodige lasten voor de sector verholpen kunnen worden. Een voorbeeld van dit soort onnodige lasten is voor de VVD het verschil in registratievereisten voor uiteindelijk belanghebbenden (UBO’s).De leden van de VVD-fractie begrijpen dat de EC een oplossing ziet in het vastleggen van delen van de anti-witwasrichtlijn in een verordening. Deze leden vragen op welke termijn een dergelijke verordening kan worden geïmplementeerd, aangezien vertraging in het koppelen van tools om witwassen en terrorismefinanciering tegen te gaan tussen verschillende lidstaten een cumulerend negatief effect kan hebben.

Verdere Europese harmonisatie is van belang zowel ter verhoging van de effectiviteit als van de efficiëntie van de anti-witwasregelgeving. Vanwege dit belang dringt Nederland op Europees niveau, onder meer in de Nederlandse consultatiereactie op het actieplan van de Europese Commissie, aan op voorspoedige implementatie van het «Single Rulebook» in de vorm van een verordening. De Europese Commissie heeft aangegeven in het eerste kwartaal van 2021 met wetgevingsvoorstellen te komen. Een verordening heeft anders dan een richtlijn rechtstreekse werking, en zal derhalve zonder de noodzaak voor nationale wetgeving, spoedig na bekendmaking in werking kunnen treden. Specifiek ten aanzien van het UBO-register heeft Nederland in de hierboven genoemde reactie op de openbare consultatie naar aanleiding van het actieplan van de Europese Commissie, aangegeven in dit stadium geen verdere harmonisatie voor te staan. Dit hangt er mee samen dat het UBO-register samenhangt met een omvangrijk IT-implementatietraject dat pas recentelijk is afgerond, alsmede dat Nederland gebruik heeft gemaakt van verschillende lidstaatopties. Daarbij geldt dat de registers reeds in vergaande mate zijn geharmoniseerd en bovendien op grond van de huidige anti-witwasrichtlijn al uiterlijk 10 maart 2021 gekoppeld dienen te worden. Voor wat betreft de registratieplicht in het UBO-register geldt dat deze op grond van de vierde anti-witwasrichtlijn alleen geldt voor vennootschappen en andere juridische entiteiten die in de betreffende lidstaat zijn opgericht. Implementatieverschillen tussen lidstaten zullen hiermee voor dezelfde vennootschap of overige juridische entiteit niet tot aanvullende lasten leiden. In algemene zin geldt dat de richtlijn maar beperkte verschillen tussen lidstaten mogelijk maakt, en dat verschillen tot op bepaalde hoogte onvermijdelijk zijn omdat lidstaten andere typen juridische entiteiten kennen.

De leden van de VVD-fractie herkennen zich in de analyse van de EC dat Europees AML/CFT-toezicht nodig is om een geharmoniseerde toepassing van de regels, en effectieve handhaving, te waarborgen. Zij begrijpen dat de contouren van een nieuw toezichtsorgaan nog nader worden uitgewerkt. In hoeverre verschilt deze nieuw te vormen entiteit van de EBA met haar recente uitbreiding van bevoegdheden? In hoeverre zal deze nieuw te vormen entiteit dan ook bancair worden gedomineerd? De leden van de VVD-fractie vinden namelijk dat ook andere beroepsgroepen onder het toezicht van deze nieuwe entiteit zouden moeten komen te vallen. Daarnaast willen zij weten in hoeverre het toezicht binnen sectoren die meer nationaal georiënteerd zijn wordt ingericht, zowel op de gebieden van kennis als fiscaliteit.

Hoe een nieuwe Europese AML/CFT-toezichthouder eruit zal zien, is op dit moment inderdaad nog niet bekend. De Europese Commissie zal daartoe in de eerste helft van volgend jaar met wetgevende voorstellen komen. Zoals uit het BNC-fiche volgt, heeft Nederland de voorkeur voor een onafhankelijke Europese AML/CFT-toezichthouder met (anders dan de EBA; zie ook hierboven) directe bevoegdheden. Ik ben daarbij van mening dat deze toezichthouder haar toezicht zou moeten richten op financiële ondernemingen, zoals banken, beleggingsondernemingen, wisselinstellingen, etc., en niet op beroepsgroepen als advocaten, notarissen, belastingadviseurs, etc. De regelgeving voor financiële ondernemingen is voor een groot deel reeds gebaseerd op Europese regelgeving terwijl de regelgeving voor beroepsgroepen overwegend nationaal van aard is, evenals het werkterrein van deze groepen. Met het oog daarop alsook met het oog op het subsidiariteitsbeginsel en het proportionaliteitsbeginsel, vind ik het onwenselijk de beroepsgroepen onder centraal Europees toezicht te plaatsen.

De leden van de VVD-fractie lezen dat de EC de financiering van deze toezichthouder zal neerleggen bij de private partijen die onder zijn toezicht staan, zoals gebruikelijk is bij vergelijkbare organen. Zij vragen wat de extra kosten zullen zijn voor dit Europees ingerichte toezicht.

De wijze van bekostiging van het Europese toezicht is nog niet bekend, anders dan dat de Commissie aangeeft dat er goede redenen bestaan om de kosten neer te leggen bij de private partijen die onder het toezicht komen staan. Daarnaast is ook de hoogte van de kosten nog niet bekend, alsmede in hoeverre doorbelasting op bovengenoemde wijze zou leiden tot een lastenverzwaring. Daarbij speelt mee dat de kosten van deze toezichthouder in dat geval EU-breed verspreid zouden worden over ondertoezichtstaande instellingen, in plaats van enkel op nationaal niveau. Wat de mogelijke impact hiervan zou zijn op de totale toezichtskosten voor instellingen die zowel onder het nationale als het Europese toezicht zouden vallen, is in dit stadium nog niet vast te stellen. Dat gezegd hebbende zal Nederland, zoals aangegeven in het fiche, de Europese Commissie verzoeken het financieel beslag van de toekomstige voorstellen nader te duiden.

De leden van de VVD-fractie lezen dat de EC overweegt om het Anti-Money Laundering Operational Network (AMON) te versterken en de informatie-uitwisseling tussen bevoegde autoriteiten binnen en over de landsgrenzen te bevorderen. Deze leden zijn benieuwd op welke manieren nationale initiatieven, zoals het Transactie Monitoring Nederland, hiervan kunnen profiteren.

AMON is een informeel netwerk van nationale rechtshandhavende autoriteiten uit diverse landen die zich bezighouden met het tegengaan van witwassen. Deze autoriteiten kunnen profiteren van versterking van informatie-uitwisseling binnen het AMON, waarvan Europol het secretariaat voert. Transactie Monitoring Nederland is een initiatief van vijf Nederlandse banken bedoeld om gezamenlijk transacties te monitoren. Het is geen initiatief van verschillende (inter)nationale rechtshandhavende autoriteiten.

De leden van de VVD-fractie constateren dat de EC ernaar streeft om de betrokkenheid van de EU bij de Financial Action Task Force (FATF) te vergroten, zodat de EU wereldwijd een grotere rol kan spelen. Hoe kan de zelfstandigheid van Nederland als lid van de FATF worden gewaarborgd?

Versterkte coördinatie en samenwerking tussen de Europese Commissie en de lidstaten bij de FATF kan helpen om de invloed van de EU, en daarmee van de lidstaten, te vergroten op de internationale bestrijding van illegale geldstromen en deze daarmee effectiever te maken. Daarbij vind ik het, net als de leden van de VVD-fractie, belangrijk dat Nederland zelfstandig en volwaardig lid van de FATF blijft. De Europese Commissie heeft in haar plan nog niet concreet aangegeven welke stappen zij wil nemen op dit punt. Zodoende is nog niet duidelijk welke gevolgen dit voornemen concreet zal hebben voor de EU-lidstaten, waaronder Nederland. De positie van Nederland in de FATF kan in principe alleen door Nederland aangepast worden. Afhankelijk van nadere voorstellen van de Commissie zal ik mijn standpunt hierover verder bepalen.

De reikwijdte van het Europese toezicht zou uitgebreid moeten worden vanwege technologische innovatie; de leden van de SP-fractie vragen de regering welke innovatie dit precies betreft.

De leden van de SP-fractie verwijzen waarschijnlijk naar de volgende passage uit de mededeling van de Europese Commissie: «De reikwijdte van de EU-wetgeving moet worden uitgebreid om ook de implicaties van technologische ontwikkelingen en innovaties in internationale normen te vatten. Voor werkzaamheden op internationaal niveau lijkt het raadzaam dat meer sectoren of entiteiten onder de anti-witwasregelgeving vallen en dat wordt nagegaan hoe de regels moeten worden toegepast op dienstverleners voor virtuele activa, voor wie zij nu nog niet gelden.» Uit de tweede zin maak ik op dat de Europese Commissie in ieder geval doelt op dienstverleners voor virtuele activa. Ik ga er daarnaast van uit dat de Europese Commissie verder ruimte wil laten voor toezicht op andere innovatieve spelers in de financiële sector.

De leden van de SP-fractie lezen dat er sterk ingezet wordt op het ondersteunen en aanvullen, maar niet op het vervangen van nationale mechanismen en werkzaamheden. Zij vragen de Minister of dit voor alles geldt, of dat er ook nationale vormen van toezicht zullen verdwijnen of afgezwakt zullen worden.

In het BNC-fiche is aangegeven dat het kabinet een ondersteunings- en samenwerkingsmechanisme voor FIU’s onderschrijft. Vanwege het belang van de operationele onafhankelijkheid en zelfstandigheid van de FIU’s, dient in dit kader het beoogde mechanisme de werkzaamheden van de FIU’s te ondersteunen, en niet te vervangen. Ten aanzien van het toezicht is in het BNC-fiche aangegeven dat Nederland positief staat tegenover de introductie van een onafhankelijke Europese AML/CFT-toezichthouder met directe bevoegdheden. Hierbij vind ik het van belang dat samenwerking met de nationale toezichthouders een belangrijke rol heeft binnen het op te zetten Europese toezichtmechanisme.

Daarbij zien de leden van de SP-fractie onvoldoende onderbouwing van de toegevoegde waarde van een Europese toezichthouder. De leden vragen wat de verwachte effectiviteitswinst zal zijn van een Europese toezichthouder op dit gebied ten opzichte van betere samenwerking van de nationale autoriteiten.

De Europese Commissie geeft in de mededeling aan dat de hiervoor genoemde wetgevingsvoorstellen zullen worden ingediend op basis van een grondige effectbeoordeling van de opties op het vlak van de functies, de reikwijdte en de structuur van de Europese toezichthouder. Hierop zal zodoende worden ingegaan in de wetgevingsvoorstellen. Nederland heeft in een joint position paper 6, samen met Frankrijk, Duitsland, Italië, Spanje en Letland, gepleit voor de introductie van een Europese AML/CFT-toezichthouder met directe en indirecte bevoegdheden. Hierin wordt beargumenteerd dat centraal Europees toezicht een cruciale aanvulling is op het nationale toezicht onder meer vanwege de grensoverschrijdende aard van witwassen en het financieren van terrorisme.

De leden van de SP-fractie vragen of degenen die dit toezicht zullen uitvoeren gefinancierd worden door Europa of dat zij gedetacheerd zullen zijn vanuit de lidstaten? Wie heeft uiteindelijk zeggenschap over hun werkzaamheden?

De Europese Commissie stelt in de mededeling dat het toezicht op EU-niveau kan worden toevertrouwd aan een bestaand EU-agentschap, zoals de Europese Bankautoriteit (EBA), of aan een nieuw op te richten orgaan. Indien deze taak bij de EBA wordt belegd, dan ligt het voor de hand dat de zeggenschap over de werkzaamheden van de toezichthouder bij de EBA zullen liggen, aangezien de EBA een onafhankelijke EU-autoriteit is. Indien deze taak bij een nieuw op te richten orgaan wordt neergelegd, dan hangt het van de status en de governance van dat orgaan af, wie de uiteindelijke zeggenschap over de werkzaamheden heeft. In het hiervoor genoemde paper heeft Nederland overigens beargumenteerd dat effectief toezicht een onafhankelijke Europese anti-witwas toezichthouder vereist.

Voorts vragen de leden van de SP-fractie welke effecten het invoeren van dit actieplan zal hebben op de informatiepositie, democratische controle en grip van de Kamer. Zal dit leiden tot minder informatie over de werkzaamheden, effectiviteit en efficiëntie? In hoeverre leveren we middels deze samenwerking invloed in op het functioneren van agentschappen die verregaande bevoegdheden hebben op gebieden zoals privacy? De leden van de SP-fractie willen weten welke effecten dit actieplan zal hebben op de werking van het financiële stelsel in Europa en vooral in Nederland? Daarbij vragen de leden specifiek ook om een toelichting in hoeverre dit beperkingen oplegt aan toekomstige nationale regelgeving.

Dit actieplan schetst op hoofdlijnen de voorstellen die de Europese Commissie zal gaan doen om het Europese anti-witwasraamwerk te versterken. De nadere invulling van deze hoofdlijnen in de wetgevingsvoorstellen zal meer duidelijkheid geven over de effecten. Ik vind hierbij van belang dat de wetgevingsvoorstellen aandacht besteden aan de democratische controle op bijvoorbeeld het werk van de Europese AML/CFT-toezichthouder.

Ten aanzien van mogelijke beperkingen aan toekomstige nationale regelgeving kan op dit moment slechts gesteld worden dat indien onderdelen van de richtlijn in een verordening zullen worden neergelegd, deze onderdelen niet meer omgezet hoeven te worden in nationale wetgeving, aangezien verordeningen rechtstreekse werking hebben. Dit laat onverlet dat een verordening wel ruimte kan overlaten aan lidstaten om op bepaalde punten striktere nationale wetgeving te introduceren. Daarbij is het van belang aan te geven dat het financiële stelsel vanwege de grensoverschrijdende aard en de internationale verwevenheid en afhankelijkheid reeds in hoge mate op Europees niveau wordt gereguleerd, waaronder op het gebied van de bestrijding van witwassen en financieren van terrorisme. Verdere harmonisatie, samenwerking en Europees toezicht, maakt effectievere en efficiëntere witwasbestrijding mogelijk, en helpt daarbij een gelijk speelveld op Europees niveau te bewaken, hetgeen de integriteit van het financiële stelsel ten goede komt, zowel op Europees niveau als in Nederland.

Ten slotte vragen de leden van de SP-fractie welke raakvlakken dit voorstel heeft met «de werking van de interne markt». In hoeverre heeft het daar invloed op? Welke mate van invloed over de (financiële) markt verliest het Nederlandse parlement middels de doorvoering van dit actieplan?

Witwassen en het financieren van terrorisme vormen risico’s voor de integriteit van de financiële sector en het functioneren van de interne markt van de Europese Unie, waar Nederland deel van uitmaakt. In dit actieplan kondigt de Europese Commissie aan het Europese raamwerk waarmee witwassen en het financieren van terrorisme wordt voorkomen, en dat in lijn met andere wet- en regelgeving voor de financiële sector reeds in hoge mate is geharmoniseerd, te willen versterken. Beoogd wordt hiermee de werking van de interne markt te waarborgen. De nadere invulling van de hoofdlijnen uit het actieplan, zal meer duidelijkheid geven over de effecten. Ik vind hierbij van belang dat de wetgevingsvoorstellen aandacht besteden aan de democratische controle op bijvoorbeeld het werk van de Europese AML/CFT-toezichthouder.


  1. Kamerstuk 22 112, nr. 2882.↩︎

  2. Kamerstuk 31 477, nr. 41.↩︎

  3. Kamerstuk 31 477, nr. 51.↩︎

  4. Verordening (EU) 2019/2175 van het Europees parlement en de Raad van 18 december 2019 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1093/2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), Verordening (EU) nr. 1094/2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen), Verordening (EU) nr. 1095/2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), Verordening (EU) nr. 600/2014 betreffende markten in financiële instrumenten, Verordening (EU) 2016/1011 betreffende indices die worden gebruikt als benchmarks voor financiële instrumenten en financiële overeenkomsten of om de prestatie van beleggingsfondsen te meten, en Verordening (EU) 2015/847 betreffende bij geldovermakingen te voegen informatie (PbEU 2019, L 334).↩︎

  5. Zie ook de in voetnoot 4 genoemde richtlijn.↩︎

  6. Kamerstuk 31 477, nr. 44, bijlage.↩︎