Fiche: Mededeling over een EU-strategie voor een geïntegreerd energiesysteem
Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Brief regering
Nummer: 2020D35226, datum: 2020-09-14, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-22112-2918).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken (Ooit VVD kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 22112 -2918 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie.
Onderdeel van zaak 2020Z16319:
- Indiener: S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken
- Volgcommissie: vaste commissie voor Europese Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- 2020-09-22 16:30: Procedurevergadering (videoverbinding) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- 2020-09-25 12:00: Energieraad (informeel) 5 en 6 oktober 2020 (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- 2020-10-06 15:30: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2020-10-07 18:00: Klimaat en energie (Notaoverleg), vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- 2020-10-28 14:10: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2019-2020 |
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 2918 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 september 2020
Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij 2 fiches die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC).
Fiche: Mededeling over een EU-strategie voor een geïntegreerd energiesysteem
Fiche: Mededeling over een waterstofstrategie voor een klimaatneutraal Europa (Kamerstuk 22 112, nr. 2919).
De Minister van Buitenlandse Zaken,
S.A. Blok
Fiche: Mededeling over een EU-strategie voor een geïntegreerd energiesysteem
1. Algemene gegevens
a) Titel voorstel
Mededeling van de Commissie aan het Europees parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s: Energie voor een klimaatneutrale economie: een EU-strategie voor een geïntegreerd energiesysteem
b) Datum ontvangst Commissiedocument
8 juli 2020
c) Nr. Commissiedocument
COM(2020) 299
d) EUR-Lex
https://eur-lex.europa.eu/legal-content/EN/TXT/?qid=1595508002847&uri=CELEX:52020DC0299
e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie Raad voor Regelgevingstoetsing
Niet opgesteld.
e) Behandelingstraject Raad
Energieraad.
f) Eerstverantwoordelijk ministerie
Ministerie van Economische Zaken en Klimaat.
2. Essentie voorstel
De Europese strategie voor een geïntegreerd energiesysteem (hierna: de strategie) is op 8 juli 2020 door de Commissie met de waterstofstrategie gepresenteerd als onderdeel van de Green Deal1. De strategie schetst het toekomstige energiesysteem dat nodig is om klimaatneutraliteit in 2050 tegen de laagste kosten te kunnen realiseren. Dat kan door producenten en gebruikers van energie onderling meer met elkaar te verbinden (zoals meer verbindingen tussen de nu nog gescheiden systemen van elektriciteit, gas en warmte). Aangezien een groot gedeelte van de broeikasuitstoot veroorzaakt wordt door energieproductie en -consumptie, kan betere systeemintegratie significante CO2-reductie opleveren.
In de strategie wordt een visie uiteengezet over de wijze waarop sneller de stap kan worden gezet naar een meer geïntegreerd energiesysteem dat schone energie en een klimaatneutrale economie ondersteunt en tegelijk de energiezekerheid versterkt, de gezondheid en het milieu beschermt, groei en mondiaal industrieel leiderschap bevordert en zorgdraagt voor banen en investeringen voor het herstel in het kader van de COVID-19 pandemie.
Deze strategie bestaat uit zes pijlers waarin gecoördineerde (wetgevende en niet-wetgevende) maatregelen worden aangekondigd om belemmeringen voor de integratie van het energiesysteem op te lossen. De pijlers zijn:
1. Een «circulair» energiesysteem, met energie-efficiëntie als basisbeginsel;
2. Versnellen elektrificatie van eindverbruik-sectoren, inzet op hernieuwbare energie;
3. Gebruik van hernieuwbare en CO2-arme brandstoffen, incl. waterstof, stimuleren in sectoren die moeilijk CO-uitstoot kunnen vermijden;
4. Energiemarkten voorbereiden op decarbonisatie en meer geografisch gespreide energiebronnen;
5. Een meer geïntegreerde energie-infrastructuur;
6. Een gedigitaliseerd energiesysteem met aandacht voor onderzoek en innovatie.
Aangekondigde wetgevende acties staan grotendeels voor 2021 gepland en zijn o.a.: aanpassing van de Energiebelasting richtlijn (ETD), aanpassing van de Richtlijn hernieuwbare energie (RED), aanpassing van de Richtlijn Energie-Efficiëntie (EED), aanpassing van de Richtlijn alternatieve brandstoffen, aanpassing van de Trans Europese Netwerken energie verordening (TEN-E) over energieinfrastructuur, aanpassing van de TEN-Transport verordening (TEN-T) voor wat betreft laadinfrastructuur, aanpassing van het Emissiehandelssysteem (ETS) en aanpassing aan het Staatsteunkader milieu en energie. Ook kondigt de Commissie de introductie van een nieuw marktontwerp voor de gasmarkt aan (het zogeheten decarbonisatiepakket).
Als niet-wetgevende acties kondigt de Commissie o.a. aan om: richtsnoeren te publiceren om het «energie-efficiëntie eerst» beginsel in nationale wetgeving te operationaliseren; om leveringszekerheid van hernieuwbare bronnen additioneel te monitoren; om een strategie voor hernieuwbare energie op zee te publiceren om grootschalige hernieuwbare elektriciteitsproductie te bevorderen; en om middels een informatiecampagne aandacht te vragen voor de positie van de consument op de energiemarkt. Daarnaast kondigt de Commissie een nieuw actieplan digitalisering van energie in 2021 aan dat volgens de Commissie systeemintegratie nog meer zal versnellen.
3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel
a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein
In juni 2020 heeft het kabinet in een brief naar de Kamer de «Rijksvisie marktontwikkeling voor de energietransitie» gedeeld, waarin aandacht is voor publieke belangen in de energievoorziening zodat deze schoon, veilig, betrouwbaar, betaalbaar en ruimtelijk inpasbaar is2. Dit borduurt voort op de afspraken in het Klimaatakkoord over een geïntegreerd energiesysteem.3 Systeemintegratie biedt nieuwe mogelijkheden om infrastructuren efficiënt te benutten4 en om vraag en aanbod van energie op elkaar af te stemmen. Het kabinet is van mening dat elke energiebron en energiedrager een eigen rol heeft in de energievoorziening van de toekomst.5
In EU-verband heeft het kabinet zich de laatste jaren sterk gemaakt voor aandacht vanuit de EU voor een geïntegreerd energiesysteem, waterstof, CC(U)S en wind op zee, met daarbij nadruk op de rol van marktpartijen en kosten-efficiëntie. Internationale samenwerking is van cruciaal belang om de centrale positie van Nederland in het toekomstig CO2-neutrale energiesysteem uit te breiden. De sterke kanten van Nederland zijn onder meer de gunstige ligging aan de Noordzee, met windenergie-potentie en CO2-opslag, uitgebreide energie-infrastructuur6 en krachtige industriële clusters.
b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel
De strategie sluit grotendeels aan op de Nederlandse beleidslijnen wat betreft systeemintegratie. Het kabinet vindt het positief dat de strategie een gelijk speelveld voor gasvormige energiedragers wil stimuleren (bijvoorbeeld waterstof en groen gas), en dat barrières voor de bredere inzet van CCS worden geadresseerd. Ook verwelkomt het kabinet dat een integrale aanpak van energie-infrastructuur wordt gestimuleerd, waarbij de nadruk ligt op hergebruik van bestaande infrastructuur en de promotie van alternatieve brandstoffen voor transport en industrie. Bovendien vindt het kabinet het positief dat de strategie is geschreven in het licht van hogere klimaatambities, zowel voor 2050 (klimaatneutraliteit) als 2030 (50–55%). Zoals bekend zet het kabinet zich in voor een 2030-doel van 55% CO2-reductie in de EU.
Er is wel een aantal aandachtspunten. De vier belangrijkste algemene aandachtspunten voor het kabinet zijn: 1) dat het «energie-efficiëntie eerst» principe niet ten koste gaat van een kostenefficiënte route richting CO2-reductie; 2) dat leveringszekerheid van gas en waterstof wordt geborgd; 3) dat betaalbaarheid en regeldruk sterker worden meegewogen in aanvullende wetgeving en; 4) dat de Commissie de noodzaak van flexibiliteit in regelgeving bij marktontwikkeling erkent. Hieronder wordt ingegaan op de maatregelen per pijler.
Een «circulair» energiesysteem, met energie-efficiëntie als basisbeginsel
De Commissie ziet het «energie-efficiëntie eerst» beginsel als basisbeginsel voor systeemintegratie. Het kabinet vindt dit niet het meest efficiënte uitgangspunt. Om een kosteneffectieve aanpak van de energietransitie centraal te stellen is het kabinet voorstander van het sturen op het centrale hoofddoel CO2-reductie. Maatregelen voor verbetering van energie-efficiëntie moeten in lijn zijn met het kosteneffectief behalen van het nationale broeikasgasreductiedoel en dus passend zijn in het nationale klimaatakkoord. Daarnaast dient bij de kostenefficiënte route steeds rekening gehouden te worden met de ruimtelijke inpasbaarheid en leefomgevingskwaliteit. Er moet ruimte zijn om te kiezen voor een lagere energie-efficiëntie, met meer duurzame opwekkingscapaciteit, indien dit leidt tot lagere systeemkosten. Dat is vooral relevant bij waterstof. De omzetting van duurzaam opgewekte elektriciteit in waterstof voor feedstock voor bijvoorbeeld industriële processen of om deze later weer om te zetten in elektriciteit is weinig efficiënt, maar kan wel leiden tot de laagste totale systeemkosten. Het kabinet zal de voorgestelde maatregelen dan ook kritisch bezien. Het kabinet acht het positief dat er geen bindende maatregelen worden voorgeschreven en deze dus ook niet leiden tot afwijking van het kosteneffectieve nationale reductiepad voor CO2. De uitwerking van het basisbeginsel is wel in lijn met kabinetsbeleid en het kabinet verwelkomt de aangekondigde aanhoudende aandacht voor Europees bronbeleid (gericht op normen in sectoren of bedrijven), bijvoorbeeld via de EED. Het kabinet staat ook positief tegenover de voorstellen voor hergebruik van restwarmte in collectieve warmtenetten, energie-efficiënte datacenters7 in 2030 en gebruik van afvalwater en reststromen voor productie van o.m. biogas8. Het kabinet is voorstander van een zo hoogwaardig mogelijke toepassing van biogrondstoffen. Bij aanpassing van EED en RED is het kabinet geen voorstander van nationaal bindende doelen.
Versnellen elektrificatie van eindverbruik-sectoren, inzet op hernieuwbare energie
Het kabinet steunt de inzet van de Commissie dat er verregaande elektrificatie van eindverbruik-sectoren nodig is. Op Europees niveau moet volgens het kabinet ingezet worden op de ontwikkeling van industriële waardeketens gebaseerd op meer CO2-vrije technologieën. Deze zijn nu nog onvoldoende ontwikkeld. Daarbij moet ook ingezet worden op de benodigde training en nieuwe vaardigheden die gevraagd worden voor de integratie van o.a. de elektrificatietechnologieën in industriële processen. Het kabinet deelt de visie van de Commissie dat de grootschalige uitrol van hernieuwbare elektriciteit via wind op zee hierbij belangrijk is.
Het kabinet ziet uit naar de EU-strategie hernieuwbare energie op zee, de Sustainable and Smart Mobility Strategy en de komende herziening van de richtlijn voor infrastructuur van alternatieve brandstoffen (AFID).
Gebruik van hernieuwbare en CO2-arme brandstoffen, incl. waterstof, stimuleren in sectoren die moeilijk CO-uitstoot kunnen vermijden
Gasvormige energiedragers en biogrondstoffen zullen een belangrijke rol houden in het toekomstig energiesysteem en in veel sectoren noodzakelijk blijven. Bij bepaalde toepassingen zoals hoge temperatuur industriële processen in de chemie, staalsector en zwaar transport en bij de verwarming van bepaalde delen van de gebouwde omgeving zijn hernieuwbare warmte en elektrificatie namelijk niet haalbaar, efficiënt of kosteneffectief. Het kabinet is dan ook positief over het ontsluiten van het potentieel van hernieuwbare brand- en koolstoffen en groen gas/waterstof bijvoorbeeld via quota in eindgebruiksectoren9. Het kabinet kijkt in dat verband ook uit naar aanvullende maatregelen voor het stimuleren van de vraag naar hernieuwbare en CO2-arme brandstoffen in de herziening van de Hernieuwbare Energierichtlijn (RED) in 2021 en overige initiatieven van de Commissie. Het kabinet steunt verder ook de inzet voor waterstof (inclusief synthetische kerosine) voor sectoren, zoals luchtvaart, die moeilijk te verduurzamen zijn. Daarbij zal het kabinet meer aandacht vragen voor de specifieke inzet van blauwe waterstof als belangrijke tussenschakel naar commerciële productie van groene synthetische kerosine.
Het kabinet is positief over de rol die voorzien is voor Carbon Capture and Storage (CCS) in industrie, evenals Carbon Capture and Utilisation (CCU) voor productie van synthetische brandstoffen en plastics.10 Het kabinet is tevreden over het voorstel om CO2 te traceren bij emissie, opvang, gebruik en hergebruik, omdat hiermee de circulaire economie en het gebruik van CCU-processen bevorderd wordt.
Energiemarkten voorbereiden op decarbonisatie en meer geografisch gespreide energiebronnen
Het kabinet is positief over de aansluiting van de voorstellen bij het Clean Energy Package11 en meer actieve participatie van consumenten. Dit is in lijn met de voorstellen zoals het kabinet die voorbereidt in de Energiewet. Het kabinet is voorstander van een concurrerende energiemarkt en een grote rol voor marktpartijen. De Commissie constateert dat er in veel lidstaten nog sprake is van een ongelijk speelveld tussen elektriciteit en fossiele brandstoffen, door o.a. energiebelastingen en subsidies op fossiele brandstoffen. Het kabinet ziet de herziening van de richtlijn energiebelastingen in 2021 als kans om dergelijke faciliteiten te verminderen met behoud van het gelijke internationale speelveld voor het bedrijfsleven. Ook de verhouding tussen de energiebelasting op elektriciteit en aardgas heeft de aandacht van het kabinet. Ten slotte vindt het kabinet het positief dat de Commissie gaat kijken naar oplossingen om de dubbele energiebelasting bij energieopslag te voorkomen. Ook is het kabinet positief nieuwsgierig naar de aanpassing van de ETS-richtlijn en herziening van het staatssteunkader, die in 2021 wordt verwacht. Het beschikbaar maken van infrastructuur, bijvoorbeeld voor de ontwikkeling van ketens van nieuwe energiedragers en CO2, is een belangrijke randvoorwaarde om zowel de vraag als het aanbod voldoende te stimuleren.
Naast fysieke ruimte is er ruimte nodig in de regelgeving. De taken en bevoegdheden van betrokken partijen kunnen wat betreft het kabinet weloverwogen herzien of tijdelijk opgerekt worden. Zeker met het oog op de ontwikkeling van nieuwe markten en integratie daarvan met bestaande onderdelen van de energievoorziening is flexibiliteit nodig. Het Rijk onderzoekt in 2020 of en zo ja hoe er tot een effectief afwegingskader grote projecten voor de energietransitie kan worden gekomen. Voor het kabinet is het van belang dat er blijvende aandacht is voor betaalbaarheid, kostenstijging en regeldruk. De analyse van de Commissie van vermeende dalende kosten van infrastructuur door elektrificatie wordt bijvoorbeeld kritisch bezien op de korte en middellange termijn. Het kabinet is voorstander van het delen van goede voorbeelden van maatregelen die ervoor zorgen dat energie voor iedereen betaalbaar blijft, de kwaliteit van de leefomgeving wordt verbeterd en energieprojecten goed ruimtelijk worden ingepast. Dit is nodig voor het creëren van maatschappelijk draagvlak voor de energietransitie. Van belang is dat bij de voorstellen voor het gasdecarbonisatiepakket ook wordt gekeken naar de betrouwbaarheid van het energiesysteem bij decentrale productie van met name hernieuwbaar en gedecarboniseerd gas. Ook is de inzet van het kabinet dat er in het pakket voldoende aandacht is voor de leveringszekerheid van aardgas, groen gas en waterstof, met name in relatie tot derde landen.
Een meer geïntegreerde energie-infrastructuur
De visie van de Commissie over een meer geïntegreerde energie-infrastructuur met meer samenhang tussen energiedragers sluit aan bij de Rijksvisie marktontwikkeling energietransitie12. Ook over alternatieven voor netwerkuitbreiding door marktpartijen, zoals opslag en flexibiliteits-oplossingen aan de vraagzijde, is het kabinet positief. Het kabinet steunt de inzet van de Commissie op meer interconnectie tussen lidstaten. Nederland heeft al veel interconnectie met andere lidstaten en derde landen, zoals Noorwegen. De analyse van het belang van het gasnetwerk, met betrekking tot de mogelijkheid tot transport van waterstof, wordt ook door het kabinet gedeeld.13 Het kabinet steunt ook het voorstel van een meer geïntegreerde netwerkplanning door de landelijke en regionale netbeheerders op het gebied van gas en elektriciteit, met waar mogelijk ook rollen voor marktpartijen en netwerkbedrijven. Dit zou terug moeten komen binnen de netwerkontwikkelingsplannen, die 10 jaar vooruitkijken (TYNDP’s).14 Het kabinet ziet de voorstellen voor aanpassing van de TEN-E verordening later dit jaar met belangstelling tegemoet. Het kabinet zou in deze herziening graag zien dat ook (grensoverschrijdend) transport van CO2 en waterstof per schip, boot en vrachtauto mogelijk wordt gemaakt.
Een gedigitaliseerd energiesysteem met aandacht voor onderzoek en innovatie
Het kabinet is positief over de aandacht voor digitalisering van het energiedomein en de aandacht voor de meerwaarde van onderzoek en innovatie in het versnellen van de transitie naar een meer geïntegreerd energiesysteem. Het is positief dat sociale innovatie daar bij benoemd wordt, het zou wenselijk zijn dit verder uitgewerkt te zien. Voor het kabinet zijn de voorbeelden van elektrisch vervoer en emissiereductie prioriteit. Het kabinet is geïnteresseerd in ideeën voor pilot projecten voor elektrificatie van lage-temperatuur warmte in industriële sectoren via Horizon Europe en het Innovatiefonds. Het kabinet steunt ook het voorstel om ondersteuning voor onderzoek en innovatie in de transportsector te vergroten met daarbij sterke aandacht voor het belang van verbeterde en geharmoniseerde (veiligheids)standaarden en inzet op synthetische kerosine voor de luchtvaart.
Implicaties voor brede welvaart
De Tweede Kamer verzoekt met de gewijzigd motie van het lid Van Raan15 om bij voorstellen voortkomend uit de Green Deal rekening te houden met welvaart in brede zin. Het kabinet kijkt bij welvaart in brede zin naar vier aspecten. De effecten op het eerste aspect – de kwaliteit van leven voor de huidige generaties in Nederland, bijvoorbeeld in termen van gezondheid, inkomen en milieu – beoordeelt het kabinet positief, omdat succesvolle systeemintegratie kan bijdragen aan de haalbaarheid en betaalbaarheid van de klimaatdoelen. Het kabinet vindt het wel cruciaal dat het »energie-efficiëntie eerst» principe rekening houdt met kosteneffectieve CO2-reductie en dus niet een kosteneffectief nationaal reductiepad in de weg staat. De gevolgen voor het tweede aspect – de kapitaalvoorraden voor latere generaties – zijn ook positief volgens het kabinet omdat de Commissie sterk inzet op digitalisering, innovatie, beschikbaarheid van infrastructuur en het beperken van negatieve effecten van klimaatverandering. Het kabinet is zeer positief over de voorstellen van de Commissie met betrekking tot het derde aspect – grensoverschrijdende effecten zoals geldstromen en milieueffecten – omdat de Commissie veel aandacht besteedt aan (de effecten van) grensoverschrijdende energiesystemen, -markten en – infrastructuur, juist met het doel om positieve economische en milieueffecten te realiseren. De gevolgen voor het vierde aspect – de verdeling van kosten en baten over verschillende groepen in de samenleving – lijken voor het kabinet grotendeels positief. Wel kijkt het kabinet kritisch naar de betaalbaarheid, specifiek de vermeende dalende kosten van infrastructuur door elektrificatie.
c) Eerste inschatting van krachtenveld
In het algemeen wordt de strategie door alle lidstaten verwelkomd en wordt het belang van een geïntegreerd energiesysteem onderkend. Lidstaten verschillen van mening ten aanzien van waar de Commissie de komende periode prioriteit aan zou moeten geven. Zo zijn enkele lidstaten kritisch ten aanzien van het «energie-efficiëntie eerst» principe: energiebesparing zou in dienst moeten staan van het realiseren van CO2-reductie op een kostenefficiënte manier, maar mag geen doel op zichzelf zijn. Andere lidstaten verwelkomen juist het «energie-efficiëntie-eerst» principe en geven aan dat dit veel sterker moet worden verankerd in toekomstige Europese regelgeving. Waar een aantal lidstaten voorstander is van de rol van CO2-beprijzing door middel van aanscherping ETS wijzen andere lidstaten met name op de rol van financiering in het herstelfonds om nieuwe technologieën te stimuleren. Een aantal lidstaten wijst ook op het principe van technologieneutraliteit. Andere lidstaten benadrukken dat er een gelijk speelveld voor alle gedecarboniseerde energiedragers moet komen. Voor het stimuleren van alle technologieën en energiedragers die in de strategie zijn vermeld, is een herziening van de staatssteunrichtsnoeren voor milieubescherming en energie noodzakelijk volgens een aantal lidstaten. Ook vanuit het Europees parlement is de strategie verwelkomd. Het parlement heeft in een resolutie aandacht gevraagd voor energieopslag en waterstof. Er heeft nog geen beleidsdiscussie plaatsgevonden in het Europees parlement.
Grondhouding ten aanzien van bevoegdheid, subsidiariteit, proportionaliteit, financiële gevolgen en gevolgen op het gebied van regeldruk en administratieve lasten
a) Bevoegdheid
De grondhouding van het kabinet ten aanzien van de bevoegdheid van de EU is positief. De mededeling richt zich op verschillende beleidsterreinen, maar met name op het beleidsterrein van energie, zoals in artikel 194 VWEU verwoord. Ten aanzien van energiebeleid heeft de Unie (artikel 4, lid 2, onder i, VWEU) een met de lidstaten gedeelde bevoegdheid.
b) Subsidiariteit
De grondhouding van het kabinet ten opzichte van de subsidiariteit van de mededeling is positief. De nauw vervlochten energiesystemen binnen de interne markt en de relatie met sectoren als industrie, transport, gebouwde omgeving en fiscale zaken vereisen een grensoverschrijdende aanpak. Maatregelen voor systeemintegratie op EU-niveau leiden tot een efficiëntere borging van leveringszekerheid, betaalbaarheid en een betere werking van de interne markt, juist omdat de sectoren die cruciaal zijn voor systeemintegratie (industrie en transport) inherent grensoverschrijdend actief zijn. Zodoende kunnen de doelstellingen van de in de mededeling aangekondigde maatregelen niet voldoende door (enkel) optreden op lidstaatniveau worden verwezenlijkt en is optreden op EU-niveau gerechtvaardigd.
c) Proportionaliteit
De grondhouding van het kabinet ten aanzien van de proportionaliteit van het voorstel is positief. De voorgestelde maatregelen zijn nodig om het Europese energiesysteem beter te integreren en zo CO2-reductie te kunnen realiseren en de interne energiemarkt te verbeteren en gaan hierbij niet verder dan nodig is om de geformuleerde doelstellingen te bereiken. De beoogde maatregelen laten voldoende ruimte aan de lidstaten om invulling te geven aan de inrichting van de eigen energiesystemen.
d) Financiële gevolgen
Het kabinet is van mening dat de benodigde EU-middelen gevonden dienen te worden binnen de in de Raad afgesproken financiële kaders van het Meerjarig Financieel Kader (MFK) 2014–2020 en het MFK 2021–2027, en dat deze moeten passen bij een prudente ontwikkeling van de jaarbegroting. Indien er sprake is van budgettaire gevolgen voor Nederland, dan zullen deze worden ingepast op de begroting van de beleidsverantwoordelijke departementen, conform de regels van de budgetdiscipline. Er zal hierbij ook gekeken moeten worden naar de financiële gevolgen voor decentrale overheden.
e) Gevolgen voor regeldruk en administratieve lasten en concurrentiekracht
Het kabinet is zich bewust dat de voorstellen zeker op de korte en middellange termijn tot kostenstijging en regeldruk kunnen leiden. Dit geldt voor partijen in de energiesector, zoals netbeheerders en producenten, alsook voor bedrijven die door wettelijke maatregelen worden gedwongen om over te schakelen of meer te betalen voor energie. Betaalbaarheid en het verminderen van regeldruk zijn belangrijke aandachtspunten. Het kabinet vindt het in dat verband essentieel dat een duidelijke effectenbeoordeling van de mogelijke maatregelen plaats vindt, voordat de Commissie met daadwerkelijke nieuwe, dan wel herziene/aangepaste wetgeving komt. In deze effectenbeoordelingen moet duidelijk worden aangegeven welke maatregelen de Commissie waarom beoogt en welke gevolgen qua kostenstijging en regeldruk zijn voorzien voor (decentrale) overheid, bedrijfsleven en burgers. Daarbij dient nadrukkelijk aandacht te worden besteed aan de gevolgen voor het mkb. Uitgangspunt is in ieder geval dat nieuwe voorstellen met zo min mogelijk lasten worden vormgegeven. Het kabinet zal de uiteindelijke voorstellen hierop toetsen.
Er volgt een apart BNC-fiche over de EU waterstofstrategie. Zie Kamerstuk 35 377, nr. 2 voor een appreciatie van de Green Deal.↩︎
Kamerstuk 32 813, nr. 536.↩︎
Kamerstuk 32 813, H.↩︎
Zie ook de afbakening van het programma Energie Hoofdstructuur, Kamerstukken 31 239 en 30 196, nr. 317.↩︎
Kabinetsvisie waterstof, Kamerstukken 32 813 en 29 696, nr. 485.↩︎
De Taskforce Infrastructuur Klimaatakkoord Industrie (TIKI) van 13 mei 2020 pleit ook voor de ontwikkeling van deze infrastructuren en het belang hiervan voor de industrie (Kamerstuk 32 813, nr. 497). Een kabinetsreactie op dit advies is voorzien in het najaar.↩︎
Zie ook Kamerstuk 22 112, nr. 2862, voor het BNC-fiche datastrategie↩︎
De Routekaart Groen Gas (Kamerstuk 32 813, nr. 487).↩︎
Deze optie werd ook genoemd door het kabinet in de Kabinetsvisie Waterstof en de Routekaart Groen Gas, resp. Kamerstukken 32 813 en 29 696, nr. 485 en Kamerstuk 32 813, nr. 487.↩︎
In Nederland zijn de CO2-transportnetwerkenprojecten Porthos en Athos voor opslag van CO2onder de Noordzee in ontwikkeling (Kamerstuk 32 813, nr. 536).↩︎
Het pakket voor schone energie (Clean Energy Package) is het wetgevingspakket uit 2018 en 2019 gericht op EU energiewetgeving. In het Clean Energy Package ligt de focus van verordening 2019/43 en richtlijn 2019/944 op aanpassingen in de elektriciteitsmarkt.↩︎
De Taskforce Infrastructuur Klimaatakkoord Industrie (TIKI) van 13 mei 2020 pleit ook voor de ontwikkeling van deze infrastructuren en het belang hiervan voor de industrie (Kamerstuk 32 813, nr. 497). Een kabinetsreactie op dit advies is voorzien in het najaar.↩︎
Zie het BNC-fiche over de EU waterstofstrategie.↩︎
In Nederland werken TenneT en Gasunie al aan een gezamenlijke netwerkvisie, zie Tennet Gasunie Infrastructure Outlook 2050, via https://www.klimaatakkoord.nl/documenten/publicaties/2019/02/22/tennet-gasunie-infrastructure-outlook-2050.↩︎
Kamerstuk 35 377, nr. 19↩︎