Opzet en vraagstelling beleidsdoorlichting artikel 6.6 Hoofdstuk VII Rijksbegroting
Beleidsdoorlichting Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Brief regering
Nummer: 2020D35314, datum: 2020-09-15, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-30985-43).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: R.W. Knops, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (Ooit CDA kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 30985 -43 Beleidsdoorlichting Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Onderdeel van zaak 2020Z16360:
- Indiener: R.W. Knops, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2020-09-17 14:45: Aanvang middagvergadering: Extra regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2020-09-24 10:00: Procedurevergadering Financiën (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiën
- 2020-09-24 11:30: Procedurevergadering commissie voor Binnenlandse Zaken (Procedurevergadering), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2023-06-08 15:00: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2020-2021 |
30 985 Beleidsdoorlichting Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Nr. 43 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 september 2020
De Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek 2018 (RPE) van de Minister van Financiën schrijft voor dat het beleid dat onder de beleidsartikelen in de begroting valt, periodiek geëvalueerd moet worden. In deze brief informeer ik u over mijn voornemen om in dit kader het artikel 6.6 van hoofdstuk VII van de Rijksbegroting door te lichten. Dit artikel 6.6 betreft de Investeringspost (IP). De beleidsdoorlichting betreft de jaren 2019 en 2020.
De reden om de doorlichting al na twee jaar te doen komt doordat op basis van de uitkomsten van de beleidsdoorlichting zal worden besloten over continuering van de Investeringspost als apart artikelonderdeel1. Bij de beleidsdoorlichting wordt vooral gekeken naar de beleidsvoornemens en doelstelling van het beleid voor artikel 6.6, de uitvoering van het beleid in 2019–2020 en aanbevelingen voor aanpassingen van toekomstig beleid.
Tevens is het relevant om aan te geven dat vanwege de bevindingen uit de evaluatie van de GDI (Generieke Digitale Infrastructuur) het kabinet het voornemen heeft de financiering van de GDI met ingang van 2022 meer centraal budgettair gefinancierd in te richten2. Vanwege de gewenste integrale budgettaire afweging bezie ik of het wenselijk is om ook de Investeringspost hierin te betrekken en op welke wijze dit het beste bijdraagt aan de GDI.
Met deze brief informeer ik uw Kamer over de opzet en vraagstelling van de beleidsdoorlichting, waarmee ik uitvoering geef aan de motie van het lid Harbers c.s. (Kamerstuk 34 000, nr. 36) waarin de Tweede Kamer het kabinet verzoekt om haar voorafgaand aan de start van een beleidsdoorlichting te informeren over de opzet en vraagstelling.
De investeringspost bestaat uit interbestuurlijke opgehaalde middelen om innovatie in de digitale overheid te bundelen. De middelen worden ingezet voor doorontwikkeling en innovatie van GDI-voorzieningen en/of voor actielijnen zoals opgenomen in NL DIGIbeter.
De investeringspost is niet alleen budget van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), maar aan het budget is ook bijgedragen door andere ministeries en overheden3. De grondslag van de doorlichting is als volgt: 2019 (€ 57.1 mln.) en 2020 (€ 56.9 mln.).
Een volledige uitsplitsing van de grondslag treft u aan in bijlage 1.
De onderzoeksvragen voor deze doorlichting, met de deelvragen die daarbij ten minste betrokken worden, zijn:
1. Hoe functioneert de governance waarin wordt beslist over de allocatie van middelen op de Investeringspost?
a. Wat waren de criteria waaraan initiatieven moesten voldoen en in hoeverre zijn deze in de praktijk toegepast in de besluitvorming?
b. Hoe en op welke gronden zijn de middelen op de Investeringspost gealloceerd in 2019 en 2020?
c. Is dit gebeurd overeenkomstig de doelstellingen, uitgangspunten en randvoorwaarden op grond waarvan deze middelen zijn verstrekt?
2. Hoe adequaat is de monitoring, bijsturing en verantwoording van de uitvoering geweest van initiatieven waaraan via de Investeringspost is bijgedragen?
a. Op welke wijze is er gedurende de uitvoering van initiatieven gemonitord en bijgestuurd? Was dit adequaat en in welke mate heeft dit tot bijsturing geleid?
b. Op welke wijze is er verantwoord over de initiatieven? Was dit adequaat in termen van doelbereik en inzet van middelen?
c. Wat zijn de succes- en faalfactoren van de uitgevoerde initiatieven en wat is de betekenis hiervan?
Focus van de doorlichting zal vooral liggen op functioneren van de governance waarin beslist wordt over de allocatie van de middelen (eerste onderzoeksvraag).
Doordat de doorlichting al na twee jaar wordt uitgevoerd, zal het naar verwachting moeilijk zijn om uitspraken te doen over de doelmatigheid en doeltreffendheid van de uitgevoerde Investeringspost (IP) projecten. Daarom kan er ook naar tussendoelen worden gekeken.
Een groot deel van de IP-projecten is echter meerjarig en loopt door in 2021. Ook zal een aantal projecten later worden afgerond, o.a. als gevolg van de Corona-pandemie; een verdere toelichting op de methode treft u aan in de bijlage4.
Daarnaast wordt in de doorlichting gekeken naar verdere verbeteringen om bij een volgende doorlichting de doelmatigheid en doeltreffendheid van projecten vast te stellen.
De beleidsdoorlichting van artikel 6.6 zal voldoen aan de kwaliteitseisen die zijn opgenomen in de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek. Dit is terug te zien in de onderzoeksopzet en vraagstelling, waarvoor ik u verwijs naar de bijlage.
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties,
R.W. Knops
Zie Kamerstuk 35 300 VII, nr. 2↩︎
Zie Kamerstuk 26 643, nr. 706.↩︎
Dit zijn de volgende organisaties: Ministeries van Financiën (FIN), Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW), Infrastructuur & Waterstaat (I&W), Onderwijs, Cultuur & Wetenschap (OCW), Justitie & Veiligheid (J&V), Volksgezondheid, Welzijn & Sport (VWS), Buitenlandse Zaken (BZ), Economische Zaken & Klimaat (EZK), Defensie; Vereniging Nederlandsche Gemeenten (VNG), Interprovinciaal overleg (IPO) en Unie van Waterschappen (UvW).↩︎
Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl↩︎