[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Opvolging verantwoordingsrapportage 2019 BZK

Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2021

Brief regering

Nummer: 2020D35557, datum: 2020-09-16, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-35570-VII-4).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 35570 VII-4 Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2021.

Onderdeel van zaak 2020Z16419:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2020-2021

35 570 VII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2021

Nr. 4 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 september 2020

Bij de schriftelijke vragen behorend bij het jaarverslag 20191, heb ik toegezegd uw Kamer te informeren over de aanpak ten aanzien van de aanbevelingen die de Algemene Rekenkamer heeft gedaan in de verantwoordingsrapportage 2019 voor de begrotingshoofdstukken IIa, IIb, IV, VII, het Gemeente- en Provinciefonds en het BES-fonds die vallen onder mijn verantwoordelijkheid en die van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. In deze brief ga ik, mede namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties, in op de hoofdthema’s van de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer. In de bijlage geef ik per aanbeveling aan welke acties ik onderneem en de verwachting van de termijn waarop de aanbevelingen kunnen worden opgelost2. Ik constateer met de Algemene Rekenkamer dat een aantal aanbevelingen tijd zal vergen om adequaat aan te pakken.

De Algemene Rekenkamer constateert in de verantwoordingsrapportage 2019 dat mijn verantwoordelijkheid op de verschillende begrotingshoofdstukken varieert. De Algemene Rekenkamer stelt en ik citeer: «We bevelen de Minister dan ook aan de bedrijfsvoering en de aansturing van agentschappen met meer zorgvuldigheid in te richten en vervolgens rolvast te handelen. Voor de beleidsdomeinen waarin de Minister verantwoordelijkheden deelt met andere overheden en/of maatschappelijke geledingen bevelen wij aan zelfbewust en rolvast te handelen, overeenkomstig de ordening die per domein weliswaar wisselt, maar tegelijk een gegeven is.» Deze aanbeveling onderschrijf ik en is daarmee ook in belangrijke mate bepalend voor mijn vervolgactiviteiten.

Hoge Colleges van Staat

De Hoge Colleges van Staat hebben vanuit hun onafhankelijke positie een eigen verantwoordelijkheid voor de opvolging van de aanbevelingen. Met betrekking tot de daar geconstateerde onvolkomenheden bied ik, waar gewenst, te allen tijde ondersteuning en advisering. Zo laat bijvoorbeeld het Kabinet van de Gouverneur van Curaçao haar nieuwe administratieve organisatie door mijn departement toetsen.

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Voor de aanbevelingen bij de begrotingshoofdstukken van Binnenlandse zaken- en Koninkrijksrelaties heb ik bij de directie Financieel economische zaken een projectorganisatie ingericht die zich specifiek richt op het oplossen van de onvolkomenheden en proactief stuurt op een oplossing voor de aandachtspunten. Daarmee versterk ik de «three lines of defense» die ook door de Algemene Rekenkamer wordt aanbevolen. De beleidsdirecties en uitvoeringsorganisaties zijn primair verantwoordelijk voor een doelmatige en rechtmatige besteding van middelen. De directie Financieel Economische Zaken fungeert als de tweede lijn en de auditdienst Rijk, als onafhankelijk interne auditor, als derde lijn. De Algemene Rekenkamer informeert uw kamer als onafhankelijk Hoog College van Staat jaarlijks over de opzet en werking van dit systeem en de aanbevelingen die ze daarbij doen in het verantwoordingsonderzoek.

In afstemming met de Auditdienst Rijk en de Algemene Rekenkamer zijn er binnen het ministerie plannen van aanpak opgesteld voor de onvolkomenheden en aandachtspunten. Daarin staat de aanpak en mogelijke oplossing van de geconstateerde punten beschreven. De voortgang van de uitvoering van deze plannen is vast onderdeel van de managementgesprekscyclus binnen mijn ministerie. Zo wordt er periodiek op bestuursraadniveau gestuurd op deze plannen van aanpak.

Onvolkomenheden vergen minimaal 2 jaar om te worden opgelost. Dit om de cyclus van verbeterplan, opzet van de verbetermaatregelen en het aantonen van de werking van de verbetermaatregelen te kunnen doorlopen. De aanpak van een aantal onvolkomenheden bevindt zich in de laatste fase van deze cyclus. Een aantal onvolkomenheden vergt echter een meerjarige aanpak. Daarnaast is er sprake van aandachtspunten die opgepakt worden om nieuwe onvolkomenheden te voorkomen. In de onderstaande tabel zijn de onvolkomenheden en aanbevelingen gerangschikt naar de te verwachten termijn van oplossen. In deze brief licht ik de belangrijkste punten daaruit toe en in de bijlage treft u een nadere specificatie per onvolkomenheid aan.

a. Beschouwd als opgelost,

de verbetermaatregelen zijn geïmplementeerd en de werking wordt dit jaar aangetoond.

Inkoopbeheer HIS|UBR en Inhuurdesk|UBR,

b. Dit jaar oplosbaar,

de verbetermaatregelen worden dit jaar in opzet geïmplementeerd.

P-Direkt, CIO-stelsel BZK, RvIG, Decentralisatie-uitkeringen

c. Langere termijn

Vergen meerjarige aanpak

SSC-ICT/RCN/Rijksbreed IT-beheer, voorschottenbeheer agentschappen.

d. Proactief handelen

Er is nog geen sprake van onvolkomenheden en het streven is om dat te voorkomen.

Aandachtspunten uit het verantwoordingsonderzoek 2019

Beschouwd als opgelost

Door inzet van interne controle maatregelen, zoals tegenlezen en correcte vastlegging van managementbesluiten en waivers, is het inkoopbeheer bij UBR|HIS en UBR|Inhuurdesk in control. Naar verwachting zal de werking van deze maatregelen dit jaar worden aangetoond in de onderzoeken van de Auditdienst Rijk en de Algemene Rekenkamer.

Dit jaar oplosbaar

Ten aanzien van de decentralisatie-uitkeringen is een definitieve oplossing afhankelijk van de wetswijziging, die ik voornemens ben in te dienen. Tot dat moment wordt sinds de september-circulaire 2019 aan de hand van het met de Tweede Kamer gecommuniceerde normenkader, een toets uitgevoerd op alle voorstellen om te komen tot een decentralisatie uitkering. De fondsbeheerders gaan hiermee onverminderd door. Ook bestaande Decentralisatie-uitkeringen die al afgestort waren in het gemeente- of provinciefonds zijn of worden (her-) beoordeeld, waarbij een afronding van de beoordeling van de laatstgenoemde categorie voor het einde van dit kalenderjaar is voorzien.

Langere termijn

Voor een aantal onvolkomenheden heb ik reeds in de bestuurlijke reacties op de rapporten van de Algemene Rekenkamer aangegeven dat een oplossing een meerjarig traject vergt. De aanpak van de onvolkomenheden bij SSC-ICT maakt onderdeel uit van het transitieplan dat ik eerder met uw Kamer heb gedeeld3.

Ook de onvolkomenheden bij de Rijksdienst Caribisch Nederland, het voorschottenbeheer agentschappen en bij het rijksbreed IT-beheer vragen meer tijd.

Bij de Rijksdienst Caribisch Nederland is het ontbreken van beschikbare (kennis) capaciteit een belangrijke reden. Dit wordt thans nog sterker vanwege Covid-19 en reisrestricties. Hierdoor kan het langer duren om alle onvolkomenheden op te lossen.

De problematiek rondom het voorschottenbeheer die zich in belangrijke mate voordoet bij Logius heb ik middels een taskforce geanalyseerd. Dit heeft aanleiding gegeven tot een aanpassing van de systematiek van bevoorschotting en rapportages. Pas in 2021 zullen de opzet en de werking van de maatregelen zichtbaar worden.

Rijksbrede verantwoordelijkheid

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties heeft de verantwoordelijkheid voor de rijksbrede informatiebeveiliging uitgewerkt in de strategische I-agenda. In de brief van 26 mei jl. bent u geïnformeerd over de activiteiten en de planning die zijn ingezet om het CIO-stelsel te versterken.4 Een belangrijke stap is de aanstelling van een Chief Information Security Officer Rijk (CISO). Over het totaal aan onvolkomenheden op ICT- en informatiebeveiligings-gebied binnen de rijksoverheid volgt voor de begrotingsbehandeling BZK nog een aparte voortgangsbrief van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.5

Binnen de rijksdienst laten veel ministeries hun IT-systemen beheren door shared service organisaties (SSO’s). Om zekerheid te krijgen over de kwaliteit van het aan SSO’s uitbestede IT-beheer, wordt de implementatie en werking van de IT-beheerkaders getoetst. Mede op basis van de resultaten van deze toets zal de kwaliteit van het IT-beheer en de verantwoording door SSO’s verbeterd worden. Hiervoor is het nodig dat ministeries gezamenlijk bepalen hoe, wanneer en waarover de SSO’s in relatie tot de geleverde dienstverlening verantwoording aan hen moeten afleggen. Belangrijk daarbij is de opdrachtgevende rol van de departementen in relatie tot de behoefte/noodzaak tot uniformiteit en standaardisatie bij de SSO’s. CIO Rijk kan vervolgens de mate waarin de kaders geïmplementeerd zijn en functioneren, monitoren.

De aanpak van de onvolkomenheden en aandachtspunten die de Algemene Rekenkamer mij heeft meegegeven in het verantwoordingsonderzoek 2019 heeft dus mijn volle aandacht. In het jaarverslag over 2020 van mijn ministerie en het daaraan gekoppelde verantwoordingsonderzoek 2020 van de Algemene Rekenkamer zullen de eerste resultaten hiervan naar verwachting zichtbaar worden. Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K.H. Ollongren


  1. Kamerstuk 35 470 VII, nr. 6↩︎

  2. Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.↩︎

  3. Kamerstuk 26 643, nr. 661↩︎

  4. Kamerstuk 26 643, nr. 683↩︎

  5. Kamerstuk 26 643, nr. 698↩︎