[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 zoekmachine] [wat is dit?]

Bijgewerkt t/m nr. 10 (NvW d.d. 17 sept 2020)

Gedragscode Leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Bijgewerkte tekst

Nummer: 2020D35769, datum: 2020-09-17, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document, link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2020Z10983:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Bijgewerkt t/m nr. 10 (NvW d.d. 17 sept. 2020)





	35 351	Gedragscode Leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal







Nr. 5	VOORSTEL VAN HET PRESIDIUM VOOR EEN REGELING TOEZICHT EN
HANDHAVING GEDRAGSCODE LEDEN VAN DE TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL



	

	Regeling Toezicht en handhaving Gedragscode Leden van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal

Hoofdstuk 1. Algemeen 

Artikel 1 Begripsbepaling 

	In deze regeling wordt verstaan onder: 

	a. Adviseur: de onafhankelijke adviseur integriteit; 

	b. College: het college van onderzoek integriteit; 

	c. Gedragscode: de Gedragscode Leden van de Tweede Kamer der
Staten-Generaal. 

Hoofdstuk 2. Het College 

Artikel 2 Samenstelling en benoeming 

	1. Het College bestaat uit een voorzitter en twee leden. Zij worden
benoemd door de Kamer op voordracht van het Presidium voor de duur van
ten hoogste zes jaar. De Kamer besluit zonder beraadslaging.
Herbenoeming kan twee maal en telkens voor ten hoogste zes jaar
plaatsvinden. 

	2. Het College is onafhankelijk. 

	3. De leden van het College ontvangen enkel een vergoeding voor de
kosten die samenhangen met het uitvoeren van hun taken. 

Artikel 3 Taak 

	Het College heeft tot taak klachten aangaande overtreding van de
Gedragscode door Kamerleden te behandelen. 

Artikel 4 Jaarverslag 

	1. Het College zendt jaarlijks in februari aan het Presidium zijn
jaarverslag over het voorgaande jaar. 

	2. Het College kan in zijn jaarverslag aanbevelingen doen die strekken
tot een wijziging van de gedragscode of een verduidelijking geven van de
gedragscode. 

	3. Het Presidium maakt het jaarverslag openbaar. 

Artikel 5 Archief en openbaarheid

	1. Het College draagt elke zes jaar de documenten die op zijn verzoek
zijn verstrekt en andere documenten die hij van belang acht aan de Kamer
over. Hij kan hierbij gemotiveerd aangeven dat documenten niet openbaar
gemaakt mogen worden en voor de duur van tien jaren alleen ter inzage
liggen voor leden van het College. 

	2. Het college maakt geen informatie openbaar. 

Hoofdstuk 3. Klachtprocedure 

Artikel 6 Klachten 

	1. Een ieder kan een klacht aangaande overtreding van de Gedragscode
aanbrengen. 

	2. Een klacht wordt schriftelijk aangebracht en bevat ten minste de
naam en het postadres van de klager, de naam van het Kamerlid op wie de
klacht ziet en de feiten die tot het doen van de klacht hebben geleid. 

	3. Het College kan besluiten een klacht niet in behandeling te nemen
wanneer het deze kennelijk ongegrond acht, wanneer niet is voldaan aan
de vereisten, bedoeld in het tweede lid, of wanneer eenzelfde klacht
door verschillende klagers is gedaan. De klager wordt hierover
geïnformeerd. 

	4. Een klacht die ziet op een mogelijke overtreding waarbij in het
Reglement van Orde op andere wijze in het toezicht is voorzien, wordt
niet in behandeling genomen door het College.

 	5. Een klacht die ziet op een mogelijk strafbaar feit, niet zijnde een
ambtsmisdrijf, wordt niet in behandeling genomen door het College. Na
overleg met de klager kan de klacht worden doorgezonden aan het openbaar
ministerie. 

Artikel 7 Klachtafhandeling 

	1. Het College informeert een Kamerlid wanneer een klacht over hem in
behandeling wordt genomen. 

	2. Het College verzoekt het Kamerlid om informatie. Het Kamerlid
verleent medewerking aan dat verzoek. 

	3. Het College kan na het beoordelen van de ontvangen informatie en
andere feiten en omstandigheden die het van belang acht, besluiten dat
de klacht niet nader onderzocht wordt. Het Kamerlid en de klager worden
hierover geïnformeerd. Het College kan hierbij een aanbeveling doen aan
het Kamerlid. 

Artikel 8 Onderzoek naar klacht 

	1. Het College kan na ontvangst van de informatie, bedoeld in artikel
7, tweede lid, en na het beoordelen van andere feiten en omstandigheden
die het van belang acht, besluiten een onderzoek in te stellen naar de
klacht. 

	2. Indien de klacht een kwestie betreft waarover de Adviseur eerder
advies aan het betrokken Kamerlid heeft uitgebracht en dit advies is
opgevolgd, kan het College slechts gemotiveerd besluiten tot een
onderzoek. 

	3. Indien het College besluit een onderzoek in te stellen, brengt de
Adviseur aan het betreffende Kamerlid over dezelfde kwestie geen advies
meer uit. 

	4. Het Kamerlid verleent de medewerking die door het College in het
kader van zijn onderzoek wordt verlangd. 

	5. Het College stelt een conceptrapportage op van zijn bevindingen en
stelt het Kamerlid in de gelegenheid om binnen vier weken te worden
gehoord. De zienswijze van het Kamerlid wordt verwerkt in de rapportage.
In de rapportage kan het College een aanbeveling doen aan het Kamerlid. 

	6. Indien het College een overtreding van de gedragscode vaststelt, kan
in de rapportage een aanbeveling voor een sanctie worden gedaan. 

Artikel 9 Rapportage 

	1. Het College zendt de rapportage aan het Presidium en aan het
Kamerlid die het betreft. Het College kan bij de toezending bepalen dat
delen ervan vertrouwelijk blijven in verband met zwaarwegende redenen. 

	2. Het Presidium maakt de rapportage uiterlijk vier weken na de
toezending ervan openbaar, voor zover het College heeft bepaald dat deze
openbaar kan worden. 

Hoofdstuk 4. Beroep 

Artikel 10 Beroepsmogelijkheid

	1. Het Kamerlid op wie de rapportage, bedoeld in artikel 9, betrekking
heeft, kan binnen twee weken na ontvangst van de rapportage beroep
instellen bij de Kamer. In dat geval maakt het Presidium de rapportage
niet openbaar.

	2. De Kamer stelt, op voordracht van het Presidium, een tijdelijk
college van beroep in. Artikel 2 is van overeenkomstige toepassing.

	3. Het tijdelijk college van beroep heeft tot taak om met inachtneming
van de rapportage en de relevante feiten en omstandigheden te beoordelen
of het College redelijkerwijs tot haar oordeel heeft kunnen komen. 

	4. Het tijdelijk college van beroep zendt haar schriftelijke oordeel
aan het Presidium en aan het Kamerlid die het betreft. Na de toezending
is het tijdelijke college van beroep opgeheven.

	5. Het Presidium maakt het oordeel onverwijld na de toezending ervan
openbaar tezamen met de rapportage.

Hoofdstuk 5. Sanctionering 

Artikel 11 Mogelijke sancties 

	De volgende sancties kunnen worden opgelegd bij overtreding van de
gedragscode:

	a. een aanwijzing, waaronder wordt begrepen een maatregel die een
Kamerlid verplicht tot herstel van een overtreding van de Gedragscode; 

	b. een berisping, waaronder wordt begrepen een openbare brief van het
Presidium gericht aan een Kamerlid waarin de handeling die tot een
overtreding heeft geleid, wordt afgekeurd; 

	c. een schorsing, waaronder wordt begrepen het uitsluiten van een
Kamerlid voor de duur van ten hoogste een maand van het deelnemen aan
plenaire vergaderingen, behoudens stemmingen, aan commissievergaderingen
of aan andere activiteiten die door of namens de Kamer worden gehouden. 

Artikel 12 Voorstel voor sanctionering door de Kamer 

	Indien een rapportage als bedoeld in artikel 9 een overtreding van de
gedragscode vaststelt waarbij een sanctie als bedoeld in artikel 11
wordt aanbevolen, zendt het Presidium tegelijkertijd met de
openbaarmaking van de rapportage een brief aan de Kamer met een voorstel
tot het opleggen van de door het College aanbevolen sanctie. 

Artikel 13 Besluit Kamer 

	De Kamer besluit zonder beraadslaging over het voorstel van het
Presidium, bedoeld in artikel 12. Indien de Kamer besluit tot het
opleggen van een sanctie, wordt deze de dag na het Kamerbesluit ten
uitvoer gelegd. 

Artikel 14 Geen beroep 

	Van de beslissingen ingevolge artikel 13 is beroep op de Kamer niet
toegelaten. 

Artikel 15 Herziening 

	Het Presidium kan voorstellen aan de Kamer doen voor herziening van de
Gedragscode en de toelichting daarop. De Presidium kan tevens
voorstellen doen voor herziening van deze regeling. Het Presidium
betrekt daarbij de jaarverslagen van de Adviseur en het College. 

Artikel 16 Toepassing regeling 

	Deze regeling is alleen van toepassing op overtredingen van de
Gedragscode die plaatsvinden na de inwerkingtreding van de regeling.

Artikel 17 Inwerkingtreding

	Deze regeling treedt in werking op 1 april 2021.

Toelichting

Algemeen deel

In voorgestelde toezichts- en handhavingsstelsel wordt het behandelen
van klachten inzake overtreding van de Gedragscode Leden van de Tweede
Kamer der Staten-Generaal opgedragen aan een onafhankelijk college van
onderzoek integriteit. 

Het College verricht onderzoek op basis van klachten over zittende
Kamerleden. Iedereen kan een klacht indienen. Indien het College
oordeelt dat de gedragscode in een concrete situatie is overtreden,
kunnen drie soorten sancties worden voorgesteld aan de Kamer: een
aanwijzing, een berisping of een schorsing. De Kamer beslist over het
opleggen van de sanctie. Indien naar aanleiding van een klachtonderzoek
geen overtreding wordt vastgesteld, of wanneer een sanctie niet
opportuun wordt geacht, kan het College een aanbeveling doen aan het
Kamerlid. Klachten die kennelijk ongegrond worden geacht, die zien op
overtredingen waarbij het Reglement van Orde een specifieke
toezichtsregeling kent, of die betrekking hebben op een strafbaar feit
worden niet in behandeling genomen.

De voorgestelde regeling bevat tevens voorzieningen om de mogelijke
samenloop van advisering door de onafhankelijk adviseur integriteit en
toezicht door het beoogde college zorgvuldig te regelen. Zo is opgenomen
dat indien het Kamerlid het advies van de Adviseur opvolgt, een besluit
tot een onderzoek naar dezelfde kwestie door het College een bijzondere
motivering vergt. Aangezien uit de functie van de Adviseur volgt dat
deze zich zal toeleggen op het met name vooraf adviseren van Kamerleden
over de uitleg en toepassing van de integriteitsregels, brengt de
Adviseur aan het betreffende Kamerlid over een kwestie geen advies meer
uit zodra een klacht over dezelfde kwestie leidt tot een onderzoek door
het College.

Na vaststelling van de regeling door de Kamer kan worden overwogen om in
het Reglement van Orde een uitdrukkelijke verwijzing naar de regeling op
te nemen, zodat de samenhang kan worden geborgd. 

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

Het college van onderzoek integriteit en de Gedragscode Leden van de
Tweede Kamer der Staten-Generaal staan centraal in de regeling. Om de
leesbaarheid van de regeling te verhogen worden deze termen verkort
gedefinieerd. Tevens wordt de onafhankelijke adviseur integriteit kort
gedefinieerd.

Artikel 2

Voor de klachtbehandeling is er een College van onderzoek, waarvan de
leden worden benoemd door de Kamer op voordracht van het Presidium. De
leden van het College zijn personen met gezag en deskundigheid. Het
verdient aanbeveling om de benoemingen en herbenoemingscyclus zo in te
richten dat voorkomen wordt dat de benoemingstermijn voor alle drie de
leden in hetzelfde jaar afloopt. Op deze wijze wordt de aanwezige kennis
en expertise van het College gewaarborgd. De onafhankelijkheid van het
College is nadrukkelijk in de regeling opgenomen. Hieruit vloeit
overigens voort dat zittende Kamerleden geen deel kunnen uitmaken van
het College. Hoewel de functie van collegelid onbezoldigd is, kunnen bij
de benoeming van de collegeleden rechtspositionele afspraken gemaakt
worden inzake bijvoorbeeld de onkostenvergoeding die zij ontvangen.
Verder dient bij de benoeming worden vastgesteld dat het collegelid
wordt gevrijwaard van aansprakelijkheid.

Artikel 3

In dit artikel wordt de taak van het College beschreven. 

Artikel 4 

Het Presidium ontvangt jaarlijks van het College een jaarverslag. Daarin
kunnen de verschenen rapportages, als bedoeld in artikel 9, uit het
voorgaande jaar worden vermeld en kan ingegaan worden op de
werkzaamheden die zijn verricht. Ook kunnen aanbevelingen worden gedaan
omtrent de gedragscode. Mocht het college  mogelijke verbeteringen voor
de gedragscode hebben geconstateerd, dan kan het dit aangeven in het
jaarverslag middels aanbevelingen. Het doel van het opnemen van de
rapportages en mogelijke aanbevelingen is dat deze mede gaan dienen als
leidraad voor het handelen van Kamerleden. Bovendien kan hiervan ook een
zekere normerende werking uit gaan. De rapportages en aanbevelingen
dragen immers bij aan een eenduidige en bestendige uitleg en aan de
verdere ontwikkeling van de gedragscode. Bij een deel van de bestaande
integriteitsregels, met name de regels waarop nu nog geen toezicht wordt
gehouden, kan in de praktijk nog nadere duiding nodig zijn omdat zij
bijvoorbeeld open normen bevatten. Deze ontwikkeling zal derhalve over
meerdere jaren plaatsvinden zodat na verloop van tijd een steeds
duidelijker en eenduidiger kader ontstaat.

Artikel 5

In het eerste lid wordt de archivering beschreven. In het tweede lid
wordt verduidelijkt dat het college zelf geen informatie openbaar maakt.
Het Presidium maakt de rapportages en jaarverslagen openbaar, het
college doet dit niet zelf. 

Artikel 6

Klachten kunnen door iedereen worden aangebracht bij het College. Het
tweede lid bevat echter wel vereisten waaraan een klacht moet voldoen,
waarbij het tot de bevoegdheid van het College behoort om te besluiten
wanneer een klacht aan de vereisten voldoet. In het derde lid van dit
artikel is opgenomen dat het College kan besluiten een klacht niet in
behandeling te nemen wanneer niet aan de vereisten uit het tweede lid is
voldaan. Wanneer bijvoorbeeld een klacht vrijwel geen feiten bevat
omtrent de klacht, de klacht enkel ziet op de politieke inzet van een
Kamerlid of de klacht niet ziet op een zittend Kamerlid (zoals een
minister), kan het College besluiten dat de klacht niet in behandeling
wordt genomen. Voorts heeft het College de bevoegdheid om een klacht
niet in behandeling te nemen wanneer deze kennelijk ongegrond is. Dit
kan bijvoorbeeld het geval zijn klachten met een onbegrijpelijke of
niet-consistente inhoud. Ten slotte kan het College besluiten klachten
niet te behandelen wanneer dezelfde klacht over hetzelfde Kamerlid
meerdere malen of in grote aantallen binnenkomt. De klager wordt
hierover geïnformeerd. Het verdient aanbeveling om het betreffende
Kamerlid zoveel mogelijk ook te informeren over niet in behandeling
genomen klachten, bijvoorbeeld om te voorkomen dat een Kamerlid later
publiekelijk wordt geconfronteerd met de beslissing van het College. Er
kunnen echter ook situaties zijn waarin het niet informeren van een
Kamerlid op zijn plaats is. Hierbij kan worden gedacht wanneer de klager
een medewerker van de betreffende fractie is en zich daardoor in een
kwetsbare positie bevindt. Het College dient derhalve hiermee prudent om
te gaan.

In het vierde lid is opgenomen dat klachten over mogelijke overtredingen
waarbij het Reglement van Orde reeds op andere wijze in het toezicht
voorziet, niet in behandeling worden genomen. Daarbij kan worden gedacht
worden aan klachten over de orde tijdens plenaire en
commissievergaderingen. Hierop zijn de artikelen 58 tot en met 62
Reglement van Orde van toepassing. 

In het vijfde lid is opgenomen dat klachten die zien op strafbare
feiten, niet zijnde ambtsmisdrijven, niet in behandeling kunnen worden
genomen door het College. Hierbij kan worden gedacht aan strafbare
feiten gepleegd ten aanzien van personen, zoals geweldpleging. Hiervoor
staat immers de strafrechtelijke weg open. Het College kan evenwel met
de klager in overleg treden over het doorzenden van de klacht naar het
openbaar ministerie. Zo mogelijk kan het College de klager helpen de
stap te zetten zelf aangifte te doen van het strafbare feit. 

Artikel 7

Als het College besluit een klacht in behandeling te nemen, wordt het
betreffende Kamerlid zo spoedig mogelijk hierover geïnformeerd. Het
College is vervolgens verplicht om het Kamerlid informatie te verzoeken
met betrekking tot de klacht. Het ligt hierbij in de rede om ook een
eventueel schriftelijk advies van de Adviseur over de betreffende
kwestie op te vragen. Het Kamerlid is verplicht tot medewerking aan het
verzoek. Via deze weg dient hij dan ook het advies aan het College te
verstrekken. Een vertrouwelijk advies wordt hiermee overigens niet
openbaar; bestaande vertrouwelijkheid dient dan ook te worden
gewaarborgd. Gezien het feit dat in dit stadium nog geen sprake is van
onderzoek naar de klacht, zal het verzoek om informatie in de praktijk
beknopt zijn. 

Indien naar aanleiding van de informatie van het Kamerlid duidelijk is
dat de klacht geen verder onderzoek rechtvaardigt, wordt de klacht als
afgehandeld beschouwd. Daarbij kan het college mede in overweging nemen
in hoeverre de klacht naar haar oordeel voldoende substantieel van aard
is om een onderzoek met een daaruit volgende openbare rapportage te
billijken. De klager en het Kamerlid worden hierover geïnformeerd. Het
College kan evenwel het Kamerlid nog wel een aanbeveling doen,
bijvoorbeeld over de wijze waarop aan een registratieverplichting het
beste invulling kan worden gegeven. 

Artikel 8

Het College kan besluiten een onderzoek in te stellen naar de klacht. De
duur van een onderzoek wordt mede bepaald door de aard en complexiteit
van de vermeende overtreding, maar verwacht mag worden dat een onderzoek
binnen een redelijke termijn wordt afgerond. 

Indien de klacht betrekking heeft op een kwestie waarover eerder advies
is uitgebracht door de Adviseur en het Kamerlid heeft dat advies
opgevolgd, kan het College slechts gemotiveerd besluiten tot een
onderzoek. Hiertoe kan bijvoorbeeld aanleiding zijn wanneer er
aanvullende feiten of omstandigheden bekend zijn geworden die tot een
ander advies hadden geleid, of wanneer nader onderzoek om andere
zwaarwegende redenen van belang wordt geacht. Deze bepaling dient ter
bescherming van het Kamerlid. Het is onwenselijk als een Kamerlid dat
zich tot de Adviseur heeft gewend en het verkregen advies heeft
opgevolgd aan een nader onderzoek wordt onderworpen door het College
indien daar op voorhand geen gewichtige redenen voor zijn. Aan de
adviezen van de Adviseur wordt immers een zeker gezag toegekend. Het is
aan het College om in voorkomende gevallen af te wegen of een onderzoek
nodig is. Het College kan ten behoeve van het maken van die afweging
indien nodig in contact treden met de Adviseur.

Zodra het College besluit een onderzoek in te stellen, brengt de
Adviseur over dezelfde kwestie geen advies meer uit. Op deze manier
wordt voorkomen dat de werkzaamheden van de Adviseur en het College
samenlopen. Aangezien uit de functie van de Adviseur volgt dat deze zich
zal toeleggen op het met name vooraf adviseren van Kamerleden over de
uitleg en toepassing van de integriteitsregels, ligt het voor de hand
dat de Adviseur de advisering richting het betreffende Kamerlid staakt
zodra een klacht over dezelfde kwestie leidt tot een onderzoek door het
College.

Het Kamerlid is ook in deze fase verplicht medewerking te verlenen aan
het onderzoek door het College en krijgt ook de gelegenheid te worden
gehoord over de conceptrapportage. De zienswijze van het Kamerlid wordt
in de rapportage verwerkt. Dit biedt het Kamerlid de waarborg dat alles
wat relevant is naar voren kan worden gebracht in de betreffende
kwestie. 

In de conceptrapportage is opgenomen wat de uitkomst van het onderzoek
is. De wijze van het formuleren van de uitkomsten wordt aan het College
overgelaten. 

Artikel 9

De rapportage wordt toegezonden aan het Presidium en aan het betreffende
Kamerlid. Omdat er mogelijk gevolgen voor het betreffende Kamerlid zijn,
wordt de rapportage niet tevens direct toegezonden aan de klager. Het
Presidium is immers verplicht de rapportage uiterlijk vier weken na de
toezending ervan openbaar te maken, waardoor op dat moment de klager
kennis kan nemen van het rapport. Wel kan het College bepalen dat delen
van de rapportage vertrouwelijk blijven in verband met zwaarwegende
redenen. Zo kan het College bijvoorbeeld bepalen dat in verband met
privacy bepaalde informatie in een vertrouwelijke bijlage wordt
opgenomen. Het Presidium kan vervolgens alleen die delen van het rapport
openbaar maken die niet vertrouwelijk zijn. 

Indien het College een sanctie gepast acht, kan zij daartoe een
aanbeveling doen in haar rapportage. Ook kan het College concluderen dat
een sanctie niet opportuun is, of dat uitsluitend een aanbeveling aan
het Kamerlid wordt gedaan. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer
het College oordeelt dat de overtreding van lichte aard is of wanneer de
betreffende integriteitsregel onvoldoende houvast bood en het Kamerlid
de geconstateerde overtreding in redelijkheid niet kon worden verweten.
Daarbij kan in overweging worden genomen dat openbaarmaking van de
rapportage op zichzelf al zekere gevolgen kan hebben.

In het geval dat het College het vermoeden heeft dat er sprake is van
een ambtsmisdrijf, kan in beginsel in de rapportage geen overtreding van
de gedragscode worden vastgesteld. Voor een ambtsmisdrijf kan immers de
weg van de Wet ministeriële verantwoordelijkheid en ambtsdelicten leden
Staten-Generaal, ministers en staatssecretarissen worden gevolgd. Het
ligt in de lijn van verwachting dat het College dan in de rapportage
geen vaststelling van een overtreding zal doen, maar aangeeft er een
vermoeden van een ambtsmisdrijf is. In dat geval ligt het voor de hand
dat wordt bevorderd dat de hiervoor bestemde procedure in werking wordt
gesteld. Hiervoor hoeft geen nadere regeling te worden getroffen.

Artikel 10

Een Kamerlid dat het niet eens is met de rapportage kan binnen twee
weken nadat hij deze heeft ontvangen beroep instellen bij de Kamer. De
Kamer stelt dan een tijdelijk college van beroep in, op voordracht van
het Presidium. Artikel 2 is hierop van overeenkomstig toepassing, wat
betekent dat er drie leden zijn waaronder een voorzitter en dat alleen
onkosten zullen worden vergoed. De taak van het tijdelijk college van
beroep houdt in dat zij de relevante feiten en omstandigheden zullen
bekijken en hetgeen daarover is opgenomen in het rapport en daarna
zullen beoordelen of het College in redelijkheid tot de uitkomsten in de
rapportage is gekomen. Het is niet de bedoeling dat op dit moment het
gehele onderzoek zal worden overgedaan. Het oordeel van het tijdelijk
college zal aan het Presidium worden gezonden, dat vervolgens de
rapportage en het oordeel tezamen onverwijld openbaar maakt.
Volledigheidshalve is vastgelegd dat met de toezending van het oordeel
het tijdelijk college is opgeheven. Indien in de rapportage een
aanbeveling voor een sanctie was opgenomen, dient het Presidium tevens
daarbij een voorstel voor een sanctie op te nemen conform artikel 12. 

Artikel 11

In dit artikel is de uitwerking gegeven van de mogelijke op te leggen
sancties bij een overtreding van de gedragscode. Een aanwijzing kan
bijvoorbeeld betrekking hebben op de registratieverplichtingen van het
Reglement van Orde. Over de berisping kan worden opgemerkt dat deze kan
worden gezien als een waarschuwing aan het Kamerlid. De volgende
mogelijke sanctie, de schorsing, is immers de zwaarste vorm. Deze
sanctie is nu alleen mogelijk in geval van schending van de
geheimhouding of vertrouwelijkheid, zoals neergelegd in de artikelen 145
en 147 Reglement van Orde. In dit voorstel wordt de schorsing ook bij
andere overtredingen van de gedragscode mogelijk. De schorsing is
overigens flexibel vormgegeven, zodat de maatregel op maat kan worden
vormgegeven en in verhouding kan staan tot de aard en ernst van de
overtreding. Hierbij kan worden gedacht aan een Kamerlid dat te
registreren buitenlandse reizen herhaaldelijk niet heeft gemeld, wordt
geschorst van deelneming aan een komend buitenlands werkbezoek van een
commissie of van het lidmaatschap van een delegatie van de Kamer bij
interparlementaire conferenties of andere internationale gremia. Ook in
deze meer flexibele vorm blijft de schorsing uiteraard een zwaar middel,
waartoe niet lichtvaardig moet worden besloten. Denkbaar is bijvoorbeeld
dat een schorsing in beeld komt wanneer de overtreding van zeer ernstige
aard is of wanneer een lid herhaaldelijk bepaalde overtredingen begaat,
waarvoor eerder lichtere sancties zoals een berisping zijn opgelegd. 

Er wordt verder op gewezen dat van het schorsen van deelneming aan de
plenaire vergadering de stemmingen zijn uitgezonderd. Dit betekent dat
een lid dat is geschorst wel kan deelnemen aan stemmingen. Het
uitsluiten  van deelname aan stemmingen zou onverenigbaar zijn met de
staatsrechtelijke positie van Kamerleden.

Artikel 12

Bij het openbaar maken van de rapportage, wat tevens kan worden gezien
als het toezenden van de rapportage aan de Kamer voegt het Presidium ook
een brief met daarin het voorstel voor een sanctie, indien het College
een overtreding van de gedragscode heeft geconstateerd en deze sanctie
heeft aanbevolen. 

Op deze wijze wordt bevestigd dat een sanctie als bedoeld in artikel 10
alleen wordt opgelegd na een voorafgaand onderzoek door het College. Van
de Kamer mag immers worden verwacht dat sanctionering van een
individueel Kamerlid zorgvuldig wordt voorbereid en onderbouwd.
Bovendien wordt met een onderzoek door het College gewaarborgd dat het
betrokken Kamerlid heeft kunnen reageren op de geconstateerde feiten en
omstandigheden. 

Artikel 13

De Kamer besluit zonder beraadslaging over de daadwerkelijke
sanctieoplegging. Het besluiten zonder beraadslaging is ook nu al het
geval bij een voorstel tot schorsing op grond van artikel 145 Reglement
van Orde. Als er tot sanctieoplegging wordt besloten, wordt de dag erna
de sanctie tot uitvoer gelegd.

Artikel 14

Overeenkomstig artikel 62 Reglement van Orde, is geen beroep op de Kamer
mogelijk ten aanzien van beslissingen die ingevolge deze regeling worden
genomen. 

Artikel 15

De regeling treedt in werking zodra deze door de Kamer wordt
vastgesteld, tenzij de Kamer anders besluit. 

De Gedragscode is bedoeld als een levend document en is gebaseerd op de
geldende integriteitsregels in de Kamer. Naarmate de betekenis van de
Gedragscode en de onderliggende regels door de praktijk verdere
invulling krijgen, kan het daarom nodig zijn de Gedragscode aan te
passen of de toelichting aan te vullen. Dat geldt ook voor het systeem
van toezicht en handhaving zoals dat is neergelegd in deze regeling. Het
Presidium kan daartoe van tijd tot tijd voorstellen voor herziening doen
aan de Kamer. Teneinde de eenduidigheid van de uitleg en toepassing van
de Gedragscode en de onderliggende regels te bevorderen, betrekt het
Presidium in haar voorstellen nadrukkelijk de jaarverslagen van de
Adviseur en van het College. 

Gelet op de vernieuwingen die met deze regeling worden voorgesteld,
wordt aanbevolen om zes jaar na de inwerkingtreding – of zoveel eerder
als wenselijk - een algehele evaluatie van de werking en effectiviteit
van de gedragscode en het stelsel van advisering, toezicht en handhaving
uit te voeren. Tevens kunnen al eerder deelevaluaties plaatsvinden
indien dit wenselijk wordt geacht.

Artikel 16

Gelet op het belang van rechtszekerheid voor Kamerleden is in dit
artikel nadrukkelijk opgenomen dat de regeling alleen geldt voor
overtredingen van de Gedragscode die plaatsvinden na de inwerkingtreding
van deze regeling.

De Voorzitter,

Arib 

 Zie over deze functie de brief van het Presidium van 28 november 2019
inzake de benoeming van de onafhankelijk adviseur integriteit.

 Ambtsmisdrijven kennen een eigen procedure waar het Kamerleden betreft.
Bij de toelichting op artikel 9 wordt hier nader op ingegaan.

 

 

 PAGE    

 PAGE   5