[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Antwoord op vragen van het lid Van Nispen over de secundaire victimisatie door het OM van een slachtoffer van poging tot doodslag

Antwoord schriftelijke vragen

Nummer: 2020D36153, datum: 2020-09-18, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20202021-0034).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2020Z14459:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2020-2021 Aanhangsel van de Handelingen
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

34

Vragen van het lid Van Nispen (SP) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over de secundaire victimisatie door het OM van een slachtoffer van poging tot doodslag (ingezonden 3 augustus 2020).

Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 18 september 2020). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 3759.

Vraag 1

Herinnert u zich de eerder schriftelijke vragen over het terugtrekken van het openbaar ministerie (OM) uit een strafzaak vanwege «hogere belangen»?1 Bent u inmiddels bereid opheldering te geven wat deze hogere belangen dan wel mogen zijn?

Antwoord 1

Ik herinner mij de eerdere Kamervragen. De gevraagde opheldering kan ik niet geven. Voor een toelichting daarop verwijs ik naar het antwoord op vraag 2.

Vraag 2

Wat vindt u van het feit dat het slachtoffer in zijn zoektocht naar rechtvaardigheid zijn toevlucht moet zoeken bij het Europese Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg en de Nationale ombudsman?2

Antwoord 2

Zoals in mijn antwoorden op de Kamervragen van 14 november 2019 aangegeven, heeft het Openbaar Ministerie (hierna: OM) zich genoodzaakt gevoeld in deze zaak het gerechtshof te verzoeken het OM niet ontvankelijk te verklaren in de vervolging, vanwege een probleem dat in de onderhavige zaak is gerezen.3 Dit probleem kon niet worden opgelost zonder zwaarwegende belangen van bij het strafproces betrokken partijen, die bescherming verdienen, te schaden. Het OM noch ik kunnen openheid geven over de belangen en de redenen die hieraan ten grondslag liggen, aangezien die zwaarwegende belangen daardoor direct zouden worden geschaad. Deze zwaarwegende belangen spelen nog steeds. Zoals ik eerder heb aangegeven, acht ik – en ook het OM – deze uitkomst vanuit maatschappelijk oogpunt, maar bovenal voor het slachtoffer in deze zaak, bepaald onbevredigend. Waar het de door het slachtoffer geleden schade betreft, heeft het OM aan het slachtoffer de door het delict geleden schade vergoed. In deze schadevergoeding is ook een component opgenomen voor vergoeding van immateriĂ«le schade, die samenhangt met het staken van de vervolging.

Vraag 3

Vindt u ook dat alle slachtoffers van misdrijven hun recht moeten kunnen halen bij de rechter en dat dit een maatschappelijk belang dient?

Antwoord 3

Door de rechten die slachtoffers de afgelopen jaren hebben verworven, kunnen zij een actieve bijdrage leveren aan het strafproces. Zo kunnen zij gebruik maken van hun spreekrecht en hun schade vergoed krijgen. Een sterke positie van slachtoffers versterkt het rechtvaardigheidsgevoel en daarmee het vertrouwen in onze rechtsstaat. In zijn algemeenheid ben ik dan ook van mening dat slachtoffers van strafbare feiten hun recht moeten kunnen halen en dient dit naar mijn oordeel ook een maatschappelijk belang.

Vraag 4

Waarom is deze zaak wat u betreft u een uitzondering op het principe in de vorige vraag?

Antwoord 4

Zoals in het antwoord op vraag 3 aangegeven, ben ik in zijn algemeenheid van mening dat slachtoffers van strafbare feiten hun recht moeten kunnen halen en dient dit naar mijn oordeel ook een maatschappelijk belang. Daarop is de inzet van het OM ook in deze zaak gericht geweest. Echter, door zeer bijzondere omstandigheden – waarop ik zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2 niet nader kan ingaan – is in deze specifieke strafzaak een probleem gerezen, waardoor de bewijsvoering niet langer voldoet aan de eisen die daaraan moeten worden gesteld op grond van het Wetboek van Strafvordering en het EVRM.

Vraag 5

Bent u er nog altijd van overtuigd dat dit een unieke zaak is en kunt u daarom uitsluiten dat deze situatie zich niet nog eens voor zal doen?

Antwoord 5

Deze zaak betreft een uniek geval en er was volgens het OM geen mogelijkheid om een andere uitkomst te bewerkstellingen zonder de zwaarwegende belangen die bescherming behoeven te schaden. Dit neemt niet weg dat de algemene thematiek van deze casus reflectie behoeft en dat het OM heeft aangegeven deze thematiek te zullen inbrengen in de OM-Reflectiekamer Kwaliteitsontwikkeling. Daarbij moet worden opgemerkt dat ook de OM-Reflectiekamer niet zal kunnen worden voorzien van de zaakspecifieke informatie die ook niet met de rechter is gedeeld. Dat betekent dat geen advies valt te verwachten dat betrekking heeft op deze specifieke zaak, die zich naar de inschatting van het OM niet nogmaals zal voordoen.

Vraag 6

Heeft de reflectiekamer van het OM de zaak al bekeken en conclusies getrokken? Zo nee, wanneer gaat dit gebeuren?

Antwoord 6

Zoals in het antwoord op vraag 5 aangegeven, moet de thematiek nog worden besproken in de OM-Reflectiekamer Kwaliteitsontwikkeling. Deze kamer functioneert onafhankelijk van het College van procureurs-generaal (hierna: het College) en bepaalt zelf de data van haar bijeenkomsten. Het College heeft de reflectiekamer conform artikel 7 lid 2, aanhef en onder b, van het Instellingsbesluit OM-Reflectiekamer Kwaliteitsontwikkeling verzocht de zaak nog dit jaar te agenderen.

Vraag 7

Kunt u de conclusies van de reflectiekamer met de Kamer delen?

Antwoord 7

Voor zover dat kan zonder de in deze zaak te beschermen belangen te schaden, zal ik uw Kamer over de bespreking van de thematiek informeren.

Vraag 8

Hebben deze conclusies tot wijziging van het interne beleid bij het OM geleid? O ja, welke? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 8

Zoals ik in antwoord op vraag 6 heb aangegeven, moet de bespreking in de OM-Reflectiekamer nog plaatsvinden.

Vraag 9

Was u als Minister al op de hoogte van deze zaak voordat er Kamervragen over zijn gesteld?

Antwoord 9

Ja. Het OM heeft deze zaak als gevoelig aangemerkt vanwege het ingenomen standpunt van het OM en de gevolgen daarvan voor het strafproces.

Vraag 10

Vindt u het wenselijk dat daders van poging tot doodslag in Nederland vrij rondlopen, ondanks voldoende bewijs, om voor het slachtoffer en de samenleving onbekende redenen?

Antwoord 10

Zoals in het antwoord op vraag 2 aangegeven, vind ik de uitkomst in deze zaak bepaald onbevredigend.

Vraag 11

Welk precedent schept de zaak en welk signaal zendt dit volgens u uit richting de samenleving?

Antwoord 11

Volgens het OM schept deze zaak vanwege de unieke combinatie van omstandigheden geen precedent. Ik kan mij voorstellen dat vanuit de samenleving en het slachtoffer vragen zijn over de uitkomst van deze zaak. Zoals hiervoor aangegeven is de uitkomst ook voor mij bepaald onbevredigend. Dit neemt niet weg dat het OM in elke zaak een zorgvuldige afweging maakt van alle bij het proces spelende belangen.

Vraag 12

Deelt u ook de mening dat de ontstane situatie in ieder geval de schijn van rechtsongelijkheid wekt? Hoe had dit, achteraf gezien, volgens u in deze zaak voorkomen kunnen worden?

Antwoord 12

Nee, van rechtsongelijkheid is in deze casus geen sprake. Er is zoals hiervoor opgemerkt sprake van een uniek geval en er was volgens het OM geen mogelijkheid om een andere uitkomst te bewerkstellingen zonder de zwaarwegende belangen die bescherming behoeven te schaden. Dat neemt niet weg dat ik de uitkomst van deze zaak onbevredigend vind en dat is zeker ook het geval voor het slachtoffer, dat moet leven met de wetenschap dat er voor het misdrijf waar hij slachtoffer van is geworden, geen daders zullen worden veroordeeld.

Vraag 13

Is er door het OM overwogen het slachtoffer en eventueel zijn advocaat vertrouwelijk te informeren over de gang van zaken in een poging de situatie recht te zetten?

Antwoord 13

Gelet op de aard van de problematiek in deze zaak, was er volgens het OM geen mogelijkheid het slachtoffer of eventueel zijn advocaat te informeren, zonder daarbij het risico te lopen dat de eerder aangehaalde zwaarwegende belangen die bescherming verdienen zouden worden geschaad.

Vraag 14

Aangezien het hier naar verluidt om de integriteit van bewijs gaat, zijn door het OM andere opties overwogen de zaak toch voort te zetten, bijvoorbeeld op basis van ander bewijs?

Antwoord 14

Het OM heeft aangegeven dat de bewijsvoering niet langer voldoet aan de eisen die daaraan moeten worden gesteld op grond van het Wetboek van Strafvordering en het EVRM en dat ondanks uitgebreid en grondig vanuit verschillende gezichtspunten naar de zaak te hebben gekeken de bewijsvoering met deze eisen niet in overeenstemming kon worden gebracht, zodat de vervolging toch niet kon worden voortgezet.

Vraag 15

Heeft u op enig moment overwogen het OM een aanwijzing te geven vanuit uw ministeriële bevoegdheden?

Antwoord 15

Nee, ik heb daartoe vanwege de zwaarwegende belangen van bij het strafproces betrokken partijen die bescherming behoeven geen aanleiding gezien.

Vraag 16

Heeft het Hof volgens u voldoende rekening kunnen houden met de belangen van het slachtoffer in het besluit het verzoek van het OM te honoreren?

Antwoord 16

De belangen van het slachtoffer waren naar mijn mening voldoende bekend bij het OM en het Hof. Door de unieke samenloop van omstandigheden heeft het OM zijn eigen niet-ontvankelijkheid bepleit en heeft het Hof zich niet kunnen uitspreken over de belangen van het slachtoffer. Als gevolg hiervan heeft het slachtoffer zijn rechten niet kunnen effectueren in het strafproces. Daarom heeft het OM materiele en immateriële schade vergoed aan het slachtoffer.

Vraag 17

Hoe waardeert u de gang van zaken in deze zaak in het kader van de openbaarheid van de Nederlandse rechtspraak?

Antwoord 17

Openbaarheid van de strafrechtspleging is een groot goed. Doorgaans mag van het OM worden verlangd dat in het strafproces in het openbaar verantwoording wordt afgelegd over de opsporing en de afweging van belangen die heeft plaatsgevonden bij de uitoefening van het vervolgingsrecht. In bijzondere gevallen kunnen er echter dermate zwaarwegende belangen zijn gemoeid met geheimhouding, dat niet volledig transparant verantwoording kan worden afgelegd. Binnen zijn taak van strafrechtspleging dient het OM rekening te houden met alle in een concreet geval op het spel staande belangen. Bij de afweging van die belangen kan zich een situatie voordoen waarin ook ten overstaan van de rechter bepaalde informatie niet bekend kan worden gemaakt. Dat is onbevredigend in het kader van openbaarheid, maar in een zaak als de onderhavige was dat volgens het OM onvermijdelijk.

Vraag 18

Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat niemand heeft kunnen controleren wat zich in deze zaak heeft voorgedaan en dat dit, voor het slachtoffer en de samenleving, onduidelijk blijft? Wat gaat u hieraan doen? Hoe gaat u er voor zorgen dat zoiets zich niet nog een keer voor kan doen?

Antwoord 18

Zoals aangegeven in antwoord op vraag 17, is openbaarheid van de rechtspraak en het ten overstaan van de rechtbank en de gehele samenleving afleggen van verantwoording over het uitgevoerde onderzoek, een groot goed. Dat dit in deze zaak niet heeft kunnen plaatsvinden, is onbevredigend. Binnen het OM is deze zaak, na het opkomen van de problematiek, door meerdere personen en verschillende gremia bekeken. Daarbij is bekeken hoe het opgekomen probleem moet worden gewaardeerd en welke uitkomst daaraan zou moeten worden verbonden. Meerdere opties zijn gewogen, maar niet als haalbaar aangemerkt. Het OM verwacht dat een dergelijke unieke zaak met een uitzonderlijke uitkomst zich niet opnieuw zal voordoen. Zoals aangegeven in antwoord op vragen 5 tot en met 7 zal de thematiek met betrekking tot deze zaak worden besproken in de OM-Reflectiekamer Kwaliteitsontwikkeling.


  1. Tweede Kamer, Aanhangsel van de Handelingen, 2019–2020, nr. 986↩

  2. NRC.nl, 28 juli 2020, https://www.nrc.nl/nieuws/2020/07/28/hij-kreeg-klappen-van-vier-mannen-en-van-zwijgend-om-a4007187↩

  3. Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 986.↩