[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de beleidsreactie ARVODI en Nederlandse gedragscode Wetenschappelijke Integriteit (Kamerstuk 31288-869)

Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid

Inbreng verslag schriftelijk overleg

Nummer: 2020D36991, datum: 2020-09-24, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2020D36991).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2020Z12506:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


2020D36991 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de brief van 29 juni 2020 van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de beleidsreactie ARVODI1 en de Nederlandse gedragscode Wetenschappelijke Integriteit (Kamerstuk 31 288, nr. 869).

De voorzitter van de commissie,
Tellegen

De adjunct-griffier van de commissie,
Arends

Inhoud blz.
I Vragen en opmerkingen uit de fracties 2
Inbreng van de leden van de VVD-fractie 2
Inbreng van de leden van de D66-fractie 2
Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie 3
Inbreng van de leden van de PvdA-fractie 4
II Reactie van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 5

I Vragen en opmerkingen uit de fracties

Inbreng van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de beleidsreactie ARVODI en de Nederlandse gedragscode Wetenschappelijke Integriteit en hebben hierover geen vragen of opmerkingen.

Inbreng van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de Kamerbrief van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de toetsing van de Algemene Rijksvoorwaarden voor diensten aan de Nederlandse gedragscode voor wetenschappelijke integriteit. Zij hebben nog enkele vragen.

De leden van de D66-fractie lezen dat een belangrijke aanbeveling van de toetsingscommissie is dat wetenschappelijk onderzoek ten behoeve van beleid aan de NGWI2 hoort te voldoen. De Staatssecretaris kiest voor het hanteren van de Europese gedragscode voor wetenschappelijke integriteit. Deze leden vragen de Staatssecretaris toe te lichten op welke aspecten de Europese en de Nederlandse gedragscode van elkaar verschillen. Heeft de Staatssecretaris of de Commissie Bedrijfsjuridisch Advies (CBA) bij de toetsingscommissie de bezwaren voor het hanteren van de Europese gedragscode te kennen gegeven en zo ja, wat om welke redenen heeft de toetsingscommissie in het verweer gebracht? Zij vragen of het Europeesrechtelijk verboden is om bij aanbestedingsprocedures te verwijzen naar nationale bepalingen, criteria of standaarden.

De leden van de D66-fractie constateren dat de toetsingscommissie van mening is dat het publicatierecht niet (uitsluitend) bij de opdrachtgever dient te liggen, maar (tevens) bij de opdrachtnemer. De Staatssecretaris is bereid op te nemen dat de «opdrachtgever publicatie niet kan ophouden omdat de resultaten van het onderzoek hem onwelgevallig zijn». Zo bezien blijft het publicatierecht dus uitsluitend bij de opdrachtgever. Deze leden vragen de Staatssecretaris om met een praktijkcasus te illustreren waarom een onderzoeksrapport niet direct gepubliceerd zou kunnen worden.

De leden van de D66-fractie maken zich zorgen over misbruik van het publicatierecht. Zij vragen of er – zoals geadviseerd door de toetsingscommissie – een procedure is waarbij de redenen van het besluit van de opdrachtgever om het onderzoek niet te publiceren getoetst kan worden. Kan de Staatssecretaris tevens aangeven op welke wijze hij toeziet op misbruik van het publicatierecht door de opdrachtgever? Zij vragen of de Staatssecretaris de mening deelt dat de beste waarborg tegen misbruik, het standaard openbaar maken van wetenschappelijk onderzoek is.

De leden van de D66-fractie vragen toe te lichten of en welke regelingen er allemaal bij het Rijk bestaan omtrent de publicatie van beleidsgerichte onderzoeken. Tot slot vragen zij of de Europese of Nederlandse gedragscode voor wetenschappelijk onderzoek bijvoorbeeld ook van toepassing is op inspecties en de Rijkskennisinstellingen

De leden van de GroenLinks-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief van de Minister inzake AVRODI en de NWGI. Voornoemde leden vinden het onacceptabel dat wetenschappers te maken hebben met ongewenste druk vanuit de overheid. Derhalve hebben deze leden nog enkele vragen over de beleidsreactie.

De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de Staatssecretaris geen directe noodzaak ziet tot het schrappen van de vier jaar bewaartermijn uit het model «raamovereenkomst beleidsgericht onderzoek», aangezien een termijn van vier jaar in de praktijk gebruikelijk is gebleken. Voornoemde leden volgen deze redenering niet, gelet op het feit dat de toetsingscommissie zelf stelt dat de huidige bewaartermijn van onderzoeksmateriaal van vier jaar te kort is. Hoe valt dit te rijmen met de conclusie van de commissie dat deze termijn in veel vakgebieden tien jaar of langer is, zo vragen deze leden. De leden vragen of een omgekeerde redenering niet logischer en praktischer is; de bewaartermijn is tien jaar, tenzij schriftelijk anders overeengekomen. Graag ontvangen zij een reactie van de Staatssecretaris.

De Staatssecretaris beredeneert in de beleidsreactie dat in de ARVODI-modelovereenkomsten is gekozen het publicatierecht bij de opdrachtgever te beleggen, aangezien er bijvoorbeeld gelet op politieke, beleidsmatige of uit veiligheidsoverwegingen niet altijd meteen gepubliceerd kan worden. Er wordt in de betreffende artikelen in de modelovereenkomsten opgenomen dat de opdrachtgever publicatie niet kan ophouden omdat de resultaten van het onderzoek hem onwelgevallig zijn, aldus de Staatssecretaris.

De leden constateren hiermee dat wetenschappers hun onderzoek toch niet ongeacht het resultaat kunnen publiceren, zoals hun beroepscode voorschrijft. Voornoemde leden lezen hierin te veel ruimte voor ongewenste druk vanuit de overheid. Deze leden vragen wat de Staatssecretaris schaart onder politieke en beleidsmatige overwegingen. De toetsingscommissie stelt immers dat ongewenste of politiek onwelkome uitkomsten van wetenschappelijk onderzoek nimmer een rechtvaardiging kunnen bieden om niet tot publicatie over te gaan. Hoe wordt in de praktijk onderscheid gemaakt tussen politieke overwegingen en onwelgevallige resultaten?

Bovendien stelt de toetsingscommissie dat non-publicatie achteraf slechts te rechtvaardigen is in geval van een duidelijke en irreparabele ernstige tekortkoming in de uitvoering van het onderzoek waardoor het onderzoek van onvoldoende kwaliteit is. In een dergelijke situatie is volgens de toetsingscommissie van belang dat een besluit om het onderzoek niet te publiceren met redenen wordt omkleed en openbaar wordt gemaakt, en er een procedure voorhanden is om bij eventueel bezwaar dit besluit te toetsen. De leden vernemen graag of de Staatssecretaris het advies van de toetsingscommissie inzake het openbaar maken van de redenen overneemt. Zo nee, waarom niet? Kunnen wetenschappers bezwaar maken tegen het besluit van de overheid om een onderzoek niet te publiceren? Zo nee, waarom niet? Voorts vragen de leden of onderzoekers nog steeds schriftelijke toestemming moeten vragen voor publicatie van onderzoek.

De rijksoverheid hoeft op dit moment niet voor onderzoek te betalen als de uitkomst niet aan de verwachtingen voldoet, terwijl volgens de KNAW3 de beloning niet afhankelijk mag zijn van de uitkomst. Begrijpen de leden het goed uit de beleidsreactie, dat de overeenkomsten op dit punt niet worden aangepast? Zo ja, waarom niet? Is dit niet een indirecte manier om publicaties van ongewenste resultaten tegen te gaan, zo vragen deze leden. Graag ontvangen zij een reactie van de Staatssecretaris.

De toetsingscommissie stelt ook voor toe te werken naar een voor onderzoekers

meer toegankelijk en overzichtelijk geheel van ARVODI-documenten. In hoeverre wordt dit voorstel uitgevoerd, zo vragen de voornoemde leden.

Ten slotte vragen zij wat het kabinet onderneemt om minder expliciete vormen van ongewenste druk vanuit de overheid op wetenschappelijke onderzoekers aan banden te leggen. Graag ontvangen zij een reactie van de Staatssecretaris.

Inbreng van de leden van de PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie hebben vernomen dat niet langer de NGWI maar de Europese ALLEA4 gedragscode voor wetenschappelijke integriteit gehanteerd zal worden in onderzoeksovereenkomsten. Dit baart de leden zorgen en roept de volgende vragen op.

NGWI en Europese gedragscode wetenschappelijke integriteit

De leden van de PvdA-fractie vragen of het kabinet de mening deelt dat de ALLEA een minder robuuste code voorschrijft dan de NGWI wat betreft de beschreven normen en waarden waar wetenschappers geacht worden aan te voldoen. Hoe reflecteert het kabinet op het feit dat Nederlandse onderzoekers die wel nog gebonden zijn aan de NGWI nu minder kans maken in aanbestedingsprocedures omdat andere onderzoekers meer ruimte krijgen doordat zij enkel zijn gebonden aan de ALLEA? Zij vragen of het kabinet de mening deelt dat hiermee het level playing field wordt verstoord en daarmee Nederlandse onderzoekers op achterstand worden gesteld. Is het niet oneerlijk om internationale onderzoeksbureaus dit voordeel te geven? Is het tevens niet slecht voor de kwaliteit van onderzoek om de integriteitsregels op dergelijke manier te versoepelen? Welke mogelijkheden ziet het kabinet om de ARVODI gedragscode dusdanig te amenderen dat zowel de ALLEA gedragscode hierin vertegenwoordigd is, alsook de NGWI voorschriften, zo vragen de voornoemde leden.

Tevens vragen zij of het kabinet kan reflecteren op de aanwezigheid van artikel 6 ARVODI-2018 dat betrekking heeft op het vervangen van personen die belast zijn met de uitvoering van diensten. Deelt het kabinet de mening dat dit artikel moet worden uitgezonderd in de modelovereenkomst vanwege de mogelijkheid van beïnvloeding van het onderzoek? Tevens vragen zij of het kabinet kan reageren op de suggestie om de volgende ARVODI-2018 artikelen uit te zonderen in de modelovereenkomst vanwege de mogelijkheid de onderzoeker te kunnen beïnvloeden en daarmee de kwaliteit van het onderzoek: artikel 3.1, artikel 4.2, artikel 4.5 en artikel 13.3. Zo nee, waarom geven bovenstaande artikelen volgens het kabinet geen mogelijkheid tot beïnvloeding, zo vragen de eerder genoemde leden.

II Reactie van Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties


  1. ARVODI: Algemene Rijksvoorwaarden voor het verstrekken van opdrachten tot het verrichten van diensten↩︎

  2. NGWI: Nederlandse gedragscode voor wetenschappelijke integriteit↩︎

  3. KNAW: de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen↩︎

  4. ALLEA is de Europese Federatie van Academies van wetenschappen en geesteswetenschappen (opgericht in 1994) en vertegenwoordigt meer dan 50 academies uit meer dan 40 landen uit de regio van de Raad van Europa.↩︎