Lijst van vragen over de Beleidsdoorlichting Internationale Samenwerkingsoperaties 2012-2017 (Kamerstuk 33199-36)
Beleidsdoorlichting Justitie en Veiligheid
Lijst van vragen
Nummer: 2020D37287, datum: 2020-09-25, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiƫle HTML versie (nds-tk-2020D37287).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: P.H. van Meenen, voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid (Ooit D66 kamerlid)
- Mede ondertekenaar: M.E. Haveman-SchĆ¼ssel, griffier
Onderdeel van zaak 2020Z10468:
- Indiener: F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2020-06-16 15:45: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2020-06-18 16:00: Procedurevergadering Financiƫn (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiƫn
- 2020-07-02 10:00: Procedures en brieven (via videoverbinding) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2020-09-24 14:00: Beleidsdoorlichting Internationale Samenwerkingsoperaties 2012-2017 (33199-36) (Inbreng feitelijke vragen), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2020-12-02 15:30: Procedures en brieven (videoverbinding) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2021-01-13 15:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (š origineel)
2020D37287 LIJST VAN VRAGEN
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Justitie en Veiligheid over de Beleidsdoorlichting Internationale Samenwerkingsoperaties 2012ā2017 (Kamerstuk 33Ā 199, nr.Ā 36).
De voorzitter van de commissie,
Van Meenen
De griffier van de commissie,
Haveman-SchĆ¼ssel
1 | Heeft het vervangen van de prioritaire landenbenadering door een fenomeenbenadering gevolgen gehad voor de samenwerking met de 16 prioritaire landen uit de landenbenadering? |
2 | Uit hoeveel bilaterale liaison officers bestaat de huidige Nederlandse inzet? |
3 | Welke landen betreft de 16 geprioriteerde landen van Nederland? |
4 | Onder welke voorwaarden kunnen niet-geprioriteerde landen worden aangemerkt als geprioriteerd en vice versa? |
5 | Hoeveel geprioriteerde landen zijn er de afgelopen jaren bijgekomen? |
6 | In hoeverre worden de landenprogrammaās individueel geĆ«valueerd? |
7 | Hoe verhouden de opgestelde doelstellingen en activiteiten zich tot de algemene drie uitgangspunten van het Beleidskader Landenbeleid Internationale Politiesamenwerking 2013ā2015? |
8 | Hoeveel kost het inzetten van een bilaterale liaison officer, uit welke kosten bestaat dit bedrag en verschilt dit bedrag per land waar de liaison officer wordt geplaatst? |
9 | In hoeverre zijn tot dusver de kosten die verbonden zijn aan de inzet van bilaterale politie liaison officers geĆ«valueerd en wordt op basis hiervan geĆÆnventariseerd hoe kan worden bespaard op deze kosten? |
10 | Hoe verhoudt de inzet en de rol van bilateraal ingezette liaison officers zich tot de rol van nationale liaison officers bij Europol? |
11 | Om welke reden wordt de intensiteit van criminaliteitsrelaties tussen Nederland en andere landen niet meer onderzocht sinds 2014? |
12 | Op welke manier worden geprioriteerde landen vastgesteld wanneer geen onderzoek meer wordt gedaan naar de intensiteit van criminaliteitsrelaties tussen Nederland en andere landen? |
13 | Staat een analyse van de intensiteit van criminaliteitsrelaties tussen Nederland en andere landen door de politie op de planning? Zo ja, binnen welke termijn zal deze analyse plaatsvinden? Zo nee, waarom niet? |
14 | In hoeverre wordt geĆÆnventariseerd en is er inzicht in andere indicatoren die nodig zijn om de criminaliteitsrelaties van Nederland met andere landen te kunnen meten? |
15 | Wordt binnenkort onderzoek gedaan naar de bijdrage van landenprogrammaās en liaison officers op de negatieve effecten van de rol van Nederland in de internationale georganiseerde misdaad? Zo ja, binnen welke termijn kunnen we dit onderzoek verwachten? Zo nee, waarom niet? |
16 | In hoeverre is bij de totstandkoming van bilaterale politiesamenwerking ruimte voor de inbreng en inzichten van partnerlanden? |
17 | Op welke manieren in de vorm van programmaās en andere maatregelen wordt door Nederland invulling gegeven aan het instrument informatiedelen? |
18 | In hoeverre worden de knelpunten op het gebied van informatie delen waar landenprogrammaās nu mee te maken hebben, zoals geĆÆdentificeerd door de onderzoekers van de Universiteit Utrecht, aangepakt? |
19 | In hoeverre wordt ingezet op het identificeren van indicatoren die professionalisering, een van de veronderstellingen die ten grondslag ligt aan de internationale samenwerking, kunnen meten? |
20 | Wordt onderzocht in hoeverre de inbreng van partnerlanden vergroot kan worden in het samenstellen van landenprogrammaās van Nederland? Zo nee, waarom niet? |
21 | Om welke reden zijn geen doelen verbonden aan de veronderstelling dat landenprogrammaās de expertise van de Nederlandse politie vergroten en is het kabinet voornemens deze doelen te formuleren om vervolgens vast te kunnen stellen op welke terreinen de Nederlandse politie expertise vergroot zou kunnen worden? |
22 | Gelet op de kostbare voorziening van politie liaison officers, om welke reden is de doeltreffendheid van de inzet van dergelijke liaison officers in de periode van 2012ā2017 niet onderzocht? |
23 | Gelet op de kostbare voorziening van politie liaison officers en de bijdrage van nationale desken bij Europol, wordt er onderzocht in hoeverre Europol liaisons taken kunnen overnemen van bilaterale politie liaisons? Zo nee, waarom niet? |
24 | In hoeverre wordt binnen de Nederlandse politie gestuurd op het gebruik van het Europol-kanaal bij Europol ten opzichte van het benutten van bilaterale politie liaison officers? |
25 | Hoe worden landenprogrammaās en bilaterale politie liaison officers ingezet bij criminele groepen die opereren in meerdere Europese landen naast Nederland? |