Afspraken met supermarkten
Voedingsbeleid
Brief regering
Nummer: 2020D37657, datum: 2020-09-28, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-31532-255).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (Ooit ChristenUnie kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 31532 -255 Voedingsbeleid.
Onderdeel van zaak 2020Z17421:
- Indiener: C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (2017-2024)
- 2020-10-07 13:35: Aansluitend aan de Stemmingen: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2020-10-14 11:15: Procedurevergadering (via videoverbinding) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (2017-2024)
- 2020-10-28 14:10: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2020-2021 |
31 532 Voedingsbeleid
Nr. 255 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 september 2020
Het afgelopen jaar heeft nogmaals duidelijk gemaakt hoe cruciaal het voor de toekomst van de sector is dat boeren en tuinders gewaardeerd worden voor het werk dat zij verzetten. Dat geldt ook voor boeren en tuinders die de stap naar kringlooplandbouw zetten en ingrijpende veranderingen doormaken. Samen met andere partijen in de voedselketens zijn supermarkten in de positie om agrarisch ondernemers die aan hen leveren hierin tegemoet te komen. Als afnemer hebben zij immers invloed op het consumentenaanbod en de prijs- en kwaliteitsbepaling van producten uit een deel van de Nederlandse landbouw. In voorliggende brief geef ik de resultaten weer van gesprekken die gevoerd zijn met vertegenwoordigers van supermarkten en de branchevertegenwoordigende organisatie CBL. Hiermee geef ik invulling aan de motie van het lid De Groot (Kamerstuk 35 000 XIV, nr. 78) over het maken van afspraken met supermarkten om kringlooplandbouw te bevorderen en aan de toezegging die ik hierover gedaan heb in het debat van 11 juni jl. over de gevolgen van de coronacrisis op LNV-terrein. Tevens geef ik invulling aan de motie van de leden Dik-Faber en Geurts (Kamerstuk 35 000 XIV, nr. 41) over vergroting van de afzetmogelijkheden voor regioproducten, en aan de toezegging tijdens het debat «Dieren in de Veehouderij» op 24 januari 2019 (Aanhangsel Handelingen II 2018/19, nr. 45) over wat supermarkten kunnen doen om consumenten te verleiden tot het maken van goede keuzes.
Uit de gesprekken concludeer ik dat supermarkten zich bewust zijn van hun verantwoordelijkheid en rol in de verduurzaming en in de overstap naar kringlooplandbouw in het bijzonder, en dat zij dit kunnen laten zien met voorbeelden uit hun bedrijfspraktijk. Om te komen tot hogere prestaties op duurzaamheidsthema’s als bedrijfseconomische zekerheid, klimaat, dierenwelzijn, biodiversiteit, milieubelasting en voedselverspilling hebben de supermarkten in de afgelopen jaren de samenwerking met boeren en tuinders geïntensiveerd. Dit vindt vooral plaats bij de productcategorieën (verse) aardappelen, groente en fruit (AGF), vlees, zuivel en ei. Het intensiveren van de samenwerking neemt verschillende vormen aan: meerjarenovereenkomsten, mee-investeren in vernieuwing en het organiseren van meer transparantie. Hoewel elke supermarkt een eigen aanpak heeft, is het gemeenschappelijke resultaat dat er steeds minder sprake is van anonimiteit in de relatie tussen leverancier en afnemer. Dit is cruciaal voor het economisch perspectief voor verdere verduurzaming.
Ik vind dit een goede ontwikkeling en zie uit naar verdere stappen door de supermarktbranche. Die verdere stappen zijn nodig omdat ik ook de conclusie trek dat er meer moet gebeuren om te komen tot een werkelijk vertrouwde samenwerking van supermarkten met boeren en tuinders die vol in willen zetten op een volhoudbare landbouw. De marges in de gehele keten staan immers onder grote druk als gevolg van de sterke concurrentie op binnenlandse en internationale markten, in combinatie met de voortdurende neiging tot overaanbod. Om in zo’n context verduurzaming een stevige impuls te kunnen geven, zijn langdurige samenwerkingsverbanden essentieel. Vraag en aanbod kunnen dan beter op elkaar worden afgestemd en producenten kunnen hun duurzaamheidsprestaties dan op een economisch verantwoorde manier blijven verhogen. Supermarkten onderkennen dit, werken hier op hun manier ook aan, en kunnen hier in mijn optiek vanwege hun ketenpositie (nog) meer het voortouw nemen.
Ook voor minder voedselverspilling en specifiek het benutten van cosmetisch afwijkende groente en fruit voor menselijke consumptie, geldt dat de sleutel ligt in een gedeelde, gezamenlijk gevoelde verantwoordelijkheid van de verschillende partners in de gehele ketens. Met ook hier een voorname rol voor de supermarktbranche, waarvan de vertegenwoordigers in de gesprekken benadrukten dat zij in voorkomende gevallen hun eisen al versoepelen. Zij hebben mij toegezegd dat zij, mocht dit probleem zich toch voordoen, direct met hun leveranciers aan tafel gaan om te voorkomen dat uiterlijkheden de oorzaak van verspilling zijn (Kamerstuk 31 532, nr. 203). Naast de inspanningen die ik van de supermarkten vraag, zet ik mij in Europees verband en bij de VN (Economische Commissie voor Europa, UNECE) ook in om de invloed van cosmetische eisen op voedselverspilling terug te dringen. Dit heb ik ook in antwoord op vragen van lid Dik-Faber aangegeven (Aanhangsel Handelingen II 2019/20, nr. 2070).
De supermarktbranche heeft eerder, bij monde van het CBL, aangegeven een rol te hebben in het verwezenlijken van de doelen van de LNV-visie. En de branche heeft hierbij zowel voorbeelden gegeven van de verantwoordelijkheid die supermarkten in dezen al nemen, als een pleidooi gedaan voor verdere stappen. In een branche-brede bijdrage die het CBL wil leveren, neemt ketensamenwerking een centrale positie in.
De gesprekken met de supermarktvertegenwoordigers hebben geleid tot een aantal concrete gezamenlijke werkafspraken:
1. Ketensamenwerking gericht op verdere verduurzaming versterken.
De supermarktvertegenwoordigers gaan in gesprek met ondernemers in de primaire sector die het gevoel hebben geen langjarige afspraken te kunnen maken over samenwerking gericht op extra verduurzaming.
Supermarkten hebben zich aangesloten bij het netwerk voor verduurzaming dierlijke producten. Binnen dit netwerk werk ik samen met de branche en andere ketenpartijen en afzetkanalen aan vergroting van het bestaande marktaandeel van duurzamere dierlijke producten met bovenwettelijke duurzamere prestaties. De supermarktbranche zal zich binnen dit netwerk toenemend inzetten voor strategische ketensamenwerking binnen gesloten ketens. Binnen deze samenwerking zijn alle ondernemers in de keten bekend en kunnen partijen bovenwettelijke eisen voor verduurzaming stellen. Langlopende contracten in deze samenwerkingsverbanden geven zekerheid en stabiliteit bij zowel de leverancier als de afnemer. De mogelijke meerkosten kunnen in gesloten ketens beter in beeld komen en als basis dienen voor de bilaterale commerciële gesprekken.
Indien supermarkten omstandigheden aantreffen waar een gelijk speelveld ontbreekt, zullen zij aangeven op welke manier de overheid hieraan tegemoet kan komen.
Voor de dierlijke sectoren ben ik overigens niet alleen met de supermarkten, maar ook met bedrijven in de andere afzetkanalen in gesprek. Op basis van een analyse maken zij een plan van aanpak voor hoe in hún afzetkanaal het marktaandeel van duurzamere dierlijke producten kan worden vergroot ten opzichte van meer gangbare.
2. Aanbod regio- en streekproducten vergroten.
In steeds meer supermarkten is volop aandacht voor streek- en regionale producten in het schap. Supermarkten hebben toegezegd zich te blijven inspannen om de vraag naar en het aanbod van duurzame producten, waaronder regio- en streekproducten, te stimuleren. Zoals ik uw Kamer eerder aangegeven heb (Kamerstuk 35 068, nr. 4), wil ik via een benchmark de afzet van streek- en regioproducten inzichtelijker maken voor consumenten. De supermarktbranche heeft toegezegd hieraan bij te dragen.
3. Transparantie via duurzaamheidsrapportage en datadelen verbeteren.
De supermarktbranche en rijksoverheid werken mee aan de (verdere) ontwikkeling en toepassing van een methodologie om de onderbouwing van duurzaamheidsbeslissingen die in voedselketens genomen worden meer te stroomlijnen en sterker te richten op de doelen van de LNV-visie. Dit doen zij in nauwe samenwerking met andere partijen in de gehele voedselketen, onder andere via de Alliantie Verduurzaming Voedsel (AVV). Er wordt onderzocht op welke manier kan worden aangesloten bij al bestaande analyses en activiteiten op dit gebied, zoals bij het werk van The Sustainability Consortium en The Product Environmental Footprint (PEF). Ik neem hierbij de uitwerking van motie van de leden Sneller en De Groot (Kamerstuk 31 532, nr. 246) mee om te kijken of dit ook kan leiden tot een standaard voor een jaarlijkse rapportage die inzicht biedt in de mate waarin supermarkten en verwerkende voedselbedrijven bijdragen aan een duurzaam voedselsysteem, inclusief een eerlijke prijs voor de boeren.
In het verlengde van het Publiek-Private samenwerkingsproject Transparant, gezond & duurzaam werken supermarktbranche en Ministerie van LNV aan ketenbrede initiatieven gericht op het delen van data en daarmee op het vergroten van de transparantie die consumenten nodig hebben om duurzame keuzes te kunnen maken (Aanhangsel Handelingen II 2018/19, nr. 45)
4. Samenwerking stimuleren binnen de wet Ruimte voor duurzaamheidsinitiatieven.
De wet Ruimte voor duurzaamheidsinitiatieven is op dit moment nog in voorbereiding. De ACM heeft onlangs een nieuwe concept Leidraad Duurzaamheidsafspraken gepubliceerd, gericht op samenwerking. De supermarktbranche is in overleg met de ACM over hoe de mogelijke ruimte benut kan worden om verduurzaming te bewerkstelligen.
5. Voedselverspilling verder terugdringen.
Samen met de Stichting Samen tegen Voedselverspilling werken rijksoverheid en supermarktbranche verder aan het voorkomen en verminderen van voedselverspilling, waarbij ook gekeken wordt naar mogelijke aanpassingen voor de wettelijke en private regels binnen Nederland en de EU die een verdere reductie van voedselverspilling bemoeilijken of in de weg staan. In de afgelopen maanden is in diverse stakeholdersessies gewerkt aan het opstellen van prioriteiten in wet- en regelgeving om voedselverspilling te reduceren. Ik heb uw Kamer daarover op 31 augustus 2020 geïnformeerd (Kamerstuk 31 532, nr. 254).
In maart 2020 hebben supermarkten een onderzoek gepubliceerd over voedselverspilling binnen het supermarktkanaal, uitgevoerd samen de WUR en het Ministerie van LNV onder de vlag van de Stichting samen tegen Voedselverspilling (STV). De supermarkten hebben nu zelf inzicht in de reststromen én kunnen de resultaten van acties beter monitoren om verspilling van voedsel verder terug te dringen. Het onderzoek geeft handvatten voor verdere initiatieven om voedselverspilling te verminderen. In de afgelopen periode zijn hiervoor al een aantal initiatieven opgezet door diverse supermarkten.
Zeer binnenkort verwacht ik de resultaten van de eerste agro-nutrimonitor, de monitor die per schakel in de voedselketen laat zien welke prijs ondernemingen betaalden voor inkoop van een product en wat de verkoopprijs is. De monitor gaat ook de verschillen in prijsopbouw beschrijven tussen een aantal reguliere producten en de duurzame variant daarvan. Snel na publicatie van deze monitor, waarover ik uw Kamer zal informeren, wil ik met de vertegenwoordigers van onder andere de supermarkten bijeenkomen om de voortgang van de verduurzaming van het voedselaanbod te bespreken.
Tot slot: de afspraken met supermarkten zie ik als kleine stappen in een veel grotere, samenlevingbrede opgave. Om de landbouw en voedselproductie verder te kunnen verduurzamen is het essentieel dat de inspanningen die ondernemers daarvoor moeten doen lonend zijn. Dan wordt een adequaat verdienvermogen zowel voorwaarde als doel van de verdere verduurzaming die zo hard nodig is. Daarom hecht ik veel waarde aan informatie die de agro-nutri-monitor hiervoor gaat bieden. Daarom ook vind ik het van groot belang om met alle betrokken partijen hoge prioriteit te geven aan het vinden van mechanismen waarmee duurzaamheidsinspanningen door ondernemers bedrijfseconomisch geborgd kunnen worden. Want zolang ondernemen voor een volhoudbare toekomst die ondernemers zélf onvoldoende perspectief biedt, zal de zo noodzakelijke verduurzaming onder de maat blijven. Veel van de mechanismen die hierbij in beeld zijn kunnen ingrijpend zijn. Zoals ook genoemd wordt in een van de rapporten in het kader van de Brede Maatschappelijke Heroverwegingen1, kan de rijksoverheid een mix aan beleidsinstrumenten inzetten, waaronder positieve prijsprikkels voor duurzaam voedsel en negatieve prijsprikkels voor niet-duurzaam voedsel. Daarom wil ik verder werken aan het idee van reële beprijzing van vlees, zoals reeds in de brede maatschappelijke heroverweging aan bod is gekomen. Dit betreft het voorstel om verder te verkennen hoe een eventuele meerprijs op vlees ten gunste kan komen aan duurzame veehouders. Omdat dergelijke beprijzingsmechanismen de sleutel kunnen zijn naar een werkelijk samengaan van economische, sociale en ecologische duurzaamheid, wil ik mij verbinden met alle partijen die bereid zijn om deze te onderzoeken en – bij gunstige uitkomst – in praktijk te brengen.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten
«Tenminste houdbaar tot: Bewegen naar een duurzaam Voedselsysteem», april 2020. Bijlage bij Kamerstuk 32 359, nr. 4.↩︎