[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Reactie op de motie van het lid Bisschop over de verwachte Nederlandse afdrachten aan de EU tot 2058 in kaart brengen

Europese Raad

Brief regering

Nummer: 2020D37768, datum: 2020-09-29, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-21501-20-1608).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 21501 20-1608 Europese Raad.

Onderdeel van zaak 2020Z17479:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2020-2021

21 501-20 Europese Raad

Nr. 1608 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 september 2020

Uw Kamer heeft op 22 september jl. (Handelingen II 2020/21, nr. 4, Stemmingen) de motie Bisschop inzake de Nederlandse afdrachten aan de EU (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1587) aangenomen. In deze motie wordt de regering verzocht in kaart te brengen wat de verwachte Nederlandse afdrachten per jaar aan de EU tot aan 2058 zijn als gevolg van het akkoord over het Meerjarig Financieel Kader (MFK) 2021–2027 en het herstelfonds. Dit akkoord is bereikt op de buitengewone Europese Raad van 17 tot en met 21 juli 2020. Met deze brief ga ik in op dit verzoek. Ik zal eerst iets toelichten over de gevolgen van het nieuwe MFK en vervolgens over de gevolgen van het Herstelpakket Next Generation EU (NGEU) waar het herstelfonds een onderdeel van is.

MFK 2021–2027

Zoals ook toegelicht in de Kamerbrief1 over de uitkomsten van de Europese Raad van 24 juli, nemen als gevolg van het akkoord over het MFK de Nederlandse afdrachten aan de Europese Unie over de periode van het volgende MFK, 2021 t/m 2027, als geheel naar verwachting niet meer toe dan reeds in de Rijksbegroting voorzien. Hierin was reeks rekening gehouden met economische groei en inflatie. Dit resultaat is het saldo van een aantal onderliggende aanpassingen. De omvang van het MFK 2021–2027 ligt weliswaar iets lager dan het huidige MFK, maar dit MFK wordt na het vertrek van het Verenigd Koninkrijk gefinancierd door 27 lidstaten. Daardoor stijgt het Nederlandse aandeel in de financiering van het MFK, wat een opwaarts effect heeft op de omvang van de afdrachten. De omvang van de nieuwe Nederlandse korting, die groter is dan de huidige korting, heeft daar tegenover een neerwaarts effect op de Nederlandse afdrachten. Ook de introductie van een afdracht op basis van niet-gerecycled plastic verpakkingsafval leidt voor Nederland tot lagere afdrachten, evenals de verhoging van de perceptiekostenvergoeding.

De verwachte jaarlijkse Nederlandse afdrachten aan de Europese Unie tot en met 2025 zijn opgenomen in de begroting van Buitenlandse Zaken, artikel 3.1 en artikel 3.10.

De effecten van de meerjarenbegroting op de Nederlandse afdrachten in de periode 2028 tot en met 2058 zijn niet op voorhand te geven. Deze zijn afhankelijk van de volgende MFK’s waarover te zijner tijd onderhandelingen plaatsvinden.

Herstelpakket Next Generation EU (NGEU)

Naast over het MFK 2021–2027 zijn er op de Europese Raad van juli afspraken gemaakt over het zogeheten herstelpakket NGEU. Dit bestaat uit 390 miljard euro aan subsidies (in de prijzen van 2018) en 360 miljard aan leningen (idem). De subsidies worden via de EU-begroting gemeenschappelijk terugbetaald. De leningen worden verstrekt aan individuele lidstaten en door hen terugbetaald. Hieronder wordt eerst ingegaan op de subsidies en vervolgens op de leningen.

De aflossing en rentebetaling van de leningen die worden aangegaan voor het subsidiedeel van NGEU (390 miljard euro, prijzen 2018) zullen vanaf 2028 opgenomen moeten worden in de EU-begroting. Tenzij hiervoor middels besparingen ruimte wordt gevonden in deze toekomstige begrotingen, zal dit leiden tot hogere afdrachten van de lidstaten. Voor Nederland betekent dit, bij geen besparingen, een potentiële additionele afdracht van circa 1 miljard euro in 2028 die naar verwachting afneemt tot circa 0,8 miljard euro in 2058, omdat met het aflossen van de leningen ook de rentebetalingen zullen dalen. De berekening die hieraan ten grondslag ligt is de raming van het Nederlandse bni-aandeel in het EU-bni, vermenigvuldigd met een raming van jaarlijks te betalen aflossing en rente. De inschatting is daarbij gebaseerd op een gelijkmatige jaarlijkse aflossing. Het daadwerkelijke aflossingsschema van deze leningen is nog niet bekend en zal afhangen van de looptijd van de leningen die de Commissie zal aangaan op het moment dat in de komende jaren geld uit het herstelfonds zal worden verstrekt. De hoogte van de rente zal afhankelijk zijn van de marktrente in de komende jaren wanneer de leningen worden aangegaan.

Het leningendeel van NGEU zal niet uit de Europese begroting worden terugbetaald. De aflossing en rentebetalingen op die leningen worden afgelost met de rente en aflossing die de Unie zal ontvangen van de lidstaten die de corresponderende leningen bij de Unie zijn aangegaan. Het leningendeel zal conform de huidige praktijk voor de betalingsbalansfaciliteit, het EFSM (European Financial Stabilisation Mechanism) en SURE (European instrument for temporary support to mitigate unemployment risks in an emergency) als garantieverplichting zichtbaar worden in de begroting. Voor de garantie van de hoofdsom zal het Nederlandse aandeel bij een maximale schulduitgifte van 360 miljard euro (prijzen 2018) zich vertalen in een garantieverplichting van circa 27,4 miljard euro (lopende prijzen). Dit is inclusief een inschatting voor de rente. Het precieze bedrag is niet op voorhand te voorspellen, omdat het afhankelijk zal zijn van de daadwerkelijke rente waartegen de leningen in de komend jaren worden aangegaan. Met het aflossen van de leningen zal de Nederlandse garantieverplichting ook dalen.

Ik hoop u hiermee voldoende geïnformeerd te hebben.

De Minister van Financiën,
W.B. Hoekstra


  1. «Verslag buitengewone Europese Raad van 17 t/m 21 juli 2020» (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1575)↩︎