[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag

Bepalingen over gegevensuitwisseling ter bevordering van samenwerking binnen het zorgdomein en van doelmatige en rechtmatige zorg, maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp (Wet bevorderen samenwerking en rechtmatige zorg)

Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader)

Nummer: 2020D37987, datum: 2020-09-30, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-35515-6).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 35515 -6 Bepalingen over gegevensuitwisseling ter bevordering van samenwerking binnen het zorgdomein en van doelmatige en rechtmatige zorg, maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp (Wet bevorderen samenwerking en rechtmatige zorg).

Onderdeel van zaak 2020Z13463:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2020-2021

35 515 Bepalingen over gegevensuitwisseling ter bevordering van samenwerking binnen het zorgdomein en van doelmatige en rechtmatige zorg, maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp (Wet bevorderen samenwerking en rechtmatige zorg)

Nr. 6 VERSLAG

Vastgesteld 30 september 2020

De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave blz.
I. Wetsvoorstel 1
1. Algemeen 1
2. Achtergrond 3
3. Gegevensverstrekking bij een gerechtvaardigde overtuiging van fraude in de zorg 8
4. Het Informatieknooppunt zorgfraude en het Inlichtingenbureau 8
5. Het recht op privacy, EVRM, AVG, EU-Handvest en het medisch beroepsgeheim 12
6. Consultatie en advies 13
7. Financiële gevolgen voor het Rijk 13
8. Artikelsgewijs 14
II. Brief regering Oprichtingsstatuten Stichting Informatieknooppunt Zorgfraude (Kamerstuk35 515, nr. 5) 14

I. WETSVOORSTEL

1. ALGEMEEN

De leden van de VVD-fractie hebben met grote interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel Bepalingen over gegevensuitwisseling ter bevordering van samenwerking binnen het zorgdomein en van doelmatige en rechtmatige zorg, maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp (hierna: Wet bevorderen samenwerking en rechtmatige zorg) (Kamerstuk 35 515) en de brief van de regering Oprichtingsstatuten Stichting Informatieknooppunt Zorgfraude (Kamerstuk 35 515, nr. 5). Zij hebben hierbij nog enkele vragen.

De leden van de VVD-fractie zijn erg verheugd over het wetsvoorstel, aangezien zorgfraude de solidariteit binnen het Nederlandse zorgsysteem aantast en collectieve middelen misbruikt worden. Deze leden zijn tevreden met de balans tussen een effectieve aanpak van zorgfraude aan de ene kant en het bewaken van de persoonlijke levenssfeer aan de andere kant.

De leden van de PVV-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel Wet bevorderen samenwerking en rechtmatige zorg. Genoemde leden zijn het met de regering eens dat zorgfraude een zeer kwalijk fenomeen is dat met alle mogelijke maatregelen moet worden bestreden. Deze leden staan dan ook achter het doel van dit wetsvoorstel, maar hebben nog wel een paar aanvullende vragen.

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel Wet bevorderen samenwerking en rechtmatige zorg. Genoemde leden onderschrijven de doelstelling van dit wetsvoorstel om fraude aan te pakken en om te voorkomen dat rechtspersonen of natuurlijke personen kunnen frauderen. Publiek opgebrachte middelen dienen ingezet te worden voor zorg en niet voor eigen of andermans gewin.

Deze leden vragen wel of dit wetsvoorstel bijdraagt aan het voorkomen en aanpakken van fraude in de zorg. Verschillende partijen zijn kritisch en vragen of dit wetsvoorstel fraude daadwerkelijk kan aanpakken. De centrale vraag van de leden van de CDA-fractie is of dit wetsvoorstel, en meer specifiek het deel van het Waarschuwingsregister, proportioneel is. Kan de regering op deze vraag reflecteren en vervolgens aangeven waarom zij van mening is dat dit wetsvoorstel wel degelijk bijdraagt aan de vermindering van fraude en aan het voorkomen van fraude in het zorgdomein? Kan de regering uitgebreid toelichten wat het verschil is tussen een sterk vermoeden van fraude en een gerechtvaardigde overtuiging van fraude?

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel Wet bevorderen samenwerking en rechtmatige zorg. Zij onderstrepen het belang om fraude in de zorg tegen te gaan en daarvoor de juiste wettelijke grondslagen te bieden zodat een goed evenwicht kan worden gevonden in het optreden tegen fraude en het beschermen van de persoonlijke levenssfeer. Genoemde leden hebben in dit verband nog enkele vragen.

De leden van de fractie van GroenLinks hebben kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel. Genoemde leden hebben hierover nog een aantal vragen en opmerkingen.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel Wet bevorderen samenwerking en rechtmatige zorg.

De leden van de SP-fractie zijn het met de regering eens dat fraude in de zorg voorkomen en bestreden moet worden. Het is schokkend dat uit een voorzichtige schatting van de zorgsector blijkt dat de schade van zorgfraude jaarlijks 1% tot 5% van de zorguitgaven bedraagt, wat in 2019 uitkomt op een bedrag tussen de € 800 miljoen en € 4.4 miljard euro. Geld dat bestemd is voor zorg, geld dat beter uitgegeven kan worden aan bijvoorbeeld structurele loonsverhoging voor zorgverleners.

Fraude moet worden voorkomen en waar het plaatsvindt zoveel mogelijk bestreden. De leden van de SP-fractie begrijpen de wens tot het oprichten van een informatieknooppunt zorgfraude en de invoering van een waarschuwingssysteem. Genoemde leden hebben echter nog veel vragen over het voorliggende wetsvoorstel omdat veel informatie over de inhoud ervan onduidelijk is.

Om te beginnen wil de regering fraude in de zorg niet alleen bestrijden, maar ook voorkomen.

Toch missen de leden van de SP-fractie de koppeling van het voorliggende wetsvoorstel met de Wet toetreding zorgaanbieders (Wtza).1 Als fraude moet worden aangepakt, dan ligt het toch voor de hand om nieuwe bestuurders te verplichten een Verklaring Omtrent het Verdrag (VOG) te laten overleggen? Ook zou de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) naast de controle op hoofdondernemers ook moeten kunnen controleren op onderaannemers. Is de regering inmiddels bereid dit wel in te stellen?

De leden van de SP-fractie steunen effectieve maatregelen die gericht zijn op het aanpakken van zorgfraude. Bij het voorliggende wetsvoorstel echter wordt veel uitvoering geregeld via verschillende algemene maatregelen van bestuur (AMvB’s). Waarom wordt de uitvoering niet wettelijk vastgelegd? Is de regering bereid om de uitvoering van het voorliggende wetsvoorstel wettelijk te regelen? Indien dat niet het geval is, is de regering dan wel bereid alle AMvB’s die betrekking hebben op de uitvoering van het voorliggende wetsvoorstel naar de Kamer te sturen zodat deze gelijktijdig behandeld kunnen worden met dit wetsvoorstel?

1.1 Inleiding

De leden van de D66-fractie lezen in de memorie van toelichting dat de meeste knelpunten betrekking hebben op het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (EU-Handvest). De leden van genoemde fractie vragen in zijn algemeenheid in hoeverre de grootste knelpunten in de fraudebestrijding opgelost kunnen worden als deze kaders van kracht blijven.

1.2 Onderdelen van de wet

De leden van de D66-fractie vragen naar het risico dat het genoemde Waarschuwingsregister in feite zal gaan functioneren als een zwarte lijst, in plaats van als een grond om slechts risico beperkende maatregelen te nemen zoals in de memorie van toelichting wordt gesteld. Is dit risico gerechtvaardigd volgens de regering? Aan welke risico beperkende maatregelen denkt de regering hierbij? Indien het Waarschuwingsregister inderdaad als een zwarte lijst gaat functioneren, in hoeverre zijn de huidige vastgelegde voorwaarden voor opname afdoende? Op welke wijze worden zorgaanbieders geïnformeerd dat zij opgenomen zijn in het Waarschuwingsregister en welke actie kunnen zij daarop ondernemen om aan te tonen dat zij niet frauderen? Kan de regering een reflectie geven op eventuele omkering van de bewijslast in zulke casussen?

2. ACHTERGROND

2.1 Fraude in de zorg

De leden van de CDA-fractie lezen dat onder het begrip fraude in de zorg in dit wetsvoorstel wordt verstaan het opzettelijk misleidend handelen binnen het zorgdomein, met het oog op eigen of andermans gewin, voor zover het in de wet strafbaar gestelde feiten betreft. Kan de regering dit nader duiden? Wanneer is er wel sprake van fraude en wanneer is dit niet het geval? Wat zijn «zover het in de wet strafbare feiten betreft»? Er moet per geval worden beoordeeld wat op basis van geldende wet- en regelgeving mogelijk is om fraude te voorkomen of anderszins te bestrijden. Daar wil het onderhavige wetsvoorstel geen verandering in aanbrengen of nieuwe kaders dan wel grondslagen voor vormen. Dat is voor deze leden echter maar de vraag, aangezien de grond voor opname in het Waarschuwingsregister een gerechtvaardigde overtuiging van fraude in de zorg is. Genoemde leden stellen dat dit toch «iets» anders is dan een gerechtvaardigde overtuiging van fraude, die vervolgens niet door de rechtelijk macht is bekrachtigd. Is de regering door middel van het toevoegen van «de gerechtvaardigde overtuiging van fraude in de zorg», het begrip fraude niet aan het verbreden? Kan de regering nader uiteenzetten wat precies bedoeld wordt met een gerechtvaardigde overtuiging van fraude in de zorg?

De leden van de CDA-fractie lezen vervolgens in het wetsvoorstel dat er een protocol voor ontwikkeld wordt dat via een AMvB wordt vastgesteld. Kan de regering zich voorstellen dat genoemde leden het daarom lastig vinden de reikwijdte van dit wetsvoorstel te overzien? Waarom is er niet voor gekozen om in de wet zelf op te nemen wanneer iemand in het register dient te worden opgenomen? Daarnaast is het wetsvoorstel voor de Kamer lastig op zijn merites te beoordelen, omdat er 12 voorstellen voor delegatiebepalingen via AMvB s worden gedaan, die zover de informatie strekt nog dienen te worden uitgewerkt.

De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat voordat er in juridische zin over zorgfraude gesproken kan worden, het over meer dan één strafbare gedraging moet gaan. Hierover hebben genoemde leden wel een vraag. Het is belangrijk dat iemand die één keer een administratieve fout begaat niet direct als fraudeur wordt bestempeld. Maar betekent dat dat er binnen de zorg helemaal niet opgetreden kan worden als het lijkt dat iemand eenmalig fraude heeft gepleegd? Hoe en door wie wordt die afweging gemaakt om dan wel of niet verder onderzoek te doen en te handhaven? Als iemand één keer een administratieve fout begaat, blijft dat dan bekend bij de verschillende toezichthouders en betrokken instanties? Kan deze persoon dan ook in het Waarschuwingsregister terecht komen?

Met betrekking tot het Waarschuwingsregister hebben de leden van de GroenLinks-fractie ook nog een aantal vragen. Komen personen al in het Waarschuwingsregister bij vermoedens van fraude? Komt hier nog een rechter aan te pas of wordt iemand bij het vermoeden van fraude al als schuldig behandeld, door deze persoon in het Waarschuwingsregister op te nemen?

De leden van de SP-fractie lezen dat het voorliggende wetsvoorstel uitgaat van een algemene benadering van het begrip zorgfraude. Genoemde leden vragen om een verduidelijking hierbij. Hoe groot moet de omvang van de fraude zijn? Wordt iemand die een paar honderd euro van een persoonsgebonden budget (pgb) ergens anders aan uitgeeft dan aan zorg bijvoorbeeld opgenomen in het Waarschuwingsregister of geldt dit met name voor zorgaanbieders die voor miljoenen frauderen met zorggeld? Moet een persoon of een zorgaanbieder veroordeeld zijn voor fraude om in het Waarschuwingsregister te komen? Of worden vermoedens van fraude ook gedeeld in het Waarschuwingsregister? Deze leden vragen voorts op welke wijze de regering gegevensuitwisseling voor zich ziet binnen dit Waarschuwingsregister. Hoe wordt voorkomen dat betrokken instanties meer gegevens inzien en/of kunnen gebruiken dan de bedoeling is? Welke waarborgen zitten wel en niet in dit Waarschuwingsregister? Hoe wordt een nieuwe toeslagenaffaire voorkomen, zodat personen of zorgaanbieders onterecht veroordeeld of geweigerd kunnen worden op gronden waarvoor ze bekeken worden? Deze leden vragen of de regering dit kan verduidelijken.

2.2 Noodzaak wetgeving

De leden van de CDA-fractie constateren dat vlak voor het zomerreces de Wtza in de Eerste Kamer is aangenomen. Het doel van de Wtza is om alle zorgaanbieders beter in beeld te krijgen bij de IGJ en om het risico gestuurde toezicht, mede op basis van big data, aan te scherpen. Hiermee verwacht de regering fraude in de zorg beter aan te kunnen pakken. Hoe verhoudt de Wtza zich tot het onderhavige wetsvoorstel en wat is de meerwaarde van dit wetsvoorstel? De leden van de CDA-fractie ontvangen graag een uitgebreide reactie van de regering ter zake.

De regering probeert via voorbeelden de noodzaak van het wetsvoorstel te duiden. Zij geeft onder aan pagina 7 van de memorie van toelichting een voorbeeld van fraude met het persoonsgebonden budget waarbij duidelijk wordt dat fraude in de zorg veelal direct een negatieve invloed heeft op de persoonlijke situatie van zorgbehoevenden. Zo krijgen zij niet de zorg die nodig is en waar zij recht op hebben. Dat maakt het voorbeeld inderdaad duidelijk.

De leden van de CDA-fractie vragen vervolgens wie hiervoor nu verantwoordelijk is. Wie komt in het register: de zorgaanbieder, de budgethouder of beiden? Of moet de budgethouder aangifte doen van fraude om zelf uit het register te blijven? Of moet de budgethouder informatie geven die in andere situaties onder het medisch beroepsgeheim valt? Tevens vragen genoemde leden of de PGB-bemiddelingsbureaus onder de reikwijdte van dit wetsvoorstel vallen.

De regering stelt vervolgens in de memorie van toelichting dat het goed in beeld krijgen en hebben van de totale omvang van fraude in de zorg wordt bemoeilijkt door een instrumentarium dat te kort schiet en door een gebrek aan informatie. Kortom, het gaat om schattingen, want het is niet goed bekend hoe groot het daadwerkelijke bedrag aan fraude is. Kan de regering uiteenzetten waarom zij naar een wettelijk instrument grijpt als de reikwijdte van het probleem niet bekend is, gezien de reacties van verschillende zorgorganisaties waarin wordt gesteld dat de omvang van fraude in de zorg te beperkt is om dit wetsvoorstel te rechtvaardigen?

De leden van de CDA-fractie vragen voorts het volgende. Dit wetsvoorstel regelt het tegengaan van fraude in het zorgdomein, maar pas aan de achterkant van het proces. Er is een lopend contract met een jeugdhulp- of thuiszorgorganisatie. Deelt de regering echter het uitgangspunt van genoemde leden, dat het proces van de aanpak van fraude begint bij het inkopen van zorg? De regering stelt dat dit wetsvoorstel niet aan andere geldende wetgeving komt. Als gemeenten of zorgverzekeraars fraude willen tegengaan zullen ze toch meer ontbindende voorwaarden moeten opnemen en/of moeten controleren of de zorg doelmatig of rechtmatig is verleend? Het college moet immers verantwoording afleggen aan de gemeenteraad. De regering stelt namelijk in hoofdstuk 3 van de memorie van toelichting dat er knelpunten zijn bij de zorginkoop. Waarom worden die knelpunten niet weggenomen?

De leden van de D66-fractie wijzen op de passage dat de schade van fraude met pgb’s zeer hoog kan zijn, aangezien budgethouders vaak financieel aansprakelijk kunnen worden gehouden. Wordt in dit wetsvoorstel geregeld hoe de financiële aansprakelijkheid meer bij frauduleuze zorgaanbieders kan worden gelegd in plaats van bij de budgethouder? Is ander beleid in ontwikkeling om hiervoor te zorgen?

2.3 Wetgever aan zet

De leden van de VVD-fractie lezen op pagina 12 dat informatie uit het Waarschuwingsregister geen onderdeel uitmaakt van de gegevensuitwisseling met het Informatieknooppunt zorgfraude (IKZ). Deze leden stellen hier de volgende vraag over. Indien er organisaties zijn (geen gemeenten en ziektekostenverzekeraars) die van het IKZ verwerkte signalen krijgen, hetgeen leidt tot gerechtvaardigde vermoedens van fraude bij een entiteit, hoe komt dit dan op tijd in het Waarschuwingsregister terecht? Of komen dit soort zaken pas in het register als een gemeente, of ziektekostenverzekeraar op een gegeven moment verwerkte signalen aanvraagt over dezelfde entiteit, aangezien deze organisaties wel toegang hebben tot het Waarschuwingsregister en het register mogen bijwerken?

Daarnaast zouden de leden van de VVD-fractie graag willen weten hoe de regering de verhouding van de twee activiteiten, het signaleren van trends en ontwikkelingen met betrekking tot fraude en het concreet bestrijden van fraude, qua tijdsbesteding ziet.

De leden van de CDA-fractie constateren dat het wetsvoorstel voorziet in een gerichte wettelijke grondslag voor het verplicht aan elkaar verstrekken van de bij AMvB aangewezen (persoons)gegevens, in het geval een gemeente of ziektekostenverzekeraar conform een protocol de gerechtvaardigde overtuiging heeft dat sprake is van zorgfraude en de genoemde gegevens noodzakelijk zijn voor de bestrijding van die fraude. Genoemde leden hebben eerder gevraagd uiteen te zetten wat gerechtvaardigde overtuiging precies is. Kan de regering toelichten hoe het protocol tot stand komt? Welke partijen gaan dit protocol ontwikkelen voordat deze aan de Minister en aan de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) wordt voorgelegd? Aan welke criteria wordt gedacht om de gerechtvaardigde overtuiging te onderbouwen? Aan hoeveel criteria moet een rechtspersoon of een natuurlijk persoon voldoen om in het register te worden opgenomen?

De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) heeft opgemerkt dat de in het wetsvoorstel gehanteerde definitie van zorgfraude een beperking is voor de uitoefening van haar toezichttaken. Dit omdat de NZa ook toeziet op overtreding van de regels zonder dat sprake is van opzet of misleiding. De regering stelt dat het wetsvoorstel niet tot doel heeft een wettelijke grondslag te creëren voor gegevensverwerking in het geval van niet opzettelijke overtreding van de regels. Volgens de leden van de CDA-fractie zou dit er echter wel een gevolg van kunnen zijn, omdat de lijn tussen opzettelijk en niet opzettelijk handelen soms lastig te trekken is. Graag ontvangen genoemde leden een reactie van de regering op dit specifiek punt. Hoe kan iemand die abusievelijk in het register is terechtgekomen, er weer uitkomen?

De leden van de CDA-fractie lezen dat de in het Waarschuwingsregister opgenomen gegevens, indien noodzakelijk voor de bestrijding van fraude in de zorg, door gemeenten en ziektekostenverzekeraars te raadplegen zijn. Zij kunnen de gegevens bijvoorbeeld raadplegen voorafgaand aan het sluiten van een overeenkomst met een zorgaanbieder. Genoemde leden begrijpen dit wetsvoorstel zo dat, als iemand op basis van de gerechtvaardigde overtuiging van fraude als rechtspersoon in het register is opgenomen, een gemeente 100 kilometer verder «dit feit» zou kunnen gebruiken om geen contract met deze rechtspersoon af te sluiten. Dus opname in het register hoeft niet te betekenen dat er richting dezelfde rechtspersoon sprake is van rechtsvervolging. Klopt dit? Zonder dat de rechter geoordeeld heeft of sprake is van fraude kunnen de consequenties voor de organisatie die het betreft heel groot zijn.

De leden van de CDA-fractie hebben als kritiekpunt op dit wetsvoorstel dat kleine zorgaanbieders en budgethouders eerder in het register terecht zullen komen dan de grotere zorgaanbieders. Die grotere zorgaanbieders hebben een grote administratieve afdeling. Zij hebben bovendien bij het sluiten van contracten met zorgverzekeraars aan tafel gezeten en «hoeven niet te tekenen bij het kruisje». Wat vindt de regering van deze stellingname? Tevens stellen genoemde leden deze vragen over de zogenaamde ongecontracteerde zorg, waarvan zorgverzekeraars soms stellen dat zij het lastig vinden vast te stellen of de zorg rechtmatig en doelmatig is.

De leden van de D66-fractie begrijpen dat in het Waarschuwingsregister gegevens worden uitgewisseld tussen gemeenten en zorgverzekeraars. Kunnen zorgverzekeraars de informatie die zij hierdoor aanwenden ook gebruiken in hun rol als zorgkantoor in de Wet langdurige zorg (Wlz), of is deze alleen te gebruiken binnen de Zorgverzekeringswet? Waarom is het Waarschuwingsregister beperkt tot alleen gemeenten en zorgverzekeraars? Kan de regering per ander soort instelling (dat wel is aangesloten bij het IKZ) aangeven waarom deze niet worden aangesloten op het Waarschuwingsregister?

De leden van de D66-fractie vragen waarom het Waarschuwingsregister en het IKZ als twee apart opererende instrumenten zijn opgezet. Gaat hiertussen daadwerkelijk geen informatie-uitwisseling plaatsvinden? Kan de regering uitleggen waarom gesteld wordt dat er verschillende doelen aan de twee instrumenten ten grondslag liggen, terwijl het lijkt alsof voor beiden het doel is om fraudesignalen te delen?

De leden van de D66-fractie zien dat persoonsgegevens tevens gedeeld kunnen worden via het IKZ teneinde trends en ontwikkelingen te signaleren. Genoemde leden onderstrepen het belang hiervan, maar vragen de regering wel in hoeverre voor dit specifieke doel ook het gebruik van persoonsgegevens noodzakelijk is. Zijn voor dit doel de overige gegevens of geanonimiseerde gegevens niet afdoende? Op basis waarvan maakt het IKZ de inschatting wat de geëigende instanties zijn om de resultaten te ontvangen van verrijkte fraudesignalen? Op welke manier wordt de ondergrens gedefinieerd wanneer het gerechtvaardigd is om gegevens aan het IKZ over te dragen omdat een vermoeden van fraude bestaat?

Bij het instellen van een Waarschuwingsregister kunnen gemeenten en zorgverzekeraars het register raadplegen voorafgaand van het sluiten van een overeenkomst met een zorgaanbieder, zo lezen de leden van de SP-fractie. Genoemde leden vragen waarom niet automatisch bij het sluiten van overeenkomsten met zorgaanbieders gekeken wordt of de desbetreffende zorgaanbieder in het Waarschuwingsregister voorkomt of niet. Wat gebeurt er als een gemeente of zorgverzekeraar voorafgaand aan de contractering niet kijkt in het Waarschuwingsregister en daardoor mogelijke fraude wordt gemist? Zijn daar consequenties aan verbonden? Bestaat de mogelijkheid dat een gemeente een contract afsluit met een in het Waarschuwingsregister opgenomen zorgaanbieder terwijl de zorgverzekeraar dezelfde zorgaanbieder kan weigeren? Wat gebeurt er als toch een zorgaanbieder gecontracteerd wordt die in het Waarschuwingsregister stond, en die dan weer in de fout gaat en misbruik maakt van zorgbudgetten (en indirect de zorg voor mensen)? Deze leden vragen in hoeverre de gemeente of zorgverzekeraar daar dan op aan te spreken is. Zij vragen voorts of het mogelijk is dat mensen de gemeente of de zorgverzekeraar hier aansprakelijk voor kunnen stellen. De leden van de SP-fractie vragen daarnaast wat gemeenten en zorgverzekeraars precies kunnen zien in het Waarschuwingsregister. Welke gegevens worden wel en niet getoond? Genoemde leden vragen wie dit controleert. Als gefraudeerd is en een zorgaanbieder is daarvoor veroordeeld, dan zou deze zorgaanbieder toch de mogelijkheid moeten verliezen om zorg te mogen verlenen? Is een Waarschuwingsregister dan niet overbodig als er een verbod is op zorgverlening bij een veroordeling van fraude? Kan de regering hier nader op ingaan?

De leden van de SP-fractie vragen tenslotte in hoeverre het wenselijk kan zijn dat mensen kunnen zien of de zorgaanbieder waar ze zorg van (gaan) ontvangen in het Waarschuwingsregister of op een soort zwarte lijst staat. Kunnen mensen hun gemeente of zorgverzekeraar vragen om na te gaan of hun (nieuwe) zorgaanbieder in het Waarschuwingsregister staat? Kan dat toegelicht worden?

3. GEGEVENSVERSTREKKING BIJ EEN GERECHTVAARDIGDE OVERTUIGING VAN FRAUDE IN DE ZORG

De leden van de CDA-fractie vinden te allen tijde dat persoonsgegevens volgens de AVG verwerkt dienen te worden. Genoemde leden zien met dit wetsvoorstel wel een ander gevaar. Zorgverzekeraars en gemeenten kunnen dit soort «signalen» ook voor andere doeleinden gebruiken. Specifiek denken deze leden aan indirecte risicoselectie bij zorgverzekeraars. Kan de regering hier nader op ingaan?

3.1 Werking

De leden van de D66-fractie constateren tevens dat instanties altijd nader onderzoek naar een geregistreerde partij moeten doen en zorgvuldig dienen te bepalen welke beheersmaatregelen moeten worden getroffen. Is deze plicht wettelijk geregeld en zo ja, op welke manier? Welke voorwaarden worden gesteld aan het nader onderzoek? Kunnen zorgaanbieders bijvoorbeeld een besluit om niet gecontracteerd te worden op basis van het Waarschuwingsregister aanvechten, indien dit nader onderzoek onvoldoende is ingevuld?

3.2 Voorwaarde voor verstrekking

De leden van de D66-fractie vragen de regering voorts om uitleg waarom het Waarschuwingsregister in geen geval wordt aangesloten op het Externe Verwijzingsregister (EVR), aangezien signalen in het EVR in sommige gevallen aanleiding kunnen zijn om risico beperkende maatregelen te nemen.

De leden van de fractie van GroenLinks hebben bij deze paragraaf ook nog een aantal vragen en opmerkingen. Om te beginnen over de controle op rechtmatige omgang en uitwisseling van gegevens. Welke instantie is verantwoordelijk voor de controle op de uitwisseling van gegevens? Doet de Autoriteit Persoonsgegevens dat of is daar een andere instantie beter op toegerust?

De leden van de SP-fractie lezen dat het voorgenomen Waarschuwingsregister vooralsnog niet aangesloten wordt op de EVR, een waarschuwingssysteem waarmee financiële instellingen zoals banken, hypotheekverstrekkers en verzekeraars elkaar kunnen waarschuwen voor bij hen bekende mogelijke fraudeurs. Genoemde leden vragen waarom de regering het waarschuwingssysteem niet laat aansluiten bij het EVR.

4. HET INFORMATIEKNOOPPUNT ZORGFRAUDE EN HET INLICHTINGENBUREAU

4.1 Inleiding

De leden van de PVV-fractie zijn er verheugd over dat eindelijk een Waarschuwingsregister tot stand komt waarin signalen van fraude worden opgenomen en gedeeld. Genoemde leden vragen echter waarom alleen vermoedens van fraude hier bij elkaar komen en niet ook daadwerkelijk vastgestelde fraude. Volgens deze leden zou dat het beeld completer en overzichtelijker maken. Vergelijk dit bijvoorbeeld met het BIG (Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg)-register. Daarin staan alle bevoegde zorgverleners maar ook alle eventuele tuchtrechtelijke maatregelen tegen de zorgverlener vermeld. Zou iemand met een veroordeling wegens zorgfraude niet juist in het Waarschuwingsregister moeten staan? Tevens vragen deze leden hoe lang iemand in het Waarschuwingsregister blijft staan. Wat zijn de criteria om weer uitgeschreven te worden? Tenslotte vragen deze leden wanneer en hoe aan de desbetreffende persoon of instantie melding gemaakt wordt van opname of uitschrijving.

4.2 Wettelijke taak en rechtsvorm en wettelijke grondslag verwerking persoonsgegevens

De leden van de D66-fractie hebben vragen over de verhouding tussen het IKZ en het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Waarom is ervoor gekozen om het IKZ weliswaar op afstand van het Ministerie van VWS te plaatsen, maar het geen openbaar gezag te geven of publiekrechtelijke handelingen te laten verrichten? Wat is volgens de regering de toegevoegde waarde van het op afstand zetten?

De leden van de SP-fractie hebben een aantal vragen over de rol van de Minister en de rol van het IKZ in de aanpak van zorgfraude. De Minister besteedt de uitvoering van wettelijke taken betreffende de aanpak van zorgfraude uit aan een onafhankelijke stichting. Waarom heeft de regering er niet voor gekozen om het IKZ als dienst onder te brengen bij het Ministerie van VWS, zodat de Minister verantwoordelijk blijft voor wettelijke taken en daarover verantwoording af kan leggen aan de Kamer? Kan preciezer uitgelegd worden waarom ervoor gekozen is om wettelijke taken in een onafhankelijke stichting te plaatsen? Waarom worden belangrijke taken om fraude in de zorg aan te pakken afgeschoven naar een stichting? Op welke wijze kan de Minister toezicht houden op het IKZ en op hoe de aanpak van zorgfraude verloopt? In het voorliggende wetsvoorstel is namelijk beschreven dat het IKZ een ondersteunende rol krijgt in de bestrijding van fraude in de zorg. De leden van de SP-fractie vragen wat nu precies de bedoeling is en wat de Minister van VWS en het IKZ nu precies doen in de aanpak van fraude in de zorg. Hoe kan de Minister fraudebeleid bepalen en instellen als de wettelijke uitvoering in een onafhankelijke stichting is geplaatst?

4.3 Taken van het IKZ

De leden van de PVV-fractie vinden de taak van het IKZ, namelijk het signaleren van trends, ontwikkelingen en fenomenen in de onrechtmatige besteding van zorggelden, heel belangrijk. Zeker gezien het feit dat het tevens het doel is om hieruit beleidsmatige informatie te verkrijgen. Wat de leden van de PVV-fractie betreft mag het profiel van vermoedelijke fraudeurs niet ontbreken in deze informatie. Op basis van profielen kunnen immers risicogroepen in kaart worden gebracht, zowel van vermoedelijke fraudeurs als van vermoedelijke slachtoffers. Toch is profilering nadrukkelijk uitgesloten in dit wetsvoorstel. De leden van de PVV-fractie vinden dat profilering bij de opsporing van zorgfraude gerechtvaardigd is en vragen de regering dit te heroverwegen.

De leden van de CDA-fractie lezen dat de betrokken instanties verplicht zijn de gevraagde gegevens te verstrekken. Deze verplichting geldt echter niet voor de FIOD en de Inspectie SZW, die ook in deze fase slechts gegevens verstrekken op grond van en met inachtneming van de Wet publieke gezondheid (Wpg). Kan de regering nader uiteenzetten welke gegevens wel worden verstrekt en welke gegevens niet?

De gegevens waarmee een signaal door het IKZ kan worden verrijkt, worden eveneens nader bepaald bij AMvB. Kan de regering uiteenzetten aan welke gegevens men nu denkt?

Vervolgens stelt de regering dat de fiscale geheimhoudingsplicht in artikel 67 Algemene wet inzake rijksbelasting met dit wetsvoorstel wordt doorbroken. Ook hierover worden nadere regels gesteld bij of krachtens AMvB en die regels zullen in ieder geval betrekking hebben op de gevallen waarin en de voorwaarden waaronder de eventuele verstrekking van fiscale gegevens als onderdeel van een verrijkt signaal aan een ziektekostenverzekeraar plaatsvindt alsmede op de aard van de daarbij te verstrekken gegevens. Dit kan grote gevolgen hebben voor zowel de rechtspersoon als de natuurlijke persoon. Kan de regering beter uiteenzetten waarom het opportuun is genoemd artikel 67 met het onderhavige wetsvoorstel te doorbreken?

De leden van de GroenLinks-fractie hebben met betrekking tot het takenpakket van het IKZ ook nog een aantal vragen. Momenteel heeft het IKZ twee taken, waarbij het IKZ aan de ene kant signalen probeert te verrijken. Deze taak blijft bij het IKZ belegd na oprichting van de stichting. Daarnaast voert het IKZ nu ook nog onderzoeken en analyses uit om aan de voorkant beter zicht te krijgen op waar en hoeveel fraude er wordt gepleegd. Klopt het dat in het nieuwe systeem het IKZ alleen nog maar kan reageren op meldingen? Waarom behoudt het IKZ niet de mogelijkheid om zelf ook onderzoeken en analyses te doen, zonder dat daar eerst een signaal voor binnengekomen moet zijn? Of zijn er andere instanties die beter toegerust zijn voor deze functie? Zo ja, welke dan en krijgt die instantie dan ook de taak om onderzoek te doen naar zorgfraude?

De leden van de fractie van GroenLinks vragen waarom de Inspectie SZW en de FIOD niet ook een verplichting krijgen om signalen te verstrekken aan het IKZ. Zou het niet beter zijn voor de volledigheid om deze verplichting ook bij die twee instanties neer te leggen? Genoemde leden vragen bovendien of het niet denkbaar is, zolang het bovenstaande niet gebeurt, dat een deel van de zorgfraude nu alsnog buiten schot blijft.

4.4 De instanties waarmee het IKZ (persoons)gegevens uitwisselt

De leden van de CDA-fractie begrijpen dat het Openbaar Ministerie (OM) bij het IKZ en bij het samenwerkingsverband hoorde. Bij inwerkingtreding van deze wet (en omdat het IKZ een stichting wordt) is het OM echter niet langer een betrokken instantie. Waarom niet, zo vragen deze leden. Dit lijkt deze leden een zeer relevante partij.

De leden van de SP-fractie lezen dat in het IKZ gevraagd wordt aan het Centrum Indicatiestelling zorg (CIZ), gemeenten, de Fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst (FIOD), de IGJ, de Inspectie SZW, de rijksbelastingdienst, de Sociale Verzekeringsbank (SVB), de NZa en zorgverzekeraars om deel te nemen. Genoemde leden lezen tevens dat het OM niet langer een betrokken instantie is. Zij vragen waarom hiervoor gekozen is. Het OM geeft op zijn website aan dat de bestrijding van zorgfraude een van zijn prioriteiten is.2 Deze leden vinden het dan ook vreemd als besloten wordt dat het OM geen onderdeel wordt van het IKZ. De leden van de SP-fractie vragen om een toelichting hierop. Tevens hebben zij de vraag waarom de politie geen deelnemer is aan bijvoorbeeld het Waarschuwingsregister en het IKZ, aangezien het voor kan komen dat mensen fraude in de zorg kunnen melden aan de politie. Kan de regering dat verduidelijken?

De leden van de SP-fractie vinden het een vreemde keuze dat het IKZ geen loket wordt waar mensen of organisaties, anders dan de betrokken instanties, rechtstreeks terecht kunnen met signalen over mogelijke fraude in de zorg. Waarom blijft het meldpunt voor mensen en organisaties belegd bij de Nza, die vervolgens mogelijke zorgfraude moet beoordelen alvorens zij het naar het IKZ stuurt? Genoemde leden vragen of het niet logischer is dat mensen en organisaties ook kunnen melden aan het IKZ, waar allerlei verschillende deskundigen zitten om te kunnen beoordelen of het om zorgfraude gaat of niet. Vervolgens stellen deze leden de vraag wat er gebeurt met meldingen van zorgfraude bij de fraudehelpdesk die in 2011 door de regering is opgericht.3 Waarom hebben zij bijvoorbeeld geen plaats gekregen in het IKZ en/of het Waarschuwingsregister? Kan de regering dat verduidelijken?

4.5 Rechtsbescherming en informatieplicht

De leden van de CDA-fractie lezen dat de regering inzake de rechtsbescherming stelt dat in hoofdstuk 8 van de AVG bepalingen over beroep, aansprakelijkheid en sancties zijn opgenomen. Er is de mogelijkheid een klacht in te dienen bij de toezichthoudende instantie. Vervolgens wordt opgemerkt dat indien (mede) op basis van een gegevensverstrekking in dit kader een besluit wordt genomen, tegen dat besluit binnen de bestuursrechtelijke kaders rechtsmiddelen open staan. Tot slot biedt het civielrecht ook mogelijkheden om tegen (onrechtmatige) verwerking van (persoons)gegevens en de mogelijke gevolgen daarvan op te komen. Te denken valt aan een vordering op grond van onrechtmatige daad als bedoeld in artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek. De Raad van State heeft aangegeven zich ook zorgen te maken over de rechtsbescherming. De regering stelt dat als een besluit wordt genomen, binnen de bestuursrechtelijke kaders rechtsmiddelen open staan. Dit betekent dat men tegen een opname in het Waarschuwingsregister weinig kan uitrichten, maar dat rechtsmiddelen pas gebruikt kunnen worden op het moment dat een andere zorgverzekeraar dan waar men een contract had, geen contract aan wil bieden omdat zij de gerechtvaardigde overtuiging hebben van fraude. Begrijpen deze leden het zo goed?

De leden van de CDA-fractie begrijpen dat bij opname in het Waarschuwingsregister niet langer het criterium van het doen van aangifte gehanteerd wordt. Dat is na de consultatieronde uit het wetsvoorstel gehaald. Waarom is ervoor gekozen deze bepaling niet meer op te nemen in het wetsvoorstel? Dit is toch een objectief criterium? Kan de regering aangeven in hoeveel fraudezaken in het zorgdomein er in 2018 en 2019 aangifte is gedaan en tot hoeveel veroordelingen dit heeft geleid?

De leden van de CDA-fractie citeren vervolgens een passage uit de memorie van toelichting: »De bijzondere opsporingsdiensten kunnen slechts over een beperkte capaciteit beschikken en die moet zo effectief mogelijk worden ingezet. Bij het selecteren van te onderzoeken gevallen, hanteren de bijzondere opsporingsdiensten de in het Protocol normnaleving zorgsector opgenomen criteria. Het gaat om de criteria die zijn vervat onder de noemer «betekenisvolle zaken. Meldingen en signalen waarover slechts beperkt informatie beschikbaar is of die een beperkte omvang hebben en die daarom (nog) niet worden opgepakt door de bijzondere opsporingsdiensten, moeten voor een effectieve aanpak van fraude in de zorg door andere betrokken instanties kunnen worden opgepakt en afgedaan.»4 Begrijpen de leden van de CDA-fractie dit citaat nu goed dat de regering van mening is dat, omdat het OM en de rechtelijke macht het druk hebben met allerhande strafzaken, andere instanties (in dit wetsvoorstel gemeenten en zorgverzekeraars) fraude zelf moeten aanpakken en afdoen? De rechtelijke macht is er toch juist om een onafhankelijk oordeel te vellen over de vraag of bewezen kan worden of een rechtspersoon of natuurlijk persoon heeft gefraudeerd? Het is toch aan de rechtelijke macht om dat oordeel te vellen, en toch niet aan gemeenten en zorgverzekeraars? Deze leden wijzen in dit verband ook de opmerkingen van de Raad van State. Waarom is er niet voor gekozen het Waarschuwingsregister te vullen met natuurlijke dan wel rechtspersonen nadat de rechter de uitspraak heeft gedaan dat sprake is van fraude?

5. HET RECHT OP PRIVACY, EVRM, AVG, EU-HANDVEST EN HET MEDISCH BEROEPSGEHEIM

De leden van de CDA-fractie lezen dat de regering stelt dat het medisch beroepsgeheim een groot goed is en dat het in dit wetsvoorstel uitgesloten is medische gegevens te delen waarop het medisch beroepsgeheim berust. Vervolgens wordt opgemerkt dat indien een zorgbehoevende daarvoor toestemming geeft, mogelijk wel gegevens waarop het medisch beroepsgeheim rust, zouden kunnen worden uitgewisseld. Kan de regering eens uiteenzetten wanneer dit het geval zou kunnen zijn?

De leden van de PVV-fractie lezen dat in eerste instantie de mogelijkheid tot het doorbreken van het medisch beroepsgeheim was opengelaten, maar dat dit vervolgens toch is uitgesloten. Genoemde leden beseffen dat het doorbreken van het medisch beroepsgeheim gevoelig ligt en dat informatie over medische gegevens in principe altijd vertrouwelijk is. De leden van de PVV-fractie missen echter overtuigende argumenten voor het uiteindelijke besluit om het medisch beroepsgeheim niet te doorbreken. De toelichting bij paragraaf 5 van de memorie van toelichting maakt evenmin duidelijk waarom deze mogelijkheid is uitgesloten. De opmerking dat hiertegen door derden zorgen werden geuit, vinden genoemde leden wat magertjes. Bij zorgfraude is immers sprake van een zwaarwegend belang. Waarom zijn de bezwaren niet weggenomen? De regering heeft immers wel wettelijk geregeld dat nabestaanden met een zwaarwegend belang toegang kunnen krijgen tot het medisch dossier van een overledene. Hierbij kan een onafhankelijke arts worden ingeschakeld die het medisch dossier op fouten controleert. Waarom kan zo’n constructie ook niet bij het opsporen van fraude? Is hier überhaupt naar gekeken? De leden van de PVV-fractie krijgen hierop graag een uitgebreide toelichting.

De leden van de SP-fractie zijn van mening dat niet getornd mag worden aan het recht op privacy en aan het medisch beroepsgeheim. Zij vragen echter wat er gebeurt als een betrokken instantie in het IKZ of een medewerker werkzaam voor een betrokken instantie in het IKZ expres of per ongeluk misbruik maakt van de zorggegevens van mensen of de persoonlijke levenssfeer van die mensen schendt. Hoe wordt dit gecontroleerd en wie grijpt in als het mis gaat? Hoe bepalen zorgverzekeraars en gemeenten wie verantwoordelijk worden voor het gebruik van het Waarschuwingsregister? Hoe wordt voorkomen dat bijvoorbeeld een communicatieteam inzage krijgt, terwijl dat niet nodig is?

De leden van de SP-fractie vragen voorts welke bescherming personen of zorgaanbieders hebben die een vermelding krijgen in het Waarschuwingsregister. Genoemde leden verwijzen naar de toeslagenaffaire waarbij mensen door de belastingdienst op een zwarte lijst werden gezet, zonder dat zij zich konden verweren. Waar kunnen personen als deze wet wordt ingevoerd terecht als ze onterecht in het Waarschuwingsregister worden gezet? Worden hiervoor bezwaarprocedures ingesteld en welke instantie bewaakt dit? Deze leden stellen een vraag over de situatie die zich zou kunnen voordoen dat een persoon of zorgaanbieder in conflict is met een instantie die in het IKZ zit, en zij vervolgens via alle andere instanties ook geen zorg meer mogen verlenen. Of is dat niet mogelijk?

6. CONSULTATIE EN ADVIES

6.1 Uitvoeringstoetsen

De leden van de SP-fractie constateren dat Zorgverzekeraars Nederland (ZN) in de consultatie vroeg of er een instrument (register) komt waarmee bij contractpartijen het verleden getoetst kan worden op fraude en integriteit. Genoemde leden vinden dat een zinnige vraag, omdat met een dergelijk instrument mogelijke fraudeurs en cowboys buiten de deur gehouden worden als zij een nieuwe aanbieder willen starten of willen frauderen in een andere zorgwet of stelsel. Kan de regering ingaan op wat zij van een dergelijk instrument vindt?

6.2 Algemene Rekenkamer

De leden van de D66-fractie hebben voorts kennisgenomen van het advies van de Algemene Rekenkamer dat voor het waarborgen van de onafhankelijkheid ook andere functies expliciet moeten worden uitgesloten. Bijvoorbeeld functies als bestuurder of medewerker van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), ZN, individuele zorgverzekeraars en zorginstellingen. In de conceptstatuten lijkt dit niet te zijn overgenomen. De Algemene Rekenkamer constateert voorts dat uit de conceptstatuten niet eenduidig blijkt wat de rol en status van de Raad van Advies is. Waarom is er niet voor gekozen om voor het waarborgen van de onafhankelijkheid van de stichting in de conceptstatuten naast ambtenaren ook andere functies expliciet uit te sluiten, zoals bestuurders en medewerkers van de VNG, ZN, individuele zorgverzekeraars en zorginstellingen? Is de regering van plan om de aandachtspunten van de Algemene Rekenkamer in lagere regelgeving uit te werken? Op welke wijze heeft de regering de rol en status van de Raad van Advies precies verwerkt in de conceptstatuten?

De leden van de SP-fractie constateren dat op 26 augustus 2019 en 18 december 20195 de regering brieven heeft ontvangen van de Algemene Rekenkamer met kritiekpunten en aanbevelingen op het voorliggende wetsvoorstel en de conceptstatuten, die als bijlagen bij de voorliggende brief naar de Kamer zijn gestuurd. De leden van de SP-fractie vragen of de regering in haar beantwoording wil reageren op deze kritiekpunten en aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer. Kan de regering ook beargumenteerd aangeven wat ze wel en niet overgenomen heeft?

7. FINANCIËLE GEVOLGEN VOOR HET RIJK

De leden van de SP-fractie lezen dat de regering een Waarschuwingsregister instelt, maar tevens aangeeft dat er geen structurele kosten voortvloeien uit het Waarschuwingsregister, omdat als het systeem is ontwikkeld en geïmplementeerd, de instanties zelf verantwoordelijk worden voor de kosten van beheer, onderhoud en doorontwikkeling van het systeem. Genoemde leden hebben hier zorgen over. Gemeenten en zorgverzekeraars moeten wettelijke taken uitvoeren, zonder budget. Waarom worden wettelijke taken gegeven aan instanties, zonder bijbehorende bekostiging? Hoe denkt de regering dat fraude kan worden aangepakt als er geen budget bij zit? Doorontwikkeling van het systeem kost immers geld?

8. ARTIKELSGEWIJS

Artikel 2.1 en 2.2

De leden van de SP-fractie lezen dat vanwege technologische ontwikkelingen ruimte gelaten is om een andere elektronische voorziening te creëren dan het Waarschuwingsregister. Wanneer denkt de regering te weten welke elektronische voorziening gekozen wordt?

Artikel 4.1

De leden van de CDA-fractie lezen dat op grond van artikel 4.1 deze wet in werking treedt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld. Kan worden toegelicht waarom hiervoor gekozen is?

II BRIEF regering OPRICHTINGSSTATUTEN STICHTING INFORMATIEKNOOPPUNT ZORGFRAUDE (Kamerstuk 35 515, nr. 5)

De leden van de VVD-fractie vragen de regering over de brief van de Algemene Rekenkamer inzake statuten oprichting privaatrechtelijke rechtspersoon Stichting Informatieknooppunt zorgfraude; overleg artikel 4.7 Comptabiliteitswet 2016, waarom naast ambtenaren niet ook medewerkers van organisaties als de VNG, ZN, individuele zorgverzekeraars en zorginstellingen uitgesloten zijn van zitting in de Raad van Advies.

De leden van de CDA-fractie vragen of de regering eens uitgebreid kan toelichten waarom gekozen is voor een stichtingsstructuur. Wat zijn daar volgens de regering de voordelen van?

De leden van de CDA-fractie lezen voorts dat de Algemene Rekenkamer en de Raad van State vragen hebben gesteld over hoe de Minister van VWS de noodzakelijke informatie van de instelling ontvangt en hoe hij kan beschikken over voldoende interventiemogelijkheden. Daarnaast geven deze leden mee om in de regelgeving ook andere (organisatorische) waarborgen en kaders vast te leggen ten aanzien van de instelling die als IKZ wordt aangewezen. Te denken valt aan een bepaling over het administratief scheiden van publieke en private geldstromen Nu is onduidelijk hoe dat verwerkt gaat worden in de lagere regelgeving. Kan de regering de leden van de CDA-fractie over bovenstaande punten meer duiding geven?

In de conceptstatuten is vastgelegd dat er geen ambtenaren zitting hebben in de Raad van Bestuur. Voor de leden van de CDA-fractie lijkt dit een logische keuze. Volgens de Algemene Rekenkamer echter, zouden voor het waarborgen van de onafhankelijkheid van de stichting, ook andere functies expliciet moeten worden uitgesloten. Bijvoorbeeld bestuurders en medewerkers van de VNG, ZN, individuele zorgverzekeraars en zorginstellingen. Dit lijkt niet te zijn overgenomen in de conceptstatuten. Waarom niet, zo vragen deze leden.

Tevens geeft de Algemene Rekenkamer in haar brief aan dat uit de conceptstatuten niet eenduidig blijkt wat de rol en status van de Raad van Advies zijn. Kan de regering toelichten wat de rol en status van de Raad van Advies worden?

De voorzitter van de commissie,
Lodders

De adjunct-griffier van de commissie,
Krijger


  1. https://www.eerstekamer.nl/trefwoord/wet_toetreding_zorgaanbieders↩︎

  2. https://www.om.nl/onderwerpen/fraude/fraude-met-zorggelden↩︎

  3. https://www.fraudehelpdesk.nl/over-ons/↩︎

  4. Citaat komt uit een andere paragraaf (4.7) memorie van toelichting↩︎

  5. Kamerstuk 35 515, nr. 5 Bijlagen (Oprichtingsstatuten Stichting Informatieknooppunt Zorgfraude) Brief van de Algemene Rekenkamer aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de oprichting van de Stichting Informatieknooppunt zorgfraude (overleg inzake artikel 4.7 van de Comptabiliteitswet 2016), 18 december 2019 en Brief van de Algemene Rekenkamer aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het wetsvoorstel Bevorderen samenwerking en rechtmatige zorg (overleg inzake artikel 7.40 van de Comptabiliteitswet 2016), 26 augustus 2019↩︎