[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

35361, eindtekst

Wijzing van de Mediawet 2008 in verband met de implementatie van Richtlijn 2018/1808 van het Europees Parlement en de Raad van 14 november 2018 tot wijziging van Richtlijn 2010/13/EU betreffende de coƶrdinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten (richtlijn audiovisuele mediadiensten) in het licht van een veranderende marktsituatie

Eindtekst

Nummer: 2020D38016, datum: 2020-06-09, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2019Z25676:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (šŸ”— origineel)


De Tweede Kamer der Staten- PRIVATE  

Generaal zendt bijgaand door

haar aangenomen wetsvoorstel

aan de Eerste Kamer.

De Voorzitter,

9 juni 2020



	Wijzing van de Mediawet 2008 in verband met de implementatie van
Richtlijn 2018/1808 van het Europees Parlement en de Raad van 14
november 2018 tot wijziging van Richtlijn 2010/13/EU betreffende de
coƶrdinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen
in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten
(richtlijn audiovisuele mediadiensten) in het licht van een veranderende
marktsituatie







GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET



		Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden,
Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat  het noodzakelijk is bij wet
regels te stellen ter uitvoering van Richtlijn 2010/13/EU van het
Europees Parlement en de Raad van 10 oktober 2010 betreffende de
coƶrdinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen
in de lidstaten inzake de het aanbieden van audiovisuele mediadiensten
(richtlijn audiovisuele mediadiensten) (PbEU L95), zoals deze
laatstelijk is gewijzigd bij Richtlijn 2018/1808/EU van het Europees
Parlement en de Raad van 14 november 2018 (PbEU L303);

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State
gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden
en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I WIJZIGING VAN DE MEDIAWET 2008

De Mediawet 2008 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1.1, eerste lid, worden de volgende begripsbepalingen in de
alfabetische volgorde ingevoegd:

audiovisueel media-aanbod: media-aanbod van een mediadienst dat
betrekking heeft op producten met bewegende beeldinhoud al dan niet mede
met geluidsinhoud;

overlay: toevoeging aan het audiovisueel media-aanbod die niet afkomstig
is van de media-instelling die de mediadienst verzorgt;.

B

Artikel 2.58 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ā€˜1.ā€™ geplaatst;

2. Aan het slot van het eerste lid, onderdeel d, (nieuw) vervalt
ā€œenā€;

3. Onder vervanging van de punt aan het slot van het eerste lid,
onderdeel e, (nieuw) door ā€œ; enā€ wordt een onderdeel toegevoegd,
luidende:

f. de maatregelen die de NPO treft om de toegankelijkheid van het
audiovisueel media-aanbod voor personen met een handicap verder te
ontwikkelen.

4. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

2. Het Commissariaat brengt uiterlijk 19 december 2022 en vervolgens om
de drie jaar verslag uit aan de Europese Commissie over de uitvoering
van het eerste lid, onderdeel f.

C

Aan artikel 2.88 wordt een lid toegevoegd, luidende:

5. Een publieke media-instelling neemt passende maatregelen om te
voorkomen dat het aanbod van haar mediadiensten aanzet tot geweld of
haat jegens een groep personen of een lid van een groep, op een van de
gronden genoemd in artikel 21 van het Handvest van de grondrechten van
de Europese Unie, of uitlokt tot het plegen van een terroristisch
misdrijf.

Ca

	Aan artikel 2.94 worden twee leden toegevoegd, luidende:

	3. Het televisieprogramma-aanbod bevat voorts geen reclame- en
telewinkelboodschappen voor:

a. kansspelen waarvoor een vergunning als bedoeld in de artikelen 14a,
15, 23 en 27g van de Wet op de kansspelen vereist is, of die gespeeld
worden op een automaat in een speelautomatenhal voor de aanwezigheid
waarvan een vergunning vereist is, tussen 06.00 en 21.00 uur;

b. overige kansspelen waarvoor ingevolge de Wet op de kansspelen een
vergunning vereist is, tussen 06.00 en 19.00 uur.

4. Het derde lid, onder a, is van overeenkomstige toepassing op
radioprogramma-aanbod.

D

Artikel 2.95, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef vervalt: , inclusief omlijsting,.

2. Onderdeel c komt te luiden:

c. niet meer dan twintig procent van de tijdvakken tussen 06:00 uur en
18:00 uur en tussen 18:00 uur en 24:00 uur.

E

Artikel 2.115 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ā€˜1.ā€™ geplaatst.

2. Er worden drie leden toegevoegd, luidende:

2. Het audiovisueel media-aanbod op aanvraag bestaat per aanbodkanaal
voor ten minste dertig procent uit Europese producties als bedoeld in
artikel 1 van de Europese richtlijn.

3. De Europese producties van een aanbodkanaal als bedoeld in het tweede
lid worden door de aanbieder van het aanbodkanaal onder de aandacht van
het publiek gebracht.

4. Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing op een mediadienst
op aanvraag van een publieke media-instelling met een lage omzet of een
klein publiek.

5. Het Commissariaat kan aan een publieke media-instelling of aan de NPO
ontheffing verlenen van het tweede en het derde lid indien de toepassing
van deze leden gelet op de aard of het onderwerp van deze mediadienst op
aanvraag praktisch onhaalbaar of ongerechtvaardigd zou zijn.

F

Aan artikel 3.5 wordt een lid toegevoegd, luidende:

3. Een commerciƫle media-instelling neemt passende maatregelen om te
voorkomen dat het aanbod van haar mediadiensten aanzet tot geweld of
haat jegens een groep personen of een lid van een groep, op een van de
gronden genoemd in artikel 21 van het Handvest van de grondrechten van
de Europese Unie, of uitlokt tot het plegen van een terroristisch
misdrijf.

G

Artikel 3.5a wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ā€˜1.ā€™ geplaatst;

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

2. Een commerciƫle media-instelling informeert het Commissariaat
onverwijld over wijzigingen die van invloed kunnen zijn op de
bevoegdheid van Nederland over deze commerciƫle media-instelling.

Ga

	Aan artikel 3.7 worden twee leden toegevoegd, luidende:

	5. Het televisieprogramma-aanbod bevat voorts geen reclame- en
telewinkelboodschappen voor:

	a. kansspelen waarvoor een vergunning als bedoeld in de artikelen 14a,
15, 23 en 27g van de Wet op de kansspelen vereist is, of die gespeeld
worden op een automaat in een speelautomatenhal voor de aanwezigheid
waarvan een vergunning vereist is, tussen 06.00 en 21.00 uur;

b. overige kansspelen waarvoor ingevolge de Wet op de kansspelen een
vergunning vereist is, tussen 06.00 en 19.00 uur.

6. Het vijfde lid, onder a, is van overeenkomstige toepassing op
radioprogramma-aanbod.

H

Artikel 3.8, eerste lid, komt te luiden:

1. Het programma-aanbod op een programmakanaal bestaat voor niet meer
dan twintig procent van de tijdvakken tussen 06:00 uur en 18:00 uur en
tussen 18:00 uur en 24:00 uur uit reclame- of telewinkelboodschappen.

I

Artikel 3.10 wordt als volgt gewijzigd:

1. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

3. In programmaā€™s die in het bijzonder bestemd zijn voor kinderen
jonger dan twaalf jaar worden geen telewinkelboodschappen opgenomen.

Artikel 3.11 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ā€˜1.ā€™ geplaatst;

2. In het eerste lid (nieuw), onderdeel b, vervalt ā€œenā€;

3. In het eerste lid (nieuw), onderdeel b, wordt aan het slot de
puntkomma vervangen door een punt;

4. Onderdeel c van het eerste lid (nieuw) vervalt;

5. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

2. In programmaā€™s die in het bijzonder bestemd zijn voor kinderen
jonger dan twaalf jaar worden ten hoogste eenmaal per geprogrammeerd
tijdvak van dertig minuten reclameboodschappen opgenomen, mits de
geprogrammeerde duur van het programma meer dan dertig minuten bedraagt.


J

Artikel 3.19a komt te luiden:

Artikel 3.19a

1. Productplaatsing in het programma-aanbod is toegestaan met
uitzondering van nieuws- en actualiteitenprogrammaā€™s, programma's over
consumentenzaken, programmaā€™s van kerkelijke of geestelijke aard en
programmaā€™s die in het bijzonder bestemd zijn voor kinderen jonger dan
twaalf jaar.

2. Deze afdeling is niet van toepassing op aanbod dat is geproduceerd
voor 19 december 2009.

K

Artikel 3.19c komt te luiden:

Artikel 3.19c

Artikel 3.19b, vierde lid, is niet van toepassing op programma-aanbod
met productplaatsing dat niet geproduceerd of besteld is door of in
opdracht van de commerciƫle media-instelling dan wel door of in
opdracht van een aan haar verbonden onderneming.

L

Artikel 3.27 komt te luiden:

Artikel 3.27

1. Een commerciƫle media-instelling brengt jaarlijks verslag uit aan
het Commissariaat over de maatregelen die zij treft om de
toegankelijkheid van het audiovisuele media-aanbod voor personen met een
handicap verder te ontwikkelen. 

2. Het Commissariaat brengt uiterlijk 19 december 2022 en vervolgens om
de drie jaar verslag uit aan de Europese Commissie over de uitvoering
van het eerste lid.

M

Aan artikel 3.29b wordt een lid toegevoegd, luidende:

3. Een media-instelling die een commerciƫle mediadienst op aanvraag
verzorgt informeert het Commissariaat onverwijld over wijzigingen die
van invloed kunnen zijn op de bevoegdheid van Nederland over deze
media-instelling.

N

Artikel 3:29c komt te luiden:

Artikel 3:29c

1. Het audiovisueel media-aanbod van een commerciƫle mediadienst op
aanvraag bestaat voor ten minste dertig procent uit Europese producties
als bedoeld in artikel 1 van de Europese richtlijn.

2. De Europese producties op een commerciƫle mediadienst op aanvraag
worden door de media-instelling die de commerciƫle mediadienst op
aanvraag verzorgt onder de aandacht van het publiek gebracht.

3. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op een
media-instelling die een commerciƫle mediadienst op aanvraag met een
lage omzet of een klein publiek verzorgt.

4. Het Commissariaat kan voor een media-instelling die een commerciƫle
mediadienst op aanvraag verzorgt ontheffing verlenen van het eerste en
tweede lid indien de toepassing van het derde lid gelet op de aard of
het onderwerp van deze mediadienst op aanvraag praktisch onhaalbaar of
ongerechtvaardigd zou zijn.

O

In artikel 3.29d wordt ā€œ3.19c en 3.26ā€ vervangen door ā€œ3.19c, 3.26
en 3.27ā€. 

P

Na hoofdstuk 3 wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende: 

HOOFDSTUK 3A VIDEOPLATFORMDIENSTEN

Artikel 3a.1

In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan
onder:

aanbieder van een videoplatform: de natuurlijke persoon of rechtspersoon
die een videoplatformdienst aanbiedt;

audiovisuele commerciƫle communicatie: beelden, al dan niet met geluid,
die dienen om direct of indirect de goederen, de diensten of het imago
van een natuurlijke of rechtspersoon die een economische activiteit
verricht, te promoten en deel uitmaken van audiovisueel media-aanbod of
van een door gebruikers gegenereerde video, tegen betaling of een
soortgelijke vergoeding of ten behoeve van zelfpromotie;

door gebruiker gegenereerde video: 

een reeks bewegende beelden, al dan niet met geluid, die ongeacht de
duur ervan een afzonderlijk element vormt, die door een gebruiker is
gecreƫerd en door die gebruiker of een andere gebruiker naar een
videoplatform is geĆ¼pload;

gedragscode: gedragscode voor een of meer videoplatformen, gericht op de
gebruikers van een videoplatformdienst, waarin in ieder geval regels als
bedoeld in artikel 3a.3 zijn opgenomen. 

	productplaatsing: het tegen betaling of soortgelijke vergoeding opnemen
van of het verwijzen naar een product, dienst of (beeld)merk binnen het
kader van een programma, met een programma overeenkomend onderdeel van
het media-aanbod, of door een gebruiker gegenereerde video;

sponsoring: het verstrekken van financiƫle of andere bijdragen door een
onderneming of een natuurlijke persoon die zich gewoonlijk niet
bezighoudt met de verzorging van mediadiensten of videoplatformdiensten,
of met de vervaardiging van audiovisuele werken, ten behoeve van de
totstandkoming of aankoop van media-aanbod of door gebruikers
gegenereerde videoā€™s, teneinde de verspreiding daarvan naar het
algemene publiek of een deel daarvan te bevorderen of mogelijk te maken;

videoplatformdienst: dienst of een losstaand gedeelte daarvan, 

a. waarvan het hoofddoel of een essentiƫle functie bestaat uit het aan
het algemene publiek aanbieden van audiovisueel media-aanbod of door
gebruikers gegenereerde videoā€™s ter informatie, vermaak of educatie;

b. waarvoor de aanbieder van het videoplatform geen redactionele
verantwoordelijkheid draagt; 

c. waarvan de organisatie met automatische middelen of algoritmen wordt
bepaald door de aanbieder van het videoplatform; en 

d. die wordt aangeboden door middel van openbare elektronische
communicatienetwerken als bedoeld in artikel 1.1 van de
Telecommunicatiewet.

Artikel 3a.2

1. Onder de bevoegdheid van Nederland valt een aanbieder van een
videoplatformdienst die krachtens artikel 28bis, eerste tot en met
vierde lid, van de Europese richtlijn in Nederland is gevestigd of
geacht wordt in Nederland te zijn gevestigd.

2. Een aanbieder van een videoplatform stelt, gemakkelijk, rechtstreeks
en permanent ten minste de volgende gegevens beschikbaar voor het
publiek: 

a. naam;

b. plaats van vestiging;

c. contactgegevens waaronder e-mailadres of internetadres; en 

d. de naam van het Commissariaat als het orgaan dat is belast met het
toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens dit hoofdstuk.

Artikel 3a.3

1. Een aanbieder van een videoplatform heeft een gedragscode die
maatregelen voorschrijft als bedoeld in artikel 28ter, eerste lid, en
tweede lid, tweede en vierde alinea, van de Europese richtlijn, en past
deze gedragscode en maatregelen op dit videoplatform toe.

2. De gedragscode, bedoeld in het eerste lid, omvat daartoe naargelang
het geval de maatregelen als genoemd in artikel 28ter, derde lid, van de
Europese richtlijn. 

3. De gedragscode, bedoeld in eerste lid, bevat duidelijke en
ondubbelzinnige doelstellingen en voorziet in:

a. regelmatige, transparante en onafhankelijke toezicht- en
evaluatiemaatregelen ten aanzien van de mate waarin de doelstellingen
worden bereikt; en

b. doeltreffende handhaving, met inbegrip van doeltreffende en
evenredige sancties.

4. De aanbieder van een videoplatform zorgt ervoor dat de gedragscode
voldoende draagvlak heeft onder de belangrijkste betrokkenen.

Artikel 3a.4

1. Een aanbieder van een videoplatform die audiovisuele commerciƫle
communicatie in de handel brengt, verkoopt of organiseert, is
aangesloten bij de Nederlandse Reclame Code of een vergelijkbare door de
Stichting Reclame Code tot stand gebrachte regeling en ter zake
onderworpen aan het toezicht van de Stichting Reclame Code.

2. Aansluiting wordt aangetoond door een schriftelijke verklaring van de
Stichting Reclame Code aan het Commissariaat over te leggen.

Artikel 3a.5

1. Audiovisuele commerciƫle communicatie op een videoplatformdienst is
als zodanig herkenbaar.

2. In audiovisuele commerciƫle communicatie wordt geen subliminale
technieken gebruikt.

3. Audiovisuele commerciƫle communicatie wordt niet aangeboden in de
vorm van sluikreclame.

	4. Indien audiovisueel media-aanbod of door gebruikers gegenereerde
video's audiovisuele commerciƫle communicatie bevatten en de aanbieder
van een videoplatform daarvan op de hoogte is, informeert de aanbieder
van een videoplatform de gebruiker van de videoplatformdienst hierover
op een manier die voor de gebruiker duidelijk is.

Q

Artikel 4.1 komt te luiden:

Artikel 4.1

1. Het audiovisueel media-aanbod mag alleen dan aanbod bevatten dat
schade kan toebrengen aan de lichamelijke, geestelijke of morele
ontwikkeling van personen jonger dan zestien jaar, als de instelling die
verantwoordelijk is voor de inhoud van het aanbod is aangesloten bij de
door Onze Minister erkende organisatie, bedoeld in artikel 4.2, eerste
lid, en ter zake gebonden is aan de regels en het toezicht daarop van
die organisatie met betrekking tot het verspreiden van het hiervoor
bedoelde aanbod.

2. De instelling die is aangesloten bij de door Onze Minister erkende
organisatie, bedoeld in artikel 4.2, eerste lid, toont dit aan door een
schriftelijke verklaring van de erkende organisatie aan het
Commissariaat over te leggen.

3. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing voor zover het
audiovisueel media-aanbod wordt aangeboden in een andere lidstaat van de
Europese Unie en de aanbieder daarvan aan het Commissariaat heeft
aangetoond dat de bescherming van personen jonger dan zestien jaar tegen
het betreffende audiovisuele media-aanbod ten minste overeenkomstig is
aan het beschermingsniveau als bedoeld in artikel 4.2. 

R

Na artikel 4.1 (nieuw) wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 4.1a

1. Audiovisueel media-aanbod dat schade kan toebrengen aan de
lichamelijke, geestelijke of morele ontwikkeling van personen jonger dan
zestien jaar wordt door de instelling die verantwoordelijk is voor de
inhoud van het aanbod zodanig beschikbaar gesteld dat personen jonger
dan zestien jaar deze normaliter niet te horen of te zien krijgen.

2. De meest schadelijke inhoud als nodeloos geweld en pornografie wordt
door de instelling die verantwoordelijk is voor de inhoud van het aanbod
ontoegankelijk gemaakt voor personen jonger dan zestien jaar.

3. Voor zover het televisieprogramma-aanbod betreft dat niet als meest
schadelijke inhoud kan worden gekwalificeerd, worden de maatregelen die
volgen uit de regelingen als bedoeld in artikel 4.2, tweede lid,
beschouwd als maatregelen als bedoeld in het eerste lid.

4. De op grond van dit artikel door media-instellingen verzamelde of
anderszins gegenereerde persoonsgegevens van minderjarigen worden niet
verwerkt voor commerciƫle doeleinden.  

S

In artikel 4.2, tweede lid, onder b, wordt ā€œaanbodā€ vervangen door
ā€œaanbod op een programmakanaalā€. 

T

Artikel 4.6 vervalt.

U

In artikel 6.13, tweede lid, vervalt de tweede volzin.

V

Na titel 6.3 wordt een titel ingevoegd, luidende:

TITEL 6.3A ONGEWIJZIGD VERSPREIDEN VAN MEDIA-AANBOD VAN EEN PUBLIEKE OF
COMMERCIƋLE MEDIA-INSTELLING

Artikel 6.25a

1. Het media-aanbod van een publieke of commerciƫle media-instelling
wordt ongewijzigd verspreid, tenzij de betreffende publieke of
commerciƫle media-instelling toestemming heeft gegeven voor een
gewijzigde vorm van verspreiding.

2. Gewijzigde verspreiding van audiovisueel media-aanbod door de
toevoeging van een overlay is mogelijk indien:

a. de ontvanger van de dienst daartoe voor privƩgebruik het initiatief
heeft genomen of toestemming heeft gegeven;

b. het besturingselementen van gebruikersinterfaces of waarschuwingen,
informatie van algemeen belang of ondertiteling betreft; 

c. in geval van commerciƫle doeleinden: door de publieke of
commerciƫle media-instelling uitdrukkelijk toestemming is gegeven; of

d. het commerciƫle communicatie betreft die door de publieke of
commerciƫle media-instelling van de mediadienst wordt aangeboden.

Va

 	Titel 6.4 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het opschrift wordt na ā€œomstandighedenā€ ingevoegd ā€œ,
crisiscommunicatieā€.

2. Na artikel 6.26 wordt, onder vernummering van artikel 6.27 tot
artikel 6.28, een artikel ingevoegd, luidende: 

Artikel 6.27

	In geval van rampen of crises als bedoeld in artikel 1 van de Wet
veiligheidsregioā€™s, bieden mediadiensten het audiovisuele media-aanbod
bestaande uit informatie bedoeld in artikel 46, tweede lid, van de wet
veiligheidsregioā€™s, in samenwerking met het bestuur van de
veiligheidsregioā€™s zoveel mogelijk op een voor personen met een
auditieve of visuele beperking toegankelijke wijze aan.

W

In artikel 7.12, derde lid, wordt na ā€œ3.20 tot en met 3.26, 3.29,
3.29d,ā€ ingevoegd ā€œ3a.5,ā€.

X

Na artikel 7.21 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 7:22

1.Het Commissariaat houdt een lijst bij met publieke en commerciƫle
media-instellingen die op grond van artikel 1.2, eerste lid, onder de
bevoegdheid van Nederland vallen, met de vermelding op welk criterium
als bedoeld in artikel 2, tweede tot en met vijfde lid, van de Europese
richtlijn de rechtsmacht van de betreffende aanbieder is gebaseerd.

2. Het Commissariaat houdt een lijst bij met de aanbieders van
videoplatformen die op grond van artikel 3a.2, eerste lid, onder de
bevoegdheid van Nederland vallen, met de vermelding op welk criterium
als bedoeld in artikel 28bis, eerste tot en met vierde lid, van de
Europese richtlijn de rechtsmacht van de betreffende aanbieder is
gebaseerd.

ARTIKEL Ia. SAMENLOOP

Indien artikel I, onderdeel P, van de Wet van 20 februari 2019 tot
wijziging van de Wet op de kansspelen, de Wet op de kansspelbelastingen
enkele andere wetten in verband met het organiseren van kansspelen op
afstand (Stb. 2019, 127):

a. eerder in werking treedt of is getreden dan deze wet, wordt in
artikel I, onderdelen Ca en Ga van deze wet ā€œen 27gā€ telkens
vervangen door ā€œ, 27g en 31ā€.

b. later in werking treedt dan deze wet, wordt in de artikelen 2.94,
derde lid, onderdeel a, en 3.7, vijfde lid, onderdeel a, van de Mediawet
2008, ā€œ en 27gā€ telkens vervangen door ā€œ, 27g en 31ā€.

ARTIKEL II. INWERKINGTREDING

Deze wet treedt in werking met ingang van de eerste dag van de
kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij
geplaatst wordt.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, 

 

 

 PAGE    

 PAGE   10