Inbreng verslag schriftelijk overleg over o.a. de geannoteerde agenda Eurogroep en Ecofinraad 5 en 6 oktober 2020 (Kamerstuk 21501-07-1719)
Raad voor Economische en Financiële Zaken
Inbreng verslag schriftelijk overleg
Nummer: 2020D38161, datum: 2020-09-30, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2020D38161).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J.Z.C.M. Tielen, Tweede Kamerlid (VVD)
- Mede ondertekenaar: H.P.C. Buisman, adjunct-griffier
Onderdeel van zaak 2020Z17299:
- Indiener: W.B. Hoekstra, minister van Financiën
- Volgcommissie: vaste commissie voor Europese Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Financiën
- 2020-09-30 10:15: Eurogroep/Ecofinraad [Wordt omgezet in een schriftelijk overleg] (Algemeen overleg), vaste commissie voor Financiën
- 2020-09-30 14:00: Eurogroep/Ecofinraad d.d. 5 en 6 oktober 2020 (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Financiën
- 2020-10-01 14:00: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2020-10-07 13:30: Procedurevergadering Financiën (per videoverbinding) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiën
- 2021-01-20 10:15: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
2020D38161 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Financiën heeft op 30 september 2020 enkele vragen en opmerkingen aan de Minister van Financiën en de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst voorgelegd over de agenda voor de vergadering van de Eurogroep en Ecofinraad van 5 en 6 oktober 2020 te Luxemburg (Kamerstuk 21 501-07, nr. 1718 en Kamerstuk 21 501-03, nr. 148).
De voorzitter van de commissie,
Tielen
Adjunct-griffier van de commissie,
Buisman
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de agendeerde stukken voor dit overleg. Deze leden hebben nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de VVD-fractie merken op dat de Europese Commissie (EC) doorgaat met haar plannen om artikel 116 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU) te gebruiken om lidstaten hun vetorecht af te pakken als het gaat om belastingenaangelegenheden en andere regelingen die volgens de Europese Commissie de interne markt verstoren. De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat belastingen een nationale bevoegdheid zijn en moeten blijven. De leden van de VVD-fractie willen daarom unanimiteit op het gebied van belastingheffing en dus het veto behouden. Is de Minister van Financiën het hierover eens met de leden van de VVD-fractie? En dat ook geen geitenpaadjes met inzet van allerlei andere artikelen uit het Verdrag moeten worden ingezet? Wat gaat de inzet en inbreng van de Minister van Financiën hierover zijn tijdens de Eurogroep en Ecofinraad op 5 en 6 oktober aanstaande?
De leden van de VVD-fractie merken op dat de flexibele regeling van de Europese Bankenautoriteit (EBA) vandaag afloopt, waarin banken flexibel mogen zijn met de boekhoudkundige verwerking van leningen die even geen rente en aflossing genereren. Waarom wordt deze regeling nu al stopgezet, terwijl de ondernemers het nog steeds moeilijk hebben? EBA beschouwt de regeling zelf als een «groot succes», volgens Het Financieele Dagblad «Banken gaan de betaalpauzes weer merken in hun boekhouding» d.d. 28 september 2020. De regeling voorkomt dat banken terughoudend zijn in hun kredietverlening en dat er ruimte geboden kan worden voor uitstel van betaling van aflossing en rente. Gezien de huidige economische situatie door de coronacrisis, vinden de leden van de VVD-fractie het van belang dat banken bedrijven en huishoudens de ruimte kunnen bieden als het gaat om kredieten. Kan de Minister van Financiën dit onder de aandacht brengen tijdens de eerstvolgende Eurogroep en Ecofinraad en pleiten voor een verlenging van deze regeling? Zo nee, waarom niet?
De leden van de VVD-fractie vragen de Minister van Financiën aan te geven wat er in de notitie van de Europese Commissie in het kader van de Recovery and Resilience Facility (RRF) staat, met betrekking tot de gevraagde hervormingen. Is deze notitie inmiddels al bekend? Zo ja, kan het kabinet hier een uitgebreide nadere uitleg van geven?
Voor de hervormingen gekoppeld aan het Herstelfonds of RRF waren de landenspecifieke aanbevelingen van groot belang. En juist de hervormingen vinden de leden van de VVD-fractie cruciaal. In de geannoteerde agenda van de Eurogroep en Ecofinraad van 5 en 6 oktober 2020 staat dat het Semester wordt aangepast als gevolg van de COVID-19-uitbraak. Wat is hiervan de bedoeling? Kan het kabinet de Europese Commissie om nadere uitleg vragen waarom landenrapporten en landenspecifieke aanbevelingen de komende twee jaar (mogelijk) komen te vervallen? Kan de Minister van Financiën tijdens de Eurogroep en Ecofinraad van 5 en 6 oktober 2020 het belang van landenspecifieke aanbevelingen en met name structurele hervormingen benadrukken? Zo nee, waarom niet?
De leden van de VVD-fractie hebben signalen in de media gelezen dat de Europese Centrale Bank (ECB) vindt dat het Herstelfonds structureel zou moeten worden. De leden van de VVD-fractie vinden dat dit fonds uniek en eenmalig is en ook zo moet blijven. De leden van de VVD-fractie gaan ervan uit dat de Minister van Financiën daar direct duidelijk stelling over neemt en zich houdt aan de gemaakte afspraken. Kan de Minister van Financiën de tijdelijkheid van het Herstelfonds nogmaals bevestigen? De leden van de VVD-fractie vinden discussie over structurele hervormingen en prioriteiten in de eurozone cruciaal. Investeringen in digitale en groene transitie is niet voldoende. De leden van de VVD-fractie vinden de genoemde punten van het kabinet in de geannoteerde agenda op dit punt wel erg mager. Kan het kabinet hier uitgebreider op ingaan en vertellen waar de focus wat betreft hervormingen en investeringen in de eurozone op moet liggen? En hoe wordt er controle gehouden op de uitgaven en waar de uitgaven aan worden besteed? Zoals de leden van de VVD-fractie reeds hebben aangegeven, moet het kabinet ook scherp meekijken met de Europese Commissie bij de beoordeling van de plannen die landen indienen. Kan de Minister van Financiën ook uitgebreid ingegaan op het artikel «crisis dreigt over Europese herstelmiljarden» (Volkskrant d.d. 29 september 2020), de ontwikkelingen die daarin geschetst worden en het krachtenveld op dit moment?
En kan het kabinet verder uitleg geven over het Duitse voorstel voor de rechtsstaatprocedure, gekoppeld aan het Meerjarig Financieel Kader? Hoe gaat de Minister van Financiën ervoor zorgen dat deze criteria («schendingen van de beginselen van de rechtsstaat») scherper geformuleerd worden?
Wat betreft de situatie in Griekenland, concludeert de Europese Commissie dat Griekenland, ondanks de negatieve impact van COVID-19, significante vooruitgang heeft geboekt met een aantal hervormingen, constateren de leden van de VVD-fractie. Welke hervormingen zijn er afgesproken tot nu toe? Kan het kabinet een overzicht geven van de hervormingen waarop vooruitgang is geboekt, de mate van vooruitgang bij deze hervormingen, de hervormingen waarop onvoldoende vooruitgang is geboekt, en de hervormingen die reeds gerealiseerd zijn? Daarnaast vragen de leden van de VVD-fractie zich af hoe het kan dat Griekenland volgens de Macro Economische Verkenningen (MEV) het allergrootste Europees steunpakket heeft in het kader van de coronacrisis (14% van het bruto binnenlands product ((bbp)) ten opzichte van Nederland welke slechts een kleine 5% van het bbp ontvangt)? Hoe wordt dit betaald? Welke gevolgen heeft dit voor de overheidsfinanciën van Griekenland en welke gevolgen voor de gemaakte afspraken?
De Europese Raad heeft op 25 september 2020 € 87,4 miljard aan financiële steun voor zestien lidstaten goedgekeurd in de vorm van EU-leningen uit the European instrument for temporary Support to mitigate Unemployment Risks in an Emergency (SURE). Wat zijn de vervolgstappen? In opvolging op het vorige algemeen overleg Eurogroep en Ecofinraad op 9 september 2020; kan het kabinet een diepgaandere kabinetsappreciatie van de plannen geven?
De leden van de VVD-fractie vinden de huidige kabinetsappreciatie nu veel te mager en ontvangen daarom graag een uitgebreidere kabinetsappreciatie van de plannen. Welke inspraak heeft het kabinet op de uitvoeringsbesluiten van de Raad, waarin de maatregelen staan die voor de financiering van SURE-leningen in aanmerking komen? Hoeveel zeggenschap hebben EU-landen hierover?
Ten slotte lezen de leden van de VVD-fractie in de geannoteerde agenda van de Eurogroep en Ecofinraad van 5 en 6 oktober 2020 dat er nog geen informatie kan worden gegeven over mutaties op de huidige Europese lijst van niet-coöperatieve jurisdicties, maar dat het kabinet wel voornemens is in te stemmen. Kan het kabinet dit toelichten? Op welke gronden is het kabinet van plan hierover in te stemmen? Welke overwegingen zijn hieraan vooraf gegaan? Zijn de mutaties op de lijst inmiddels bekend?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PVV
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de onderliggende stukken van de Eurogroep en Ecofinraad van 5 en 6 oktober 2020. Naar aanleiding van het genoemde punt brengen de leden van de PVV-fractie het volgende naar voren.
Raadspositie Europese begroting 2021
Allereerst merken de leden van de PVV-fractie op dat de Minister van Financiën aangeeft dat de formele vaststelling van de Raadspositie plaats zal vinden via een schriftelijke procedure, die naar verwachting op 29 september 2020 eindigt. De leden van de PVV-fractie vragen naar de voortgang van deze schriftelijke procedure en of alle lidstaten hiermee hebben ingestemd.
Voorts merken de leden van de PVV-fractie op dat Nederland van een EU-afdracht van € 7,9 miljard in 2020 naar een afdracht van € 9 miljard in 2021 gaat. De leden van de PVV-fractie willen weten waarom de EU-afdracht volgend jaar € 1,1 miljard hoger is en waar dit door wordt veroorzaakt. Ook vragen de leden van de PVV-fractie naar een verklaring voor een hogere bruto nationaal inkomen (bni)-afdracht van € 500 miljoen in 2021 ten opzichte van 2020, mede gelet op de fors verslechterde economische situatie van Nederland. Tevens willen de leden van de PVV-fractie weten waarom Nederland in 2021 meer gaat bijdragen aan invoerrechten ten opzichte van 2020.
Verder vragen de leden van de PVV-fractie hoeveel extra Nederland in de periode 2021–2027 aan de Europese Unie moet afdragen als gevolg van het wegvallen van de bijdrage van het Verenigd Koninkrijk. De leden vragen het kabinet om dit per jaar aan te geven.
Tevens merken de leden van de PVV-fractie op dat Nederland vanaf 2021 € 200 miljoen per jaar zal bijdragen via een plastictaks. Kan de Minister van Financiën per EU-lidstaat aangeven hoeveel er bijgedragen zal worden aan de EU via een plastictaks en tevens aangeven welke verdeelsleutel er is toegepast (in procenten)?
Daarnaast willen de leden van de PVV-fractie weten waarom het kabinet überhaupt instemt met een hogere EU-afdracht van € 1,1 miljard ten opzichte van 2020 en dan specifiek ook instemt met de bereikte Raadspositie?
Geannoteerde agenda Eurogroep en Ecofinraad
Ten aanzien van Griekenland vragen de leden van de PVV-fractie naar cijfers van de som van de overheidsschuld en private schuld in de jaren 2019, 2020 en 2021 (in miljarden euro en als percentage van het bbp). Hoe hoog is de som van de overheidsschuld en private schuld in Nederland in dezelfde jaren? Kan de Minister van Financiën verder ook een aflossingsschema geven van wanneer Griekenland Nederland zal terugbetalen (inclusief data en bijbehorende bedragen)? Tevens vragen de leden van de PVV-fractie welke belastingen Griekenland tijdelijk heeft verlaagd en naar een eventuele uitsplitsing van het bedrag van € 3,1 miljard (indien het meerdere maatregelen betreft).
Voor wat betreft het RRF willen de leden van de PVV-fractie weten hoeveel de lidstaten uit het giftendeel van € 390 miljard zullen ontvangen. Daarbij vragen de leden van de PVV-fractie tevens mee te nemen hoe de € 77,5 miljard die zal worden toegevoegd aan bestaande programma’s in de Europese begroting wordt verdeeld onder de lidstaten. De leden van de PVV-fractie vragen het kabinet dus om een totaalbedrag van hoeveel lidstaten zullen ontvangen uit het giftendeel van het RRF inclusief de € 77,5 miljard.). Kan de Minister van Financiën ook per lidstaat aangeven hoeveel er bijgedragen wordt aan het RRF?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Eurogroep en Ecofinraad van 5 en 6 oktober. Deze leden hebben bij enkele punten op de agenda vragen.
De leden van de CDA-fractie lezen dat in de Ecofinraad een gedachtewisseling zal plaatsvinden over de rol van het Europees Semester in 2020 en hoe het Semester kan worden aangepast in 2021 in het kader van de Recovery and Resilience Facility. Nederland is akkoord gegaan met het Europees Herstelfonds omdat daarin de mogelijkheid bestond lidstaten robuuster en weerbaarder te maken. Om die robuustheid en weerbaarheid op te bouwen zijn de landenspecifieke aanbevelingen essentieel. Die aanbevelingen werden opgesteld voor het Europees Semester. Deze leden vragen het kabinet of het klopt dat de landenspecifieke aanbevelingen komen te vervallen, omdat vooral zal worden gefocust op herstelplannen. Hoe is dit te rijmen dat in de herstelplannen dan onder andere de landenspecifieke aanbevelingen uit 2019 en 2020 worden gevolgd? Betekent het wanneer niet meer jaarlijks de landenspecifieke aanbevelingen worden vastgesteld dat hiermee ook de houvast wegvalt om na te gaan of landen voldoende blijven hervormen? Met andere woorden hoe monitort de Europese Commissie? En hoe kan de Europese Commissie in dat geval nog sturen op nieuwe ontwikkelingen? Hoe zou volgens kabinet het Semester moeten worden aangepast? Wat is de inzet van het kabinet in de gedachtewisseling? Ook vragen deze leden wanneer de begrotingsregels weer worden geactiveerd en wat de positie van het kabinet ten aanzien hiervan is. Ten slotte vragen de leden hoe de rolverdeling tussen Commissie en Raad is in het toekennen en monitoren van het Herstelfonds.
De leden van de CDA-fractie krijgen de indruk dat de Europese Commissie bij uitgaven uit de Recovery and Resilience Facility er niet op is gericht lidstaten voor te schrijven wat ze moeten doen. Wel is zij voornemens te starten met een aantal nieuwe initiatieven. Deze leden lezen in de jaarlijkse groeistrategie dat de Europese Commissie zeven «flagship initiatives» lanceert. Deze leden achten het aantal doelstellingen van de groeistrategie erg groot. De leden vragen wat de positie van het kabinet ten aanzien van deze groeistrategie is en of zij een klein aantal kerndoelen niet beter acht dan het grote aantal initiatieven. Deze leden vragen zich af hoe deze initiatieven kunnen bijdragen aan de hervorming van een lidstaat. Voorts vragen deze leden of we hiermee niet het gevaar lopen dat door de vele doelstellingen de Europese Commissie een lidstaat niet kan aanspreken wanneer het onvoldoende voortgang maakt met het bereiken van structurele hervormingen.
De leden van de CDA-fractie achten het gezien de doelstelling van de faciliteit logisch dat landen worden ondersteund die zwaar zijn getroffen zijn door corona, zowel medisch als economisch. Belangrijk is echter ook of een land absorptiecapaciteit genoeg heeft om ondersteuning te ontvangen en dit op een goede wijze, en dat betekent ter versterking van de economie, weg kan zetten. Wanneer deze leden de berekening van de Europese Centrale Bank lezen en zien dat landen als Kroatië en Bulgarije meer dan 10% van hun bbp gaan ontvangen, vragen zij zich af of deze landen voldoende capaciteit hebben om deze middelen te absorberen. Ook ten aanzien van Italië en Spanje vragen deze leden of de middelen voldoende kunnen worden geabsorbeerd. De Europese Rekenkamer is verder kritisch op de controle op de uitgaven uit de faciliteit en over het gebrek aan duidelijke garanties rondom fraude en het toezicht op corruptie. Deze leden vragen het kabinet of er afspraken zijn gemaakt wanneer lidstaten de middelen niet kunnen wegzetten. Wordt dit risico ook gedragen door de nettobetalers aan de faciliteit? Ook vragen zij of ten aanzien van uitgaven uit de faciliteit ook een controlerende rol is vastgelegd voor de corruptiewaakhond European Anti-Fraud Office (OLAF)? Is bij gebrek aan absorptiecapaciteit het gevaar niet levensgroot voor fraude en zinloze projecten? Waar ligt hierbij het zwaartepunt om dit te voorkomen: bij de Europese Commissie, de Raad of het ontvangende lidstaat?
De leden van de CDA-fractie vragen zich in dit kader af of dit Herstelfonds nu echt tijdelijk is. Klopt het dat de Europese Centrale Bank aandringt om dit fonds een permanent karakter te geven? Ook vragen de leden van de CDA fractie hoe zit het met het beroep op het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM). Klopt het dat daar nog niet of nauwelijks gebruik van wordt gemaakt? De leden van de CDA-fractie hopen namelijk dat dit geen voorbode is om de voorwaarden die gekoppeld zijn aan het Herstelfonds te versoepelen zodat er meer gebruik van gemaakt wordt.
De leden van de CDA-fractie lezen dat de Europese Unie terms of reference zullen worden vastgesteld. Deze zien ook op internationale belastingen. De Europese Unie hecht grote waarde aan het vinden van internationale oplossingen voor belastingen in de digitale economie en kwesties op het gebied van grondslagerosie en winstverschuiving. Deze leden begrijpen uit de brief die op 29 september naar de Kamer is gestuurd (documentnummer: 2020Z17443) dat geen overeenstemming wordt verwacht op de vergadering van het Inclusive Framework op 8 en 9 oktober over de herziening van het internationale belastingstelsel, waaronder de digitale economie, maar dat geprobeerd zal worden tot blauwdrukken te komen voor de verdere voortgang. Hoe beziet het kabinet in dat opzicht dat de Europese Commissie «ready to act» is in het geval in Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO)-verband geen overeenstemming kan worden bereikt en voor het einde van het jaar met verdere stappen zal komen? Heeft het kabinet de voorkeur voor maatregelen voor herziening van het internationale belastingstelsel op OESO-niveau?
De leden van de CDA-fractie zien enkele andere onderwerpen op de agenda, waaronder de EU-IMFC-verklaring voor de jaarlijkse Internationaal Monetair Fonds (IMF)-vergadering. Deze leden begrijpen dat veel aandacht uit naar de twee financieringsinstrumenten van de IMF, namelijk de Poverty Reduction and Growth Trust (PRGT) en de Catastrophe Containment and Reliëf Trust (CCRT). Echter, deze leden vragen het kabinet of er naast de financiële ondersteuning voor landen ook economisch-technische ondersteuning wordt geboden. Als dit het geval is, dan vragen deze leden of deze ondersteuning door het IMF of de Wereldbank wordt gegeven.
De leden van de CDA-fractie lezen dat het kabinet voornemens is om in te stemmen met het niet langer halfjaarlijks, maar jaarlijks aanpassen van de grijze en zwarte lijst van non-coöperatieve jurisdicties. Deze leden vragen het kabinet of het niet merkwaardig is dat hiervan een periodiek moment wordt gemaakt. Zij vragen of het niet logischer is om op het moment dat een land voldoende goede maatregelen neemt het van de lijst te halen of andersom aan de lijst toe te voegen. De criteria zijn immers helder. Deze leden vragen of het terecht is dat een land dat niet aan de criteria voldoet in theorie nog een jaar niet op de lijst zou komen te staan, en andersom, dat een land dat aan de criteria voldoet nog een jaar op de lijst zouden kunnen blijven staan.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de stukken ten behoeve van de aankomende vergaderingen van de Eurogroep en Ecofinraad.
De leden van de D66-fractie merken op dat de verplichting is opgenomen dat 37% van de RRF-middelen aan klimaatdoelen dienen te worden besteed. Voornoemde leden benadrukken het belang van deze afspraak gezien de noodzaak tot een groen herstel. Wat is er reeds bekend over de invulling van deze verplichting? Welke uitgaven zullen hier wel en niet onder vallen? Hoe zal deze verplichting worden gehandhaafd? Op welke manier zal worden gecontroleerd dat uitgaven onder deze 37% niet reeds gepland waren of sowieso plaats zouden vinden? Op welke manier zal het kabinet aan deze verplichting voldoen?
De leden van de D66-fractie constateren dat het Europees Semester in 2021 in een andere vorm zal plaatsvinden. Voornoemde leden zijn het eens met het kabinet dat de Recovery and Resilience Facility voor momentum zorgt om te reflecteren op het Semester en de coördinatie van het economisch beleid binnen het Semester. Wat is de visie van het kabinet over de breedte en focus van het Europees Semester? Welke zaken vallen volgens de Minister van Financiën onder de structurele uitdagingen die geadresseerd dienen te worden als voorwaarde om positief te staan tegenover aanpassingen in het Semester? Vindt de Minister van Financiën het gewenst dat de landenspecifieke aanbevelingen eventueel zullen komen te vervallen? Wat is de reactie van de Minister van Financiën op het rapport van de Europese Rekenkamer dat de uitvoering van de landenspecifieke aanbevelingen op dit moment tekortschiet? Welke kansen ziet hij voor opvolging van de conclusies van de Europese Rekenkamer?
De leden van de D66-fractie wijzen daarnaast op de discussie welke breedte van het Europees Semester passend is bij een goede uitvoering van de Recovery and Resilience Facility. Hoe beoordeelt de Minister van Financiën de verbreding van het Europees Semester en de gevolgen daarvan voor de toetsing van meer financieel-economische hervormingen? Wat is de reflectie van de Minister van Financiën op de reeds gepresenteerde plannen van Italië en Frankrijk en hoe zou het Europees Semester volgens de Minister van Financiën deze plannen moeten toetsen? Vindt de Minister van Financiën de landenrapporten op dit moment van voldoende kwaliteit om effectieve aanbevelingen te geven die tot de gewenste hervormingen dienen te leiden? Zou de Europese Commissie ten behoeve van de landenrapporten kunnen samenwerken met andere instellingen die gelijksoortig onderzoek doen, zoals de OESO?
De leden van de D66-fractie wijzen daarnaast op het belang dat de RRF-middelen effectief en dus ook snel worden ingezet om te helpen in de economische neergang als gevolg van de coronacrisis. Hoe reflecteert de Minister van Financiën op de balans tussen de benodigde snelle absorptie van de middelen in de Europese economie en de grondige analyse die benodigd is om te identificeren welke doelen het meest voornaam zijn?
De leden van de fractie van D66 constateren dat door Commissaris Gentiloni wordt gehint op het opnemen van het aanpakken van agressieve belastingplanning als voorwaarde voor de RRF. Deze leden vragen hoe het Nederlandse kabinet hiertegen aankijkt. Deze leden vragen welke aanbevelingen van de Europese Commissie om belastingontwijking en belastingplanning aan te pakken nog niet door Nederland zijn opgevolgd. Deze leden vragen tevens wat het risico is dat Nederland geen beroep kan doen op de RRF omdat de fiscale regels voor grote bedrijven te veel belastingplanning toestaan. Tot slot vragen deze leden of het introduceren van een bronheffing voldoende zou zijn om de bezwaren van de Europese Commissie tegemoet te komen en wat de budgettaire opbrengsten van een dergelijke bronheffing zouden zijn.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP
De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de agenda van de Ecofin van oktober. Zij hebben hier nog een aantal vragen over.
De leden van de SP-fractie zijn ongelukkig met het Herstelfonds, omdat het een lening is die de toekomstige generatie moet terugbetalen en waarvan we niet weten of de investeringen ook zullen leiden tot doelen die ten goede komen aan die toekomstige generatie. De leden vragen het kabinet in te gaan op de kritiek van de Europese Rekenkamer, die erop wijst dat er grote risico’s zijn dat er geen goed toezicht zal zijn op de besteding van de middelen. Hoe gaat worden voorkomen dat over een tijd aan het licht komt dat middelen uit het Herstelfonds hebben geleid tot zelfverrijking, corruptie of andere verkeerde aanwending? Erkent het kabinet, zo vragen de leden van de SP-fractie, dat dit geen te verwaarlozen zorg is, omdat de verantwoording van bestaande ontvangen middelen van fondsen te wensen overlaat? De leden maken zich zorgen dat snelheid boven kwaliteit van investering zal gaan en dat er grote fouten gemaakt kunnen worden. De leden wijzen erop dat het Herstelfonds geen «gratis geld» is, maar een hypotheek die de toekomstige generatie moet terug betalen. Is het kabinet bereid te blijven wijzen op solide investeringen en openbare verantwoording en hierop niet te wijken?
De leden van de SP-fractie constateren dat er veel zorgen zijn over de controle en het doel van het RRF. De leden delen deze zorgen en vinden het goed verantwoorden van de doelen en het kunnen controleren hiervan een absoluut essentieel onderdeel van het RRF. De leden constateren dat dit, voordat de Minister-President de onderhandelingen in ging, ook voor het kabinet essentieel was. Deelt de Minister van Financiën de zorgen over het beperkte eisenpakket waaraan landen moeten voldoen voor de aanvraag van deze gelden? Ontstaat hiermee niet een hele grote kans ontstaat op het spenderen van geld dat niet aan corona gerelateerd is, opgehoest door Nederlanders als nettobetaler? De leden van de SP-fractie vragen de Minister van Financiën naar zijn analyse van de controleerbaarheid van deze middelen. Is hij het specifiek eens met de zorg geuit door meerdere actoren dat de slechte controleerbaarheid ook corruptie in de hand werkt?
De leden van de SP-fractie vragen de Minister van Financiën hoe het kabinet harmonisatie op het gebied van regelgeving over digitalisering in de financiële sector en een sterk juridisch kader denkt te organiseren in geopolitieke context. De leden vragen de Minister van Financiën of een nadere standpuntbepaling nodig is over het eigendom van data en wat betreft het juridisch kader rondom datadeling. De leden vragen de Minister van Financiën of het kabinet verbetering van digitale financiële dienstverlening nastreeft ten koste van de consument. De leden vragen de Minister van Financiën nader onderzoek te doen naar de toegang tot bepaalde technologie aangaande betalingsdiensten en de handel in data. De leden van de SP-fractie eisen een waterdicht systeem om de consument te beschermen tegen de financiële sector.
De leden van de SP-fractie vragen de Minister van Financiën of de kapitaalmarktunie nog wel gaat lukken gezien de problemen op de kapitaalmarkt en de instabiele economie. De leden zien nog steeds niet hoe het midden- en kleinbedrijf wordt geholpen bij de kapitaalmarktunie. De leden vragen de Minister van Financiën concreet wat een bakker kan hebben aan een kapitaalmarktunie en hoe deze kapitaalmarkt het midden- en kleinbedrijf gaat bereiken. Wat wordt er nu eigenlijk verdiept met het actieplan van de kapitaalmarktunie? Zijn deze actieplannen niet slechts een manier om financiële bedrijven meer risicovolle producten te laten verhandelen? De leden van de SP-fractie vragen hierop een toelichting van het kabinet.