[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Positie consument bij faillissement reisorganisatie

Versterking van de positie van de consument

Brief regering

Nummer: 2020D38630, datum: 2020-10-02, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-27879-77).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 27879 -77 Versterking van de positie van de consument.

Onderdeel van zaak 2020Z17858:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2020-2021

27 879 Versterking van de positie van de consument

Nr. 77 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 oktober 2020

In navolging van mijn toezegging aan uw Kamer tijdens het Algemeen Overleg Toerisme van 9 september 20201, informeer ik u hierbij over de positie van consumenten ten opzichte van andere schuldeisers bij faillissement van een reisorganisatie.

Aanbieders van pakketreizen en handelaren die gekoppelde reisarrangementen faciliteren zijn wettelijk verplicht om maatregelen tegen insolventie te treffen.2 Dit betekent dat in geval van insolventie de (gedeeltelijke) terugbetaling van alle door of namens de reizigers betaalde bedragen moet zijn gegarandeerd, net als de repatriëring van de reiziger indien een reisaanbieder verantwoordelijk is voor het personenvervoer. Een reisaanbieder kan dit doen door zich aan te sluiten bij een garantiefonds of door het afsluiten van een verzekering. Hierdoor krijgen consumenten bij faillissement van een reisorganisatie die zich aan de wettelijke verplichting houdt, niet te maken met het regime van de Faillissementswet. De vraag of schuldeisers worden bevoordeeld ten opzichte van consumenten is daarom in dit geval niet van toepassing.

De ACM ziet erop toe dat reisaanbieders zich aan deze wettelijke verplichting houden en kan een sanctie opleggen als dit niet het geval is. De consument kan daarnaast een melding doen bij de ACM, indien een reisaanbieder geen insolventiemaatregelen heeft getroffen. De ACM heeft hiertegen de afgelopen jaren meerdere malen handhavend opgetreden.3

Verreweg de meeste reisaanbieders zijn aangesloten bij een garantiefonds, zoals SGR, VZR Garant en GGTO. Een garantiefonds staat garant voor de vooruit betaalde reissom bij financieel onvermogen van de reisaanbieder. Als een reisaanbieder failliet gaat, dan kan de consument zich bij het garantiefonds melden.

In reactie op de vele annuleringen als gevolg van het coronavirus hebben garantiefondsen besloten om vouchers voor pakketreizen die door hun deelnemers zijn uitgegeven onder hun garantieregeling te brengen. Op 29 mei 2020 is uw Kamer per brief geïnformeerd over het kabinetsbesluit om de Stichting Garantiefonds Reisgelden (SGR) een leningsfaciliteit te verstrekken. Door deze lening kan SGR consumenten schadeloos blijven stellen bij een faillissement van aangesloten reisorganisaties. Tevens kan door deze steun het vouchersysteem in stand blijven, wat de druk op de liquiditeitspositie van de reisaanbieders verkleint.4 Een drietal andere, kleinere fondsen heeft inmiddels aangegeven van eenzelfde soort faciliteit tegen dezelfde voorwaarden gebruik te willen maken, namelijk VZR Garant, GGTO en de Stichting Garantie- en Waarborgfonds Zeilreizen.5 Daarover vindt op dit moment nog overleg plaats. De gesprekken met VZR Garant bevinden zich op dit moment in de afrondende fase.

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat,
M.C.G. Keijzer


  1. Kamerstuk 35 420, nr. 133.↩︎

  2. Artikel 7:513a Burgerlijk Wetboek.↩︎

  3. https://www.acm.nl/nl/publicaties/acm-beboet-reisaanbieder-zonder-garantiemaatregelen; https://www.acm.nl/nl/publicaties/acm-controleert-reisaanbieders-op-naleving-regels-reisgarantie↩︎

  4. Kamerstuk 35 420, nr. 72↩︎

  5. Kamerstuk 35 420, nr. 105↩︎