Verslag Raad voor Concurrentievermogen van 29 september 2020
Raad voor Concurrentievermogen
Brief regering
Nummer: 2020D39882, datum: 2020-10-09, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 4
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-21501-30-505).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (Ooit D66 kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 21501 30-505 Raad voor Concurrentievermogen.
Onderdeel van zaak 2020Z18453:
- Indiener: I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Volgcommissie: vaste commissie voor Europese Zaken
- Volgcommissie: vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- 2020-10-14 14:00: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2020-10-27 16:30: Procedurevergadering (via videoverbinding) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- 2020-11-20 12:00: Raad voor Concurrentievermogen (onderzoek en innovatie) - 27 november (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2020-2021 |
21 501-30 Raad voor Concurrentievermogen
Nr. 505 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 oktober 2020
Hierbij bied ik u, mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, het verslag aan van de Raad voor Concurrentievermogen die op 29 september 2020 plaatsvond.
De Raad heeft ingestemd met de algemene oriëntatie (Raadsakkoord) over de openstaande punten van Horizon Europe. De nog openstaande punten betroffen de budgetverdeling tussen de pijlers in Horizon Europe, internationale samenwerking en synergieën met andere EU-programma’s.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
I.K. van Engelshoven
VERSLAG RAAD VOOR CONCURRENTIEVERMOGEN
Horizon Europe
Algemene oriëntatie
De Raad heeft ingestemd met de algemene oriëntatie (Raadsakkoord) over de openstaande punten van Horizon Europe. De nog openstaande punten betroffen de budgetverdeling tussen de pijlers in Horizon Europe, internationale samenwerking en synergieën met andere EU-programma’s. De discussie in de Raad ging alleen over de eerste twee genoemde punten.
Het eerste discussiepunt betrof de budgetverdeling over de pijlers van het Horizon Europe-programma. Er lagen twee opties op tafel; door het Duits voorzitterschap was in eerste instantie voorgesteld om de budgetten evenredig te verdelen over de pijlers, in lijn met het oorspronkelijke Commissievoorstel uit 2018. De tweede optie was om € 200 miljoen te verplaatsen van de Europese Innovatieraad (pijler 3) naar de Marie Skłodowska Curie-Acties (MSCA, pijler 1). MSCA financiert vrij en ongebonden onderzoek van voornamelijk jonge onderzoekers en faciliteert daarin ook samenwerking tussen kennisinstellingen en bedrijfsleven. Dit voorstel werd gedaan vanuit het idee dat deze relatief beperkte budgetverschuiving een grote impact op de carrières van jonge onderzoekers kan hebben.
De meeste lidstaten pleitten in hun interventie voor de tweede optie, gezien het belang van jonge onderzoekers voor de toekomst van Europees onderzoek. In het kader van compromisbereidheid riep het voorzitterschap de lidstaten gedurende de Raad op om akkoord te gaan met deze optie. Uiteindelijk konden alle lidstaten met de tweede optie instemmen en was hiermee de discussie over de interne budgetverdeling afgerond.
Nederland sprak in zijn interventie ook de voorkeur uit voor de tweede optie. Het resultaat past in de Nederlandse onderhandelingsinzet; voldoende budget voor pijler 1, welke zich richt op vrij en ongebonden onderzoek en waarvan MSCA ook onderdeel uitmaakt. Ook blijft het evenwicht tussen de drie pijlers van Horizon Europe bewaard. Nederland heeft verder in zijn interventie het belang van fundamenteel onderzoek en de European Research Council benadrukt. Ook heeft Nederland de belangrijke rol van het mkb als katalysator voor transities uitgelicht en aangegeven daarom tevreden te zijn met de versterkte mogelijkheden voor deelname van het mkb aan Horizon Europe. Daarnaast vroeg Nederland de Europese Commissie om de opties te bekijken voor financiële compensatie voor jonge onderzoekers van wie het onderzoek door COVID-19 vertraging heeft opgelopen. Nederland werd hierin gesteund door enkele grote lidstaten.
Het tweede discussiepunt betrof de artikelen die betrekking hebben op internationale samenwerking. In deze artikelen wordt vastgelegd onder welke voorwaarden landen van buiten de EU kunnen associëren bij Horizon Europe. Ook leggen deze artikelen vast onder welke voorwaarden derde landen mee kunnen doen op projectniveau, of in uitzonderlijke gevallen kunnen worden uitgesloten. De discussie spitste zich toe op twee punten; ten eerste het beperken van deelname van entiteiten uit derde landen vanwege strategische belangen van de Unie en de lidstaten, en ten tweede de betrokkenheid van lidstaten bij de onderhandelingen tussen de Commissie en derde landen over associatie.
Ten aanzien van het eerste punt over het beperken van deelname van entiteiten uit derde landen, benadrukte het merendeel van de lidstaten dat de kracht van Horizon Europe het open karakter is; op basis van de criteria impact en excellentie kan ook met partners van buiten de EU worden samen gewerkt. Dit komt het Europese wetenschapsniveau en de concurrentiekracht ten goede. Wel moeten de strategische- en veiligheidsbelangen van de Unie en de technologische soevereiniteit goed bewaakt worden en daarin moeten we niet naïef zijn. Enkele lidstaten benadrukten dat de crisis heeft aangetoond dat we niet te zeer afhankelijk moeten zijn van landen buiten de EU en dat we daarom onze technologie juist moeten beschermen. Het voorzitterschap gaf in reactie op de lidstaten aan dat het belangrijk is om een balans te vinden tussen openheid en de noodzaak van het beschermen van Europese strategische belangen. Volgens het voorzitterschap voorzien de artikelen met betrekking tot internationale samenwerking daar voldoende in. Met betrekking tot het tweede punt wilden diverse lidstaten meer duidelijkheid over de betrokkenheid van de Raad in de associatieonderhandelingen met derde landen. In reactie op deze lidstaten gaf Eurocommissaris Gabriel aan dat artikel 218 van het Verdrag inzake de werking van de Europese Unie, al voorziet in een rol voor de Raad. Daarnaast garandeerde Gabriel een transparant associatieproces met nauwe betrokkenheid van lidstaten. Dit statement van de Eurocommissaris was voor de lidstaten afdoende om te kunnen instemmen met de voorliggende algemene oriëntatie.
Nederland heeft in relatie tot internationale samenwerking ingebracht dat we optimaal gebruik moeten maken van onze onderzoeks- en innovatie-ecosystemen en samen moeten werken met partners binnen en buiten Europa. Alleen dan kunnen we de Europese wetenschappelijke en industriële positie versterken en maatschappelijke impact creëren. Horizon Europe speelt daarbij een belangrijke rol. Het uitgangspunt voor Nederland is hierbij «as open as possible, as closed as necessary». Ook heeft Nederland benadrukt dat lidstaten vroeg in het onderhandelingsproces met derde landen betrokken moeten worden en de hoop uitgesproken dat de onderhandelingen er toe leiden dat we de uitstekende samenwerking onder Horizon 2020 met geassocieerde landen zoals Zwitserland in Horizon Europe kunnen voortzetten.