[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

35598 Advies Afdeling advisering Raad van State inzake Wijziging van de Wet kinderopvang in verband met enkele wijzigingen met betrekking tot het recht op kinderopvangtoeslag

Wijziging van de Wet kinderopvang in verband met enkele wijzigingen met betrekking tot het recht op kinderopvangtoeslag

Advies Afdeling advisering Raad van State

Nummer: 2020D40113, datum: 2020-10-09, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2020Z18570:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


RAADNo.W12.20.0099/III 's-Gravenhage, 27 mei 2020

...................................................................................

Bij Kabinetsmissive van 10 april 2020, no.2020000745, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet kinderopvang in verband met enkele wijzigingen met betrekking tot het recht op kinderopvangtoeslag, met memorie van toelichting.

Het voorstel bevat een verzameling van maatregelen op het gebied van kinderopvangtoeslag. Naast enkele technische reparaties voorziet het voorstel in twee inhoudelijke maatregelen. Ten eerste wordt het recht op kinderopvangtoeslag verlengd voor zwangere vrouwen die in hun werkloosheidstermijn zitten. Ten tweede krijgen ouderparen van wie één ouder werkt of een traject naar werk volgt en de andere ouder een indicatie heeft vanuit de Wet langdurige zorg (Wlz) recht op kinderopvangtoeslag. Op dit moment bestaat dit recht niet. Zij kunnen wel een beroep doen op de ondersteuning vanuit de gemeente.

De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft het voorstel, maar maakt een opmerking over de afbakening van de groep ouders/partners die een Wlz-indicatie hebben en straks in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag. In verband daarmee is aanpassing wenselijk van het wetsvoorstel en de toelichting.

Huidige situatie

Een gezin waarin één ouder werkt en de andere ouder een Wlz-indicatie heeft, komt op dit moment niet in aanmerking voor kinderopvangtoeslag. Ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag en om een sociale of medische reden (SMI) tijdelijk niet voor hun kinderen kunnen zorgen, kunnen wel bij de gemeente terecht voor een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang. De specifieke redenen waardoor en de periode gedurende welke deze ouders niet voor de kinderen kunnen zorgen kunnen sterk uiteenlopen. De toelichting noemt bij wijze van voorbeeld het herstellen van een depressie, burn-out, detentie of intensieve revalidatie. Daardoor hebben de gemeente veel vrijheid bij de vormgeving van hun beleid. Zij zijn het best in staat om een afweging te maken per casus en maatwerk te bieden, aldus de toelichting.1

Voorstel

Voorgesteld wordt om de ouderparen van wie één van de ouders werkt en de andere ouder een Wlz-indicatie heeft voortaan wel het recht op kinderopvangtoeslag te geven. In deze situatie zijn immers beide ouders niet in staat om voor de kinderen te zorgen. De kinderopvangtoeslag dient er dan toe om de werkende partner de mogelijkheid te bieden te blijven werken. Deze personen hoeven hierdoor niet meer bij de gemeente aan te kloppen voor bijstand.

Volgens de toelichting ligt lokaal maatwerk ten aanzien van een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang in deze situatie niet voor de hand. Als reden hiervoor geldt de ernstige en blijvende situatie waarin personen met een Wlz-indicatie verkeren, zonder uitzicht op herstel of (ander) werk, waarbij het gaat om een landelijke, duidelijk afgebakende groep, aldus de toelichting.2 Om deze redenen wordt een eenvormige regeling op landelijk niveau voorgesteld.

Tegelijkertijd wordt in het voorstel een uitzondering gemaakt voor de groep personen die een tijdelijke Wlz-indicatie hebben.3 Dat zijn indicaties voor een periode van zes maanden tot en met drie jaar.4 Deze groep krijgt geen recht op kinderopvangtoeslag en kan zich zo nodig wenden tot de gemeente voor een voorziening op maat, aldus de toelichting.5

Beoordeling uitzondering voor tijdelijke Wlz-indicatie

De Afdeling merkt op dat het wetsvoorstel een onderscheid maakt tussen enerzijds personen met een permanente Wlz-indicatie en anderzijds degenen met een tijdelijke Wlz-indicatie. In beide gevallen gaat het om personen die op basis van strikte criteria en indicatiestelling door het CIZ toegang hebben gekregen tot de zware Wlz-zorg. Dat betekent dat voor beide groepen geldt dat zij behoefte hebben aan permanent toezicht of 24-uurs zorg in de directe nabijheid. Het enige verschil tussen de beide groepen is dat deze behoefte voor de eerste groep blijvend is. Bij de tijdelijke indicatie is de behoefte niet blijvend. De verwachting is dat de betrokkene op termijn geen behoefte zal hebben aan de Wlz-zorg. Dat speelt echter niet in de periode waarvoor de indicatie is afgegeven, maar pas daarna.

Zowel in het geval van de permanente als dat van de tijdelijke Wlz-indicatie gaat het dus om een uniforme groep die in de periode waarvoor de indicatie geldt als gevolg van deze indicatie niet in staat in om voor de kinderen te zorgen. De Afdeling ziet dan ook geen objectieve rechtvaardiging voor het gemaakte onderscheid. Zij adviseert het voorstel op dit punt aan te passen.

De Afdeling advisering van de Raad van State heeft een aantal opmerkingen bij het voorstel en adviseert daarmee rekening te houden voordat het voorstel bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal wordt ingediend.


De vice-president van de Raad van State,


  1. Memorie van toelichting, paragraaf 2.1.↩︎

  2. Memorie van toelichting, paragraaf 2.1.↩︎

  3. Overigens gaat het voorstel nu nog uit van de toekenning van het recht op kinderopvangtoeslag aan degenen die op basis van de overgangsregeling een tijdelijke Wlz-indicatie hebben.↩︎

  4. Als voorbeeld van een tijdelijke Wlz-indicatie noemt de toelichting een situatie waarin iemand

    intensief moet revalideren na een ongeluk. Na revalidatie kan iemand mogelijk re-integreren of is

    diegene weer in staat om de zorg voor kinderen op zich te nemen, memorie van toelichting,

    paragraaf 2.1. Dit is echter geen typerende situatie. Een tijdelijke indicatie wordt gegeven aan personen met een licht verstandelijke handicap in combinatie met al dan niet ernstige gedragsproblemen en vaak ook psychische stoornissen. Het gaat hier om de LVG, SGLVG en de GGZ-B profielen op basis van de artikelen 3.2.1, derde lid en 3.2.2. van de Wet op de langdurige zorg. Het laatste profiel wordt door het CIZ afgegeven na drie jaar ggz-behandeling vanuit de Zvw. Het gaat om de voortzetting van deze behandeling vanuit de Wlz. Cliënten hebben dan toegang tot de Wlz op grond van art 3.2.2 Wlz. Het CIZ beoordeelt niet of deze aanvragen voldoen aan de Wlz-toegangscriteria. Zie ook de Beleidsregels indicatiestelling Wlz 2020 van het CIZ.↩︎

  5. Memorie van toelichting, paragraaf 2.1.↩︎