Inbreng verslag van een schriftelijk overleg inzake Strategische evaluatie Lerarenbeleid (Kamerstuk 31511-40)
Beleidsdoorlichting Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Inbreng verslag schriftelijk overleg
Nummer: 2020D40757, datum: 2020-10-14, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2020D40757).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: O.C. Tellegen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (Ooit VVD kamerlid)
- Mede ondertekenaar: M.H.R.M. Arends, adjunct-griffier
Onderdeel van zaak 2020Z16382:
- Indiener: I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Medeindiener: A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2020-09-22 16:15: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2020-09-24 10:00: Procedurevergadering Financiën (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiën
- 2020-09-24 11:15: Procedurevergadering (videoconferentie) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2020-10-14 10:00: Strategische evaluatie Lerarenbeleid (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2021-01-14 10:00: Procedurevergadering (videoconferentie) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2021-01-21 10:00: Extra-procedurevergadering commissie OCW Groslijst controversieel verklaren (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2021-01-25 10:00: Onderwijs en corona VIII, funderend onderwijs, leraren en examens (Notaoverleg), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2021-02-03 13:45: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
2020D40757 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de brief van 15 september 2020 van de ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media inzake strategische evaluatie lerarenbeleid (Kamerstuk 31 511, nr. 40).
De voorzitter van de commissie,
Tellegen
De adjunct-griffier van de commissie,
Arends
Inhoud | blz. | ||
I | Vragen en opmerkingen uit de fracties | 2 | |
• | Inbreng van de leden van de VVD-fractie | 2 | |
• | Inbreng van de leden van de CDA-fractie | 2 | |
• | Inbreng van de leden van de D66-fractie | 3 | |
• | Inbreng van de leden van de SP-fractie | 3 | |
• | Inbreng van de leden van de PvdA-fractie | 3 | |
• | Inbreng van de leden van de SGP-fractie | 4 | |
II | Reactie van de ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media | 5 |
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief over de strategische evaluatie lerarenbeleid en hebben verder geen vragen.
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de onderhavige brief van de ministers. Deze leden hebben nog enige vragen.
Allereerst vragen de leden of de ministers kunnen aangeven wat de deelvragen zijn die worden gebruikt in de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek (hierna: RPE) en in hoeverre al deze vragen gebruikt zullen worden in de beleidsdoorlichting of dat er een selectie uit de vragen gemaakt zal worden. Zijn de ministers het met deze leden eens dat het de voorkeur verdient om alle deelvragen te gebruiken? Zo nee, waarom niet?
De leden van de CDA-fractie vragen verder in hoeverre de beleidsdoorlichting niet alleen terugkijkt, maar ook concreet houvast biedt voor verbeteringen in de toekomst. Deze leden vragen tevens in hoeverre het ministerie bij het maken van nieuw beleid de beleidsvrijheid heeft om eventuele aanbevelingen uit deze beleidsdoorlichting naast zich neer te leggen.
De voornoemde leden vragen of de ministers kunnen aangeven aan welke eisen de beleidsdoorlichting volgens de RPE zal moeten voldoen en of de beleidsdoorlichting ook daadwerkelijk aan al deze eisen zal voldoen.
De leden van de CDA-fractie vragen of in de beleidsdoorlichting bijvoorbeeld ook wordt gekeken naar de omvang van de urennorm voor docenten, nut en noodzaak van strengere toelatingseisen tot de lerarenopleidingen, de manier waarop docenten hun werk organiseren en gebruik van digitale mogelijkheden om naast het systeem van de leraar voor de klas ook meer andere vormen van lesgeven en zelfstudie door leerlingen worden bekeken.
Tot slot vragen de voornoemde leden in hoeverre ook wordt gekeken in deze beleidsdoorlichting naar het beroep van docent op een mbo1-opleiding en het speciaal onderwijs en in hoeverre daar andere competenties nodig zijn dan in het primair en voortgezet onderwijs. Ook vragen deze leden of gekeken wordt naar in hoeverre leraren op scholen met relatief veel achterstandsleerlingen ook andere competenties nodig hebben of dat dit buiten de scope van de doorlichting valt.
Inbreng van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief over de strategische evaluatie lerarenbeleid. Deze leden hebben hier nog enkele vragen en opmerkingen over.
De leden lezen in de begroting van OCW dat voor 2021 het lerarenbeleid op de agenda staat voor een beleidsdoorlichting. Hierbij wordt een nieuwe methodiek gebruikt. Is de Minister voornemens om de beleidsdoorlichting van het lerarenbeleid aan alle eisen uit de RPE te laten voldoen? Zo nee, waarom niet? De voornoemde leden lezen dat het onderdeel van het tweede deel van de evaluatie een strategisch advies is voor toekomstig lerarenbeleid door onafhankelijke experts. Bovendien schrijft de Minister dat deze experts worden benaderd zodra de resultaten van de analyse gereed zijn. De leden vragen op basis van welke criteria deze experts worden gekozen.
Inbreng van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de brief over de strategische evaluatie lerarenbeleid. Zij hebben daar nog enkele vragen over.
Thema’s beleidsevaluatie
Kan de Minister een lijst geven van de beleidsmaatregelen en beleidsinstrumenten die specifiek worden meegenomen in deze beleidsevaluatie. De leden van de SP-fractie vragen de Minister tevens of hij het eens is dat om het lerarenbeleid van de afgelopen jaren goed te kunnen evalueren, het noodzakelijk is dat het huidige lerarentekort bekend is. Zo ja, op welke wijze gaat hij ervoor zorgen dat de onderzoekers en de Kamer beschikking krijgen over deze informatie? Zo nee, waarom niet, zo vragen de voornoemde leden.
Inbreng van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de onderhavige brief. De beide ministers schrijven in hun brief dat zij de beleidsdoorlichting van het lerarenbeleid via een nieuwe methodiek willen aanpakken, voortvloeiende uit de Rijksbrede Operatie Inzicht in Kwaliteit. Zij schrijven dat zij in de doorlichting onder andere deelvragen uit de RPE zullen gebruiken als leidraad. Menen beide ministers dat de RPE niet van toepassing zou zijn op een doorlichting «nieuwe stijl», zo vragen de leden. Kunnen de voornoemde leden erop rekenen dat de beleidsdoorlichting van het lerarenbeleid alle deelvragen uit de RPE zal beantwoorden en dat deze regeling niet slechts wordt gebruikt als leidraad? Actuele ontwikkelingen bieden de kans om ook nieuwe accenten te leggen bij de evaluatie. De leden van de PvdA-fractie denken aan de omwenteling in de digitalisering van het onderwijs waarvoor de coronacrisis zorgde. Meer dan ooit bleek het belang van de digitale bekwaamheid van de docent. In slechts een paar dagen tijd wist ook menig «digi-criticus» het roer helemaal om te gooien en de lessen te digitaliseren. Dat ging echter niet helemaal vanzelf, want hoewel de meeste docenten voldoende bedreven zijn als het gaat om de het digitale verwerking van de administratieve werkzaamheden, de cijferadministratie, het bijhouden van een logboek, vraagt het lesgeven op afstand andere didactische vaardigheden en een hoge mate van digitale geletterdheid van de docent. Voor het behalen van een digitaal rijbewijs kan een docent de Lerarenbeurs of een persoonlijk budget inzetten. Echter, van de Lerarenbeurs is in 2020 € 28 miljoen geïnvesteerd in de aanpak van het lerarentekort waardoor vele docenten niet konden werken aan hun professionalisering. De hoogte van het persoonlijk budget is afhankelijk van de jaartaak van de docent. Een docent met een kleine jaartaak heeft dus minder geld te besteden aan zijn professionalisering terwijl het in het kader van de digitale bekwaamheid van belang is dat iedereen bekwaam is. In hoeverre kunnen ook zulke vraagstukken aan bod komen bij de strategische evaluatie nieuwe stijl die de ministers voor ogen staat?
Hoewel veel leerlingen het sociale aspect misten tijdens het ontbreken van de fysieke lessen, kende de lessen op afstand ook voordelen en zijn er zelfs leerlingen die erin slaagden juist hun cijfers te verbeteren. Minder prikkels, leraren die sneller tot de kern komen en meer autonomie worden hierin wel genoemd als grote voordelen. Bovendien vormt deze manier van werken voor sommige leerlingen een betere voorbereiding op het vervolgonderwijs waarin een grote mate van zelfstandigheid wordt gevraagd. Kan de strategische evaluatie straks wellicht ook een antwoord geven op de vraag of de lerarenopleiding zó ingericht kan worden dat docenten bij hun specialisatie kiezen voor een verdieping als digitale docent of juist een docent die zich richt op zijn taak als fysieke docent?
De leden van de PvdA-fractie denken bij actuele ontwikkelingen ook aan de gewelddadige dood van George Floyd, die mede in Nederland heeft geleid tot een momentum om te spreken over de aanwezigheid van discriminatie en racisme in onze samenleving. In hoeverre kan ook de strategische evaluatie in beeld brengen of docenten,voordat zij de leerlingen gaan of laten scholen over deze onderwerpen, zelf hierin worden geschoold?
De leden van de PvdA-fractie vinden dat ieder kind zeker moet zijn van de beste leraar voor de klas. Indien deze echter ontbreekt, dan zullen sommige ouders kunnen uitwijken naar schaduwonderwijs, terwijl andere ouders zich dat niet kunnen veroorloven. Tot slot vragen zij in hoeverre ook huiswerkbegeleiding binnen en buiten de school zal worden betrokken bij de strategische evaluatie.
Inbreng van de leden van de SGP-fractie
Inleiding
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de voorgenomen opzet van de beleidsevaluatie leraren. Deze leden lezen dat bij de evaluatie over de beleidsartikelen van het departement heen zal worden gekeken. Zij vragen in hoeverre het bij de evaluatie van dit beleid ook wenselijk en nodig kan zijn om verbanden te bezien met het departement van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, zodat een integraal beeld ontstaat van scholing en ontwikkeling van personeel.
Leraar, aantrekkelijk beroep
De leden van de SGP-fractie begrijpen dat bij de evaluatie veel aandacht uitgaat naar de arbeidsvoorwaarden die aantrekkelijk genoeg moeten zijn. Deze leden vragen echter of ook voldoende aandacht is voor het perspectief op de trajecten die zij-instromers moeten doorlopen. Wat werkt daarin belemmerend en wat werkt daarin stimulerend? Het thema opleiden van leraren zou een onlosmakelijk onderdeel moeten vormen van de beleidsevaluatie. Zij vragen eveneens in hoeverre nieuwe, hybride vormen van samenwerking tussen scholen en externen en innovaties in het onderwijsproces onderdeel zijn van het onderzoek.
Thema’s
De leden van de SGP-fractie vragen in hoeverre ook de werkdruk en de inzet op duurzame inzetbaarheid onderdeel uitmaken van het onderzoek, evenals de behoefte aan flexibiliteit en de mogelijkheden om te stapelen en welke rol vergelijkingen met andere landen benut worden voor het uitvoeren van een effectstudie. Deze leden wijzen erop dat de werkdruk in het onderwijs in recente rapporten over de arbeidsmarkt (onder meer WRR2, «Het betere werk. De nieuwe maatschappelijke opdracht»3) uitdrukkelijk benoemd wordt en dat juist het perspectief van buiten het onderwijs verrijkend kan zijn, in aanvulling op de inbreng van Van Vroonhoven.