Informatie over de voortgang van de landelijke monitor seniorenhuisvesting
Kwaliteit van zorg
Brief regering
Nummer: 2020D42152, datum: 2020-10-23, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-31765-521).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Onderdeel van kamerstukdossier 31765 -521 Kwaliteit van zorg .
Onderdeel van zaak 2020Z19571:
- Indiener: K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2020-10-28 14:10: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2020-10-29 19:30: Procedurevergadering vaste commissie voor Binnenlandse Zaken (videoverbinding) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2023-06-08 15:00: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2020-2021 |
31 765 Kwaliteit van zorg
Nr. 521 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 oktober 2020
Uw Kamer heeft mij op 13 oktober jl. een tweede rappelbrief gestuurd inzake de voortgang van de landelijke monitor seniorenhuisvesting. U geeft aan de landelijke monitor graag voor het WGO Wonen op 9 november 2020 ontvangen.
De monitor zal, zoals aangegeven in de brief ¨Beantwoording Feitelijke vragen inzake Lijst van vragen en antwoorden Taskforce Wonen en Zorg¨ van 29 september 2020, aan het einde van dit jaar aan uw Kamer worden gezonden.1 Door de complexiteit van het onderwerp en vertraging door de coronacrisis is het niet gelukt de voorziene datum van 1 oktober te halen. Ik kan u desgewenst tijdens het WGO informeren over de stand van zaken van dat moment.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K.H. Ollongren
Kamerstuk 31 765, nr. 477↩︎