[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden

Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2021

Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden

Nummer: 2020D42625, datum: 2020-10-28, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-35570-V-12).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 35570 V-12 Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2021.

Onderdeel van zaak 2020Z15349:

Onderdeel van zaak 2020Z19805:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2020-2021

35 570 V Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2021

Nr. 12 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 29 oktober 2020

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.

De vragen zijn op 9 oktober 2020 voorgelegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken. Bij brief van 28 oktober 2020 zijn ze door de Minister van Buitenlandse Zaken beantwoord.

Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie,
P. Dijkstra

Adjunct-griffier van de commissie,
Reinders

1

Kunt u aangeven of in de begroting voor 2021 meer wordt geïnvesteerd in het bevorderen van persvrijheid ten opzichte van het jaar ervoor? Als dat het geval is, waar blijkt dat dan uit en hoeveel wordt hierop ingezet?

Antwoord:

Eind 2020 eindigt de financiering van twee grote programma’s op persvrijheid conform de beschikking. Het gaat hierbij om het Strategisch Partnerschap Samenspraak en Tegenspraak met Free Press Unlimited (ongeveer 32 miljoen over vijf jaar, gefinancierd vanuit BHOS-begroting) en het programma van RNW Media (ongeveer 34 miljoen over vijf jaar, gefinancierd uit het Mensenrechtenfonds). Helaas is er onder het Power of Voices subsidie-instrument (opvolger Samenspraak en Tegenspraak) geen aanvraag gericht op persvrijheid van voldoende kwaliteit gebleken om in aanmerking te komen voor financiering. Er wordt bekeken hoe middelen uit het MRF kunnen worden ingezet om de effecten hiervan op de bijdrage aan persvrijheid in 2021 te compenseren.

2

Wat is de stand van zaken van de discussie in de Europese Unie (EU) over besluitvorming in het buitenlandbeleid van de EU met gekwalificeerde meerderheid in plaats van met consensus? Is de verwachting dat de consensusbesluitvorming op korte termijn, in ieder geval op een aantal onderdelen wordt losgelaten? Hoe staat Nederland in deze discussie?

Antwoord:

Het kabinet heeft meermaals aangegeven voorstander te zijn van discussie over de invoering van gekwalificeerde meerderheidsbesluitvorming op deelterreinen van het Gemeenschappelijk Buitenland- en Veiligheidsbeleid (sancties en mensenrechtenverklaringen). Dat geeft de EU de mogelijkheid sneller en krachtiger te reageren op crises in de wereld. Dat hebben we nodig om als geloofwaardige internationale speler te kunnen opereren. Recentelijk heeft de Minister-President die boodschap nog overgebracht tijdens de Europese Raad van 1-2 oktober. De posities van tegenstanders zijn echter ook bekend. Voor invoering van gekwalificeerde meerderheidsbesluitvorming is een besluit op basis van unanimiteit nodig en dat is op dit moment niet haalbaar. Het is van belang hierin stap voor stap te blijven opereren om zo het draagvlak onder lidstaten te vergroten. Daar blijft het kabinet aan werken.

3

Kunt u reageren op het verwijt van kritische analisten dat niet alleen Rusland, maar ook de VS (mogelijk) in overtreding was met het inmiddels opgezegde INF-verdrag?

(bron: https://thebulletin.org/2019/02/russia-may-have-violated-the-inf-treaty-heres-how-the-united-states-appears-to-have-done-the-same/)

Antwoord:

Hiervoor verwijst het kabinet naar het fact sheet «Refuting Russian Allegations of U.S. Noncompliance With the INF Treaty,» dat het Amerikaanse Department of State op 16 november 2018 heeft doen uitgaan.1 In de INF-verklaring van 4 december 2018 hebben de NAVO Ministers van Buitenlandse Zaken nogmaals bevestigd dat de VS het INF-verdrag naleeft.

4

Hoe is gereageerd door de NAVO en door afzonderlijke NAVO-landen op het Russische voorstel om geen INF-rakketten in Europa te plaatsen (bron: https://www.rferl.org/a/report-putin-sends-nato-proposal-for-moratorium-on-missile-deployment-to-europe/30182957.html)? Is of wordt hier een dialoog over gevoerd?

Antwoord:

In het licht van de ontwikkeling, ontplooiing en opstelling van SSC-8 kruisvluchtwapens (in overtreding van het INF-verdrag), door Rusland beschouwt het kabinet de oproep van president Poetin om te komen tot een «moratorium» op de plaatsing van INF-raketsystemen in Europa niet als een realistische basis voor verdere onderhandeling en dialoog. Hierin deelt het kabinet de visie van de NAVO zoals verwoord door de Secretaris- general op 2 augustus 2020. Rusland doet immers geen enkel geloofwaardig voorstel voor de verifieerbare ontmanteling van zijn systemen. Desondanks onderschrijft het kabinet het belang van doorlopende dialoog met Rusland over nucleaire ontwapening. Uw kamer is hierover ook op 22 december 2019 middels de Kamerbrief over de Uitvoering van de motie Stoffer/Verhoeven (SGP/D66), waarin het kabinet wordt verzocht de Kamer dit jaar een Ruslandstrategie toe te sturen (ref. Min-BuZa.2019.4394–24) geïnformeerd.

5

Hoe voorziet de begroting in het tegengaan van de wereldwijde tendens van inperking van de ruimte voor het maatschappelijk middenveld? Welke middelen zijn hiervoor gereserveerd en in welke landen worden vooral middelen hierop ingezet?

Antwoord:

Verschillende maatschappelijke organisaties krijgen financiering via het centrale en decentrale mensenrechtenfonds. Deze middelen kunnen worden ingezet in alle niet-OESO landen.

Ook via de BHOS-begroting wordt gewerkt aan het tegengaan van de krimpende ruimte, onder andere via de partnerschappen en fondsen onder het beleidskader Versterking Maatschappelijk Middenveld. Deze middelen zullen voornamelijk ingezet worden in de landen in de focusregio’s en landen genoemd in de BHOS-nota en beperkt in overige lage, lage midden- en hoge middeninkomenslanden.

6

Waarom hanteert Nederland een andere definitie om zijn betalingspositie te berekenen dan de Europese Commissie?

Antwoord:

Nederland presenteert cijfers op basis van beide definities. Voor de vergelijking van de nettoposities van lidstaten gebruikt het kabinet cijfers die aansluiten bij de Europese Commissie-definitie (Operating Budgetary Balance, OBB). De presentatie van de afdrachten in de Nederlandse begroting, inclusief douanerechten, sluit aan bij de reguliere raming en verantwoording van uitgaven op een departementale begroting.

7

Welke activiteiten heeft de speciaal gezant voor religie en levensovertuiging het afgelopen jaar ondernomen?

Antwoord:

De speciaal gezant religie en levensovertuiging (SGRL) heeft sinds zijn aantreden ingezet op het bevorderen van de beleidsprioriteit vrijheid van religie en levensovertuiging. Dit heeft hij onder meer gedaan door middel van deelname aan diverse conferenties en seminars, waaronder in Brussel, Kiev, Sint-Petersburg, Vaticaanstad en Boedapest en actieve deelname in de International Contact Group on Freedom of Religion and Belief(ICG-FoRB) en de International Religious Freedom and Belief Alliance (IRFBA). Hij voerde ook diverse gesprekken met ambtsgenoten binnen en buiten de EU, met experts, maatschappelijke organisaties, belangengroepen, lokale wereldlijke en kerkelijke autoriteiten. Voor 2020 stond een aantal landenbezoeken gepland (o.a. India, Nigeria, China, Afghanistan, Algerije en Qatar), die door de COVID-crisis en de daaraan gerelateerde reisbeperkingen zijn uitgesteld.

De gezant heeft het afgelopen jaar actief gelobbyd voor voortzetting van het mandaat van een Speciaal Gezant van de EU voor vrijheid van godsdienst en levensovertuiging buiten de EU. Op 8 juli besliste de Europese Commissie tot voortzetting van dat mandaat. Ook droeg de gezant bij aan de versterking van kennis en begrip voor religie binnen het Ministerie van Buitenlandse Zaken door deelname aan het Transatlantic Policy Network on Religion and Diplomacy(TPNRD) en het opzetten van een eerste BZ online leergang over Religie en Diplomatie in samenwerking met de Vrije Universiteit Amsterdam.

8

Kunt u reflecteren op de rol van Turkije binnen het NAVO-bondgenootschap?

Antwoord:

Turkije is een belangrijke bondgenoot, zowel gezien zijn geografische ligging, als gezien de omvang van zijn leger en de deelname aan missies. Turkije speelt daarmee ook een belangrijke rol in het bondgenootschap. Maar de NAVO is niet alleen een militair bondgenootschap, maar ook een waardengemeenschap. Dat betekent dat we elkaar kunnen aanspreken. En dat doen we ook. Niet alleen Turkije, maar ook andere bondgenoten als daartoe reden is.

9

Kunt u garanderen dat er geen door Nederland geleverde spullen door Syrische rebellengroeperingen worden ingezet in Libië en in de oorlog om Nagorno-Karabach?

Antwoord:

Het is niet geheel uit te sluiten dat civiele goederen die in het verleden in het kader van het NLA programma zijn geleverd, worden ingezet in Libië of Nagorno-Karabach. Gezien de gemiddelde levensduur van de goederen en het feit dat het programma in 2018 werd beëindigd, is de kans daarop echter klein.

10

Kunt u exact aangeven hoeveel pre-accessiesteun er de komende jaren vanuit de EU-begroting naar Turkije gaat?

Antwoord:

In het kader van de toezegging van Minister Zijlstra tijdens het AO RAZ art 50 van 24 januari 2018 (Kamerstuk 23 987, nr. 215) heb ik uw Kamer reeds geïnformeerd over de bedragen van pretoetredingssteun aan Turkije voor 2020 (verslag Raad Algemene Zaken d.d. 13 oktober 2020, kenmerk 2020D41174). Deze zijn als volgt: voor 2020 voorziet de Commissie momenteel EUR 168,2 miljoen (t.o.v. EUR 248,7 miljoen in 2019) pretoetredingssteun aan Turkije. Deze steun bestaat uit het jaarprogramma (EUR 122 miljoen), het Civil Society Facility (EUR 28 miljoen) en een bijdrage vanuit het IPA Rural Development (IPARD) voor ontwikkeling van binnenlandse gebieden (EUR 18,2 miljoen).

Op 31 december 2020 loopt het huidige IPA II programma af, daarna zullen afspraken en budgetbepalingen over pre-toetredingssteun aan (potentiële) kandidaat-lidstaten onder het nieuwe MFK 2021–2027 worden vastgelegd in het IPA III programma. Er werd overeen gekomen dat voor het Instrument voor Pre-accessie (IPA III) EUR 12,565 miljard (in 2018 prijzen) beschikbaar komt in de periode van het nieuwe MFK. Het Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het instrument voor pretoetredingssteun (IPA III), bevat geen reservering per land, wel per thema. Het kabinet kan daarom nog niet aangeven hoeveel IPA-geld ten goede komt aan Turkije. Nederland pleit conform de motie van de leden Roemer en Segers (Kamerstuk 32 824 en 29 279, nr. 158) in Europees kader reeds geruime tijd voor de opschorting van pretoetredingssteun aan Turkije en zal dat blijven doen. In dit kader heeft Nederland, gesteund door een aantal andere lidstaten, tegen gestemd op het jaarprogramma 2020. Voor wat betreft de Nederlandse inzet in de onderhandelingen over het Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het instrument voor pretoetredingssteun (IPA III), verwijs ik u graag naar het BNC-fiche (Kamerstuk 22 112, nr. 2684).

11

Welke activiteiten heeft de klimaatgezant afgelopen jaren vervuld?

Antwoord:

De afgelopen jaren was de Klimaatgezant zowel buiten als binnen Nederland actief. Internationaal droeg hij bij aan zowel multilateraal overleg over klimaatactie (UNFCCC, G20) als bilaterale besprekingen. Bij landenbezoeken sprak hij met Ministers, parlementariërs, vertegenwoordigers van bedrijfsleven en maatschappelijk middenveld om het belang en nut van klimaatactie te onderstrepen en concrete handelingsopties onder de aandacht te brengen. Vanaf 2019 is deze bilaterale klimaatdiplomatie geïntensiveerd in nauwe samenwerking met de Nederlandse ambassades. In 2020 heeft hij zijn aandachtsveld verbreed naar groen herstel na de COVID-19 crisis («build back better and greener»). Sinds het begin van de COVID-19 pandemie verricht de Klimaatgezant zijn werk veelal via videogesprekken. Ook werkt hij intensief samen met EU-collega’s om de EU-klimaatdiplomatie in derde landen verder te versterken, zoals afgesproken in de Raadsconclusies van januari 2020. Daarnaast onderhoudt de Klimaatgezant contacten met niet-statelijke partijen en treedt hij frequent op in symposia en paneldiscussies, zoals in Nederland tijdens Dutch Green Building Week en de Nacht van de VN.

12

Hoe ziet de Nederlandse bijdrage aan de International Land

Coalition eruit?

Antwoord:

De Nederlandse overheid is een strategische partner van de International Land Coalition (ILC) en adviseert samen met ZWI, EU, ZWE en DUI over het beleid van deze coalitie en de uitvoering van programma’s. Nederland is dit op verzoek van de ILC ook blijven doen nadat vanaf 2019 geen financiële bijdrage meer werd verstrekt.

13

Komt er een herziening van de polaire strategie van de EU en zo ja

wanneer?

Antwoord:

De Europese Commissie en de Hoge Vertegenwoordiger van de Unie voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid hebben op 27 april 2016 een Gezamenlijke Mededeling over een «Geïntegreerd EU-beleid voor het Noordpoolgebied» uitgebracht. Samen met de Raadsconclusies over het Noordpoolgebied van 20 juni 2016 bepalen deze het Arctische beleid van de EU.

Op 9 december 2019 nam de Raad Buitenlandse Zaken Raadsconclusies aan waarmee hij de Europese Commissie en de Hoge Vertegenwoordiger opriep om het huidige Arctische beleid te actualiseren. De verwachting is dat deze actualisering in het najaar van 2021 zal verschijnen.

14

Welke activiteiten heeft de ambassadeur Duurzame Ontwikkeling en Arctische Gebieden afgelopen jaren vervuld?

Antwoord:

De Arctisch ambassadeur heeft de afgelopen jaren deelgenomen aan verschillende internationale Arctische bijeenkomsten, zoals in 2019 aan de Arctic Frontiers-conferentie in Tromsø, Noorwegen. Tevens heeft zij aan diverse bijeenkomsten van de Arctische Raad deelgenomen, zoals in 2018 in Levi, Finland en in 2019 aan de Ministeriële Bijeenkomst van de Arctische Raad in Rovaniemi, Finland. Vanwege COVID-19 is in 2020 een groot aantal Arctische internationale bijeenkomsten komen te vervallen. De focus ligt dit jaar dan ook op het voeren van bilaterale gesprekken – mede in het teken van de voorbereiding van de nieuwe Nederlandse Polaire Strategie -met nationale en internationale partners, zoals de EU Speciaal Gezant voor het Arctisch gebied en de voorzitter van de Arctische Raad.

In Nederland is de Arctisch ambassadeur in gesprek met de Nederlandse Arctische stakeholders via het Algemene Polaire Overleg en tijdens Arctische bijeenkomsten, zoals het jaarlijkse Poolsymposium van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek.

De Ambassadeur Duurzame Ontwikkeling vertegenwoordigt Nederland in binnen- en buitenland op bijeenkomsten en overleggen over de biofysische aspecten van duurzaamheid. Enkele voorbeelden betreffen optredens bij overleg in VN-verband over ophoging van Nationally Determined Contributions zoals bedoeld in het Parijs Akkoord, bij overleg over het vergroten van toegang tot schoon koken en marge van de jaarvergadering van de Verenigde Naties, bij overleg over het versterken van EU-actie op het gebied van voedselzekerheid en bij overleg over het vergroten van toegang tot hernieuwbare energie en marge van de jaarvergadering van de Wereldbank. Sinds maart jl. betreft dit in alle gevallen virtuele bijeenkomsten.

De Arctisch Ambassadeur en de Ambassadeur Duurzame Ontwikkeling zijn geen voltijdsfuncties; het betreft hier neventitels van de Directeur Inclusieve Groene Groei van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.

15

Op welke wijze en via welke kanalen zet Nederland zich in voor democratisering?

Antwoord:

Nederland zet zich op verschillende manieren in om democratisering te bevorderen. Via thema’s als inclusief bestuur in fragiele staten, het versterken van de rol van het Maatschappelijk Middenveld, mediavrijheid, tegengaan corruptie, eerlijke belastingen en capaciteitsopbouw van lokaal bestuur en van politieke partijen. Inzet gebeurt zowel in multilateraal verband, zoals in de Mensenrechtenraad en de EU, als via projectfinanciering. Zo heeft Nederland afgelopen Mensenrechtenraad de «Good Governance»- resolutie actief gesteund en daarbij specifiek aandacht gevraagd voor de rol van het maatschappelijk middenveld en heeft Nederland zich actief ingezet voor nieuwe Raadsconclusies over EU steun voor democratie. Nederland steunt met behulp van projectfinanciering maatschappelijke organisaties die zich op verschillende niveaus, lokaal, nationaal of internationaal, inzetten voor de bevordering van democratie. Voorbeelden zijn Nederlandse steun aan het NIMD (Netherlands Institute for Multiparty Democracy), VNG-international, International IDEA, Transparency International, Civicus en het International Centre for Not-for-Profit Law. Via de Nederlandse ambassades wordt ook nadrukkelijk ingezet op de ondersteuning van lokaal gewortelde organisaties die zich inzetten voor lokaal ontsprongen democratiseringsinitiatieven. Deze organisaties worden onder meer centraal en decentraal gesteund uit de begroting voor Veiligheid en Stabiliteit; de fondsen onder de Strategische Partnerschappen Samenspraak en Tegenspraak (vanaf 2021 Power of Voices Partnerschappen) (BHOS-begroting) en de Matra- en Shiraka-programma’s en het (decentraal) mensenrechtenfonds (BZ-begroting).

16

Op welke wijze voert de Raad Buitenlandse Zaken haar voornemens tot meer «klimaatdiplomatie» uit?

Antwoord:

De Nederlandse inzet voor de operationalisering van de verhoogde EU inspanningen richt zich er onder andere op dat klimaatactie een regulier onderdeel vormt van de EU-dialoog met derde landen, onder andere bij EU-toppen. Verder maakt het kabinet zich sterk voor een gecoördineerde benadering door de EU en de verschillende EU-lidstaten richting andere landen, bijvoorbeeld door een afgestemde en strategische inzet van de Nederlandse Klimaatgezant en zijn EU-collega’s en door een gezamenlijke klimaatinzet door de vertegenwoordigingen van de EU en EU-lidstaten in derde landen. Hierbij gaat de aandacht primair uit naar landen die veel CO2 uitstoten.

17

Kan aangegeven worden hoe het amendement van de leden Sjoerdsma en Koopmans (Kamerstuk 35 300-V, nr. 14.) over het ophogen van het apparaatsbudget uitgevoerd is? Hoe zijn deze middelen ingezet en met welk resultaat?

Antwoord:

Zoals uiteengezet in de Kamerbrief over de weging van de Nederlandse vertegenwoordigingen in het buitenland (Kamerstuk 32 734, nr 39), zijn de beschikbare middelen ingezet om het postennet te versterken op de terreinen mensenrechten, veiligheidsbeleid en migratie. In totaal worden hiermee zestien fte, verdeeld over de landen zoals opgenomen in de Kamerbrief, toegevoegd aan het postennetwerk. Per peildatum 1 september zijn hiervan tien functies daadwerkelijk ingevuld. In een aantal gevallen is de invulling van de vacature afhankelijk van lokale omstandigheden als gevolg van COVID-19. Op dit moment is het nog te vroeg om de resultaten op deze intensivering te laten zien. In het jaarverslag over 2020 zal hier nader op worden ingegaan.

18

Heeft er ooit een alomvattende evaluatie plaatsgevonden van zowel de Maatschappelijke Transformatie (Matra) als de Shiraka-fondsen, en welke bijdrage de projecten vanuit deze fondsen hebben gehad aan de algemene doelstellingen van deze fondsen? Zo ja, wanneer en met welk resultaat? Zo nee, zijn die evaluaties wel voorzien?

Antwoord:

De meest recente evaluatie van het volledige Matra programma vond in 2015 in twee delen plaats waarbij de eerste evaluatie (uitgevoerd door externe evaluator MDF) gericht was op de inzet in de EU pre-accessieregio en een tweede evaluatie (uitgevoerd door de directie Internationaal Onderzoek en Beleidsevaluatie van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, IOB) de inzet van het programma in landen van het Oostelijk Partnerschap betrof. In zijn algemeenheid werd het programma positief beoordeeld. De inhoudelijke inzet sloot goed aan op de uitdagingen waar de doellanden destijds voor stonden en droeg bij aan het versterken van bilaterale relaties, het beeld van Nederland als betrokken partner en het opbouwen van een relevant netwerk in de doelregio. Ook werd de sterke inhoudelijke betrokkenheid van de posten gewaardeerd. Als verbeterpunt werd de sturing op zogenoemde centrale projecten vanuit het ministerie benoemd. De geïdentificeerde verbeterpunten en aanbevelingen zijn (grotendeels) verwerkt in het in 2016 met de Kamer gedeelde beleidskader (zie ook kamerstuk 34 300-V-51en bijbehorende bijlagen).

In 2015 heeft IOB tevens het toenmalige Matra-zuid (gericht op Noord-Afrika en het Midden-Oosten, sinds 2016 «Shiraka») programma geëvalueerd. In het rapport getiteld «The Only Constant is Change» werd geconstateerd dat afzonderlijke projecten van de programmaonderdelen goed scoorden wat betreft effectiviteit. Daarnaast werd geconcludeerd dat ondersteuning van een democratische transitie een wetenschappelijke basis behoeft en een langetermijnbenadering noodzakelijk is. In 2016 is hiertoe een Theory of Change opgesteld (zie ook kamerstuk 32 623 nr. 154 voor de beleidsreactie op de evaluatie).

Naast beide alomvattende programma-evaluaties worden regelmatig kleinere evaluaties uitgevoerd van onderdelen van de Matra- en Shiraka-programma’s. Zo is het Matra Rule of Law Training programma, gericht op rechtsstaat gerelateerde capaciteitsopbouw, in 2018 met behulp van een mid-term evaluatie doorgelicht, werd in 2019 het Shiraka MENA Beurzenprogramma geëvalueerd en vindt op dit moment een evaluatiestudie plaats naar de Matra en Shiraka politieke partijen programma’s. In 2022 zal een evaluatie van de Shiraka-programma’s gericht op overheidssamenwerking worden uitgevoerd.

Een eerstvolgende evaluatie van de volledige Matra- en Shiraka programma’s is voorzien in 2024.

19

Kan een uitgebreide toelichting gegeven worden op de stand van het apparaat? Hoe zit het met de ingroei en de uitstroom? Is er naar uw oordeel voldoende aanwas?

Antwoord:

De onderstaande grafiek toont de uitstroom en instroom van personeel in het huidige jaar (tot 12 oktober), in vergelijking met de afgelopen jaren. Dit jaar zijn er 285 nieuwe medewerkers ingestroomd en zijn er 217 medewerkers uitgestroomd.

De instroom en uitstroom lijken redelijk in balans op basis van het gegeven dat er momenteel ongeveer 3100 rijksambtenaren in dienst zijn van BZ en dat er ook ongeveer 3100 formatieplaatsen zijn (vaste en tijdelijke functies tezamen). Dankzij uitstroomprognoses hebben we steeds meer zicht op de verwachte uitstroom (zowel in aantallen als in kwaliteiten) op langere termijn en dat helpt bij het maken en realiseren van meerjarige personeelsplanningen. Zo zorgen we ook op langere termijn voor goede afstemming van de omvang en de kwaliteit van het personeelsbestand op het werk dat gedaan moet worden. Duurzame inzetbaarheid van alle medewerkers is daarbij een belangrijk aandachtspunt.

Er zijn ook fluctuaties in het werkaanbod, die niet op efficiënte wijze met ambtelijk personeel op te lossen zijn, bijvoorbeeld omdat het van kortdurende aard is of om zeer specialistische expertise gaat, die intern niet (in voldoende mate) aanwezig is. Dan is er een scala aan mogelijkheden zoals detacheringen, het inlenen van mensen uit rijksbrede pools, externe inhuur en interdepartementale uitwisseling, dat wordt ingezet om steeds over de juiste mensen te beschikken, die nodig zijn om het werk te kunnen doen.

Dat alles neemt niet weg dat het vaker enige tijd duurt voordat een openstaande functie daadwerkelijk en op goede wijze ingevuld kan worden. Dat vormt een punt van zorg als het gaat om de interne personeelsplanning van BZ. Voor BZ als organisatie die mensen uitzendt naar meer dan 140 posten over de hele wereld en daardoor een zeer grote interne mobiliteit heeft, is het essentieel dat de tijd die nodig is om al die vacatures in te vullen, steeds zo kort mogelijk is. Goede en tijdige uitvoering van onze taken lopen gevaar als we niet steeds de lege plaatsen snel en adequaat kunnen vullen. Daarom wordt er momenteel gewerkt aan een onderzoek om aanpassingen in de werkwijze te identificeren die een snellere vervulling van vacatures mogelijk maakt. De Auditdienst Rijk (ADR) is daarin een partner die een belangrijk deel van het onderzoek voor zijn rekening neemt. Uiteindelijk moet het onderzoek leiden tot procesverbeteringen in de manieren van toedeling van de beschikbare mensen op het werk dat gedaan moet worden, en daarmee tot snellere vervulling van vacatures. Dat geldt zowel bij interne overplaatsing als bij externe werving. Zaken als wervings- en selectieprocedures, loopbaanplanning, interne functieroulatie, externe uitwisseling en inhuur komen daarbij aan bod.

20

Kunt u aangeven hoe vergevorderd u bent met de uitvoering van uit het regeerakkoord vloeiende extra gelden voor het postennet?

Antwoord:

In het Regeerakkoord is opgenomen dat het postennet wordt verstrekt met een oplopende reeks van EUR 10 miljoen in 2018 naar een EUR 40 miljoen vanaf 2021. De uitvoering hiervan ligt op schema (peildatum 1 september) en voor 2021 is gepland dat dat alle nog resterende vacatures zullen zijn ingevuld. Op dit moment is circa 90 procent van alle nieuw gecreëerde functies daadwerkelijk bezet. De planning is dat volgend jaar de nog resterende 10 procent (ca. 30 fte) hieraan wordt toegevoegd, waarmee alle extra middelen volledig zijn ingezet. Ook de planning ten aanzien van het24/7 loket buitenland») waar Nederlanders in het buitenland «one stop shop»terecht kunnen ligt op schema. In het komend jaarverslag wordt gerapporteerd over de resultaten over het jaar 2020.

21

Hoeveel ambassades zijn op dit moment gesloten vanwege COVID-19?

Antwoord:

Op dit moment zijn er geen ambassades gesloten als gevolg van COVID-19. De uitbraak van het COVID-19 virus heeft wel effect op de werkzaamheden, zoals deze uitgevoerd worden, op de Nederlandse vertegenwoordigingen in het buitenland. In veel gevallen zijn medewerkers genoodzaakt om vanuit huis te werken of in enkele gevallen terug te keren naar Nederland waardoor de dienstverlening niet in alle gevallen even optimaal is als onder normale omstandigheden. Per land wordt nauwkeurig gemonitord hoe de situatie zich ter plekke ontwikkelt.

22

Hoeveel machtigingen voorlopig verblijf (MVV’s) of visa heeft u niet afgegeven, als gevolg van het sluiten van ambassades vanwege COVID-19?

Antwoord:

Er is geen exact inzicht in het aantal KVV (kort verblijf visa) en MVV’s dat het Ministerie van Buitenlandse Zaken niet in behandeling heeft kunnen nemen als gevolg van de tijdelijke beperkingen in de consulaire dienstverlening die Nederland in het buitenland kon leveren, als gevolg van de lokale gezondheids- en veiligheidssituatie en -maatregelen. Wel is duidelijk dat het aantal verwerkte KVV-aanvragen ten opzichte van 2019 fors gedaald is. In 2020 zijn tot en met 11 oktober circa 75% minder KVV-aanvragen verwerkt dan in 2019 in diezelfde periode. Deze daling is deels te verklaren door de beperktere consulaire dienstverlening die Nederland in het buitenland kon leveren, maar komt voornamelijk voort uit de sterk afgenomen vraag als gevolg van de pandemie en de beperkte mate waarin grensoverschrijdend personenverkeer daardoor nog mogelijk was en is.

Wat betreft MVV-afgifte is, na de beperking in wereldwijde MVV-dienstverlening vanaf medio maart, in nauw overleg met het Ministerie van Justitie en Veiligheid direct ingezet om dit proces zo snel als mogelijk weer te kunnen hervatten. Tijdens de periode van afgeschaalde MVV-dienstverlening zijn in uitzonderingssituaties waar dat mogelijk was MVV’s en nooddocumenten af gegeven. Bij de MVV-dienstverlening is steeds gekeken hoe de aanvrager tegemoet kon worden gekomen, door bijvoorbeeld de MVV-ophaaltermijn te verlengen wanneer deze door COVID-19 maatregelen niet tijdig kon worden opgehaald, het verstrekken van een nieuwe MVV wanneer de aanvrager hier door COVID-19 maatregelen niet tijdig mee kon reizen. Momenteel (peildatum 12 oktober 2020) heeft 90% van de Nederlandse ambassades en consulaten-generaal die MVV-dienstverlening aanbiedt deze dienstverlening weer opgestart.

23

Heeft u naar alternatieve mogelijkheden gezocht om MVV’s of visa te verstrekken ondanks een gesloten ambassade?

Antwoord:

Ja, als een ambassade gesloten is/was, is gekeken of ambassades/Consulaat-Generaals in naburige landen wel in staat waren om MVV- of KVV-aanvragen in te nemen. Voor het wijzigen van bijvoorbeeld de afgiftelocatie voor MVV-verlening zijn afspraken gemaakt met de IND die verzoeken hiertoe behandelt en onder andere toetst op urgentie.

24

Hoeveel gederfde inkomsten komen voort uit het niet verstrekken van visa als gevolg van de COVID-19 pandemie?

Antwoord:

Het is de verwachting dat de inkomsten voor visa op circa EUR 40 miljoen lager zullen uitkomen ten opzichte van het voor dit jaar begrote bedrag.

25

Hoeveel geld is voor het Ministerie van Buitenlandse Zaken en de rijksoverheid in 2020 bespaard aan buitenlandse dienstreizen die vanwege Corona geen doorgang vonden. Hoeveel verwacht u dat voor het Ministerie van Buitenlandse Zaken en de rijksoverheid in 2021 te besparen op deze kostenpost?

Antwoord:

Het Ministerie van Buitenlandse Zaken verwacht dat er in 2020 per saldo ongeveer EUR 9 miljoen minder wordt uitgegeven aan buitenlandse dienstreizen ten opzichte van 2019 als gevolg van COVID-19. Overigens worden er ook lagere consulaire ontvangsten verwacht als gevolg van COVID-19. Dit zal in de tweede suppletoire begroting 2020 nader toegelicht worden. De lange termijn effecten op de buitenlandse dienstreizen zijn afhankelijk van de ontwikkeling van de pandemie. Het is nu nog te vroeg om te kunnen vaststellen welke (meerjarige) effecten er zijn op het gebied van buitenlandse dienstreizen in 2021 en verder. Dit zal in de eerste suppletoire begroting 2021 worden verwerkt. Tot slot kan ik alleen spreken over de situatie op het Ministerie van Buitenlandse Zaken en derhalve geen uitspraken doen over de buitenlandse dienstreizen van de hele rijksoverheid.

26

Op welke manier wordt rekening gehouden met de kosten van de voorgenomen renovatie van het Vredespaleis?

Antwoord:

Het kabinet heeft met de Voorjaarsbesluitvorming van 2019 EUR 150 miljoen vrijgemaakt voor de renovatie van het Vredespaleis.

27

Welke gevolgen zullen lagere opbrengsten van visumaanvragen als gevolg van de pandemie in 2021 hebben op het budget voor consulaire dienstverlening?

Antwoord:

In principe staan de inkomsten los van de dienstverlening en de uitgaven daarvoor. Maar door de lagere consulaire inkomsten vanwege de COVID-19 pandemie is de visumdienstverlening minder kostendekkend. Afhankelijk van de ontwikkelingen rond COVID zal de komende maanden bepaald moeten worden hoe de budgettaire consequenties kunnen worden opgevangen. De financiële situatie heeft geen gevolgen voor de dienstverlening.

28

Leidt het opvolgen van de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer over informatiebeveiliging tot extra kosten? Zo ja, in welke mate?

Antwoord:

Ja. Er worden enkele extra specialisten op het gebied van informatiebeveiliging ingehuurd om de aanbevelingen versneld op te volgen.

29

Op welke manier zal de Kamer betrokken worden bij het opstellen van de strategische evaluatieagenda?

Antwoord:

De Kamer heeft de strategische evaluatieagenda ontvangen als onderdeel van de begroting en wordt daarmee uitgenodigd om als onderdeel van de begrotingsbehandeling eventuele verdere vragen en opmerkingen mee te geven voor de strategische evaluatieagenda van dit jaar of voor de verdere ontwikkeling van de strategische evaluatieagenda. Mocht er vanuit de Kamer behoefte zijn om aanvullend nog op een andere manier betrokken te zijn dan staan wij open voor suggesties.

30

Kunt u een overzicht geven van de stand van zaken ten aanzien van de realisatie van de afspraak uit het Klimaatakkoord ten aanzien van het verduurzaming van het Rijkswagenpark voor wat betreft het departement Buitenlandse Zaken in 2019, 2020 en 2021 in de vorm van een overzicht van het absolute aantal voertuigen en het percentage dat emissieloos is?

Antwoord:

2019: 2 Hybride en 5 diesel voertuigen.

2020: 6 Hybride en 1 diesel voertuig. Het diesel voertuig zal nog dit jaar worden vervangen door een full Elektrisch Voertuig. In 2021 staan er geen vervangingen van voertuigen gepland. Dit betreft alleen het wagenpark van het Haagse departement. Ook op de posten in het buitenland wordt ingezet op verduurzaming van het wagenpark, maar in veel landen is dat nog niet goed mogelijk.

31

Heeft het departement Buitenlandse Zaken dit jaar de doelstelling van 20% voor het percentage emissieloze voertuigen in 2020 gerealiseerd? Wat is de voortgang ten aanzien van het doel uit het Klimaatakkoord van een per 2028 volledig emissieloos Rijkswagenpark?

Antwoord:

De 20% is met de inzet van 1 full Elektrisch Voertuig en 6 hybride voertuigen vooralsnog niet gehaald (14%). Ook BZ streeft per 2028 naar een volledig emissie-loos Rijkswagenpark.

32

Heeft u reeds de nodige voorzieningen gerealiseerd of zijn er plannen gemaakt voor het realiseren van de benodigde laadinfrastructuur op de Rijksgebouwen en overige Rijkskantoren en locaties, zoals voorzien het Klimaatakkoord?

Antwoord:

In Rijkskantoor R8 is de benodigde laadinfrastructuur gerealiseerd. Hiertoe zijn er meerdere laadpalen geïnstalleerd met een hoge laadcapaciteit waar de dienstauto’s (hybride en full EV) aan geladen worden.

33

Is het departementale uitvoeringsplan voor de verduurzaming van het Rijkswagenpark, gericht op 50% CO2-reductie in 2025 voor wat betreft het departement Buitenlandse Zaken al vastgesteld? Zo nee, wanneer is de verwachting dat dit plaatsvindt?

Antwoord:

BZ werkt op dit moment aan een plan hoe deze doelstelling behaald kan worden. De verwachting is dat dit plan in Q2 2021 gereed zal zijn, als onderdeel van een breder plan hoe BZ invulling gaat geven aan de doelstellingen uit het klimaatakkoord. Voor wat betreft de voortgang op de verduurzaming van het rijkswagenpark zie antwoord 31.

34

Is er naast rechts-extremisme niet ook aandacht nodig voor linksextremisme?

Antwoord:

Het kabinet heeft aandacht voor zowel rechts- als linksextremisme. In opeenvolgende dreigingsbeelden is beschreven dat de extreemlinkse beweging in Nederland, zeker in vergelijking met landen als Duitsland of Frankrijk, zeer beperkt is in omvang en activiteit. Acties beperken zich voornamelijk tot het woord in plaats van de daad. Soms vindt een bescheiden demonstratie plaats, bijvoorbeeld in reactie op anarchistische ontwikkelingen in Griekenland, of worden posters met opruiende teksten verspreid uit solidariteit met vluchtelingen.

35

Welke invloed heeft COVID-19 op wereldwijde democratisering en mensenrechten?

Antwoord:

In veel landen hebben autoriteiten crisismaatregelen getroffen tegen COVID-19 die negatieve effecten hebben, zoals het (ernstig) beperken van burgerlijke vrijheden, schenden van mensenrechten en de mond snoeren van het maatschappelijk middenveld. Nederland blijft zich inzetten en uitspreken voor proportionele en tijdelijke maatregelen met inachtneming en respectering van mensenrechten. Nederland doet dit bilateraal, multilateraal zoals in EU-verband, en in samenwerking met lokale maatschappelijke organisaties.

36

Kunt u inmiddels wel een overzicht geven van de nettobetalingspositie van de lidstaten van de Europese Unie voor 2019? Indien dat niet mogelijk is, kunt u wel een indicatie geven?

Antwoord:

De Europese Commissie heeft inmiddels het jaarlijkse rapport gepresenteerd waarin zij een overzicht geeft over de nettobetalingspositie van alle lidstaten. Onderstaand de cijfers voor de 10 grootste nettobetalers (als percentage van het bruto nationaal inkomen) voor 2019.

Duitsland – 0,41%
Nederland – 0,36%
Denemarken – 0,32%
Oostenrijk – 0,31%
Zweden – 0,29%
VK – 0,27%
Frankrijk – 0,27%
Finland – 0,23%
Italië – 0,23%
België – 0,12%

37

Op welke wijze werken we samen met China op het gebied van klimaatverandering?

Antwoord:

De samenwerking tussen China en Nederland op het gebied van klimaat wordt op verschillende manieren vormgegeven. Nederland ondersteunt onder meer het International Network for Bamboo and Rattan (INBAR), waarvan de tweede fase in april 2020 van start is gegaan. Naast government-to-government samenwerking biedt samenwerking op duurzaamheid economische kansen voor Nederlandse bedrijven, onder meer op het gebied van afvalverwerking, circulaire economie en adaptatie.

De dialoog met China over klimaatverandering wordt met name door de EU gevoerd. Er hebben verschillende expertworkshops plaatsgevonden en klimaat was een belangrijk thema in de laatste high-level dialoog tussen China en de EU. Tijdens de recente 75e bijeenkomst van de Algemene Vergadering van de VN heeft President Xi Jinping aangekondigd China’s ambitie t.a.v. de NDC te zullen verhogen en CO2-neutraal te willen worden voor 2060. Dit toont commitment vanuit China en is positief ontvangen. Afhankelijk van de concrete implementatie van deze doelstellingen zal Nederland bekijken welke mogelijkheden het heeft om de samenwerking met China op klimaatgebied te intensiveren.

38

Wat zijn de gevolgen van digitale diplomatie voor de effectiviteit van onze diplomatie?

Antwoord:

Digitalisering in het kader van diplomatie is sterk in opkomst. Digitale, meer informatiegestuurde diplomatie wordt, in nauwe aansluiting met ons diplomatieke netwerk van directe, persoonlijke contacten, steeds belangrijker voor de effectiviteit van onze diplomatie. Digitalisering biedt kansen, zoals effectiviteit en kwaliteit, maar ook risico’s, zoals allerlei vormen van cyberdreiging. Goed gebruik van digitalisering vraagt om digivaardige diplomaten en beleidsmedewerkers. Er lopen diverse initiatieven om digitale kennis en vaardigheden te vergroten. Als gevolg van de Corona crisis moet veel van het diplomatieke werk plaatsvinden met behulp van digitale middelen, zoals video-conferenties. Fysieke bijeenkomsten en buitenlandse reizen zijn slechts in zeer beperkte mate mogelijk. De digitale diplomatie functioneert heel behoorlijk, maar kan het fysiek samenkomen niet volledig vervangen. Daar komt bij dat in veel landen de digitale infrastructuur (zoals internetverbindingen) niet zo goed is als in Nederland.

39

Wat is de ambitie van Nederland bij het ondersteunen van democratisering en vreedzame protesten in Belarus?

Antwoord:

Voor het kabinet staat voorop dat de sleutel tot het vinden van een oplossing voor de politieke crisis in Belarus zelf ligt. Het kabinet blijft daarom benadrukken dat hiervoor een serieuze politieke dialoog tussen de machthebbers in Minsk en de vreedzame politieke oppositie, zoals de coördinatieraad, nodig is. Verder zal het kabinet doorgaan met het uitoefenen van druk op de machthebbers in Minsk. Daarvoor zijn aanvullende sancties nodig. Daarbij steunt het kabinet de inzet van de EU om te onderzoeken hoe bestaande steun aan Wit-Rusland zoveel mogelijk kan worden omgebogen zodat het ten goede komt aan het maatschappelijk middenveld en hervormingsgezinde krachten. Het kabinet heeft zich de afgelopen jaren ingezet voor verbetering van mensenrechten in Belarus en zal dat blijven doen. Vanwege de omstandigheden in Belarus heeft het kabinet besloten het mensenrechtenfonds eenmalig op te hogen met respectievelijk EUR 470.000 en het Matra-programma met EUR 110.000.

40

Op welke wijze worden de veiligheidsaspecten van klimaatverandering geadresseerd in buitenland beleid?

Antwoord:

Nederland zet zich in voor conflictpreventie middels het bestrijden van grondoorzaken van conflict. De impact van klimaatverandering op veiligheid wordt o.a. geadresseerd via ondersteuning van klimaatadaptatie en verbeterd waterbeheer. Ook wordt bijgedragen aan kennisvorming over veiligheidsuitdagingen die samenhangen met klimaatverandering en de toegang tot natuurlijke hulpbronnen. Daarnaast wordt via multilaterale fora bewustwording gecreëerd voor het belang van het verminderen van klimaat-gerelateerde veiligheidsrisico’s. In het bijzonder het (mede) door Nederland gefinancierde Water Peace and Security Partnershipen het Planetary Security Initiative richten zich hierop.

41

Kunt u nader omschrijven wat de effecten zijn van het Instrument in Support of Trade Exchanges (INSTEX) en hoeveel transacties er inmiddels mee zijn gedaan?

Antwoord:

Het Nederlands aandeelhouderschap van INSTEX maakt deel uit van de inzet om legitieme handel tussen Europa en Iran te faciliteren in het licht van het behoud van het Joint Comprehensive Plan of Action (JCPOA). Tot dusver heeft INSTEX één transactie (van medische goederen) uitgevoerd in maart 2020. Nu INSTEX en het Iraanse spiegelmechanisme STFI hebben laten zien dat het systeem functioneert, werken INSTEX en STFI samen aan nieuwe transacties en financiering ten behoeve van opschaling. Naast de tot dusver bescheiden bijdrage aan handelsstromen geeft het Nederlands aandeelhouderschap tevens het signaal af dat Nederland en zijn Europese partners waarde hechten aan het behoud van het JCPOA én het beperken van de negatieve gevolgen van de extraterritoriale werking van VS-sancties op het Europees bedrijfsleven.

42

Op welke wijze versterken Nederland en de Europese Unie haar banden met Aziatische democratieën?

Antwoord:

Nederland en de EU zijn gebaat bij nauwere samenwerking – zowel bilateraal als in EU-kader – met gelijkgezinde democratieën en open markteconomieën in Azië, die net als Nederland en de EU hechten aan effectief multilateralisme en belang hebben bij een goed functionerende internationale rechtsorde. Ook in het licht van de snel verschuivende geopolitieke en economische verhoudingen en het toenemende belang van de Indo-Pacific regio – de voornaamste groeiregio van de wereld – is het in het belang van Nederland actiever met deze regio te engageren. Om de Nederlandse en Europese economische en politieke belangen adequaat te behartigen, heeft Nederland samen met Duitsland en Frankrijk het initiatief genomen om te komen tot een actievere EU-inzet in de regio. Onderdeel daarvan is intensievere samenwerking met gelijkgezinde landen in de regio gericht op bevordering van gedeelde belangen op het gebied van de internationale rechtsorde, democratie en mensenrechten. Daarnaast wil Nederland bilateraal en in EU-kader de samenwerking versterken op het gebied van duurzame handel, veiligheid en stabiliteit, vrije doorvaart en maritieme veiligheid, klimaatverandering, wereldgezondheidszorg, en armoedebestrijding. De samenwerking zal van land tot land vorm moeten krijgen, afhankelijk van de wederzijdse belangen en de mate van gelijkgezindheid.

43

Hoeveel wordt er vanuit het Official Development Aid-budget (ODA) besteed aan mensenrechten, en specifiek aan persvrijheid?

Antwoord:

Vanuit het ODA budget is er in 2019 ongeveer EUR 46.4 miljoen besteed aan mensenrechten. Dit bedrag is opgebouwd uit projecten gefinancierd uit het Mensenrechtenfonds (alleen de uit ODA-middelen gefinancierde projecten), de bijdrage aan OHCHR en de twee Strategische Partnerschappen met Free Press Unlimited en COC Nederland (gefinancierd onder het beleidskader Samenspraak en Tegenspraak). Aan vrijheid van meningsuiting, waar persvrijheid een belangrijk onderdeel van is, is in 2019 uit het ODA-budget ongeveer EUR 11,9 miljoen besteed. Dit bedrag is opgebouwd uit projecten gefinancierd uit het Mensenrechtenfonds (alleen de uit ODA-middelen gefinancierde projecten) en het Strategisch Partnerschap met de maatschappelijke organisatie Free Press Unlimited. Ook vanuit het Accountability Fonds (volledig ODA) worden op kleine schaal projecten gefinancierd op mensenrechten. Deze beperkte bedragen zijn niet opgenomen in dit overzicht. Het is niet mogelijk om binnen de prioriteit vrijheid van meningsuiting een verdere uitsplitsing naar persvrijheid te maken, omdat er programma’s zijn die meerdere doelen hebben. Nederland blijft zich ook in 2021 inzetten op vrijheid van meningsuiting, met een focus op persvrijheid, veiligheid van journalisten en toegang tot informatie. Het is op dit moment nog te vroeg om te zeggen wat de bestedingen precies zullen zijn.

44

Hoeveel wordt vanuit de begrotingsstaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken besteed aan persvrijheid en de veiligheid van journalisten?

Antwoord:

In 2019 werd er vanuit de begroting Buitenlandse Zaken (hoofdstuk 5) EUR 20.408.941 uitgegeven aan projecten gericht op vrijheid van (online) meningsuiting, inclusief persvrijheid en de veiligheid van journalisten, dit betreft zowel ODA als non-ODA uitgaven. Hiervan komt EUR 19.740.039 uit het Mensenrechtenfonds, het overige bedrag komt uit andere fondsen op de BZ-begrotingsstaat. In 2019 werd er vanuit de BHOS-begroting (hoofdstuk 17) in totaal EUR 6.464.784 uitgegeven aan vrijheid van meningsuiting. Het is niet mogelijk om binnen de prioriteit vrijheid van meningsuiting een verdere uitsplitsing naar persvrijheid en veiligheid van journalisten te maken, omdat er programma’s zijn die meerdere doelen hebben. De uitgaven voor 2020 zullen naar verwachting eenzelfde orde van grootte hebben. Nederland blijft zich in 2021 inzetten op vrijheid van meningsuiting, met een focus op persvrijheid, veiligheid van journalisten en toegang tot informatie. Het is op dit moment nog te vroeg om te zeggen wat de bestedingen precies zullen zijn.

45

Hoeveel wordt vanuit de begrotingsstaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken besteed aan de vrijheid van (online) meningsuiting en persvrijheid?

Antwoord:

In 2019 werd er vanuit de begroting Buitenlandse Zaken (hoofdstuk 5) EUR 20.408.941 uitgegeven aan projecten gericht op vrijheid van (online) meningsuiting, inclusief persvrijheid, dit betreft zowel ODA als non-ODA uitgaven. Hiervan komt EUR 19.740.039 uit het Mensenrechtenfonds, het overige bedrag komt uit andere fondsen op de BZ-begrotingsstaat. Het is niet mogelijk om binnen de prioriteit vrijheid van meningsuiting een verdere uitsplitsing naar persvrijheid te maken, omdat er programma’s zijn die meerdere doelen hebben. De uitgaven voor 2020 zullen naar verwachting eenzelfde orde van grootte hebben. Nederland blijft zich in 2021 inzetten op vrijheid van meningsuiting, met een focus op persvrijheid, veiligheid van journalisten en toegang tot informatie. Het is op dit moment nog te vroeg om te zeggen wat de bestedingen precies zullen zijn.

46

Hoeveel geld wordt besteed aan de bestrijding van desinformatie, in Nederland en vanuit Nederland in de Europese Unie?

Antwoord:

De Nederlandse inzet tegen desinformatie kent drie actielijnen: preventie, de informatiepositie verstevigen en, zo nodig, reactie. In het kader van preventie worden programma’s vanuit Buitenlandse zaken ondersteund op het gebied van ondersteuning mediapluriformiteit en persvrijheid. Voor de financiële inzet op deze onderwerpen zie het antwoord op vraag 43, 44 en 45. Daarnaast draagt Nederland via de EU-begroting bij aan de EU aanpak van desinformatie binnen en buiten de Europese grenzen, zoals ook uiteengezet in het 2018 EU actieplan tegen desinformatie (verwijzing). In 2019 is het EU-budget voor strategische communicatie, waaronder ook de aanpak van desinformatie valt, verhoogt naar EUR 5 miljoen. Ook investeert de Europese Commissie via het Horizon 2020 programma in kwaliteitsjournalistiek en onafhankelijke «factcheckers». Wat betreft de bestrijding van desinformatie in Nederland; hiervoor verwijzen we graag naar de begrotingen van BZK en OCW.

47

Biedt Nederland hulp bij internationale milieurampen en zo ja hoe?

Antwoord:

Daar waar milieurampen een humanitaire crisis veroorzaken wordt per geval bekeken of een bijdrage uit de acute crises reserve mogelijk is. Vaker zal bij internationale milieurampen sprake zijn van hulpverzoeken in de vorm van inzet van expertise of in kindbijdragen. Het Ministerie Infrastructuur en Milieu beschikt over een Environmental Assessment Unit (EAU) die op verzoek van door milieurampen getroffen landen ingezet kan worden. EAU is een mobiel laboratorium dat tijdens rampen ter plaatse metingen kan verrichten om schadelijke effecten voor het milieu en de volksgezondheid in kaart te brengen. BZ speelt in zo’n geval een coördinerende rol.

48

Aan welke Palestijnse organisaties gaat Nederland in 2021 een bijdrage leveren en om welke bedragen gaat het? Kunt u een volledig uitgesplitste lijst presenteren?

Antwoord:

Het decentrale programma van de Nederlandse Vertegenwoordiging in Ramallah is gericht op de prioriteitsgebieden Rechtstaat/justitie/veiligheid (2021 budget EUR 6.300.000), toegang tot land, water en energie (2021 budget water en sanitatie EUR 12.500.000 2021 budget voedselzekerheid EUR 600.000) en private sector ontwikkeling (2021 budget EUR 2 miljoen). Daarnaast steunt de Vertegenwoordiging organisaties die zich inzetten voor verzoening tussen Palestijnen en Israëliërs (EUR 1 miljoen per jaar), en steunt Nederland verschillende mensenrechtenorganisaties (2021 budget EUR 2 miljoen vanuit het mensenrechtenfonds).

Nederland steunt de volgende Palestijnse organisaties rechtstreeks: Water Sector Regulatory Council, Independent Commission for Human Rights, Musawa, Palestinian Center for Policy and Survey Research.

Een groot deel van het programma wordt uitgevoerd door de VN (UNDP, UNICEF, UN Women), FAO en de Wereld Bank. Zij werken op hun beurt samen met een breed scala aan Israëlische en Palestijnse organisaties. Voor een overzicht van de Nederlandse ODA-steun aan de Palestijnse gebieden verwijst het kabinet naar openaid.nl en verder naar de antwoorden op eerdere Kamervragen hierover d.d. 10 juni jl., met kenmerk 2020D23168.

Indien nieuwe programma’s gestart worden in 2021 zullen die op deze site gepubliceerd worden, met uitzondering van projecten die als vertrouwelijk worden geïdentificeerd.

Al dan niet voortzetting van financiering aan UAWC in 2020, hangt af van de uitkomst van het externe onderzoek, zie ook antwoorden op Kamervragen d.d. 20 juli 2020, met kenmerk 2020D30210 en 2020D30213.

49

Kunt u concreet, of anders bij benadering, aangeven welk bedrag indirect vanuit de Nederlandse schatkist naar Turkije gaat in het kader van de pre-accessiesteun van de Europese Unie in 2021?

Antwoord:

Op 21 juli jl. bereikte de Europese Raad overeenstemming over het Meerjarig Financieel Kader voor de periode 2021–27 (MFK). Er werd overeen gekomen dat voor het Instrument voor Pre-accessie (IPA) EUR 12,565 miljard (in 2018 prijzen) beschikbaar komt in de periode van het nieuwe MFK. De Commissie werkt de IPA programmering voor 2021 nog uit. Deze zal waarschijnlijk in 2021 aan de lidstaten voorgelegd worden. Het Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het instrument voor pretoetredingssteun (IPA III), bevat geen reservering per land, wel per thema. Het kabinet kan daarom nog niet aangeven hoeveel IPA-geld ten goede komt aan Turkije. Nederland pleit conform de motie van de leden Roemer en Segers (Kamerstuk 32 824 en 29 279, nr. 158) in Europees kader reeds geruime tijd voor de opschorting van pretoetredingssteun aan Turkije en zal dat blijven doen. Voor opschorting van de steun blijkt onvoldoende draagvlak binnen de Raad.

50

Kunt u inmiddels wél aangeven welke Turkse instellingen en organisaties pre-accessiesteun van de Europese Unie ontvangen en voor welke bedragen? Zo neen, waarom niet?

Antwoord:

Conform het in 2018 aangenomen revised indicative Strategy Papervoor Turkije in 2014–2020, is het budget voor IPA Turkije 2020 naar beneden bijgesteld en wordt meer geld door internationale organisaties beheerd en minder door de Turkse autoriteiten.

Het voorgestelde jaarprogramma voor 2020 (EUR 122 miljoen) bestaat uit de volgende onderdelen: deelname aan EU-programma’s en agentschappen (EUR 90 miljoen); Jean Monnet studiebeurs programma (EUR 12 miljoen); ondersteuning maatschappelijk middenveld (EUR 6 miljoen); versterking van de capaciteiten van auditdiensten (EUR 1,88 miljoen); EU Twinning uitwisselingsinstrument (EUR 4 miljoen); ondersteuning fundamentele rechten (EUR 2,92 miljoen); versterking integraal grensbeheer (EUR 5,2 miljoen). Naast het jaarprogramma bestaan overige bijdragen vanuit IPA voor Turkije uit een bijdrage vanuit het IPA Rural Development (IPARD) voor ontwikkeling van binnenlandse gebieden (EUR 18,2 miljoen) en via het Civil Society Facility (EUR 28 miljoen). Namen van instellingen en organisaties die hieruit worden gefinancierd worden vanuit veiligheidsoverwegingen in principe niet openbaar gemaakt.

Nederland pleit conform de motie van de leden Roemer en Segers (Kamerstukken 32 824 en 29 279, nr. 158) in Europees kader reeds geruime tijd voor de opschorting van pretoetredingssteun aan Turkije en zal dat blijven doen.

51

Staat u in contact met, werkt u samen of levert u een bijdrage aan de organisaties Black Lives Matter en/of Kick Out Zwarte Piet?

Antwoord:

Voor wat betreft Kick Out Zwarte Piet: nee. Voor wat betreft Black Lives Matter: Het Nederlandse postennet in de Verenigde Staten onderhoudt contacten met het maatschappelijk middenveld, waaronder organisaties die ook actief zijn op het gebied waar de Black Lives Matter-beweging zich op richt. Er is geen sprake van samenwerking of financiële bijdragen.

52

Welke financiële bijdrage levert Nederland in 2021 aan de World Health Organisation (WHO)? In hoeverre is deze bijdrage gewijzigd ten opzichte van voorgaande jaren?

Antwoord:

Begroting BHOS 24,5 34,62 21,7
Begroting VWS 4,1 4,1 3,9
Totaal 28,6 38,7 25,6

1 Voorziene jaarlijkse totalen

2 De verhoogde bijdrage vanuit de BHOS-begroting in 2020 is toe te schrijven aan een eenmalige bijdrage aan het Strategic Preparedness and Response Plan en een eenmalige verhoging van de bijdrage aan het Contingency Fund for Emergencies; beide in het kader van COVID-19.

53

Welke nieuwe coalities wil het kabinet bouwen?

Antwoord:

De gevolgen van COVID-19 voor internationale vrede en veiligheid, stabiliteit, mobiliteit en de internationale schuldenproblematiek kunnen we niet adresseren zonder multilaterale samenwerking, in de eerste plaats in EU- en NAVO-verband, maar ook met gelijkgezinde partners in de VN. Het Nederlandse postennetwerk kan kansen identificeren voor samenwerking met partners waarmee tot op heden niet of niet intensief in coalitieverband wordt samengewerkt maar waarmee belangen op bovengenoemde thema’s als gevolg van COVID-19 meer dan voorheen samenvallen. Recente voorbeelden daarvan zijn de Europese en internationale samenwerking in de zoektocht naar een vaccin en de toenemende onderlinge coördinatie van gezondheidsmaatregelen.

54

Hoe gaat u waardeketens weerbaarder en flexibeler maken nu de coronacrisis de kwetsbaarheden heeft aangetoond van globalisering, multilateralisme en ongewenste afhankelijkheden in economische waardeketens? Hoe zullen de Sustainable Development Goals (SDG), specifiek SDG 5, een plek krijgen in deze inzet?

Antwoord:

Het kabinet beoogt enerzijds het open karakter van de Nederlandse economie te behouden en anderzijds ongewenste strategische afhankelijkheden tegen te gaan. Dit zijn met name afhankelijkheden binnen de vitale processen of specifieke sectoren in relatie tot het voorkomen van ongewenste situaties die de nationale veiligheid of openbare orde aantasten. Een van de manieren waarop het kabinet afhankelijkheden vermindert is door de inzet van handelsakkoorden voor diversificatie van leveranciers. Daarnaast wordt gewerkt aan het nader in kaart brengen van kwetsbaarheden van het Nederlandse bedrijfsleven voor verstoring van mondiale waardeketens, conform de motie van het lid Weverling (zie: Kamerstuk 35 470-XVII, nr. 11). Ook vormt het weerbaarder maken van mondiale waardeketens een belangrijk onderdeel van de EU Trade Policy Review van de Europese Commissie. Nederland neemt actief aan de discussie hierover deel. Uw Kamer is per Kamerbrief geïnformeerd over de kabinetsinzet in de herziening (Kamerstuk 21 501, nr. 02–2197).

Daarnaast werken we aan markttransformaties om internationale waardeketens duurzamer te maken en zo een bijdrage te leveren aan de SDG’s. Hiertoe worden in 2021 nationale initiatieven waar mogelijk Europees opgeschaald. Met Nederlandse bedrijven investeren we in het duurzaam verbeteren van lokale waardeketens, gericht op banen, productiviteit en weerbaarheid. SDG 5, gendergelijkheid, is voor het kabinet een overkoepelde prioriteit die ook bij deze inspanningen centraal staat. Zo is eind 2019 een programma gestart om (Nederlandse) bedrijven te helpen en te stimuleren een genderlens te gebruiken wanneer zij risico’s in kaart brengen in hun waardeketens en daarvoor mitigerende maatregelen treffen. Via Power of Voices draagt het kabinet bij aan versterking van het lokale maatschappelijke middenveld, als onmisbare stem om overheden en bedrijven ertoe aan te zetten om productie en handel duurzamer te maken. Gendergelijkheid en inclusie worden geadresseerd binnen alle Power of Voices programma’s. Ook zet het kabinet zijn diplomatieke invloed in om in dialoog met overheden van productielanden te werken aan betere wet- en regelgeving, zoals de verhoging van minimumlonen richting leefbare lonen. Tot slot is op 16 oktober 2020 de nota «Van voorlichten tot verplichten: een nieuwe impuls voor internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemerschap» (Kamerstuk 2020Z19175) met de Kamer gedeeld. Deze nota bevat de hoofdlijnen van nieuw IMVO-beleid.Daarin wordt toegelicht welke instrumenten kunnen worden ingezet om bedrijven aan te spreken op hun maatschappelijke verantwoordelijkheid ten aanzien van het respecteren van mens en milieu bij het uitvoeren van hun internationale bedrijfsactiviteiten.

55

Wat gaat u doen om een betere positie teweeg te brengen voor (vrouwelijke) werknemers in ontwikkelingslanden werkzaam in de economische waardeketens? Wordt er, gelet op de impact van COVID-19, een extra inspanning geleverd inzake decent work en leefbaar loon (SDG 8)?

Antwoord:

Het kabinet zet zich met specifieke activiteiten in voor leefbare lonen, fatsoenlijke banen en eerlijke carrièrekansen voor (vrouwelijke) werknemers. Voorbeelden hiervan zijn de ondersteuning van de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) voor het realiseren van adequate minimumlonen in verschillende productieketens en van het Better Workprogramma voor de naleving van fundamentele arbeidsnormen met overheden in textiel producerende landen.

Door financiering aan Mondiaal FNV en CNV Internationaal worden vakbonden in ontwikkelingslanden versterkt op hun inzet voor fatsoenlijk werk en vakbondsrechten. Zij werken met werkgeversorganisaties (ondersteund door het Dutch Employers» Cooperation Program DECP) samen aan verbetering van de sociale dialoog. Prioriteit ligt nu op het minimaliseren van de impact van de pandemie op (fatsoenlijk) werk en inkomen.

Het kabinet ondersteunt de door ILO geïnitieerde Call to Action van sociale partners in de textielsector naar aanleiding van de COVID-pandemie. Sociale bescherming en leefbaar loon maken daar deel van uit. Ook via het Strategisch Partnerschap voor Transformatie van de Kledingketen wordt steun gegeven aan de aanpak van de negatieve effecten van COVID-19.

Bovengenoemde programma’s geven specifiek aandacht aan genderspecifieke issues als intimidatie van vrouwen op de werkplek, de combinatie arbeid en zorg, als ook bevordering van vrouwelijk leiderschap binnen vakbonden.

56

Heeft u bijzondere aandacht voor de gevolgen van repressieve maatregelen naar aanleiding van COVID-19 op de veiligheid en het werk van vrouwelijke journalisten en mensenrechtenverdedigers? Hoe zal deze aandacht gestalte krijgen in 2021?

Antwoord:

Journalisten en mensenrechtenverdedigers worden op vele plekken ter wereld geconfronteerd met beperkende maatregelen ingevoerd onder de vlag van COVID-19. Het kabinet vraagt hier op verschillende manieren aandacht voor. Onder leiding van onder meer Nederland is er in juli jl. een consensusresolutie aangenomen in de VN-Mensenrechtenraad over vrijheid van meningsuiting. Hierin wordt aandacht gevraagd voor de noodzaak mensenrechten te beschermen, met inbegrip van de vrijheid van meningsuiting, in reactie op gezondheidscrisis of andere noodsituaties. Vrouwelijke journalisten worden hierin specifiek genoemd. Ook vraagt Nederland in de Mensenrechtenraad aandacht voor de (veiligheids-)situatie van mensenrechtenverdedigers, bijvoorbeeld voor zogeheten reprisalstegen mensenrechtenverdedigers. Tijdens de derde Commissie van de Algemene vergadering van de Verenigde Naties heeft Nederland een nationaal statement uitgesproken over de situatie van mensenrechtenverdedigers, waarin ook aandacht voor hun veiligheid wordt gevraagd.

Tijdens de World Press Freedom Conference waarvan Nederland op 9 en 10 december gastheer is, zal er aandacht gevraagd worden voor de veiligheid van vrouwelijke journalisten. Nederland financiert via de maatschappelijke organisatie Free Press Unlimited een project dat zich onder meer richt op het creëren van een veilige werkomgeving voor vrouwelijke media professionals. Nederland zal aandacht blijven vragen voor dit onderwerp via verschillende internationale fora als ook via projecten gefinancierd uit het Mensenrechtenfonds. Nederland blijft zich ook inzetten voor de veiligheid van mensenrechtenverdedigers door bij te dragen aan het Shelter City programma, waarmee mensenrechtenverdedigers voor een periode naar Nederland kunnen komen voor rust en capaciteitsopbouw en blijft publiekelijk aandacht vragen voor de situatie van mensenrechtenverdedigers door het uitreiken van de Mensenrechtentulp.

57

Is de toegankelijkheid van het internet (dat voor (vrouwelijke) journalisten en mensenrechtenverdedigers cruciaal is om gehoord te worden) en de gender digital divide ook meegenomen in de uitvoer van het mensenrechtenbeleid in 2021, ook met oog op mediavrijheid en toegang tot informatie? Welke coördinatie vindt er plaats met de digitale agenda van het Ministerie van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking?

Antwoord:

BZ blijft zich in 2021 inzetten voor de toegang tot internet, ook met het oog op mediavrijheid en toegang tot informatie. Zo heeft de VN-Mensenrechtenraad in juli jl. onder leiding van Nederland een consensusresolutie aangenomen over vrijheid van meningsuiting en toegang tot informatie waarin expliciet aandacht wordt besteed aan de gender digital divide. Daarnaast zet Nederland in op capaciteitsversterking van die groepen voor wie internettoegang cruciaal is, specifiek gericht op journalisten, mensenrechtenverdedigers en maatschappelijke organisaties. Verschillende van deze programma’s adresseren expliciet de effecten van sekse en seksualiteit op internettoegang en veiligheid online. Zowel de politieke inzet op toegang tot internet als de capaciteitsversterking maken onderdeel uit van de doelen van de Digitale Agenda voor BHOS. Bovendien vindt samenwerking plaats tussen de capaciteitsversterkingsprogramma’s en programma’s gericht op de versterking van het maatschappelijk middenveld. Zo is er in de beleidsdialoog met de strategische partnerschappen veel aandacht voor machtsverhoudingen en een (digitaal) veilige samenwerkwerkingsomgeving, zowel tussende organisaties en hun (lokale) partners als binnen deze organisaties.

58

Kunt u aangeven voor welke (medische) producten Nederland te afhankelijk is gebleken van landen of buitenlandse leveranciers?

Antwoord:

Internationale waardeketens inclusief voor medische producten zijn zeer complex. Op nationaal en EU niveau worden deze ketens nader in kaart gebracht, inclusief ongewenste afhankelijkheden en de wenselijke beleidsrespons. Daarbij worden de lessen van de COVID-19 pandemie en bijbehorende verstoringen meegenomen. Dat wordt ook in de conclusies van de Europese Raad van 1-2 oktober jl erkend. Focus ligt daarbij op sectoren die strategisch het meest van belang zijn voor de Nederlandse economie en veiligheid. Een goede, zo specifiek mogelijke onderliggende analyse is van belang om evt. maatregelen proportioneel en effectief te kunnen nemen. Kwetsbaarheden en afhankelijkheden in internationale waardeketens mogen bijvoorbeeld niet verward worden met wereldwijde vraagschokken als gevolg van COVID-19.

59

Hoe werkt u aan het borgen, waar nodig, van strategische autonomie?

Antwoord:

Voor het kabinet is strategische autonomie geen doel op zich, maar een wijze waarop een weerbare EU vorm gegeven kan worden, die in staat is zijn eigen publieke belangen te borgen en daarbij concurrerend blijft in een functionerend mondiaal handelssysteem. Het kabinet zet zich in dat verband onder meer in voor het verminderen van onevenwichtige, eenzijdige afhankelijkheden van Europa, voor het versterken van de interne markt, een slagvaardig en effectief Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid van de EU (GBVB), en het versterken van de defensie- en veiligheidssamenwerking tussen de EU-lidstaten.

60

Is wat u betreft een sterke, coherente mensenrechtenbenadering cruciaal, ook als het gaat om de COVID-19-respons? Kunt u inzichtelijk maken hoe Nederlandse COVID-19 respons bijdraagt aan de verbetering van mensenrechten, inclusief vrouwenrechten en gendergelijkheid? En hoe wordt er gemonitord dat inzet aan vrouwenrechtenorganisaties en vrouwelijke mensenrechtenverdedigers ten goede komt?

Antwoord:

Onder druk van de voortschrijdende COVID-19 crisis zijn er wereldwijd vergaande beperkingen op mensenrechten. De crisis treft de meest kwetsbaren, en de druk op het maatschappelijk middenveld neemt toe. In een krachtig respons op de crisis dient bescherming van mensenrechten en versterking van het maatschappelijk middenveld dan ook centraal te staan.

Het kabinet heeft een gecoördineerde, multilaterale bijdrage van 100 miljoen vrij gemaakt om de meest kwetsbare en gemarginaliseerde groepen, veelal vrouwen en kinderen, in lage-inkomenslanden en fragiele gebieden extra te ondersteunen t.b.v. COVID-19 bestrijding. Daarmee wordt o.a. ingezet op het overeind houden van het recht op toegang tot gezondheidszorg in lage-inkomenslanden, met specifieke aandacht voor de meest kwetsbaren, waaronder moeder en kindzorg. Zie verder antwoord op vraag 56.

61

Hoe vaak en met welke boodschap zijn de zaken van de Saudische vrouwenrechtenverdedigers dit jaar door Nederland bij de Saudische autoriteiten opgebracht?

Antwoord:

Het onderwerp mensenrechten, en in het bijzonder vrouwenrechten, staat steevast hoog op de agenda in gesprekken met de Saoedische autoriteiten. In het afgelopen jaar heeft de Minister van Buitenlandse Zaken de situatie van de groep vrouwenrechtenactivisten, die in maart 2018 werd gearresteerd, op verschillende momenten aangekaart. De Minister deed dit in gesprekken met Minister van Buitenlandse Zaken Faisal bin Farhan en de Minister van Staat van Buitenlandse Zaken Adel al-Jubeir tijdens zijn bezoek aan Saoedi-Arabië op 19 en 20 februari jl., alsook tijdens een telefoongesprek met Minister Al-Jubeir op 20 augustus jl. Daarnaast werd dit onderwerp opgebracht in diverse gesprekken die op (hoog)ambtelijk niveau werden gevoerd met de Saoedische ambassadeur in Den Haag. Naast bilaterale gesprekken met de Saoedische autoriteiten vraagt Nederland ook aandacht voor deze zaak in de daarvoor geëigende multilaterale fora, zoals de mensenrechtenraad en in Europees verband.

62

Zal de Europese Unie tijdens de G20 top, die in november door Saudi-Arabië wordt voorgezeten, aandringen op de vrijlating van de Saudische vrouwenrechtenverdedigers die al meer dan twee jaar gevangen zitten en alsmede op het intrekken van de aanklachten tegen alle vrouwenrechtenverdedigers?

Antwoord:

De Europese Unie heeft, mede op aandringen van Nederland, op verschillende momenten aandacht gevraagd voor deze groep Saudische vrouwenrechtenverdedigers. Zo sprak de EU tijdens de mensenrechtenraadsessie van september dit jaar in haar statement onder item 2 zorgen uit over de aanhoudende detentie van de vrouwenrechtenactivisten. EU-diplomaten hebben verschillende keren geprobeerd als waarnemer aanwezig te zijn bij de rechtszaken tegen deze vrouwen, en de EU blijft er bij de Saoedische autoriteiten op aandringen om diplomaten als waarnemers toe te laten. Ook werkt de EU aan het opzetten van een structurele EU-Saoedi-Arabië mensenrechtendialoog. Hoewel er in contact tussen de EU en Saoedi-Arabië regelmatig aandacht is voor de mensenrechtensituatie, is de G20 hiervoor geen geëigend forum.De G20 is een forum dat zich voornamelijk richt op mondiale economische en financiële uitdagingen. Het feit dat de G20-top dit jaar virtueel zal plaatsvinden betekent bovendien dat er weinig ruimte is om in de marge van deze top bilaterale gesprekken te voeren. De mensenrechtensituatie in Saoedi-Arabië wordt echter zoals gezegd door de EU op verschillende andere momenten aangekaart, zoals ook beschreven in de beantwoording van eerder gestelde schriftelijke vragen (kamerstuk 2679, vergaderjaar 2019–2020).

63

Kunt u toelichten op welke manier Nederland proactief het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB) zal vormgeven, in ogenschouw nemende de Internationaal Onderzoek en Beleidsevaluatie (IOB)

Antwoord:

De kabinetsreactie op de evaluatie van de IOB zal de Kamer zo snel mogelijk toekomen.

64

Hoe wil Nederland in 2021 betrokkenheid van de Verenigde Staten van Amerika (VS) in wapenbeheersing en ontwapening stimuleren?

Antwoord:

Nederland draagt actief het belang van wapenbeheersing en ontwapening uit in alle relevante fora, zoals de VN, de NAVO en de CD, en spreekt daar alle NWS aan op hun verantwoordelijkheden. Nederland is actief lid van het Non-Proliferation and Disarmament Initiatief (NPDI) en leidt de outreach van het NPDI richting de P5. Zo heeft het NPDI in aanloop naar de NPV Toetsingsconferentie aanbevelingen geformuleerd, waaronder een herinnering aan de P5 verplichtingen onder het NPV en een oproep tot dialoog, transparantie en tijdige nationale rapportage. Ook wordt de bredere NPV-gemeenschap opgeroepen tot onderhandelingen over een verbod op de productie van splijtbaar materiaal (FMCT), de inwerkingtreding van het verbod op kernwapenproeven (CTBT), aangemoedigd tot verdere werkzaamheden op het gebied van nucleaire risicobeperking, educatie op het gebied van ontwapening en non-proliferatie en het vreedzaam gebruik van nucleaire technologie (zoals kernenergie en medische toepassingen).

De VS heeft verschillende initiatieven ten behoeve van nucleaire ontwapening ontplooid waaraan NL deelneemt, zoals CEND (Creating an Environment for Nuclear Disarmament) en het IPNDV (International Partnership for Nuclear Disarmament Verification), waarvan Nederland het co-voorzitterschap vervult. Binnen al deze fora en initiatieven heeft Nederland intensief contact met de VS over wapenbeheersing en ontwapening. Daarnaast komt het onderwerp regelmatig aan de orde in bilaterale contacten met de VS op politiek en (hoog)ambtelijk niveau, daarbij wijzend op gemeenschappelijke belangen. Nederland initieerde daarnaast in 2020 een hoogambtelijke, interdepartementale Strategische Dialoog tussen Nederland en de VS over ontwapening, wapenbeheersing en non-proliferatie. Nederland zal in 2021 deze activiteiten voortzetten.

65

Wat wordt bedoeld met een actievere rol voor de Europese Unie in de wereld om ons heen?

Antwoord:

De politieke en sociaaleconomische gevolgen van COVID-19 zijn voor de hele wereld groot. Bestaande trends, waaronder afbrokkelend multilateralisme, de geopolitieke versterking van China, toenemende risico’s op regionale conflicten, migratie, sociale onrust, en druk op burgerrechten en democratische processen worden erdoor versterkt. Juist in die omstandigheden is het direct in het Nederlands belang wanneer de EU proactief opereert op het wereldtoneel, duidelijk stelling neemt en snel handelt in reactie op crises. De EU moet een speler zijn, geen speelveld. Daarbij moet het bereid van het totaal aan beschikbare instrumenten, van dialoog tot sancties tot economische druk, in te zetten. Dat betekent onder andere dat de Hoge Vertegenwoordiger van de Unie snel verklaringen moet kunnen afgeven. Dat betekent ook dat de geopolitieke dimensies van ogenschijnlijk EU-interne dossiers, bijvoorbeeld ten aanzien van de interne markt, moeten worden onderkend. Daarbij is het van belang dat de Europese Raad regelmatiger en gerichter sturing geeft aan de buitenlandpolitieke agenda van de EU. Tot slot brengt het kabinet steevast de effectiviteit van het externe beleid op. Het kabinet staat open voor gekwalificeerde meerderheidsbesluitvorming op deelonderwerpen van het buitenlands beleid (sancties en EU-verklaringen) en roept op tot Europese discussies over dat onderwerp.

66

Welke visie heeft Nederland bij het verder vormgeven van het Gemeenschappelijk Buitenland- en Veiligheidsbeleid?

Antwoord:

Het kabinet is – zoals ook toegelicht in het antwoord op vraag 65 – voorstander van een EU die proactief opereert op het wereldtoneel, duidelijk stelling neemt en snel handelt in reactie op crises. Dat dit nog niet op alle gevallen gebeurt lijkt vooral met de uitvoering en niet zozeer met de inrichting van het GBVB te maken te hebben.

Om snel op ontwikkelingen in de wereld te kunnen reageren moedigt het kabinet een proactieve rol van de Hoge Vertegenwoordiger (HV) aan. De HV moet binnen de bandbreedtes die de Raad stelt snelle en scherpe verklaringen kunnen uitbrengen zonder uitvoerige ruggenspraak met de lidstaten. Daarnaast spant het kabinet zich in het gebrek aan cohesie tussen lidstaten bij onderhandelingen over EU-posities in multilaterale organisaties en lokaal in derde landen te adresseren. Tot slot roept het kabinet ook op tot een discussie over de invoering van meerderheidsbesluitvorming op de deelgebieden sancties en mensenrechtenverklaringen ter versterking van het GBVB.

67

Kan uiteen worden gezet welke aspecten u in de beoogde brede geïntegreerde partnerschappen met landen van herkomst en transitlanden terug wil zien?

Antwoord:

Nederland beoogt brede geïntegreerde partnerschappen op bilateraal en Europees vlak met relevante landen van herkomst en transit, om migratiesamenwerking te verbeteren. Zoals ook aangegeven in de Kamerbrief uitvoering motie Becker van 10 juli 2020, ligt de focus van constructieve inzet op versterkte dialoog – zowel politiek als operationeel – en intensivering van betrekkingen, om de relevante doelen van de integrale migratieagenda te behalen. Aspecten die vanuit NL kunnen worden meegenomen in brede geïntegreerde partnerschappen zijn o.a. het voorkomen van irreguliere migratie, het versterken van opvang en bescherming van vluchtelingen en ontheemden in de regio, en de bevordering van terugkeersamenwerking. Hierbij is altijd sprake van maatwerk.

68

In hoeverre is er vanwege COVID-19 sprake van verdere destabilisering van de Caribische delen van het Koninkrijk in de Venezuela-crisis?

Antwoord:

Voor Venezuela geldt dat als gevolg van COVID-19 de al bestaande economische crisis verder is verdiept. Er zijn geen betrouwbare en concrete cijfers over de precieze impact op de Venezolaanse economie, evenmin over het aantal besmettingen en dodelijke slachtoffers door COVID-19. Op het gebied van illegale migratie vanuit Venezuela naar de Caribische delen van het Koninkrijk is volgens de Kustwacht Caribisch Gebied een licht dalende trend waarneembaar in vergelijking tot het afgelopen jaar. Een directe oorzaak-gevolg relatie met COVID-19 is lastig aan te tonen. In de regio is er tevens een trend waarneembaar van tijdelijke afname in migratie vanuit Venezuela vanwege de gevolgen de COVID-19 crisis.

69

Kunt u een overzicht geven van de sectorale sancties die ingesteld zijn tegen Syrië, zowel door de EU als de VS? Klopt het dat de VS hierin nog een stuk verder gaat, in het bijzonder door recent ingestelde sancties (onder andere de Caesar Act)?

Antwoord:

De Europese Unie (EU) heeft een omvangrijk sanctiepakket opgelegd tegen Syrië. Naast opgelegde tegoedenbevriezingen tegen een groot aantal personen en bedrijven zijn er ook sectorale maatregelen opgelegd. Het gaat daarbij onder meer om een verbod op import en export van bepaalde goederen van/naar Syrië (zoals wapens, goederen op IT/telecomgebied, chemicaliën en olie), net zoals het leveren van bepaalde diensten in Syrië. Ook gelden er beperkingen in de financiële sector, zoals verboden op het bieden van financiering aan Syrische bedrijven in bepaalde sectoren.

Om de effecten van EU-sancties op de bevolking en humanitaire hulpverlening te beperken, zijn er uitzonderingen en ontheffingsgronden om op humanitaire gronden bepaalde transacties en levering van goederen en diensten toch toe te kunnen staan.

De VS heeft eveneens sancties ingesteld tegen Syrië. Die sancties hebben voornamelijk betrekking op personen en entiteiten die het Assad-regime steunen en/of enablerzijn (en dus niet op gehele sectoren). Dat geldt bijvoorbeeld voor de sancties die momenteel uit de Caesar Act voortvloeien. Ook verbiedt de VS bijvoorbeeld sinds 2011 U.S. persons de volgende handelingen: nieuwe investeringen in Syrië, de export of verkoop van diensten aan Syrië, de import van olie(producten) van Syrische oorsprong, en betrokkenheid bij transacties die betrekking hebben op Syrische olie(producten). De Amerikaanse autoriteiten kunnen in uitzonderingsgevallen ontheffingen verlenen, bijvoorbeeld als transacties ten goede komen aan de Syrische bevolking.

70

Kunt u aangeven wat de economische effecten zijn van de westerse sancties tegen Syrië? Hoe wordt dit gemeten, gemonitord?

Antwoord:

De EU-sancties tegen het Assad-regime in Syrië zijn ingesteld in reactie op de gewelddadige onderdrukking van de Syrische burgerbevolking. Ze zijn daarom gericht tegen personen verantwoordelijk voor die onderdrukking en het voorkomen dat financiering, goederen of diensten uit de EU ten goede kunnen komen aan die gewelddadige onderdrukking. Dat deze sancties ook een impact kunnen hebben op de economie is daarmee niet uitgesloten, maar deze effecten kunnen niet los gezien worden van het gedrag van het regime zelf. Dat beleid en het conflict dat daaruit is ontstaan is immers de hoofdoorzaak van de economische malaise in Syrië en de sancties beogen verandering in dat gedrag en beleid te brengen.

71

Kunt u reageren op kritiek dat westerse sancties tegen Syrië in belangrijke mate ook de bevolking van het land raken?

(bron: https://www.thelancet.com/journals/langlo/article/PIIS2214–109X(20)30364–8/fulltext#back-bib1)

Antwoord:

Het tegengaan van de impact van sancties op humanitaire doeleinden, waaronder levering van medische goederen, is een belangrijke prioriteit van de EU, zeker ook in deze crisisperiode. Juist vanwege het belang van de voortzetting van humanitaire hulp kent het Syrië-sanctieregime uitzonderingen en ontheffingsgronden voor humanitaire doeleinden. Bovendien zijn de sancties gericht op individuen die verantwoordelijkheid dragen voor de gewelddadige onderdrukking van de Syrische bevolking en specifieke sectoren die daar een rol in spelen. Deze onderdrukking en bijvoorbeeld het beperken van humanitaire toegang door het Assad-regime zijn hoofdoorzaken van de humanitaire crisis in Syrië.

Ondanks de humanitaire uitzonderingen kunnen legitieme actoren die niet het doelwit zijn van sancties tegen moeilijkheden aanlopen bij het aangaan van economische relaties in Syrië. Bijvoorbeeld door een risicoafweging van financiële instellingen. Om deze onbedoelde gevolgen te voorkomen zet de EU in op continue dialoog met relevante actoren om de reikwijdte van de sancties en humanitaire uitzonderingen uit te leggen en op zoek te gaan naar oplossingen.

72

Hoe vaak en welke hebben de Nederlandse ambassade in Moskou en het consulaat in Sint-Petersburg rechtszaken tegen mensenrechtenverdedigers of journalisten bijgewoond? Heeft de ambassade/het consulaat voor, tijdens of na de zittingen nieuws uitgebracht over de rechtmatigheid van de (strafrechtelijke) vervolging?

Antwoord:

In 2019 en 2020 hebben ambassade Moskou en consulaat-generaal Sint-Petersburg zeer regelmatig rechtszaken bijgewoond, o.a. de rechtszaak tegen de Tsjetsjeense mensenrechtenverdediger Ojub Titijev, de rechtszaak tegen Jehova’s getuigen en meer recentelijk de zaak tegen de onafhankelijke verkiezingsmonitor NGO «GOLOS». Het waarnemen van rechtszaken vindt zoveel mogelijk plaats in gezelschap van EU-lidstaten en/of andere gelijkgezinde landen. Waar dit mogelijk is zet Nederland zich actief in voor gezamenlijke EU-verklaringen over het verloop van rechtszaken, die in voorkomende gevallen door de mensenrechtenambassadeur en de Minister worden gesteund met een oproep via twitter.

73

Hoe vaak heeft u met de Russische Minister van Buitenlandse Zaken Lavrov besproken dat Nederland wetgeving in strijd met internationale mensenrechten veroordeelt? Heeft u er bij Minister Lavrov op aangedrongen dat Rusland de wetgeving gericht tegen niet-gouvernementele organisatie (NGO) ofwel aanpast aan Ruslands verplichtingen volgens internationaal recht, ofwel deze wetgeving intrekt?

Antwoord:

Na mijn bezoek aan Moskou op 13 april 2018, waarin ik expliciet mijn zorgen heb uitgesproken over de mensenrechtensituatie in Rusland (in het bijzonder over de situatie in Tsjetsjenië en deze NGO-wet), is hieraan op diplomatieke niveau opvolging gegeven. De krimpende ruimte voor NGO’s in Rusland is daarbij diverse malen aan de orde gesteld, niet alleen bilateraal verband, maar ook samen met EU-partners.

74

Hoe vaak heeft u of is er namens u door bijvoorbeeld de Nederlandse ambassadeur bilaterale contacten met Minister Lavrov of andere hoge Russische autoriteiten aangedrongen op vrijlating van individuele mensenrechtenverdedigers? Welke zaken zijn besproken, en wat waren de resultaten?

Antwoord:

Het kabinet brengt de mensenrechtensituatie, waar mogelijk, op alle niveaus bij de Russische autoriteiten op, niet alleen bilateraal, maar ook samen met EU-partners, bijvoorbeeld in de OVSE en de Raad van Europa. Wanneer dat effectief is en in het belang van de betrokken mensenrechtenverdedigers komen daarbij soms ook individuele zaken aan de orde, zoals de zaak van de Goelagonderzoeker Joeri Dmitrijev en de mensenrechtenverdediger Ojub Titijev. Gezien de mensenrechtensituatie in Rusland is het echter niet altijd wenselijk zaken van mensenrechtenverdedigers in de publiciteit te brengen: individuele zaken vragen soms om stille diplomatie en druk achter de schermen. Over de resultaten kan het kabinet geen algemene uitspraken doen.

75

Hoeveel ontmoetingen heeft de Nederlandse ambassade in Moskou gehad met mensenrechtenverdedigers tijdens bezoeken aan de regio? Hoe vaak is publicitaire aandacht besteed aan deze ontmoetingen als zichtbare blijk van erkenning voor het werk van mensenrechtenverdedigers in Rusland?

Antwoord:

De Nederlandse ambassade in Moskou en het consulaat-generaal in Sint-Petersburg hebben in 2020 heel regelmatig contactmomenten gehad met mensenrechtenverdedigers, waarvan enkele met mensenrechtenverdedigers in de regio. Via sociale media wordt soms aandacht besteed aan ontmoetingen of conferenties op het terrein van mensenrechten. Hierbij wil het kabinet benadrukken dat contact soms achter de schermen plaatsvindt om mensenrechtenverdedigers niet ongevraagd in de publiciteit te brengen.

76

Hoeveel interviews met Russische media heeft de ambassadeur gehad, en hoe vaak heeft hij/zij daarin zorgen uitgesproken over de repressieve wetgeving en over strafrechtelijke vervolging van mensenrechtenverdedigers in Rusland?

Antwoord:

De ambassadeur heeft twee keer gesproken met de Russische media. Tijdens zijn bezoek aan het Sakharov-centrum in Moskou heeft hij zorgen over de positie van mensenrechtenverdedigers uitgesproken.

77

Hoe vaak hebben de Nederlandse ambassade en/of de consulaten-generaal rechtszaken tegen mensenrechtenverdedigers of journalisten in China bijgewoond en welke?

Antwoord op vraag 77, 78 en 79:

Hoewel de Chinese autoriteiten vrijwel nooit toestaan dat buitenlandse waarnemers rechtszaken in China tegen mensenrechtenverdedigers bijwonen, onderneemt de Nederlandse ambassade daar met gelijkgezinde landen regelmatig pogingen toe. De laatste jaren worden rechtszittingen echter steeds vaker zonder vooraankondiging en achter gesloten deuren gehouden, waardoor het bijna onmogelijk is om deze bij te wonen. Ook worden in toenemende mate fysieke barrieres opgeworpen om te verhinderen dat Nederlandse en andere diplomaten het rechtsgebouw kunnen bereiken. De ambassade in Peking stelt dit consequent aan de orde bij het Chinese Ministerie van Buitenlandse Zaken en roept op om ruim van tevoren geïnformeerd te worden over rechtszittingen en toegang te verkrijgen tot de rechtszaal.

Nederland reageert bij voorkeur in EU-verband op individuele rechtszaken, o.a. door middel van EU-verklaringen.

In Hongkong zullen Nederland, andere EU-lidstaten en de EU-vertegenwoordiging rechtszittingen bijwonen van pro-democratische activisten, conform de EU-raadsconclusies met betrekking tot Hong Kong van 24 juli 2020.

78

Heeft de ambassade en/of de consulaten-generaal acties van de Chinese autoriteiten om bijwoning van de rechtszitting te verhinderen (zoals geheimhouding proces, weigering toelating tot de rechtszaal, et cetera) publiekelijk veroordeeld?

Antwoord:

Zie het antwoord op vraag 77.

79

Heeft de ambassade en/of de consulaten-generaal voor, tijdens of na de zittingen nieuws uitgebracht over de rechtmatigheid van de (strafrechtelijke) vervolging?

Antwoord:

Zie het antwoord op vraag 77.

80

Wat is de bestuurlijke positie van de China Taskforce? Uit hoeveel fulltime-equivalent (fte) bestaat deze taskforce? Welke ministeries leveren ambtenaren aan deze taskforce? Welke dossiers worden door de China taskforce behandeld en met elkaar verbonden? Waar ligt de politieke eindverantwoordelijkheid voor de taskforce?

Antwoord:

De China Taskforce komt voort uit de Rijksbrede beleidsnotitie «Nederland-China: een nieuwe balans», die door Minister Blok mede namens de andere leden van het kabinet in mei 2019 aan uw Kamer is aangeboden. De China Taskforce, onder voorzitterschap van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, is een gremium voor afstemming van beleid en informatieuitwisseling, waarbij de afzonderlijke ministeries uiteraard hun eigen beleidsverantwoordelijkheid behouden. Alle ministeries zijn in de Taskforce vertegenwoordigd, zowel op medewerkersniveau als op directeursniveau. Ook ambassade Peking neemt deel. Om de Chinanotitie uit te kunnen voeren, is voor de periode 2019 – 2023 EUR 24 miljoen toegekend vanuit HGIS-middelen. Deze intensivering betreft vooral FTE’s (op dit moment zo’n 25 FTE’s verspreid over verschillende ministeries). Het spreekt voor zich dat, gezien het belang van China, naast deze FTE’s die volledig voor het Chinabeleid worden ingezet. ook andere ambtenaren zich met China bezighouden.

81

Hoe vaak heeft Nederland gepleit voor wederkerigheid met China op het vlak van het maatschappelijk middenveld, en daarbij aangedrongen op een aanpassing van de «Foreign NGO Law»? Hoe vaak werd dit gedaan tijdens handelsbesprekingen met China?

Antwoord:

Nederland heeft de Chinese «Foreign NGO Law» voor het laatst op 20 juni 2018 bilateraal aan de orde gesteld. Dit was tijdens de mensenrechtendialoog tussen Nederland en China die sindsdien niet meer heeft plaatsgevonden. Het streven is om nog dit jaar tot een virtuele bilaterale mensenrechtendialoog met China te komen, waarbij de zorgen van het kabinet met betrekking tot deze wet wederom zullen worden overgebracht.

82

Heeft Nederland de wederkerigheid met China op het vlak van het maatschappelijk middenveld aangestipt bij de EU als een belangrijk onderwerp bij de onderhandelingen over de «EU-China Comprehensive Agreement on Investment»?

Antwoord:

Het kabinet pleit in EU-verband consequent voor aandacht voor de mensenrechtensituatie in China. Het EU-China investeringsverdrag zal een hoofdstuk over handel en duurzame ontwikkeling bevatten. De Europese Commissie zet in op een hoofdstuk dat een ambitieniveau heeft dat aansluit bij andere EU-handelsakkoorden, met daarin afspraken over de bescherming van arbeidsrechten, de multilaterale milieuverdragen en de OESO-richtlijnen voor maatschappelijk verantwoord ondernemen. In dergelijke hoofdstukken heeft het maatschappelijk middenveld een rol in het toezicht op de naleving van de gemaakte afspraken. Nederland steunt de Europese Commissie hierin en hecht belang aan effectieve implementatie van dergelijke afspraken.

83

Hoe vaak heeft u of de Nederlandse ambassadeur in het bilaterale contacten met Chinese autoriteiten aangedrongen op vrijlating van individuele mensenrechtenverdedigers? Welke zaken zijn besproken, en wat waren de resultaten?

Antwoord:

Nederland stelt individuele gevallen regelmatig aan de orde tijdens contacten met de Chinese ambassade in Den Haag en het Ministerie van Buitenlandse Zaken in Peking. Nederland stuurt ook geregeld notes verbales waarin aandacht wordt gevraagd voor individuele zaken. Tijdens de 11e bilaterale mensenrechtendialoog in juni 2018 heeft de mensenrechtenambassadeur de volgende gevallen opgebracht: Tashi Wangchuk, Huang Qi, Gui Minhai, Liu Xia, Li Yuhan, Yu Wensheng en Wang Quanzhang. Een lijst met de volgende gevallen werd aan de Chinese delegatie overhandigd: Wu Gan, Jiang Tianyong, Xia Lin, Jiang Yefei, Dong Guangping, Liu Feiyue, Ilham Tothi, Hu Shigen, Zhou Shifeng, Guo Feixiong, Zhang Haitao, Gao Zhisheng, Lü Gengsong, Tang Jingling, Zhang Shaojie, Sun Qian en Hailaite Niyazi. Het streven is om nog dit jaar tot een virtuele bilaterale mensenrechtendialoog met China te komen, waarbij wederom aandacht zal worden gevraagd voor individuele gevallen. Hoewel het causaal verband tussen de aandacht van Nederland (en andere landen) voor individuele gevallen en hun situatie moeilijk is aan te tonen, geven betrokkenen aan dat deze aandacht wel degelijk positieve invloed kan hebben.

84

Hoeveel ontmoetingen heeft de Nederlandse ambassade in Beijing gehad met mensenrechtenverdedigers? Hoe vaak is publicitaire aandacht besteed aan deze ontmoetingen als zichtbare blijk van erkenning voor het werk van mensenrechtenverdedigers in China?

Antwoord:

De ambassade in Peking, in samenwerking met de consulaten-generaal, houdt intensief en doorlopend contact met mensenrechtenverdedigers en -advocaten in China, o.a. door het voeren van gesprekken, het faciliteren van evenementen, het toezeggen van (internationale) aandacht, (pogingen tot) het bijwonen van rechtszaken, en waar mogelijk steun vanuit het mensenrechtenfonds.

De ambassade in Peking brengt georganiseerde evenementen en ontmoetingen actief onder de aandacht tenzij deze aandacht negatieve gevolgen heeft voor de veiligheid van mensenrechtenverdedigers en -advocaten.

85

Hoeveel interviews met Chinese media heeft de ambassadeur gehad, en hoe vaak heeft hij daarin zorgen uitgesproken over de repressieve wetgeving en over strafrechtelijke vervolging van mensenrechtenverdedigers in China?

Antwoord:

De Nederlandse ambassadeur in China heeft het afgelopen jaar meerdere keren gesproken met de Chinese pers. De gelimiteerde persvrijheid in China heeft als gevolg dat zorgen over de repressieve wetgeving en/of strafrechtelijke vervolging van mensenrechtenverdedigers in China niet worden opgenomen in de gepubliceerde versies van de interviews.

86

Wat kost de Nederlandse deelname aan de volgende samenwerkingsverbanden: de Equal Rights Coalition, de Freedom Online Coalition, de Media Freedom Coalition en de International Religious Freedom Alliance?

Antwoord:

Er worden geen aparte, financiële bijdragen betaald voor Nederlandse deelname aan de genoemde internationale samenwerkingsverbanden. De kosten die gemoeid zijn met het Nederlands lidmaatschap aan deze internationale coalities vloeien voort uit de actieve deelname van Nederland aan deze netwerken, zoals kosten voor personele inzet en incidentele reiskosten ten behoeve van Nederlandse deelname aan internationale bijeenkomsten.

Nederland levert wel een financiële bijdrage aan het secretariaat van de Freedom Online Coalition van 2019 tot en met 2021 voor een bedrag van 318.300 GBP. Deelname aan de coalitie zelf is kosteloos. Door de financiële ondersteuning van het FOC-secretariaat, zet NL in op de versterking van deze unieke coalitie van westerse en niet-westerse overheden, ondersteuning van het maatschappelijk middenveld en online vrijheid, aanpak van de digitale kloven aan en promotie van mensenrechten en democratie wereldwijd.

87

Op welke wijze implementeren ambassades de EU-richtsnoeren omtrent mensenrechtenverdedigers en democratisering?

Antwoord:

In lijn met het EU-richtsnoer «mensenrechtenverdedigers» zetten Nederlandse ambassades zich in voor mensenrechtenverdedigers, bijvoorbeeld door een safe space te verschaffen voor ontmoetingen met en bijeenkomsten van mensenrechtenverdedigers, door te investeren in kennis over veilige communicatie en aandacht te vragen voor concrete gevallen, onder meer via (EU-) verklaringen. Ook wonen ambassades met regelmaat rechtszaken bij tegen mensenrechtenverdedigers. Voor het belang van veilige communicatie met mensenrechtenverdedigers vraagt Nederland speciale aandacht, door het actief promoten van het Digital Safety Manual, een handleiding voor diplomaten en ambassadepersoneel om veilig te werken met het maatschappelijk middenveld. Voor de bredere inzet op democratie.

88

Hoe wordt er in de uitvoer van het Nederlandse mensenrechtenbeleid in 2021 aandacht gegeven aan het thema mensenrechten en bedrijfsleven?

Antwoord:

Mensenrechten en bedrijfsleven maken deel uit van het Nederlandse mensenrechtenbeleid en zijn een beleidsprioriteit voor Buitenlandse handel en Ontwikkelingssamenwerking. Op alle niveaus zet Nederland zet zich hiervoor in. Op VN niveau is dat middels de UN Working Group on Business and Human Rights. Op Europees niveau zet Nederland zich in de relevante werkgroepen in om te komen tot een gezamenlijke EU-positie op het VN Verdrag Bedrijfsleven en Mensenrechten.

Nationaal is het respecteren van mensenrechten door bedrijven onderdeel van de geïntegreerde aanpak op ketenverduurzaming, gericht op zowel het stimuleren van internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen in Nederland en Europa, als het werken met overheden en producenten in productielanden.

Het kabinet zet op het gebied van IMVO in op een doordachte mix van maatregelen met een verplichting tot het toepassen van gepaste zorgvuldigheid (bij voorkeur op Europees niveau) als belangrijkste element, zoals aangekondigd in de beleidsnota Van voorlichten tot verplichten: een nieuwe impuls voor IMVO.

Tot slot is de herziening van het Nationale Actieplan voor Mensenrechten en het Bedrijfsleven (NAP) dit jaar gestart met een National Baseline Assessment(NBA). Deze beoordeling toetst in hoeverre het huidige NAP in lijn is met de United Nations Guiding Principles on Business and Human Rights.

89

Wat is de inzet op het thema mensenrechten en bedrijfsleven tijdens het lidmaatschap van de Mensenrechtenraad?

Antwoord:

Nederland is een actieve speler in bestaande multilaterale fora gericht op mensenrechten en bedrijfsleven, zoals de UN Working Group on Business and Human Rights. Nederland streeft naar brede naleving van de UN Guiding Principles on Business and Human Rights (UNGPs)en de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen door zowel staten als bedrijven. In de resoluties van de VN-Mensenrechtenraad zet Nederland in op verwijzingen naar «verplichting van staten om mensenrechten te beschermen» (duty to protect), «verantwoordelijkheid van bedrijven om mensenrechten te respecteren» (responsibility to respect) en de UNGPs.

90

Op welke manier zal Nederland het bedrijfsleven in Rusland blijven ondersteunen?

Antwoord:

De wederzijdse economische belangen tussen Nederland en Rusland zijn groot en het ligt in de lijn der verwachting dat de handel tussen Nederland en Rusland de komende jaren aanzienlijk blijft. Momenteel zijn er meer dan 400 Nederlandse bedrijven actief in Rusland. Gelet op de invloed en het aandeel van de Russische overheid, het ondernemingsklimaat en protectionistische tendensen blijft economische diplomatie en de ondersteuning van het Nederlandse bedrijfsleven in Rusland door de Nederlandse overheid van groot belang.

Conform de brief naar aanleiding van de motie Stoffer (SGP) en Verhoeven (D66) over een Ruslandstrategie zal het kabinet, binnen de kaders van de EU-sancties, waar nodig, Nederlandse bedrijven helpen hun zakelijke belangen in Rusland te behartigen. Hierin zal het kabinet gelijk optrekken met onze Europese partners. Hieronder vallen onder andere handelsreizen van en naar Rusland, matchmaking en marktonderzoek in kansrijke sectoren. Daarbij wordt vooral gekeken naar de sectoren maritiem, gezondheidszorg, landbouw, innovatie en circulaire economie.

Voor maximale efficiëntie en slagkracht zullen deze initiatieven gepaard blijven gaan met proactieve informatievoorziening richting het bedrijfsleven in Rusland en in Nederland over het economisch instrumentarium dat beschikbaar is en over geldende sanctiemaatregelen.

91

Kunt u uitbreiden over op welke manieren Nederland in 2021 uitvoering zal geven aan de Chinanotitie?

Antwoord:

Alle thema’s die in de Chinanotitie worden genoemd, blijven onverminderd relevant, maar mede vanwege geopolitieke ontwikkelingen zullen (economische) veiligheid en de EU-inzet op China en EU-cohesie nadrukkelijke aandacht krijgen.

92

Op welke wijze adresseert Nederland de toegenomen onveiligheid voor journalisten wereldwijd?

Antwoord:

De veiligheid van journalisten is een speerpunt binnen de prioriteit vrijheid van meningsuiting en internetvrijheid. Nederland werkt aan de veiligheid van journalisten door inzet op preventie, bescherming en vervolging. Nederland werkt aan preventie door bij te dragen aan een cultuur waarin vrijheid van meningsuiting vanzelfsprekend is. Dit doet Nederland in nauwe samenwerking met het maatschappelijk middenveld. Bescherming draait om het geven van (digitale) veiligheidstrainingen, het creëren van goede wetgeving en het bieden van (tijdelijke) veilige plekken voor journalisten die bedreigd worden. Ten slotte zet Nederland in op de vervolging van daders die journalisten (fysiek) bedreigen. Nederland draagt deze inzet op verschillende manieren uit: via bilaterale contracten en ambassades, multilaterale gremia (VN, EU, RvE, OVSE etc.) en door middel van de inzet van het Mensenrechtenfonds.

93

Wat betekent een mogelijke herverkiezing van Trump voor onze Trans-Atlantische band en hoe anticipeert Nederland hierop?

Antwoord:

De trans-Atlantische samenwerking is cruciaal voor de vrede, veiligheid en welvaart aan beide zijden van de oceaan. De VS is en blijft dan ook een onmisbare partner voor Nederland en de EU en Nederland blijft in de trans-Atlantische band investeren, ongeacht de uitkomst van de Amerikaanse presidentsverkiezingen.

94

Welke concrete acties heeft u tot op heden genomen om te voorkomen dat er binnen de VN-mensenrechtenraad disproportionele aandacht is voor Israël? Welk effect heeft de Nederlandse inzet op dit punt gehad?

Antwoord:

Het Koninkrijk zet zich in om disproportionele aandacht voor Israël in de VN tegen te gaan, conform de motie Van der Staaij. Zoals bekend richt de inzet in de Mensenrechtenraad zich op het afbouwen van het landen-specifieke agendapunt 7, het terugdringen van het aantal resoluties en het stroomlijnen van de betreffende teksten. In 2019 werd met name op Nederlands initiatief bereikt dat een resolutie werd overgeheveld van het landen-specifieke agendapunt 7 naar het neutrale agendapunt 2. Nederland heeft in 2020, met de EU partners, tegen een van de resoluties gestemd onder dat agendapunt 7, waarop het zich bij de vorige gelegenheid onthouden had. In 2020 heeft de EU, mede op Nederlands initiatief, met de Palestijnse Autoriteit (PA) onderhandeld over het samenvoegen van twee resoluties, maar de dreiging van annexatie verkleinde de politieke ruimte om tot een akkoord te komen. In een gezamenlijke stemverklaring heeft de EU er bij de PA op aangedrongen volgend jaar opnieuw te werken aan samenvoeging van resoluties. Het is duidelijk dat dit een lange adem vereist. De onderhandelingen hebben een pendant in AVVN. Ook daar hanteert Nederland via de EU een vergelijkbare inzet.

Dit laat onverlet dat het Koninkrijk van mening is dat er in VN-verband ruimte moet zijn om gerechtvaardigde kritiek op het optreden van lidstaten te uiten. Het Koninkrijk beoordeelt iedere resolutie op zijn eigen merites, en toetst bij de beoordeling van die resoluties de teksten aan het regeerakkoord, het internationaal recht, en het EU-beleid t.a.v. het Midden-Oosten Vredesproces, waaronder relevante EU-Raadsconclusies.

95

Op welke wijze gaat Nederland in de VN-Mensenrechtenraad aan de slag om landspecifieke mechanismen te installeren?

Antwoord:

De strijd tegen straffeloosheid voor de meest ernstige mensenrechten is een van de prioriteiten van het Nederlandse mensenrechtenbeleid. De landenspecifieke onderzoeksmechanismen en bewijsgaringmechanismen van de VN-Mensenrechtenraad zijn belangrijke instrumenten om straffeloosheid tegen te gaan en daders ter verantwoording te roepen. Daarom is Nederland, veelal in EU verband, actief in de onderhandelingen in de Mensenrechtenraad om bestaande mandaten te verstevigen of te verlengen, en indien politiek opportuun nieuwe mandaten aan te nemen. Bovendien zet Nederland zich er actief voor in dat de mandaten zoals aangenomen in de Mensenrechtenraad effectief kunnen worden ingevuld en geïmplementeerd. Daartoe heeft Nederland in 2019 een financiële bijdrage gegeven aan de OHCHR, waar de OHCHR tot eind 2020 uit kan putten. Nederland is voornemens om deze bijdrage in 2021 voort te zetten, zodat de OHCHR verder kan werken aan de consistente implementatie van de verschillende soorten mandaten, de kwaliteit kan blijven waarborgen en de benodigde capaciteit kan uitbreiden.

96

Welke doelstellingen heeft Nederland in de VN-Mensenrechtenraad bij de verbetering van de raad en haar mechanismen?

Antwoord:

De Nederlandse doelstellingen voor de versterking van de VN-Mensenrechtenraad en de inzet gedurende het Mensenrechtenraadlidmaatschap staat geformuleerd in de Kamerbrief over de inzet van het Koninkrijk der Nederlanden in de VN-Mensenrechtenraad (2020Z00578/2020D01245) dd. 14 februari 2020.

97

Wat wordt bedoeld met «een slagvaardige Europese Unie als strategische speler, ook op veiligheidsgebied»? Hoe ziet Nederland deze Unie, en welke initiatieven ontplooit Nederland om hier concreet vorm aan te geven?

Antwoord:

De EU moet een speler zijn, geen speelveld. Daarbij moet het bereid zijn om het totaal aan beschikbare instrumenten, van dialoog tot sancties tot economische druk, in te zetten. Dat betekent onder andere dat de Hoge Vertegenwoordiger van de Unie snel verklaringen moet kunnen afgeven. Dat betekent ook dat de geopolitieke dimensies van ogenschijnlijk EU-interne dossiers, bijvoorbeeld ten aanzien van de interne markt, moeten worden onderkend. Daarbij is het van belang dat de Europese Raad regelmatiger en gerichter sturing geeft aan de buitenlandpolitieke agenda van de EU.

Wat betreft het GVDB, heeft het kabinet haar visie toegelicht in de kabinetsreactie op het AIV-advies inzake Europese Veiligheid.

In de kabinetsreactie op de IOB-evaluatie wordt op een aantal punten dieper ingegaan. De kabinetsreactie zal de Kamer zo snel mogelijk toekomen.

98

Is er aanwijsbaar resultaat van investeringen in Early Warning & Early Action?

Antwoord:

Het tijdig signaleren van conflictrisico’s en een bijdrage leveren aan het voorkomen van conflicten is van essentieel belang, ook voor de Nederlandse veiligheid. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken doet dat in nauwe samenwerking met de Ministeries van Defensie en Justitie & Veiligheid en de inlichtingendiensten. Naast deze overheidspartijen zijn nationale en internationale denktanks en kennisinstellingen voortdurend betrokken. Door de kennisuitwisseling in dit samenwerkingsverband versterken we de kennis van de rijksoverheid, zodat we beter in staat worden conflicten te voorspellen en te voorkomen. Ook internationaal plukken we de vruchten van onze inzet. We trekken op met Duitsland en andere EU-partners, en organisaties als de Verenigde Naties en de Wereldbank in zowel early warning als early action. De informatie die daarmee ontsloten wordt draagt bij aan de kennisopbouw voor internationale conflictpreventie. Tot slot draagt Nederland met projecten gefinancierd uit het Stabiliteitsfonds bij aan het vergroten van de kunde – in het ministerie, in Den Haag en internationaal – om in bepaalde landen risicosignalen tijdig te identificeren, gewelddadige conflicten te voorkomen en menselijk leed te beperken.

99

Wat is de precieze inzet van Nederland bij het politieke reflectieproces omtrent de toekomst van de NAVO?

Antwoord:

Het reflectieproces heeft tot doel de politieke dimensie van de NAVO te versterken. De Nederlandse inzet is erop gericht eraan bij te dragen dat de NAVO ook in de toekomst het primaire forum zal zijn waarin bondgenoten hun veiligheidszorgen met elkaar bespreken. Daarnaast is het voor Nederland van belang dat de NAVO ook in de toekomst het hoofd zal kunnen bieden aan de nieuwe dreigingen die onder meer voortvloeien uit het gebruik van nieuwe technologieën.

De zogenoemde NAVO Reflectiegroep (waaraan de Nederlandse CEO van PostNL, mw Verhagen, deelneemt) zal naar verwachting eind november met zijn rapport komen. Dit rapport zal op de agenda staan van de bijeenkomst van NAVO-Ministers van Buitenlandse Zaken op 1 en 2 december 2020.

100

Ziet u het «islamitisch geïnspireerd terrorisme» als een van de eerder genoemde grondoorzaken voor onveiligheid? Zo ja, hoe gaat u voorkomen dat de islam toekomstige terroristen inspireert?

Antwoord:

De Geïntegreerde Buitenland- en Veiligheidsstrategie noemt de diverse grondoorzaken voor onveiligheid, waaronder de effecten van schaarste, bevolkingsgroei en ongelijkheid. Terrorisme is geen oorzaak, maar een middel om een doel te bereiken. Radicalisering, dat uiteindelijk kan leiden tot terroristisch geweld, is een complex proces waarbij vele factoren meespelen. Ideologie is daar een van. De Nederlandse inzet in het buitenland voor het voorkomen en tegengaan van terrorisme richt zich op het bestrijden van deze «push»-factoren, bijvoorbeeld door het versterken van de weerbaarheid van kwetsbare groepen tegen het radicale gedachtegoed. Daarnaast richten de diverse ketenpartners binnen Nederland zich meer op preventie bij individuen voor het wegnemen van de dreiging in nationale context, waarbij maatwerk zich specifiek richt op de persoon en zijn of haar directe omgeving.

101

Beschouwt Nederland de Verenigde Staten nog als verdragspartner bij het Joint Comprehensive Plan of Action (JCPOA)?

Antwoord:

Nederland ziet de Verenigde Staten niet langer als deelnemer aan het JCPOA. Deze positie is het gevolg van het Amerikaanse uittreden uit het akkoord in mei 2018.

102

Kunt u een schatting geven van het aantal burgerslachtoffers dat sinds 11 september 2001 is gevallen door «islamitisch geïnspireerd terrorisme»?

Antwoord:

Er zijn geen eenduidige cijfers uit VN-bronnen beschikbaar over het aantal burgerslachtoffers dat sinds 11 september 2001 door «islamitisch geïnspireerd terrorisme» is gevallen. De Global Terrorism Database (GTD)1 van het National Consortium for the Study of Terrorism and Responses to Terrorism van de Universiteit van Maryland in de VS stelt in het laatst uitgebrachte rapport in juli 2020 dat ongeveer 14,840 burgers in 2019 slachtoffer zijn geworden van een terroristische aanslag. Ten opzichte van 2014 is dit een daling van 50%.2 Van het totaal aantal slachtoffers is ongeveer 12,584 slachtoffer van islamitische terroristische organisaties. Daarvan zijn de Taliban, Ansar Allah, ISIS en Boko Haram verantwoordelijk voor de meeste slachtoffers. Het overgrote deel van de slachtoffers bevindt zich in het Midden-Oosten, Afrika en Azië.

103

Gaat u naast uw inspanningen ten aanzien van Iran op nucleair gebied (de Nederlandse steun voor het JCPOA), in 2021 ook iets doen aan het feit dat Iran de grootste sponsor is van terrorisme wereldwijd? Zo ja, wat?

Antwoord:

De zorgen van het kabinet over de rol die Iran in de regio speelt zijn u bekend. Dit betreft onder andere steun aan terroristische groeperingen zoals Hezbollah, maar ook de Iraanse rol in o.a. Syrië. Nederland steunt daarom de sancties die van kracht zijn tegen Iran zelf, zoals het EU-wapenembargo dat vooralsnog loopt tot 2023, en sancties tegen terroristische organisaties gesteund door Iran. Zo heeft het kabinet Hezbollah als geheel aangemerkt als terroristische organisatie en is Nederland er voorstander van dit ook in EU-verband te doen.

104

Kunt u aangeven welke EU-lidstaten Hezbollah niet in zijn geheel (militaire en politieke tak) aanmerken als terroristische organisatie? Zijn er binnen de EU initiatieven om dit wél voor elkaar te krijgen?

Antwoord:

Het kabinet heeft Hezbollah als geheel aangemerkt als terroristische organisatie en Nederland is er voorstander van om dit ook in EU-verband te doen. In 2013 is enkel de militaire tak van Hezbollah opgenomen op de EU-terrorismelijst. Destijds was alleen Nederland van mening dat er geen onderscheid gemaakt zou moeten worden tussen de militaire en politieke tak van Hezbollah. Inmiddels maken binnen de EU ook Duitsland en Litouwen niet langer dit onderscheid. Echter, er is nog steeds onvoldoende draagvlak binnen de EU om ook de politieke tak van Hezbollah toe te voegen aan de EU-terrorismelijst.

105

Kunt u toelichten welke internationale dreiging uitgaat van rechts-extremisme? Op welke groepen doelt u en vormen deze groepen ook een bedreiging voor Nederland?

Antwoord:

Een rechts-terroristische aanslag door een online geïnspireerde eenling in Nederland blijft voorstelbaar. Gekende groepen hebben doorgaans geringe invloed, zijn verdeeld en zoeken voornamelijk aansluiting bij actuele maatschappelijke thema’s. De kleine rechts-extremistische groeperingen zijn vooral actief met intimiderende en radicale acties waarmee ze voor onrust zorgen binnen moslimgemeenschappen. Online-ontwikkelingen staan hier echter los van. Aldaar is er een geheel nieuwe generatie opgestaan, die niet snel lid zal worden van een in hun ogen ouderwetse groep, maar op online-kanalen in aanraking komen met rechts-extremistisch gedachtegoed. Dat kan bijdragen aan het ontstaan van een sociaal ecosysteem, waar de drempel om gewelddadige acties te bespreken laag is.

106

Op welke manieren worden Nederlandse bedrijven, kennisinstellingen en decentrale overheden voorgelicht over de risico’s van samenwerking met Chinese partijen? En heeft u concrete richtlijnen opgesteld over hoe om te gaan met Chinese partijen?

Antwoord:

Het China Kennisnetwerk stelt Rijksambtenaren in staat om, door thematische sessies gericht op hun vakgebied en interdepartementaal gedragen beleidsrelevant onderzoek, hun kennisniveau op China te verdiepen en deze kennis vervolgens in te zetten bij het voorlichten van Nederlandse bedrijven, kennisinstellingen en decentrale overheden over de kansen en risico’s van samenwerking met Chinese partijen. Er is een richtlijn beschikbaar hoe om te gaan met verzoeken van Chinese partijen op het gebied van onderzoek, deze checklist voor academische samenwerking met China is opgesteld door het The Hague Center for Strategic Studies (HCSS). Daarnaast is de inzet vooral gericht op voorlichting van maatschappelijke partners via bewustwordings- en voorlichtingsbijeenkomsten.

Zo maakt de rijksoverheid onder aanvoering van OC&W dit najaar een ronde langs de kennisinstellingen om kennisveiligheid te bespreken.

De VNG organiseert in 2020 en 2021 in opdracht van BZ een aantal bijeenkomsten voor lokale overheden, regionaal gespreid, waarmee het hele land zo goed mogelijk bestreken wordt. Op landelijk niveau worden er ook bewustwordingssessies georganiseerd voor de decentrale overheden.

RVO richt op dit moment een Informatie- en Contactpunt in waar decentrale overheden terecht kunnen als zij te maken krijgen met vragen, verzoeken en/of bezoeken van Chinese overheidsinstanties. Ook nu beantwoordt RVO al vragen van decentrale overheden en het bedrijfsleven.

Er wordt in toenemende mate tussen alle overheidspartijen en diensten over de verschillende vormen van voorlichting waarin zij voorzien, afgestemd. De inzet is toe te werken naar één, duurzaam China-loket binnen de rijksoverheid waar maatschappelijke partners met hun vragen terecht kunnen. De mogelijkheden daarvoor worden nu onderzocht.

107

Kunt u uiteenzetten wat de taken zijn van de China Taskforce en het China kennisnetwerk?

Antwoord:

Via de China Taskforce wordt interdepartementaal handen en voeten gegeven aan de Chinanotitie en vindt kennisuitwisseling en afstemming plaats over het Rijksbrede Chinabeleid. Zie ook het antwoord op vraag 80.

Het China Kennisnetwerk heeft tot taak kennis binnen de Rijkoverheid over China te vergroten en met de hulp van China-experts Rijksambtenaren in staat te stellen China’s motieven, beleid en visie beter te begrijpen. Het China Kennisnetwerk zet in op de verbinding tussen deze experts en de Rijksambtenaren via het organiseren van verschillende vormen van bewustwordings- en voorlichtingsactiviteiten en het uitzetten van interdepartementaal gedragen onderzoek.

Het inventariseren van de onderwerpen voor voorlichtingsactiviteiten en voor onderzoek vindt plaats in nauwe samenspraak tussen het Kennisnetwerk en (een selectie van) de leden uit de Taskforce.

Daarnaast wordt via de leden van de Taskforce en het Kennisnetwerk informatie uitgewisseld en overlegd met verschillende stakeholders die een rol spelen in de relatie met China.

108

Welke doelstellingen stelt Nederland voor het vicevoorzitterschap van de toetsingsconferentie van het Non-Proliferatieverdrag (NPV) in 2021?

Antwoord:

Het welslagen van de aankomende NPV toetsingsconferentie is voor Nederland een topprioriteit. Naast de Nederlandse nationale inhoudelijke prioriteiten, zet Nederland zich als vicevoorzitter actief in voor het vergroten van de effectiviteit van het NPV-proces om zo de kans op een succesvolle uitkomst te vergroten. Het is echter een zware opgave vanwege de toenemende geopolitieke spanningen. De Nederlandse inzet is erop gericht dat de kracht van het NPV instrument onaangetast blijft, de legitimiteit sterk overeind blijft staan, transparantie gewaarborgd wordt en de verdeeldheid niet toeneemt. Het effectief laten verlopen van de NPV processen is daarbij van groot belang.

Tijdens de PrepCom heeft Nederland al nieuwe werkmethoden voor het NPV geïntroduceerd, inclusief een programma van regionale consultaties, die de transparantie, inclusiviteit en efficiëntie van NPV-bijeenkomsten hebben verhoogd. Als vicevoorzitter zet Nederland deze inzet voort. Als voorzitter van het Comité III over vreedzaam gebruik van nucleaire technologie maakt Nederland zich daarnaast sterk om de balans te bewaken tussen de drie pijlers van het NPV, welke onderling onafhankelijk en wederzijds versterkend zijn.

109

Op welke manier wordt de onderkenning van de ruimte als veiligheidsdomein door Nederland meegenomen in de gesprekken over ontwapening?

Antwoord:

De ruimte is een essentieel onderdeel van onze hoogwaardige kenniseconomie én van onze nationale veiligheid. Vanuit dit besef spreekt Nederland internationaal zorgen uit over het toenemend aantal dreigingen in de ruimte en zet hierbij in op een multilaterale aanpak, aangezien de ruimte bij uitstek een internationaal domein is waarin geen enkel land op individuele basis ruimteactiviteiten kan ontplooien zonder daarbij invloed te hebben op de activiteiten van anderen. Zo steunt Nederland actief het werk aan een nieuwe VN-resolutie om te komen tot nieuwe normen voor verantwoord gedrag via transparantie- en vertrouwenwekkende maatregelen en bevorderen van internationale samenwerking op dit terrein.

110

Op welke manier zal Nederland de risico’s en dreigingen die voortvloeien uit (nieuwe) wapensystemen internationaal adresseren? Welke podia lijken hiervoor het meest geschikt?

Antwoord:

Het kabinet ziet zowel de kansen als de veiligheidsimplicaties van nieuwe technologieën en onderschrijft de urgentie om de risico’s te adresseren. Zoals toegelicht in de Kamerbrief van 20 september 2019 (Kamerstuk 33 694 nr. 48), buigen verschillende internationale fora zich over de veiligheidsimplicaties van nieuwe technologieën – variërend van cyber en hypersone wapens tot drones en andere semi-autonome wapens. De mogelijke veiligheidsimplicaties moeten binnen deze fora worden geadresseerd, terwijl positieve toepassingen en innovatie niet worden belemmerd. Het vatten van nieuwe technologieën in algemene regelgeving met enkel mogelijke toekomstige wapensystemen in gedachten, zou nuttige civiele ontwikkelingen kunnen frustreren. Dit belet het kabinet echter niet om op deelterreinen actief in te zetten op internationale afspraken over het gebruik van nieuwe technologieën als (onderdeel van) wapensystemen. Het uitgangspunt daarbij is dat alle wapensystemen en de inzet daarvan moeten voldoen aan de eisen die het internationaal recht daaraan stelt. De ontwikkelingen van nieuwe wapensystemen is van alle tijden. Relevant daarbij is of de nieuwe middelen en de nieuwe methoden van oorlogsvoering volgens het internationaal recht zijn toegestaan.

In november 2020 wordt in samenwerking met het Asser instituut een juridische expertmeeting georganiseerd om verdere uitvoering te geven aan de motie Koopmans. De experts zullen zich buigen over het vraagstuk of, en zo ja welke, lacunes het huidige internationale juridische kader kent ten aanzien van de regulering van nieuwe technologieën die toegepast kunnen worden in wapens en hoe deze zouden kunnen worden geadresseerd. Op politiek niveau zal vervolgens gekeken worden hoe er aandacht gevraagd kan worden voor de uitkomsten van de expertsessie. Daarnaast blijft Nederland in internationaal verband aandacht vragen voor de regulering van nieuwe technologieën die gebruikt kunnen worden in wapensystemen. Nederland doet dit binnen de Group of Governmental Expert (GGE) on Lethal Autonomous Weapons, gedurende de Eerste Commissie van de AVVN zal Nederland een side-event organiseren waarin aandacht gevraagd wordt voor nieuwe technologie en wapensystemen en de Minister zal over dit onderwerp spreken tijdens de Rethinking Arms Control ontwapeningsconferentie in Berlijn.

111

Hoe geeft u vorm aan het toenemende belang van de ruimte als veiligheidsdomein?

Antwoord:

Vanuit de onderkenning van het belang van de ruimte als onderdeel van zowel de hoogwaardige Nederlandse kenniseconomie als de nationale veiligheid en het besef dat de kwetsbaarheid van de ruimte risico’s voor Nederland oplevert, heeft het kabinet sinds enige tijd geïntensiveerd om de nationale inzet op de veiligheidsaspecten van de ruimte te gaan coördineren en hierop verder beleid te ontwikkelen. Momenteel wordt in interdepartementale afstemming gewerkt aan de verdere uitwerking van dit beleid. De keuzes voor de beoogde beleidsinzet zijn gestoeld op de drie pijlers van de Geïntegreerde Buitenland- en Veiligheidsstrategie (GBVS), zijn verankerd in het internationaal recht, en sluiten in de uitvoering van het beleid langs interdepartementale weg aan bij prioriteiten in internationaal verband zoals de EU, de Europese ruimtevaartorganisatie ESA, de NAVO en de VN. Uw Kamer zal hierover separaat worden geïnformeerd.

112

Welke uitvoering geeft u aan de motie van het lid Koopmans (Kamerstuk 33 694, nr. 43) over nieuwe wapensystemen?

Antwoord:

Het kabinet erkent de zorgen die worden geuit in de motie Koopmans en de uitvoering heeft dan ook onze volle aandacht. Gelet op de reikwijdte van de motie is het kabinet direct aan de slag gegaan om de mogelijkheden te bekijken hoe het beste uitvoering aan de motie kan worden gegeven, zoals eerder aan uw Kamer is medegedeeld (Kamerstuk 33 694 nr. 48). Vervolgens is besloten in november 2020 in samenwerking met het Asser instituut een juridische expertmeeting te organiseren. De experts zullen zich buigen over het vraagstuk of, en zo ja welke, lacunes het huidige internationale juridische kader kent ten aanzien van de regulering van nieuwe technologieën die toegepast kunnen worden in wapens en hoe deze zouden kunnen worden geadresseerd. Op politiek niveau zal vervolgens gekeken worden hoe er aandacht gevraagd kan worden voor de uitkomsten van de expertsessie.

Daarnaast blijft Nederland in internationaal verband aandacht vragen voor de regulering van nieuwe technologieën die gebruikt kunnen worden in wapensystemen. Nederland doet dit binnen de Group of Governmental Expert (GGE) on Lethal Autonomous Weapons, gedurende de Eerste Commissie van de AVVN zal Nederland een side-event organiseren waarin aandacht gevraagd wordt voor nieuwe technologie en wapensystemen en Minister Blok zal over dit onderwerp spreken tijdens de Rethinking Arms Control ontwapeningsconferentie in Berlijn.

113

Is het budget voor Rusland uit het Mensenrechtenfonds van 2020 volledig besteed?

Antwoord:

Het budget is momenteel bijna volledig besteed en zal voor het einde van het jaar volledig uitgeput zijn.

114

Hoe is het budget voor Rusland uit het Mensenrechtenfonds van 2021 thematisch verdeeld over de Nederlandse mensenrechtenprioriteiten (zoals mensenrechtenverdedigers, het bevorderen van de rechten van lhbti, de vrijheid van religie)?

Antwoord:

Op dit moment is nog niet begonnen met de committering voor de budgetten van 2021. De thematische verdeling wordt tevoren niet volledig vastgelegd, om de post de mogelijkheid te bieden op actuele ontwikkelingen in te spelen. In 2020 zijn projecten uitgevoerd op alle Nederlandse mensenrechtenprioriteiten met ongeveer gelijke thematische verdeling.

115

Welk percentage budget voor Rusland uit het Mensenrechtenfonds van 2020 is besteed aan organisaties in Moskou? Welk percentage is besteed aan organisaties in het noordwestelijk Federaal District (rond Sint-Petersburg)? Welk percentage is besteed aan organisaties in andere regio's, buiten Moskou en het noordwestelijk Federaal District?

Antwoord:

Ca. 20% van het budget voor ambassade Moskou is besteed aan organisaties buiten Moskou (totale budget EUR 450.000). Ca. 35% van het budget voor CG Sint-Petersburg is besteed aan organisaties buiten Sint-Petersburg (totale budget EUR 360.000).

116

Is het budget voor China uit het Mensenrechtenfonds van 2020 volledig besteed?

Antwoord:

Verschillende projectpartners hebben te kampen met tegenslagen gerelateerd aan COVID-19. Dit heeft geleid tot uitstel van een aantal projecten. Maar naast ondersteuning (en flexibiliteit) met betrekking tot bestaande projecten heeft de ambassade tevens tijdig alternatieve partners en projecten geïdentificeerd. De verwachting is dat het budget voor China uit het Mensenrechtenfonds van 2020 volledig zal worden besteed.

117

Hoe is het budget voor China uit het Mensenrechtenfonds voor 2021 thematisch verdeeld over de Nederlandse mensenrechtenprioriteiten (zoals mensenrechtenverdedigers, het bevorderen van de rechten van lhbti, de vrijheid van religie)?

Antwoord:

De ambassade steunt verschillende projecten binnen de zes prioriteiten van het Nederlandse mensenrechtenbeleid, waarbij het streven is om het MRF in China zo breed mogelijk (thematisch en geografisch) in te zetten en waarbij actuele ontwikkelingen in acht worden genomen. Conform de motie Voordewind en Van Helvert (35 207, nr 21) gaat daarbij speciale aandacht uit naar het identificeren van projecten op het gebied van vrijheid van religie en levensovertuiging en vrijheid van meningsuiting. De thematische verdeling wordt tevoren niet volledig budgettair vastgelegd, om de post de mogelijkheid te bieden op actuele ontwikkelingen in te spelen.

118

Hoe is het budget voor de China-strategie thematisch verdeeld over de verschillende onderdelen vermeld in de China beleidsnotitie (zoals duurzame handel en investeringen, waarden, ontwikkelingssamenwerking, et cetera)?

Antwoord:

Voor 2021 is EUR 5,8 miljoen toegekend vanuit HGIS-middelen, verdeeld over verschillende ministeries. Het gaat hierbij grotendeels om FTE’s, die zich soms op een onderdeel van de Chinanotitie richten, maar soms ook op meerdere terreinen werkzaam zijn. Belangrijke intensiveringen hebben plaatsgevonden op de thema’s veiligheid, duurzame handel en investeringen, of een combinatie van die twee (economische veiligheid). Ook voor andere thema’s zoals mensenrechten, het multilaterale systeem, connectiviteit, Europa, klimaat en onderwijs is financiering beschikbaar gesteld.

119

Hoe is het budget voor het China kennisnetwerk verdeeld over de verschillende taken die het aan kennisnetwerk worden toebedeeld in de China beleidsnotitie (zoals vergroten van kennis en bewustwording van China’s rol in ontwikkelingslanden en China’s invloed op de SDG’s, inzetten op een goede informatiepositie over China in de Caribische regio, zorgen voor betere informatiedeling en coördinatie met bedrijven, met decentrale overheden, et cetera)?

Antwoord:

De taken die zijn toebedeeld aan het China Kennisnetwerk zijn breed en omvangrijk. Het Kennisnetwerk zet in op bewustwording/voorlichting aan de ene kant en faciliteert Rijksbreed gedragen beleidsrelevant onderzoek aan de andere kant. Hiertoe behoren naast onderzoeken die zich richten op nationaal beleidsrelevant onderzoek ook onderzoeken die ingaan op China’s rol in het internationale speelveld. Nationaal beleidsrelevant onderzoek is bijvoorbeeld het onderzoek dat is uitgevoerd door Clingendael naar politieke beïnvloeding door China in het Nederlandse onderwijs. Voorbeelden van onderzoek naar China’s rol in het internationale speelveld zijn de onderzoeken naar China’s rol in de Westelijke Balkan en China’s arctische strategie. Daarnaast zijn er voorlichtingsactiviteiten georganiseerd voor Rijksambtenaren en decentrale overheden over bijvoorbeeld het Sociaal Kredietsysteem, over China’s visie op veiligheid in het Informatietijdperk en over de CCP en manieren van beïnvloeding in het buitenland. De verdeling tussen onderzoek en bewustwording/voorlichting is ruwweg 2/3 onderzoek en 1/3 voorlichting, maar dit is flexibel.

120

Wat houdt de nieuwe fase van het Planetary Security Initiative precies in en welke activiteiten worden hieronder ontplooid?

Antwoord:

Het Planetary Security Initiative blijftinternationaal politieke en maatschappelijke aandacht vragen voor een actiegerichte klimaat-veiligheid agenda. Daartoe zorgt het onder andere voor voortzetting van het Planetary Security kennisnetwerk. Ook ondersteunt het initiatief in deze fase actoren in de MENA-regio die met klimaat-gerelateerde veiligheidsrisico’s geconfronteerd worden door het aanbieden van handelingsperspectief en kennis, waaronder bijvoorbeeld de opbouw van journalistieke capaciteit op dit thema.

121

Denkt u in het kader van klimaatverandering alleen aan risico’s of ziet u ook kansen? Zo ja, op welke manier zet u zich in om deze kansen te benutten in het kader van het buitenlandbeleid?

Antwoord:

Het kabinet neemt klimaatverandering serieus gegeven de risico’s die het met zich meebrengt als mondiale actie uitblijft. De benodigde transitie naar schone vormen van energie, duurzame landbouw en een circulaire economie vraagt om innovatieve oplossingen. Dit biedt zeker ook kansen om Nederland nog beter op de kaart te zetten als land met veel expertise en ervaring op het gebied van klimaatactie. Zo loopt de tuinbouwsector al voorop als het gaat om verduurzaming en is Nederland voor vele landen een vooraanstaand partner als het gaat om watermanagement en circulaire economische oplossingen. Nederlandse bedrijven kunnen profiteren van nieuwe verdienmodellen en exportkansen. Daar waar nodig kan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland ondersteuning bieden en bijdragen aan de verbinding tussen hulp, handel en innovatie, waarbij uitdagingen in (ontwikkelings)landen worden omgezet naar kansen voor Nederlandse bedrijven. Aandacht voor «groene kansen» maakt onderdeel uit van de gehele Nederlandse diplomatie. Ook in de klimaatdiplomatie besteden we hier aandacht aan wanneer relevant.

122

Hoe vertaalt de volgende zinsnede zich naar concreet beleid en personeelsinzet op de posten in de EU: «Nederland nog meer moeten zoeken naar coalities met wisselende groepen landen. Dat vereist grote diplomatieke inzet. Niet alleen in Brussel, maar juist ook via bilaterale posten in de EU-hoofdsteden»?

Antwoord:

Een effectieve en efficiënte Unie is in staat in te spelen op actuele politieke ontwikkelingen en bij te dragen aan welzijn, welvaart, stabiliteit en veiligheid. Door het vertrek van het VK ontstaat er een nieuwe dynamiek zowel met het Verenigd Koninkrijk alsook binnen de Europese Unie. Nederland dient hierdoor op middellange termijn nieuwe coalities te vormen om samen een gezamenlijke lijn te kunnen uitdragen. Nederland moet nog meer dan voorheen investeren in betrekkingen met – en kennis van andere lidstaten, om zo de basis te leggen voor samenwerking in dienst van een toekomstbestendige en actieve behartiging van de brede Nederlandse belangen binnen de EU. Met de extra middelen die in het Regeerakkoord voor het postennet zijn opgenomen is geïnvesteerd in het versterken van de het postennet binnen en rond de EU op strategische punten met in totaal 30 fte. Hiermee zijn ambassades uitgebreid in een aantal Oost-Europese landen, maar ook in onder andere Londen, Brussel, Berlijn en Parijs en Madrid. Daarnaast is ook ingezet op strategische detacheringen bij de EU, waaronder bij de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO) en de European Bank for Reconstruction and Development(EBRD).

123

Op welke manier wordt bij de inzet op kennisvorming en oplossingsgericht denken over veiligheidsuitdagingen die samenhangen met klimaatverandering en de toegang tot natuurlijke hulpbronnen, rekening gehouden met specifieke effecten van klimaatverandering op vrouwen?

Antwoord:

Klimaatverandering en aantasting van het milieu hebben een grote impact op vrouwen en meisjes. Recente studies laten zien dat vrouwen kwetsbaarder zijn voor de veiligheidsrisico’s van klimaatverandering. In de Nederlandse inzet voor het adresseren van de veiligheidsaspecten van klimaatverandering en toegang tot natuurlijke hulpbronnen is er specifieke aandacht voor gender. In ieder project wordt een genderanalyse uitgevoerd en worden genderaspecten meegenomen in de projectuitvoering.

124

Hoe zullen vrouwenrechtenorganisaties en vrouwelijke mensenrechtenverdedigers die werken op uitdagingen die samenhangen met klimaatverandering en toegang tot natuurlijke hulpbronnen (financieel) ondersteund worden?

Antwoord:

Binnen de Nederlandse inzet voor mensenrechtenverdedigers is specifieke aandacht voor de bescherming, zichtbaarheid en legitimiteit van het werk van vrouwelijke mensenrechtenverdedigers en voor landrechtenverdedigers en milieubeschermers, gezien het verhoogde risico dat zij lopen. Zo is bijvoorbeeld in 2019 in het subsidiebeleidskader voor het centrale Mensenrechtenfonds onder het thema mensenrechtenverdedigers een expliciete verwijzing naar milieu en landrechtenverdedigers opgenomen. Projecten van Justice & Peace en Frontline Defendersdie op deze prioriteit financiering ontvangen, bieden wereldwijd bescherming en training aan (vrouwelijke) mensenrechtenverdedigers, inclusief milieu en landrechtenverdedigers. Ook vanuit het decentrale Mensenrechtenfonds financiert het kabinet projecten die zich richten op milieu en landrechtenverdedigers.

Daarnaast is binnen verschillende programma’s en partnerschappen aandacht voor de rol van vrouwen o.a. ten behoeve van landrechten en civic space(Green Livelihoods Alliance) en voor deelname van vrouwen uit ontwikkelingslanden aan de klimaatonderhandelingen (Women Environment and Development Organisation). Door Nederland gesteunde partnerschappen zoals Shared Resources, Joint Solutions zoeken bij hun activiteiten samenwerking met netwerken van vrouwenorganisaties, zoals Women Human Rights Defenders, lokale ngo’s en Global Witness.

125

In het begrotingsvoorstel spreekt u over de Nederlandse (eigen) belangen, welke belangen of overwegingen vallen daar niet onder?

Antwoord:

Nederland heeft belang bij een wereldorde die gebaseerd is op onderlinge afspraken en recht en niet het recht van de sterkste. Een goed functionerende Europese Unie is in dat kader en op allerlei terreinen essentieel om de Nederlandse belangen te behartigen, waar het nu gaat om politieke, veiligheids- en economische belangen. Maar ook waar het gaat om de democratische waarden en normen waar wij voor staan. Tegen die achtergrond is het belangrijk dat effectieve Europese samenwerking leidt tot concrete en zichtbare resultaten, waar ook de Nederlandse burgers van profiteren. Het gaat dan met name om resultaten op terreinen die lidstaten niet alleen kunnen behalen of waar we samen sterker staan, zoals bijvoorbeeld met de interne markt. Aan de andere kant moet er ook ruimte blijven bestaan voor lidstaten om problemen aan te pakken op de meest effectieve, efficiënte wijze passend in de nationale context.

126

Kunt u uiteenzetten hoe het EU-mensenrechtenregime werkt, kunt u weergeven welke sancties kunnen worden ingesteld en aangeven hoe Nederland dit regime kan benutten?

Antwoord:

Het kabinet zet zich al geruime tijd in voor de totstandkoming van een EU-mensenrechtensanctieregime. Hiermee kan ingezet worden op het instellen van persoonsgerichte sancties tegen mensenrechtenschenders inclusief entiteiten, ongeacht waar de schendingen plaatsvinden. De maatregelen onder het sanctieregime, zoals bevriezing van tegoeden en inreisbeperkingen, zijn gericht op gedragsverandering. Van het sanctieregime moet een preventief effect gaan richting andere (potentiële) mensenrechtenschenders. Het sanctieregime vormt een belangrijke aanvulling op het huidige EU-mensenrechteninstrumentarium. Nadat in december 2019 in de Raad Buitenlandse Zaken de inzet van Nederland en andere lidstaten om te komen tot een EU-mensenrechtensanctieregime beloond werd met brede politieke steun en nadien overeenstemming is bereikt over de uitgangspunten van het sanctieregime, is het aan de Commissie en de Hoge Vertegenwoordiger om een voorstel te doen op basis waarvan de onderhandelingen voortgezet en afgerond kunnen worden. Tijdens de Raad Buitenlandse Zaken op 12 oktober jl. heeft de Minister van Buitenlandse Zaken andermaal aangedrongen bij de Commissie en de Hoge Vertegenwoordiger om zo spoedig mogelijk het langverwachte voorstel aan de lidstaten voor te leggen. In beslotenheid wordt, vooruitlopend op de oprichting van het sanctieregime en ook met andere landen, nagedacht over mogelijke op de lijst te plaatsen mensenrechtenschenders. Openlijk speculeren over toekomstige listingsbemoeilijkt mogelijk de verdere besprekingen en de spoedige totstandkoming van het regime.

127

Welke voorbeelden kunt u noemen van hoe Nederland ook in 2021 initiatief zal blijven nemen om het GBVB te versterken? Welke initiatieven worden hier bedoeld die zal Nederland nemen?

Antwoord:

Zoals is te lezen in het antwoord op vraag 66 is het kabinet voorstander van een EU die proactief opereert op het wereldtoneel, duidelijk stelling en daadkrachtig handelt in reactie op crises. Daarvoor is een sterk GBVB van belang. Het kabinet blijft erop inzetten het GBVB waar nodig te versterken. Meest concreet is de Nederlandse oproep tot een discussie over de invoering van gekwalificeerde meerderheidsbesluitvorming op deelgebieden van het GBVB. Daarop zijn op korte termijn waarschijnlijk nog geen resultaten te verwachten omdat de benodigde consensus onder de lidstaten vooralsnog ontbreekt. Daarnaast blijft het kabinet zich hard maken voor een efficiënte en doelgerichte inzet van het sanctie instrument, het bestendigen van de ruimte voor de Hoge Vertegenwoordiger om snel en gericht verklaringen uit te kunnen geven binnen de bandbreedtes die de Raad oplegt en het vergroten van de cohesie onder lidstaten bij de Europese positiebepaling in multilaterale organisaties, en bij het opstellen van lokale verklaringen.

128

Hoe staat het met de voortgang van het EU-Afrika partnerschap en op welke wijze adresseert Nederland de belangrijkste knelpunten?

Antwoord:

Sinds de vijfde AU-EU Top in 2017 wordt gewerkt aan versterkte samenwerking op het gebied van de vier strategische prioriteiten die tijdens deze AU-EU Top werden vastgesteld: 1) bevorderen van investeringen met het oog op het creëren van banen voor jongeren, 2) goed, inclusief en effectief bestuur, en vrede en veiligheid; 3) onderwijs en ontwikkeling van vaardigheden 4) migratie en mobiliteit. Ook wordt er voorbereidend werk gedaan voor het gezamenlijk formuleren van een EU-Afrikastrategie en een succesvolle zesde EU-AU Top. De voor 2020 geplande AU-EU ministeriële bijeenkomst en de EU-AU Top moesten helaas, vanwege beperkingen als gevolg van COVID-19, worden uitgesteld. Deze zullen nu mogelijk in 2021 plaatsvinden. Ondanks dit uitstel wordt er door de EU en AU gewerkt aan het verder vormgeven van een toekomstig partnerschap. Zo werd in maart jl. de Gezamenlijke Mededeling «Towards a Comprehensive Strategy with Africa»3 gepubliceerd en deelde de Raad in juni jl. diens appreciatie hiervan middels Raadsconclusies4. Naar verwachting komen regeringsleiders van de EU en de AU in december voorafgaand aan de Europese Raad ook samen om het partnerschap te bespreken. De komende tijd zal daarnaast gebruikt worden om verwachtingen met betrekking tot het toekomstige EU-Afrika partnerschap verder op elkaar af te stemmen, bijvoorbeeld op het gebied van klimaat, sociale ontwikkeling en herstel van de effecten van COVID-19. Nederland zet zich hierbij in voor een gelijkwaardig partnerschap, gebaseerd op wederzijdse belangen en aandacht voor een breed scala aan kansen en uitdagingen.

De komende tijd zullen naar verwachting ook de onderhandelingen over een vervolgovereenkomst tussen de EU en ACS groep van landen (Afrika, Caribisch gebied en Stille Oceaan, een Post-Cotonou verdrag), verder vorderen. Nederland ziet er daarbij op toe dat het EU-onderhandelingsmandaat, met name op belangrijke onderwerpen als seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR) en migratie en mobiliteit, nauw gevolgd wordt, zoals ook aan uw Kamer gecommuniceerd in onder andere de Geannoteerde Agenda voor de Raad Buitenlandse Zaken van 21 september jl. (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2196) en de Geannoteerde Agenda voor de informele Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking van 29 september jl. (Kamerstuk 21 501-02 nr. 2205).

129

Welke diensten zijn inmiddels bereikbaar via de one-stop-shop?

Antwoord op vraag 129, 130 en 131:

Project Loket Buitenland voegt stap-voor-stap informatie over overheidsdiensten toe aan Nederlandwereldwijd.nl, ondersteund door de voorlichters van het 24/7 contact center dat indien nodig gericht kan doorverwijzen naar de verantwoordelijke uitvoeringsorganisatie. Naast de dienstverlening van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, die al via deze website en contact center was ontsloten, zijn inmiddels toegevoegd: rijbewijzen, DigID, Europees erkende inlogmiddelen bij de overheid, AOW, Registratie Niet-Ingezetenen, Burgerservicenummer, stemmen in het buitenland, zorgverzekering in het buitenland (waaronder buitenlandregeling CAK) en diplomadiensten (beschrijving, waardering, erkenning en legalisatie). Tevens zal voor 1 november 2020 voor alle producten en diensten die in 2021 worden toegevoegd een startpagina op Nederlandwereldwijd.nl zijn geplaatst. Dit is een pagina waarop meteen naar de juiste onderdelen op de website van de verantwoordelijke uitvoeringsorganisatie wordt doorverwezen. Dit geldt voor de volgende producten en diensten: belastingaangifte, toeslagen (zorgtoeslag, kinderopvangtoeslag, kindgebonden budget), omzetten van buitenlandse akte in Nederlandse akte, Mijnoverheid, studiefinanciering (incl. studentenreisproduct), kinderbijslag, ANW-uitkering, remigratieuitkering, WLZ-uitkering, Ziektewetuitkering, uitkeringen arbeidsongeschiktheid, WW-uitkering, nationaliteitsvraagstukken/Nederlanderschap, naturalisatie en inburgering vanuit het buitenland, kentekenbewijzen, Verklaring Omtrent Gedrag en Aktes van de Burgerlijke Stand. Meer uitgebreide informatie op Nederlandwereldwijd zelf volgt volgend jaar. Door voor deze onderwerpen nu al wel een startpagina op te nemen kan Nederlandwereldwijd steeds meer worden neergezet als de unieke ingang bij de overheid voor burgers in het buitenland. Hierover wordt sinds deze maand (oktober 2020) ook actief gecommuniceerd, via een eigen Facebookpagina, het postennet, de betrokken uitvoeringsorganisaties en belangenverenigingen van Nederlanders in het buitenland. Tegelijkertijd zal er, ook na oplevering eind 2021, worden doorontwikkeld om de mate van dienstverlening voor ieder van de toegevoegde producten en diensten steeds verder te brengen en de klant daarmee beter te kunnen bedienen.

130

Hoeveel diensten moeten er nog aan de one-stop-shop toegevoegd worden om hem compleet te maken? Welke diensten zijn dit?

Antwoord:

Zie antwoord op vraag 129.

131

Is met de 60 rijksoverheidsdiensten die genoemd worden voor 2021 het Loket Buitenland compleet?

Antwoord:

Zie antwoord op vraag 129.

132

Welke landen hebben hun consulaire dienstverlening in een wet verankerd?

Antwoord:

Een aantal like minded landen heeft consulaire dienstverlening wettelijk vastgelegd. Binnen de EU zijn dat bijvoorbeeld Duitsland en Estland. Landen als Frankrijk, Ierland, het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten en Australië hebben consulaire dienstverlening niet (eenduidig) wettelijk ingekaderd, maar kennen wel wettelijke regelgeving die burgers (tot op zekere hoogte) het recht geven op consulaire bijstand. Per brief van 7 oktober 2020 heb ik gereageerd op een eerder door de leden Sjoerdsma (D66) en Van Ojik (GroenLinks) voorgelegd voorstel voor een consulaire wet, waarin ik heb aangegeven daar om verschillende redenen geen voorstander van te zijn.

133

Is door Nederland van Israël inmiddels een rapport ontvangen over het geweld rondom de Grote Mars van de Terugkeer waarbij tussen maart 2018 en oktober 2019 meer dan 200 Palestijnen zijn gedood en 35.000 Palestijnen gewond zijn geraakt? Is door Nederland naar zo’n rapport gevraagd? Zo ja, hoe vaak en bij welke gelegenheden is dit onderwerp ter sprake is gebracht? Zo nee, waarom niet?

Antwoord:

Nederland heeft meermaals navraag gedaan naar de onderzoeken, zowel op politiek als (hoog)ambtelijk niveau en zal deze kwestie blijven opbrengen. De Israëlische autoriteiten hebben daarbij antwoord gegeven op de vragen naar de stand van zaken met de verschillende onderzoeken. Nederland heeft Israël niet gevraagd om een apart rapport over de wijze waarop het gereageerd heeft op de demonstraties in 2018. Het is aan de Israëlische autoriteiten om zelf te kiezen hoe het over de verschillende onderzoeken transparant wil zijn. De uitkomsten van die onderzoeken en rechtszaken zijn openbaar, bijvoorbeeld de uitspraak van het Hooggerechtshof op 24 mei 2018 over de rules of engagement, of uitspraken over het handelen van individuele militairen.

134

Hoeveel individuele onderzoeken heeft Israël opgestart naar aanleiding van de doden en gewonden die zijn gevallen bij de demonstraties in het kader van de Grote Mars van de Terugkeer en wat zijn de gevolgen van deze onderzoeken? Hoe en hoeveel verantwoordelijken zijn reeds veroordeeld?

Antwoord:

Volgens informatie ontvangen de Israëlische autoriteiten zijn er 13 strafrechtelijke onderzoeken gestart die gerelateerd zijn aan de demonstraties in Gaza. Lopende de onderzoeken wordt niet gecommuniceerd om welke incidenten het specifiek gaat. Deze onderzoeken staan los van de Fact Finding Assessments. Dit zijn de interne onderzoeken op basis waarvan de Military Advocate General(MAG) bepaalt of een strafrechtelijk onderzoek wordt gestart. Volgens opgave van het Israëlische leger worden hiermee meer dan 200 gevallen waarbij dodelijke slachtoffers vielen onderzocht, waarbij in ongeveer 50 gevallen de MAG besloot de zaak te sluiten zonder verdere strafrechtelijke vervolging.

Tot op heden zijn twee veroordeling publiek bekendgemaakt. In oktober 2019 werd is een scherpschutter veroordeeld voor het niet correct opvolgen van een dienstbevel met de dood of lichamelijk letsel tot gevolg. De militair is gedegradeerd tot de rang van Soldaat en veroordeeld tot 30 dagen militaire detentie en 60 dagen voorwaardelijk. De uitspraak in deze zaak volgde veertien maanden na de start van het strafrechtelijk onderzoek. In juni 2020 werd een militair veroordeeld, eveneens voor niet correct opvolgen van een dienstbevel met de dood of lichamelijk letsel tot gevolg. De militair werd veroordeeld tot 45 dagen detentie en 60 dagen voorwaardelijk.

135

Hoeveel Palestijnse minderjarigen bevinden zich momenteel in Israëlische detentie? Hoeveel van hen komen uit de bezette Palestijnse gebieden en zijn, in strijd met de Vierde Geneefse Conventie, gedetineerd in Israël?

Antwoord:

Eind augustus 2020 bevonden 159 Palestijnse minderjarigen zich in Israëlische detentie volgens de ngo Military Court Watch. Dit is het laagste aantal in tien jaar. Military Court Watch baseert zich daarbij op de maandelijkse cijfers van de Israeli Prison Service. 111 van hen bevonden zich in detentie binnen Israël.

136

Kunt u aangeven waarom u onder regionale aandachtspunten bij het Midden-Oosten en Noord-Afrika geen aandacht besteedt aan de ontwikkelingen in en de positie van regionale grootmachten als Egypte en Saoedi-Arabië?

Antwoord:

Nederland ziet Egypte als een invloedrijke speler en grootmacht in de MENA-regio. Niet alleen vanwege de omvang van het land, maar ook gezien de nabijheid bij de EU en de belangrijke rol die het land speelt in de regio op het gebied van veiligheid en stabiliteit. Nederland zet zich daarom actief in om een sterke en goede bilaterale relatie met Egypte te onderhouden. Nederland schenkt ook veel aandacht aan de ontwikkeling in het land zelf.Sinds 2018 is Egypte opnieuw een OS-focus land waarbij Nederland bijdraagt aan verbeteringen op het gebied van: veiligheid en rechtsorde, migratie, mensenrechten, economische groei, voedselzekerheid, water, klimaat, en sociale vooruitgang.

137

Wat hebben de internationale inspanningen in de Sahelregio (en Nederlandse bijdrage) op het gebied van vrede en Veiligheid de afgelopen vijf jaar opgeleverd? Hoe hebben de islamitische terreurgroepen zich in dezelfde periode ontwikkeld qua omvang, capaciteiten en invloed?

Antwoord:

De Sahel is voor het kabinet een prioritaire regio op het vlak van veiligheid, ontwikkelingssamenwerking en migratie. Hoewel de kosten van non-interventie moeilijk te bepalen zijn, is het duidelijk dat de situatie zonder internationale betrokkenheid aanzienlijk slechter zou zijn geweest dan nu het geval is. De kamerbrief «Nederlandse en bredere Europese inzet in de Sahel» (Kamerstuk 29 521, nr. 403, d.d. 17 maart 2020) gaat uitvoerig in op zowel de (veiligheids)ontwikkelingen in de Sahel als de Nederlandse en Europese inzet in de regio en de resultaten daarvan.

Op verschillende plekken in de Sahel is sprake van een aanzienlijke verslechtering van de veiligheidssituatie. Het aantal terroristische aanslagen neemt met name in Burkina Faso, Niger en Centraal-Mali toe. Terroristische groeperingen plegen steeds complexere aanslagen op burgers, veiligheidsdiensten en bedrijven. Er is steeds meer reden tot zorg voor de verspreiding van gewelddadig extremisme vanuit de Sahel naar West-Afrikaanse kuststaten, en een versteviging van het corridor met Libië en het Tsjaadmeer. Verdere groei wordt echter wel gehinderd door toenemende onderlinge strijd tussen aan Al Qaida en ISIS gelieerde groeperingen. Nederland zet zich internationaal nadrukkelijk in op versterking van de inzet gericht op het voorkomen van verdere verspreiding van instabiliteit vanuit de Sahellanden naar omringende landen.

In Noord-Mali is de veiligheidssituatie enigszins gestabiliseerd, mede dankzij inspanningen van VN-missie MINUSMA. Nederland leverde tussen 2014 en 2019 een belangrijke, innovatieve bijdrage op het terrein van inlichtingen aan MINUSMA die de capaciteit en mobiliteit van de missie aanzienlijk heeft versterkt. Tegelijkertijd laat de recente staatsgreep in Mali zien dat op centraal niveau nog geen sprake is politieke stabiliteit, al heeft de staatsgreep geen directe verdere verslechtering van de veiligheidssituatie veroorzaakt. Aangezien Nederland na de vorige militaire coup in 2012 de ontwikkelingsinzet in Mali heeft aangepast en vooral werkt via internationale organisaties, ngo’s en decentrale overheden, zijn de resultaten daarvan bestendiger tegen ontwikkelingen op centraal politiek niveau. (Kamerstuk 35 570-V-9, d.d. 21 september 2020).

138

Wat wordt er bedoeld met verbetering van transparantie over financiële stromen?

Antwoord:

Binnen het dossier Ongewenste Buitenlandse Financiering wordt met verbetering van transparantie over financiële stromen bedoeld dat er meer zicht moet komen over de herkomst van het geld, het doel van de financiering en de financiële verantwoording daarvan.

139

Waarom noemt u in de alinea betreffende «Ongewenste Buitenlandse Financiering» enkele islamitische landen bij naam, maar ontbreekt Turkije in dit rijtje? Bent u van mening dat er vanuit Turkije geen ongewenste buitenlandse financiering plaatsvindt?

Antwoord:

De dialoog ter verbetering van buitenlandse financieringsstromen richting maatschappelijke en religieuze instellingen in Nederland spitst zich toe op genoemde Golfstaten. Voor Turkije is de aanpak van ongewenste inmenging anders, zoals uw Kamer hierover op 10 juni is geïnformeerd (kamerstuk 30821–114).

140

Kunt u concretiseren over welke kwetsbaarheden gesproken wordt in de één na laatste paragraaf van pagina 19?

Antwoord:

De COVID-19 crisis heeft ons laten zien dat Nederland op een aantal terreinen kwetsbaar is. Zo blijkt bijvoorbeeld dat Nederland als in- en exportland de nadelen ondervindt van de toegenomen spanning tussen de VS en China. Daarnaast proberen sommige landen of andere actoren bewust desinformatie te verspreiden of cyberaanvallen te plegen. Tevens blijkt dat Nederland en de EU op een aantal terreinen (onder andere medische producten) te afhankelijk is van een beperkt aantal landen waardoor niet altijd adequaat ingespeeld kan worden op soms acute noden. Het is de taak van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en het postennet om deze kwetsbaarheden zoveel mogelijk in kaart te brengen en in samenwerking met anderen te mitigeren.

141

Op welke wijze tracht Nederland de vertraging in het behalen van SDG's tegen te gaan?

Antwoord:

De Duurzame Ontwikkelingsdoelen van de VN (SDG’s) en het klimaatakkoord van Parijs blijven hèt mondiaal kompas, ook in het BHOS-beleid dat gericht is op preventie en het bieden van perspectief. COVID-19 zorgt voor een aanzienlijke terugval: vele miljoenen mensen zijn nu al teruggeworpen in extreme armoede. Het aantal mensen dat honger lijdt is meer dan verdubbeld en honderden miljoenen zijn hun baan kwijt. Door de aandacht voor de strijd tegen COVID-19 is het mogelijk dat de klimaatdoelen onbedoeld naar de marge worden geduwd. Er zal een financiële injectie van ongekende omvang nodig zijn om de SDGs en klimaatdoelen alsnog te bereiken – sommigen pleiten zelfs voor een vorm van Marshall Plan.

Tegelijkertijd worden wereldwijd aanzienlijke bedragen beschikbaar gesteld voor relief en recovery van COVID-19. Hiermee kunnen economieën deels opnieuw worden opgebouwd en de schade aan gemeenschappen en bedrijven worden hersteld. Mits daarbij «Building Back Better» als uitgangspunt wordt genomen – groener, inclusiever, met lokaal engagement. Daarbij is samenwerking essentieel. Niet alleen tussen overheden, maar ook met de private sector, kennisinstellingen, maatschappelijke organisaties, filantropische instellingen, en multilaterale organisaties. Het kabinet zet zich daarvoor in alle fora waar Nederland vertegenwoordigd is, zoals de EU en de VN, en in de verschillende vormen van hulpverlening.

Hoewel de multidimensionale coronacrisis grote nieuwe uitdagingen met zich brengt voor het behalen van de SDG’s, richt het kabinet zich tegelijkertijd ook op de kansen die de crisis biedt om crisisbeheersing te koppelen aan perspectief. Door nu de juiste prioriteiten en criteria te stellen kan een meer inclusief, duurzaam en veerkrachtig economisch herstel bereikt worden.

142

Welke andere partijen dragen bij aan de financiering voor de verbouwing van het Vredespaleis?

Antwoord:

Het kabinet heeft met de Voorjaarsbesluitvorming van 2019 EUR 150 miljoen vrijgemaakt voor de renovatie van het Vredespaleis. Bij de financiering zijn geen andere partijen bij betrokken.

143

Op welke manier wordt de tijdelijke verhuizing van de bewoners van het Vredespaleis bekostigd?

Antwoord:

De kosten voor de tijdelijke verhuizing van het Internationaal Gerechtshof (IGH) en het Permanent Hof van Arbitrage (PHA) worden gedekt uit het hierboven genoemde bedrag van EUR 150 miljoen.

144

Aan welke voorwaarden moeten Nederlandse projecten die dialogen tussen Israëlische en Palestijnen faciliteren voldoen om in aanmerking te komen voor een subsidie van het Ministerie van Buitenlandse Zaken?

Antwoord:

Het kabinet steunt jaarlijks met EUR 1 miljoen verzoeningsprojecten tussen Israëliërs en Palestijnen. Projecten moeten het draagvlak voor de twee-statenoplossing aan beide kanten vergroten en samenwerking tussen Israëliërs en Palestijnen over de Groene Lijn bevorderen, waarbij aandacht voor jongeren en «influentials» een pré is. Projecten dienen in te zetten op één of meerdere van volgende thema’s: (wetenschappelijk) onderzoek, religieuze dialogen, strategische inhoudelijke dialogen, economische samenwerking, overdracht van (culturele) kennis. De projecten moeten een mentaliteitsverandering bewerkstelligen en de beoogde effecten van de activiteiten moeten divers en lange termijn gericht zijn.

145

Is de structurele afname van het budget voor bevordering van veiligheid, stabiliteit en rechtsorde uitsluitend het gevolg van verschuivingen naar andere begrotingsposten? Neemt het in totaal onder het oude beleidsartikel daadwerkelijk bestede geld daadwerkelijk af of toe, met hoeveel en waarom?

Antwoord:

De structurele afname van het budget voor bevordering van veiligheid, stabiliteit en rechtsorde in internationaal verband is het gevolg van een aantal mutaties, zoals ook toegelicht in de eerste suppletoire begroting. Allereerst daalt het budget voor artikel 2.4 structureel door twee aangenomen amendementen (Voordewind, en Sjoerdsma/Koopmans) aangaande de opening van een ambassade in Jerevan en de versterking van het postennet op terrein van mensenrechten, migratie en veiligheidsdreigingen binnen het postennet. Ten tweede wordt een deel van het budget jaarlijks bij de eerste suppletoire begroting overgeheveld naar het Ministerie van Defensie voor de beveiliging van hoog-risico posten. Daarnaast worden ten behoeve van investeringen in de veiligheid van een aantal hoog-risico posten incidenteel (maar meerjarig) middelen van artikel 2 overgeheveld naar artikel 7.

146

Wat dragen andere EU landen over 2021 bij aan de Europese Vredesfaciliteit? Wat is het totaalbudget van de faciliteit over het boekjaar 2021?

Antwoord:

De bijdragen aan de Europese Vredesfaciliteit worden op basis van het Bruto Nationaal Inkomen (GNI, gross national income) verdeeld onder de lidstaten. Het totaalbudget van de Europese Vredesfaciliteit voor 2021–2027 is in het kader van de onderhandelingen voer Meerjarig Financieel Kader geplafonneerd op EUR 5 miljard (vaste prijzen 2018). Het budget voor het boekjaar 2021 is nog niet vastgelegd.

147

Welke uitgaven worden door Brussel gedaan vanuit de Europese Vredesfaciliteit in 2021? Kunt u inzicht geven in de begroting van de Europese Vredesfaciliteit voor het jaar 2021?

Antwoord:

De onderhandelingen omtrent de Europese Vredesfaciliteit lopen nog. De begroting 2021 is om die reden dan ook nog niet vastgelegd.

148

Welke bedragen gaf Nederland de afgelopen vijf jaar uit aan het Athena-mechanisme en de African Peace Facility, die min of meer zijn samengevoegd tot de Europese Vredesfaciliteit?

Antwoord:

De Athena-begroting bedroeg de laatste 5 jaren gemiddeld EUR 77,9 miljoen per jaar. De Nederlandse bijdrage daaraan bedraagt gemiddeld EUR 3,8 miljoen per jaar. Voor 2020 bedraagt de Athena-begroting EUR 109 miljoen. De Nederlandse bijdrage daaraan, op basis van een BNI-verdeelsleutel (Bruto Nationaal Inkomen) van 4,9%, bedraagt EUR 5,4 miljoen.

Hierbij geldt dat de BNI-verdeelsleutel voor Nederland, onder meer als gevolg van Brexit en nieuwe economische vooruitzichten, naar schatting oploopt tot 5,9% in 2021. Het voorstel voor de Europese Vredesfaciliteit bevat daarnaast een uitbreiding van de gemeenschappelijke kosten voor EU missies en operaties die in aanmerking komen voor financiering.

De middelen voor de African Peace Facility (APF) maken deel uit van het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF). De Nederlandse bijdrage aan de EOF bedroeg de afgelopen 5 jaar gemiddeld EUR 193 miljoen per jaar. Ongeveer 8% van het EOF wordt aan de APF gespendeerd. De Nederlandse bijdrage aan de APF bedroeg dus ongeveer EUR 15,4 miljoen per jaar. Voor 2020 bedraagt de Nederlandse EOF-bijdrage EUR 224 miljoen, waarvan EUR 17,9 miljoen voor de APF.

149

In hoeverre wordt de Women, Peace & Security (WPS)-agenda meegenomen in de Europese Vredesfaciliteit?

Antwoord:

De Europese Vredesfaciliteit moet coherent zijn met de doelstellingen van het GBVB, waaronder de WPS-agenda. Dat staat ook in de tekst vermeld.

150

Wanneer verwacht u dat de Nederlandse ambassade in Jerevan, Armenië kan worden geopend?

Antwoord:

Met het aanbieden van de geloofsbrieven door de Nederlandse ambassadeur aan de President van Armenië op 23 september j.l., is de ambassade in formele zin geopend. De ambassade is nu nog gehuisvest op een tijdelijke locatie en nog in opbouw. Een aantal (consulaire) taken kan daarom nog niet worden uitgevoerd in Jerevan. Deze zullen voorlopig door de Nederlandse vertegenwoordiging in Tbilisi worden uitgevoerd.

151

Kunt u aangeven wat de omvang is van de niet-juridisch verplichte jaarlijkse bijdrage aan het Office of the High Commissioner for Human Rights (OHCHR)?

Antwoord:

In 2021 bedraagt de niet-juridisch verplichte bijdrage aan OHCHR EUR 7.650.000.

152

Wat wordt verstaan onder «bijdrage aan ACS»? Om welk bedrag gaat het en voor welke activiteiten is de bijdrage bestemd? Worden er voorwaarden aan de besteding gesteld en zo ja, welke? Zo neen, waarom niet?

Antwoord:

De «bijdrage aan ACS» betreft een contributiebetaling van 21.501 USD aan de Association of Caribbean States (ACS) voor het jaar 2020, mede namens de Caribische landsdelen Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Aruba, Curaçao, Sint Maarten en Nederland (namens de BES-eilanden) zijn geassocieerde leden van de ACS. De ACS is één van vier grote multilaterale organisaties in de regio die zich als doel stelt om de regionale samenwerking in het Caribisch gebied te bevorderen. De ACS draagt bij aan de bilaterale betrekkingen tussen het Koninkrijk en Caribische landen en is een organisatie waarlangs het Koninkrijk haar belangen kan behartigen, onder meer door bevordering van regionale samenwerking. De jaarlijkse contributie wordt besteed aan een door de leden goedgekeurde begroting.

153

Hoe beoordeelt u op grond van internationale mensenrechtenverdragen de inzet door Israël van «speciale middelen» bij verhoren van Palestijnse verdachten, waaronder afranselingen, het plaatsen van ondervraagden in «stressposities», dreigementen, slaaponthouding en isolement, zoals gerapporteerd door de Israëlische mensenrechtenorganisatie Public Committee Against Torture in Israel (PCATI)?

Antwoord:

Het gebruik van stressposities, slaaponthouding, of fysiek geweld is strijdig met het Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke en onterende behandeling of bestraffing, zoals ook het VN-Comité tegen Foltering geconcludeerd heeft in diens observaties over de naleving van het verdrag door Israël (CAT/C/ISR/CO/5). Nederland en de EU hebben Israël opgeroepen het absolute verbod op foltering te respecteren. Zie ook de antwoorden op Kamervragen d.d. 21 september jl., met kenmerk 2020Z14913.

154

Hoe beoordeelt u dat de Israëlische autoriteiten veel Palestijnse verdachten de toegang tot een advocaat onthouden, vaak tot het einde van de verhoorperiode? Wat is uw oordeel u over het feit dat het Israëlische militair recht, van toepassing op Palestijnen in bezet gebied, toestaat dat verdachten tot maximaal 60 dagen rechtshulp wordt onthouden?

Antwoord:

Langdurig ontzeggen van toegang tot een advocaat is in strijd met het recht op een eerlijk proces, zoals vastgelegd in het VN-verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten en beperkt ten onrechte de verdediging van verdachten. Zie ook de antwoorden op Kamervragen d.d. 21 september jl., met kenmerk 2020Z14913.

155

Hoe beoordeelt u dat foltering als zodanig niet als strafbaar feit is opgenomen in het Israëlische wetboek van strafrecht? Heeft u bij Israël aangedrongen foltering als zodanig alsnog strafbaar te stellen? En zo ja, welke reactie is daar op ontvangen?

Antwoord:

Ondanks het feit dat foltering niet als strafbaar feit is opgenomen in het Israëlische wetboek van strafrecht, is Israël partij bij het Verdrag tegen foltering, en is derhalve gehouden om gevolg te geven aan de bepalingen van dat verdrag. Dat werd in 1999 bevestigd door het Israëlische Hooggerechtshof, dat overigens wel een uitzonderingsclausule opnam en beschreef onder welke uitzonderlijke omstandigheden foltering wel geoorloofd zou kunnen zijn (het zogenaamde ticking time bomb scenario). Het VN Comité tegen foltering heeft Israël meermaals opgeroepen diens wetgeving in lijn te brengen met het verdrag, en daarbij benadrukt dat het verbod op foltering absoluut is. Bij de laatste Universal Peer Review (UPR) van Israël in de VN Mensenrechtenraad is Israël opnieuw opgeroepen diens wetgeving in lijn te brengen met het verdrag tegen foltering. In mede door Nederland en andere EU-lidstaten gesteunde resoluties in de VN Mensenrechtenraad is Israël opgeroepen artikel 15 van het Verdrag tegen foltering te respecteren.

Er zou een positief en krachtig signaal van uitgaan als Israël voorziet in nationale wetgeving die congruent is met zijn internationale verplichtingen. Dat signaal werkt zowel internationaal, als ook intern richting het eigen veiligheidsapparaat.

156

Welke resultaten heeft de EU geboekt bij haar inspanningen om de Israëlische autoriteiten te bewegen wetgeving en praktijk in overeenstemming te brengen met artikel 15 van het Verdrag tegen foltering?

Antwoord:

De EU en de EU-lidstaten voeren een constante dialoog met de Israëlische autoriteiten over een keur van onderwerpen, waaronder het belang van de internationale rechtsorde en naleving van internationale verplichtingen. Ook ondersteunen de EU en de EU-lidstaten het werk van Israëlische mensenrechtenorganisaties zoals Public Committee Against Torture in Israel(PCATI) op dit terrein. Israël is dientengevolge, maar ook op basis van uitwisselingen in multilaterale fora, goed bekend met de positie van de EU en de lidstaten, ook ten aanzien van het absolute verbod op foltering.

Voor wat betreft Verdrag tegen foltering, wordt de inzet van de EU in derde landen vormgegeven door een EU-richtlijn die in september 2019 door de Raad Buitenlandse Zaken is aangenomen. Onderdeel van deze richtlijn is dat EU-delegaties zich inzetten om de autoriteiten van derde landen te bewegen om wetgeving en praktijk in overeenstemming te brengen met internationale normen en standaarden.

157

Hoeveel klachten wegens foltering zijn sinds 2001 bij het Israëlische Ministerie van Justitie ingediend en hoeveel strafrechtelijke onderzoeken en aanklachten zijn daaruit voortgekomen?

Antwoord:

De Israëlische mensenrechtenorganisatie Public Committee Against Torture in Israel(PCATI) stelt in een recente rapportage van 2020 dat er tussen 2001 en 2020 circa 1300 klachten zijn ingediend over het gebruik van geweld tijdens verhoren door de Israëlische Shin Bet. Tot dusver heeft dit volgens PCATI geleid tot één strafrechtelijk onderzoek.

158

Hoe heeft Israël gereageerd, toen u uw zorgen over berichten over foltering van twee voormalige medewerkers van de door Nederland gesteunde Palestijnse NGO Union of Agricultural Work Committees (UAWC) heeft overgebracht en heeft aangedrongen op het respecteren van hun rechten in Israëlische detentie en tijdens hun proces voor een Israëlische militaire rechtbank?

Antwoord:

De Israëlische autoriteiten hebben goede notie genomen van het feit dat deze zaak in Nederland met aandacht wordt gevolgd, ook door de Tweede Kamer. Nederland heeft het belang van een eerlijke procesgang onderstreept, zorgen gedeeld over berichtgeving dat verdachten zouden zijn gemarteld en navraag gedaan naar het interne onderzoek naar de klachten over marteling. De komende tijd moet blijken hoe het proces tegen de verdachten wordt voortgezet.

159

Heeft u bij Israël aangedrongen op het openen van een volwaardig en strafrechtelijk onderzoek naar beschuldigingen van foltering en mishandeling van de voormalige medewerkers van UAWC, conform de verplichtingen die Israël onder het Verdrag tegen foltering heeft? En zo ja, welke reactie heeft daarop ontvangen?

Antwoord:

Zie antwoord op vraag 158. Nederland heeft aangedrongen op een eerlijk procesgang en navraag gedaan naar de stand van zaken aangaande het interne onderzoek.

160

Waar worden de Hoven van het Vredespaleis tijdelijk gehuisvest?

Antwoord:

Thans wordt onderzoek gedaan naar de behoeften van de hoven voor de tijdelijke huisvesting, alsook naar beschikbare en geschikte alternatieve locaties. De uiteindelijke keuze zal in overleg met de hoven worden bepaald.

161

Kunt u het bedrag dat wordt vermeld onder «mensenrechten multilateraal» á 7.650.000 euro verder uitsplitsen? Aan welke activiteiten/personen/organisaties en/of instellingen komt dit bedrag ten goede?

Antwoord:

Het bedrag vermeld onder «mensenrechten multilateraal» komt ten goede aan OHCHR (zie ook vraag 151). Nederland ondersteunt OHCHR in algemene zin met een ongeoormerkte bijdrage en een geoormerkte bijdrage voor de VN verdragscomités, de VN Speciaal Rapporteurs en de prioriteiten van het Nederlands mensenrechtenbeleid.

162

Kunt u een overzicht geven van de middelen die, naast het Mensenrechtenfonds, in 2021 besteed zullen worden aan de bestrijding van geweld tegen meisjes en vrouwen? Hoe worden deze middelen verdeeld onder het maatschappelijk middenveld en het bilaterale en multilaterale kanaal?

Antwoord:

Programma’s onder het SDG5 fonds en specifiek Leading from the South, Power of Women en Women, Peace & Security richten zich onder meer op het voorkomen en tegengaan van geweld tegen vrouwen en meisjes. Ook zijn er programma’s onder het SRHR Partnership en Power of Voices die zich hierop richten. Omdat de bestrijding van geweld tegen vrouwen en meisjes vaak verweven is met een bredere inzet op vrouwenrechten en empowerment, is geen uitsplitsing mogelijk van middelen die specifiek besteed zullen worden aan deze doelstelling. Daarnaast wordt vanuit andere thematische programma’s, waaronder humanitaire hulp en het mensenrechtenfonds, een bijdrage geleverd aan het tegengaan van geweld tegen vrouwen en meisjes.

Verder draagt Nederland jaarlijks bij aan het UN Trust Fund to end Violence Against Women (EUR 2 miljoen) en financiert Nederland ook via andere multilaterale bijdragen (zoals voor UN Women en UNFPA) programma’s om geweld tegen vrouwen en meisjes tegen te gaan.

163

In welke landen zijn Nederlandse ambassades niet proactief aanwezig bij rechtszaken tegen mensenrechtenverdedigers?

Antwoord:

In lijn met het EU-richtsnoer voor mensenrechtenverdedigers woont Nederland regelmatig rechtszaken van mensenrechtenverdedigers bij en werkt hierbij samen met andere EU lidstaten. Per geval wordt er in overleg met de ambassade en met de EU ambassades en andere gelijkgezinde landengekeken of het van toegevoegde waarde is om aanwezig te zijn bij rechtszaken tegen mensenrechtenverdedigers. In landen met een goed functionerende rechtsstaat wordt dit in principe niet gedaan.

164

Wat wordt de inzet van Nederland bij het bepalen van de internationale beleidsagenda op het gebied van humanitaire ontmijning?

Antwoord:

De Nederlandse inzet op het gebied van humanitaire ontmijning richt zich op het verbeteren van de veiligheid van mensen in mijn-getroffen gebieden, het bevorderen van veilige terugkeer van ontheemden en sociaaleconomische ondersteuning van mijnslachtoffers na een conflict. Daartoe heeft Nederland een meerjarig ontmijningsprogramma voor ngo’s gericht op het ruimen van mijnen, risicovoorlichting en slachtofferhulp. Daarnaast draagt Nederland jaarlijks bij aan de United Nations Mine Action Service (UNMAS) met als doel hen in staat te stellen de wereldwijde coördinatie van brede ontmijningswerkzaamheden en de beleidsontwikkeling op dit terrein vorm te geven. Beleidsmatig zet Nederland in op: standaardisatie van resultatenindicatoren (waarmee we beter laten zien hoe de ontmijningsactiviteiten bijdragen aan de SDGs), onderzoeken van alternatieve financieringsmechanismen onder meer via publiek-private samenwerking, en betere analyse van data over ontmijningsactiviteiten. Naast het ontmijningsprogramma zet Nederland zich ook in voor een mijnvrije wereld middels een actieve rol in de Anti-Personnel Mine Ban Convention (APMBC). In 2021 is Nederland voorzitter van de 19e bijeenkomst van statenpartijen en zet Nederland zich in voor de implementatie van het verdrag, specifiek voor aandacht voor de uitdagingen van het technisch zeer gecompliceerde ruimen van geïmproviseerde mijnen (IED’s), voor slachtofferhulp, voor voorlichting over de risico’s van mijnen, en voor internationale samenwerking. Ook zal Nederland zich inzetten voor universeel lidmaatschap van het verdrag.

165

Wat verklaart de structurele verlaging van het budget onder goede internationale samenwerking ter bevordering van de eigen en bondgenootschappelijke veiligheid?

Antwoord:

Het betreft een eenmalige intensivering van middelen in 2020 en geen structurele verlaging. In de zomer van 2020 is besloten om vanuit generale middelen een pakket van EUR 150 miljoen beschikbaar te stellen om, langs de lijnen van het AIV advies «Nederland en de wereldwijde aanpak van COVID-19», in te zetten voor een effectieve, gepaste Nederlandse bijdrage aan de mondiale strijd tegen de impact van het coronavirus. Hiervan is EUR 4 miljoen toegevoegd aan het Programma Ondersteuning Buitenlands Beleid (POBB) op artikel 2.1. Deze middelen worden ingezet voor bescherming en bestrijding in het kader van COVID-19.

166

Hoeveel buitenlandse diplomaten worden jaarlijks op kosten van Nederland getraind? Van welke landen traint Nederland de diplomaten?

Antwoord:

In 2019 zijn in 34 afzonderlijke trainingen 682 buitenlandse diplomaten uit 113 landen getraind. Zie in bijlage de lijst met landen5.

167

Waar worden de uitgaven van 2.500.000 euro voor het trainen van buitenlandse diplomaten aan besteed? Kunt u dit uitsplitsen? Betaalt Nederland ook voor de verblijfskosten van de diplomaten?

Antwoord:

In 2019 zijn de uitgaven als volgt besteed:

Programma ontwikkeling, voorbereiding en uitvoering: EUR 856.577,–

Trainings- en docentenkosten: EUR 580.937,–

Logistieke kosten en verblijf: EUR 652.852,–

Vervoer, werkbezoeken Den Haag en Brussel: EUR 449.581,–

In 2019 lag het budget iets hoger dan in 2018 vanwege een doorgeschoven training.

Nederland betaalt ook voor de verblijfskosten.

168

Zal het kabinet voordat zij politieke steun binnen een multilateraal kader uitspreekt aan interstatelijke geweld zonder grondslag in het internationaal recht dit bespreken met de Tweede Kamer

Antwoord:

Het Kabinet benadrukt dat politieke steun aan geweldgebruik zonder volkenrechtelijke rechtsgrond alleen in uitzonderlijke gevallen aan de orde kan zijn en het mogelijkerwijs verlenen van politieke steun van geval tot geval zorgvuldig zal moeten worden beoordeeld. Het Kabinet zal zich inspannen om het verlenen van politieke steun zo spoedig mogelijk aan de Kamer te melden. Indien het kabinet zou besluiten tot militaire inzet ter handhaving of bevordering van de internationale rechtsorde, dan wordt u zoals gebruikelijk hierover via de artikel 100-procedure geïnformeerd. Uitzendingen dienen in overeenstemming te zijn met het volkenrecht.

169

Waarop is de Nederlandse bijdrage aan de Europese Vredesfaciliteit gebaseerd? Hoeveel dragen anderen lidstaten bij?

Antwoord:

De bijdragen aan de Europese Vredesfaciliteit worden op basis van het Bruto Nationaal Inkomen (GNI, gross national income) verdeeld over de lidstaten. Deze verdeelsleutel wordt onder meer ook voor het huidige Athena-mechanisme gebruikt.

170

Waarom zijn de uitgaven voor de Europese Vredesfaciliteit voor 100% juridisch verplicht? Kunt u dat toelichten?

Antwoord:

Zodra de Europese Vredesfaciliteit bij Raadsbesluit is opgericht, is Nederland gehouden haar aandeel eraan bij te dragen.

171

In hoeverre wordt internationaal cultuurbudget besteed aan SDG projecten, en hoe verhoudt zich dat tot de noodzaak tot bevordering van Nederlandse cultuur die niet gerelateerd is aan de SDGs?

Antwoord:

In het beleidskader Internationaal Cultuurbeleid 2021–2024 worden drie doelen gesteld: een sterke positie van de Nederlandse cultuursector in het buitenland, het met Nederlandse cultuuruitingen ondersteunen van bilaterale relaties met andere landen, en de benutting van de kracht van de culturele sector en creatieve industrie voor de Sustainable Development Goals (SDGs).

Het één (bevorderen van Nederlandse cultuur) sluit het ander (bevorderen SDG’s) niet uit. Deze agenda beoogt bij te dragen aan onderwerpen waarop ook culturele uitwisseling en samenwerking plaatsvinden, zoals duurzame steden, sociale ongelijkheid, klimaatverandering en economische groei.

Anders dan het geval is bij de BHOS-begroting, worden BZ-middelen (non-ODA) vooraf niet specifiek bestemd voor projecten gericht op de SDG’s. Dit hangt mede af van de beleidsprioriteiten van de post in het land terzake, van de lokale context, en van de mogelijkheden om lokale vraag te verbinden aan het aanbod van het Nederlandse culturele veld.

172

Hoe wordt de neerwaartse bijstelling in 4.1 consulaire dienstverlening verklaard in de jaren 2021, 2022 en 2023?

Antwoord:

Er is geen sprake van een neerwaartse bijstelling. De verklaring voor het grote verschil tussen 2020 en 2021 zit enerzijds in de eenmalige ophoging (EUR 6,6 miljoen) in 2020 i.v.m. bijzondere bijstand ten behoeve van in het buitenland gestrande Nederlanders. Anderzijds kan worden verwezen naar de 1e suppletoire begroting. Hierin werd gemeld dat het budget voor consulaire dienstverlening toeneemt (EUR 7,4 miljoen). Belangrijkste reden hiervoor is dat de in 2019 niet bestede middelen voor Loket Buitenland en uitgaven voor consulaire ICT-systemen in 2020 worden opgenomen. Ook werd er extra budget opgenomen voor consulaire ICT systemen.

173

Waar wordt het bedrag á 250.000 euro voor «Europese bewustwording» aan uitgegeven in 2021?

Antwoord:

De communicatie inzet op het thema Europese bewustwording richt zich in 2021 op:

Communicatie over actuele thema’s en prioriteiten uit de Staat van de Unie

Communicatie is gericht om algemeen publiek te informeren over actuele thema’s en de beleidsprioriteiten uit de Staat van de Unie die spelen binnen de EU. Dit doen we door het inzetten van onze eigen BZ communicatie kanalen (hierbij gebruik maken van infographics en animaties), dossiers rijksoverheid.nl, communicatie onderzoek en samenwerking met posten, andere ministeries en stakeholders.

EU Back to School – voortzetting en vernieuwing

Het programma EU Back to School geeft ambtenaren van alle ministeries en Europese instellingen de gelegenheid gastlessen over Europa te geven en om met jongeren in gesprek te gaan over het werk dat zij doen. In de gastlessen staat het uitwisselen van ervaringen, meningen en ideeën over Europese onderwerpen centraal. EU Back to School is bedoeld om leerlingen bewust te maken van de Europese Unie door in te gaan op actuele thema’s. In 2021 zal het programma worden voortgezet en worden vernieuwd door o.a. lesmaterialen te herzien.

Voorlichting over gevolgen nieuwe relatie EU-VK | gevolgen Brexit (ondernemers en burgers)

Per 1 januari 2021 gelden nieuwe grensregels tussen de EU en het VK, doordat het VK in 2020 de EU verliet (Brexit). Kabinet wil de schade van Brexit zoveel mogelijk beperken door het activeren en assisteren van ondernemers, instellingen en burgers bij de gevolgen van de implementatie van de nieuwe relatie tussen de EU en het VK. Dit door informatievoorziening via diverse websites/loketten, samenwerking met publieke en private partners, inzet social media en media campagnes. Deze voorlichtingsactiviteiten worden deels betaald uit het budget Europese bewustwording.

174

Hoe wordt «Europese bewustwording» onder 4.4. ingezet?

Antwoord:

De inzet van communicatie activiteiten ter ondersteuning van de Europese bewustwording is gericht op het concreter te maken wat er in de EU besloten wordt en waarom. De EU is een belangrijke bestuurslaag in Nederland. Besluiten die in de EU gemaakt worden zijn van invloed op het dagelijkse leven van de Nederlander. Hierbij is het belangrijk te weten hoe Nederlandse belangen gewaarborgd worden in Brussel, hoe Nederland met de andere EU landen samenwerkt om gezamenlijke problemen op te lossen en zich inzet voor een sterkere Europese Unie.

Dit gebeurt o.a.:

1. Door uitleg te geven over actualiteit en de beleidsthema’s van de Staat van de Unie via dossiers op rijksoverheid.nl en de (social media) kanalen van BZ.

2. Door publieksdiplomatie programma’s zoals EU Back to School waarin jongeren in gesprek gaan met ambtenaren van alle ministerie en Europese instellingen over Europese onderwerpen.

3. Via actieve voorlichting wanneer er veranderingen zijn voor burgers, instellingen en ondernemers zoals bijvoorbeeld bij de nieuwe relatie tussen de EU en het VK door de gevolgen van Brexit.

175

Welke (inter)nationale organisaties ontvangen onder artikel 4.3 – en in het kader van het internationaal cultuurbeleid – in 2021 een Nederlandse subsidie en voor welk bedrag?

Antwoord:

Het Internationaal Cultuurbeleid (ICB) wordt gefinancierd vanuit drie begrotingen: BZ (V), BHOS (XVII) en OCW (VIII). Het kader Internationaal Cultuurbeleid, dat uw Kamer op 6 december 2019 toeging, geeft de bedragen per hoofdstuk op de Rijksbegroting weer.

Het budget dat is gedelegeerd aan de diplomatieke posten wordt in de loop van 2021 aan culturele organisaties toegekend op basis van gehonoreerde projectvoorstellen die bijdragen aan de doelstellingen van het ICB. Voor een aantal culturele organisaties is het subsidiebedrag reeds vastgesteld.

De onderstaande tabel geeft de precieze bedragen op de BZ-begroting weer:

Nederlandse vertegenwoordigingen buitenland 6.275.000
Buitenlandse Bezoekersprogramma’s 500.000
waarvan Fonds Podiumkunsten 245.161
waarvan Mondriaan Fonds 61.291
waarvan Fonds voor Cultuurparticipatie 25.000
waarvan Nederlands Letterenfonds 30.645
waarvan Het Nieuwe Instituut 107.258
waarvan Eye Filmmuseum 30.645
DutchCulture (ondersteunende instelling ICB) 900.000
deBuren (Vlaams-Nederlands huis voor cultuur en debat) 525.000
Budget manifestaties en ondersteuning (grotendeels via de posten) 700.000
Koninklijke Bibliotheek – Fagel collectie1 285.575
1 Project gestart in 2020 (totaal EUR 494.317). Betreft additionele middelen, naast hetgeen in beleidskader genoemd.

176

Welke uitgaven zijn er in 2021 begroot voor het verbeteren van het kantoor in Den haag voor werknemers?

Antwoord:

Technische verbeteringen aan het rijkskantoor Rijnstraat 8 worden bekostigd door BZK.

Voor BZ-specifiek is additioneel EUR 5.000 opgenomen in de BZ-begroting voor verbeteringen in de eigen werkomgeving.

177

Hoe wordt de neerwaartse bijstelling in tabel 17 van na 2020 verklaard?

Antwoord:

Er is geen sprake van een neerwaartse bijstelling. Zoals bij eerste suppletoire begroting gemeld, stijgen de materiële uitgaven in 2020 en 2021 incidenteel als gevolg van investeringen in de vastgoedportefeuille, mede op het gebied van veiligheid van hoog-risico posten. Hierna zal de financiële reeks weer normaliseren.

178

Hoe is de gebruikerstevredenheid van het kantoor aan de Rijnstraat?

Antwoord:

De gebruikerstevredenheid is matig. Dit komt vooral vanwege het tekort aan arbowerkplekken, aan plekken om rustig te telefoneren of geconcentreerd te werken, de drukte in het gebouw en gebrek aan groen op de werkplekken. Verder is het gebouw onvoldoende representatief om buitenlandse gasten op passende wijze te ontvangen.

179

Welke uitgaven zijn er in 2021 begroot voor het verbeteren van de ICT-veiligheid van het ministerie? Hoe zullen deze ten goede komen van een digitaal veilig en vaardig BZ

Antwoord:

Om digitaal veilig en vaardig te worden, investeert BZ voortdurend in maatregelen en systemen gericht op adequate informatiebeveiliging. De aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer in het verantwoordingsonderzoek 2019 helpen het departement daarbij. De opvolging daarvan zal ook in de eerste helft van 2021 nog de nodige aandacht vragen. Verder zal in 2021 worden ingezet op versterking van de bewustwording van de medewerkers wereldwijd ten aanzien van informatiebeveiliging. Ook zal een nieuw Security Operations Center worden opgezet en de beveiligde werkplek verder worden verbeterd. Over de inhoud en de kosten daarvan doet BZ om veiligheidsredenen geen nadere mededelingen.

180

Welke investeringen worden er gedaan om de thuiswerksituatie door de COVID-19 pandemie te verbeteren en te beveiligen voor medewerkers van het Ministerie van Buitenlandse Zaken wereldwijd?

Antwoord:

Voor BZ-medewerkers geldt de rijksbrede regeling waarbij zij in aanmerking kunnen komen voor een (gemaximeerde) vergoeding voor het aanschaffen van ICT-middelen voor het inrichten van een thuiswerkplek om gezond en veilig thuis te kunnen werken. Ook worden er bureaustoelen en, op medische indicatie, zit-/sta bureaus uitgeleend. Leidinggevenden binnen BZ krijgen extra tools aangereikt om ervoor te waken dat de druk op werkplezier en werkstress die door het thuiswerken kan ontstaan zo goed mogelijk wordt opgevangen. Verder wordt geïnvesteerd in het uitbreiden van de mogelijkheden om beter beveiligd te beeldbellen en videoconferenties te hebben (zie antwoord 181).

181

Is het ministerie voldoende uitgerust met faciliteiten voor thuiswerken?

Antwoord:

Ja, BZ heeft de fase waarin verplicht thuisgewerkt moet worden goed kunnen opvangen omdat er sinds 2016 gebruik wordt gemaakt van een beveiligde mobiele werkomgeving en verbindingen. Met deze omgeving kan ook digitaal worden samengewerkt en video vergaderd. Daarnaast heeft BZ dit jaar extra geïnvesteerd in de verruiming van mogelijkheden om te kunnen videovergaderen en is de internetbandbreedte om het extra dataverkeer op te vangen opgehoogd. Extra aandacht gaat uit naar landen waar de digitale infrastructuur niet zo goed is als in Nederland en naar landen waar digitaal thuiswerken extra risico’s met zich meebrengt. Ook wordt er komende periode gestart met het testen van mogelijkheden om op hogere vertrouwelijkheidsniveaus met elkaar te kunnen vergaderen, zodat in de toekomst medewerkers niet meer voor alle vertrouwelijke gesprekken aan het departement of de post als locatie gebonden zijn. Zie voor overige faciliteiten het antwoord op vraag 180.

182

Zijn de gebouwen van het ministerie afdoende «coronaproof»?

Antwoord:

Algemeen:

Begin mei heeft het kabinet de Rijksdienst en 25 andere maatschappelijke sectoren gevraagd een protocol op te stellen hoe om te gaan met COVID-19. Eind mei is het Rijksbrede protocol vastgesteld door BZK en vervolgens geïmplementeerd in de totale organisatie van BZ.

Specifiek voor het binnenland (Nederland):

Voor de 3 gebouwen waar BZ gebruiker van is, is een Corona Pand Plan opgesteld door de Centrale Dienstverlener (FMH). Per plan zijn de maatregelen beschreven die ervoor zorgen dat er veilig en «coronaproof» in de gebouwen gewerkt kan worden.

Specifiek voor het buitenland (BZ-posten):

Ja, op basis van het Rijksbrede protocol is een COVID-19 handreiking opgesteld voor Kanselarijen en Residenties. Op basis van deze handreiking heeft elke buitenlandse vertegenwoordiging (post) een pandplan opgesteld. Alle pandplannen zijn beoordeeld door de het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Elk pandplan geeft inzicht in de (lokale) maatregelen die moeten worden genomen om besmettingen te voorkomen. Voor alle posten geldt de RIVM-richtlijn (opgenomen in het protocol en handreiking) als baseline met een toetsing aan de lokale omstandigheden.

183

Is naast doelmatigheid en functionaliteit ook representativiteit een factor in de huisvestings- en inrichtingsbeleid? Wordt hier budget beschikbaar voor gesteld?

Antwoord:

Voor de gebouwen van het Ministerie van BZ in Den Haag geldt dat representativiteit een factor is die meegenomen wordt bij de beoordeling van huisvesting en inrichting. Hier is geen separaat budget voor geoormerkt, maar het maakt deel uit van het algemene budget voor huisvesting.

184

Is de representativiteit van het kantoor aan de Rijnstraat voor hoge gasten uit het buitenland geëvalueerd of wordt dit gedaan?

Antwoord:

Er is op dit moment geen specifieke evaluatie voorzien van de representativiteit van het gebouw Rijnstraat 8.

Representativiteit is wel meegenomen in het «onderzoeksrapport Audit Rijnstraat 8» van 8 april 2019 (zie pagina 14 van het rapport). Dit onderzoek had o.a. als doel inzicht te krijgen in de verklarende factoren van de (negatieve) beleving van de bewoners van Rijnstraat 8. De ADR noemt onder andere de ervaring dat de uitstraling van het gebouw onvoldoende past bij de representatieve functie van BZ.

185

Hoeveel wordt besteed aan ontvangsten van buitenlandse gasten in locaties die representatiever zijn dan het kantoor aan de Rijnstraat, zoals in het Johan de Witthuis, Museum Bredius en elders?

Antwoord:

In 2019 is aan representatiekosten voor ontvangsten van buitenlandse hoogwaardigheidsbekleders en ambassadeurs EUR 80.000 uitgegeven t.b.v. representatie buiten het ministerie. Dit bedrag is inclusief huur locatie, catering, bediening, etc.

186

Hoeveel zou op langere termijn bezuinigd kunnen worden als het ministerie zelf over representatieve ontvangstruimtes zou beschikken?

Antwoord:

De in antwoord 185 genoemde EUR 80.000 is inclusief catering en andere bijkomende kosten die ook gemaakt moeten worden in een eigen ontvangstruimte. Met een eigen ontvangstruimte zou alleen de kale zaalhuur worden uitgespaard, maar die uitsplitsing is bij externe representatie niet te geven.

187

Zijn er al bestemmingen gevonden voor het Nederlandse corona pakket van 150 miljoen euro? En zo ja, welke zijn dit?

Antwoord:

Over de inhoud van het steunpakket in het kader van het AIV-advies «Nederland en de wereldwijde aanpak van COVID-19» bent u per Kamerbrief (Kabinetsreactie op briefadvies nr. 34 «Nederland en de wereldwijde aanpak van COVID-19» van de AIV, 10 juli 2020, kst. 33 625 nr. 320) geïnformeerd.

In de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking voor 2021 is de besteding van het budget (conform de Kabinetsreactie) in een overzicht gedetailleerd weergegeven. Bij najaarsnota wordt uw Kamer met de tweede suppletoire begroting 2020 nogmaals geïnformeerd over de verdeling van deze middelen.

188

Welke concrete acties vloeien er voort uit de Alliantie voor Multilateralisme?

Antwoord:

De door Duitsland en Frankrijk geleide Alliantie voor Multilateralisme is een informeel netwerk van Ministers van Buitenlandse Zaken van meer dan zestig landen wereldwijd die streven naar een effectieve multilaterale aanpak van globale problemen.6 Het platform dient ook om steun te verwerven voor specifieke initiatieven van individuele leden in met name de VN-fora. De Alliantie organiseert daarnaast -bijeenkomsten over specifieke thema’s en neemt gezamenlijke verklaringenaan. Tijdens de laatstebijeenkomst en marge van de 75ste AVVN steunden alle deelnemende landen aan de Alliantie voor Multilateralisme de Declaration of Principles.7


  1. https://www.start.umd.edu/research-projects/global-terrorism-database-gtd↩︎

  2. https://www.start.umd.edu/pubs/START_GTD_GlobalTerrorismOverview2019_July2020.pdf↩︎

  3. https://ec.europa.eu/international-partnerships/system/files/communication-eu-africa-strategy-join-2020–4-final_en.pdf↩︎

  4. https://www.consilium.europa.eu/media/44788/st_9265_2020_init_en.pdf↩︎

  5. Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.↩︎

  6. https://multilateralism.org/the-alliance/↩︎

  7. https://multilateralism.org/wp-content/uploads/2020/09/Alliance-for-Multilateralism-Declaration-of-principles.pdf↩︎