Amendement van de leden Snels en Van der Lee over de reductiefactor bepalen op 1,0 en een jaarlijkse verlaging
Wijziging van de Wet belastingen op milieugrondslag en de Wet Milieubeheer voor de invoering van een CO2-heffing voor de industrie (Wet CO2-heffing industrie)
Amendement
Nummer: 2020D43447, datum: 2020-11-02, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-35575-8).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: B.A.W. Snels, Tweede Kamerlid (Ooit GL kamerlid)
- Mede ondertekenaar: T.M.T. van der Lee, Tweede Kamerlid (GroenLinks-PvdA)
Onderdeel van kamerstukdossier 35575 -8 Wijziging van de Wet belastingen op milieugrondslag en de Wet Milieubeheer voor de invoering van een CO2-heffing voor de industrie (Wet CO2-heffing industrie).
Onderdeel van zaak 2020Z20216:
- Indiener: B.A.W. Snels, Tweede Kamerlid
- Medeindiener: T.M.T. van der Lee, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2020-2021 |
35 575 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Wet CO2-heffing industrie)
Nr. 8 AMENDEMENT VAN DE LEDEN SNELS EN VAN DER LEE
Ontvangen 2 november 2020
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
Het in artikel II, onderdeel E, voorgestelde artikel 16b.17, derde lid, van de Wet milieubeheer komt te luiden:
3. De reductiefactor bedraagt 1,0. Bij aanvang van ieder kalenderjaar wordt de reductiefactor verlaagd met 0,0578.
Toelichting
Het aantal dispensatierechten dat een bedrijf ontvangt wordt bepaald door de prestatie van het bedrijf t.o.v. de EU-benchmark, het productiviteitsniveau en de reductiefactor. Het kabinet heeft vanwege de coronacrisis het aantal dispensatierechten in de eerste jaren verhoogd. De Afdeling is kritisch op deze coulance en merkt op dat meer vrije ruimte in het beginjaar in feite uitstel betekent en dat in een kortere periode de reductiedoelstelling moet worden gerealiseerd, waardoor deze reductiedoelstelling ook moeilijker te realiseren is. Dit amendement verwerkt deze kritiek en regelt dat de reductiefactor zo wordt aangepast dat de voorgestelde CO2-heffing direct merkbaar is bij de betreffende bedrijven door de wettelijke reductiefactor van de dispensatierechten te bepalen op 1,0. Door de reductiefactor te verlagen naar 1,0 krijgen bedrijven vanaf het begin minder dispensatierechten. Bedrijven die slechter presteren dan de EU-benchmark hebben zo direct een directe prikkel om te verduurzamen. Verduurzamen deze bedrijven niet, dan zullen ze een heffing moeten betalen.
Tevens regelt dit amendement dat de reductiefactor jaarlijks bij aanvang van ieder kalenderjaar wordt verlaagd met 0,0578. Er wordt met het voorliggende voorstel voor de CO2-heffing beoogd om te komen tot 14,3 Mton minder CO2-uitstoot bovenop het basispad. Dit is gebaseerd op de Nationale Energie Verkenning 2017 (NEV 2017). Echter, het basispad is in de KEV 2019 aangepast waaruit blijkt dat de industrie eigenlijk 19 Mton minder moet uitstoten om tot dezelfde afgesproken restemissie te komen. In de raming voor 2030 in de Klimaat- en Energieverkenning 2019 komen de industriële broeikasgasemissies 4,7 Mton hoger uit dan in het eerdere basispad uit de NEV 2017. In dit amendement wordt dan ook geregeld dat de reductiefactor met een hoger getal wordt verlaagd, zodat het aantal dispensatierechten past bij dit herijkte doel van 19 Mton.
Snels
Van der Lee