Amendement van de leden Snels en Van der Lee over het laten verlopen van alle uit het Nationaal Groeifonds vloeiende gelden via de andere begrotingen.
Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Financiën (IXB) en de begrotingsstaat van Nationale Schuld (IXA) voor het jaar 2021
Amendement
Nummer: 2020D43816, datum: 2020-11-03, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-35570-IX-29).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: B.A.W. Snels, Tweede Kamerlid (Ooit GL kamerlid)
- Mede ondertekenaar: T.M.T. van der Lee, Tweede Kamerlid (GroenLinks-PvdA)
Onderdeel van kamerstukdossier 35570 IX-29 Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Financiën (IXB) en de begrotingsstaat van Nationale Schuld (IXA) voor het jaar 2021.
Onderdeel van zaak 2020Z20394:
- Indiener: B.A.W. Snels, Tweede Kamerlid
- Medeindiener: T.M.T. van der Lee, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
- 2020-12-08 15:05: Stemmingen (Stemmingen), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2020-2021 |
35 570 IX Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Financiën (IXB) en de begrotingsstaat van Nationale Schuld (IXA) voor het jaar 2021
Nr. 29 AMENDEMENT VAN DE LEDEN SNELS EN VAN DER LEE
Ontvangen 3 november 2020
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
In artikel 4, onderdeel A, wordt aan onderdeel e voor de punt toegevoegd «, waarvan alle uitgaven steeds tevens als uitgaven en ontvangsten worden opgenomen in de betrokken departementale begrotingen».
Toelichting
Dit amendement en het amendement van de indieners onder Kamerstukken 35 570 XIX over dit onderwerp, strekken ertoe gezamenlijk te regelen dat alle uit het Nationaal Groeifonds vloeiende gelden verlopen via de andere begrotingen. De betrokken middelen worden hierdoor dus via deze begroting steeds toegevoegd aan een andere begroting. Dit wordt daartoe via dit amendement uitdrukkelijk genoemd in het betrokken artikel in de Comptabiliteitswet 2016, en via het andere amendement in het betrokken begrotingswetsvoorstel zelf.
Investeringen uit het Nationaal Groeifonds zullen in de huidige opzet budgettair aan andere begrotingen overgeheveld worden op het moment dat er een inhoudelijke aansluiting is tussen deze investeringen en reeds bestaande onder deze andere begrotingen vallende begrotingsartikelen. In dat geval wordt op de ontvangende begroting een ontvangst vanuit het Nationaal Groeifonds zichtbaar, waar de daadwerkelijke investeringsuitgave tegenover staat. Als deze route gevolgd wordt, bestaat het budgetrecht van de Kamer niet alleen uit een oordeel vooraf ten aanzien van de drie plafonds van verplichtingen en (eventuele) wijzigingen van deze plafonds, maar ook het oordeel «achteraf», dat betrekking heeft op het al dan niet budgettair goedkeuren van reeds aangewezen projecten waarin vanuit het Groeifonds via andere begrotingen geïnvesteerd wordt.
In andere gevallen zullen uitgaven volgens de regering direct uit de non-departementale begroting van het Nationaal Groeifonds vloeien. In dat geval is het budgetrecht van de Kamer beperkt tot het vooraf goedkeuring geven op de begrotingsartikelen van het Nationaal Groeifonds en het (eventueel) goedkeuren van plafondwijzigingen van deze drie artikelen. De Kamer heeft dus niet bij alle uit het Nationaal Groeifonds voortvloeiende gelden hetzelfde budgetrecht. De fondsbeheerders (de Ministers van EZK en Financiën) bezien per geval welke budgettaire route het meest voor de hand ligt.
Wat de ondergetekenden betreft ontstaat er door de gekozen opzet een onwenselijke situatie. Deze onwenselijkheid is primair gelegen in het beperkte budgetrecht van de Kamer als gelden direct uit de begroting van het Nationale Groeifonds naar projecten vloeien. Het is goed mogelijk dat relatief grote bedragen op deze wijze geïnvesteerd zullen worden. Binnen de kaders van de hoofdlijnen die de Kamer in dat geval goedkeurt zijn allerlei politiek gekleurde keuzes mogelijk waarover de Kamer geen budgetrecht meer heeft.
Het belang van het te allen tijde borgen van voldoende budgetrecht voor de Kamer overstijgt het belang van de eventuele uitvoeringstechnische vraag die zouden kunnen ontstaan als besloten dient te worden via welke begrotingsartikelen van andere begrotingen investeringen gedesaldeerd dienen te worden.
Er is voor gekozen dit amendement vorm te geven als aanvulling op het voorgestelde artikel 2.1, vijfde lid, onderdeel e van de Comptabiliteitswet, waarbij in de vormgeving aansluiting is gezocht bij onderdeel b van hetzelfde artikellid. Alle Groeifonds-investeringen zullen daarmee, nadat ze door de regering op basis van adviezen zijn uitgekozen, ter goedkeuring in incidentele suppletoire begrotingen aan de Kamer worden voorgelegd. Zo wordt geborgd dat de Kamer in alle gevallen, en niet enkel als de fondsbeheerders dit inhoudelijk passend vinden, een gedegen verankerd budgetrecht heeft.
Tot slot hechten de ondergetekenden er belang aan te benadrukken dat de voorgestelde wijziging niets af doet aan de gehanteerde systematiek ten aanzien van de 100% eindejaarsmarge. Alle nog niet aan projecten toegekende gelden blijven immers op de non-departementale begroting van het Nationaal Groeifonds staan.
Snels
Van der Lee