35463, eindtekst
Uitvoering van Verordening (EU) 2017/352 van het Europees Parlement en de Raad van 15 februari 2017 tot vaststelling van een kader voor het verrichten van havendiensten en gemeenschappelijke regels inzake de financiële transparantie van havens (PbEU 2017, L 57) (Uitvoeringswet EU-zeehavenverordening)
Eindtekst
Nummer: 2020D43998, datum: 2020-11-03, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van zaak 2020Z08968:
- Indiener: C. van Nieuwenhuizen Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2020-05-20 15:25: Aansluitend: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2020-06-03 10:15: Procedurevergadering commissie voor Infrastructuur en Waterstaat (via videoconferentie) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2020-06-29 12:00: Uitvoering EU-Verordening tot vaststelling kader voor het verrichten van havendiensten (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2020-09-09 10:15: Procedurevergadering commissie voor Infrastructuur en Waterstaat (Procedurevergadering), vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2020-09-10 13:45: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2020-10-27 18:30: Uitvoeringswet EU-zeehavenverordening (35463) (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2020-11-03 15:00: Stemmingen (Stemmingen), TK
Preview document (🔗 origineel)
De Tweede Kamer der Staten- Generaal zendt bijgaand door haar aangenomen wetsvoorstel aan de Eerste Kamer. De Voorzitter, 3 november 2020 |
|
Uitvoering van Verordening (EU) 2017/352 van het Europees Parlement en de Raad van 15 februari 2017 tot vaststelling van een kader voor het verrichten van havendiensten en gemeenschappelijke regels inzake de financiële transparantie van havens (PbEU 2017, L 57) (Uitvoeringswet EU-zeehavenverordening) | |
VOORSTEL VAN WET | |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben dat het wenselijk is dat Verordening (EU) 2017/352 wordt uitgevoerd en geïmplementeerd;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Artikel 1. Algemene bepalingen
1 .In deze wet wordt verstaan onder:
aanbieder van havendiensten: aanbieder van havendiensten als bedoeld in artikel 2, dertiende lid, van de EU-zeehavenverordening;
Autoriteit Consument en Markt: Autoriteit Consument en Markt, genoemd in artikel 2, eerste lid, van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt;
bevoegde instantie: bevoegde instantie als bedoeld in artikel 2, derde lid, van de EU-zeehavenverordening;
EU-zeehavenverordening: Verordening (EU) 2017/352 van het Europees Parlement en de Raad van 15 februari 2017 tot vaststelling van een kader voor het verrichten van havendiensten en gemeenschappelijke regels inzake de financiële transparantie van havens (PbEU 2017, L 57);
havenbeheerder: havenbeheerder als bedoeld in artikel 2, vijfde lid, van de EU-zeehavenverordening;
Onze Minister: Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat;
zeehaven: zeehaven als bedoeld in artikel 2, zestiende lid, van de EU-zeehavenverordening.
2. Een wijziging van de EU-zeehavenverordening gaat voor de toepassing van deze wet gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijziging uitvoering moet zijn gegeven.
Artikel 2. Toepassingsbereik
1. Deze wet is alleen van toepassing op zeehavens die deel uitmaken van het trans-Europees vervoersnetwerk, bedoeld in artikel 1, vierde lid, van de EU-zeehavenverordening.
2. Deze wet is van toepassing binnen havengebieden en op de waterweg naar de haven, bedoeld in artikel 1, tweede lid, aanhef, van de EU-zeehavenverordening.
Artikel 3. Bekendmaking informatie selectieprocedure van havendiensten
Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld inzake:
a. de bekendmaking van minimumeisen en het in kennis stellen van wijzigingen in de criteria en de procedure, bedoeld in artikel 4, zesde lid, van de EU-zeehavenverordening;
b. de beperking van het aantal aanbieders van een havendienst door een havenbeheerder of bevoegde instantie met betrekking tot de informatie, selectieprocedure of wijze van bekendmaking als bedoeld in artikel 6, vierde lid, van de EU-zeehavenverordening.
Artikel 4. Heffingen op het gebruik van haveninfrastructuur
De havenbeheerder of in voorkomend geval de bevoegde instantie legt overeenkomstig artikel 13 van de EU-zeehavenverordening een heffing op voor het gebruik van haveninfrastructuur.
Artikel 5. Raadpleging havengebruikers en andere belanghebbenden
Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de raadpleging van havengebruikers en andere belanghebbenden als bedoeld in artikel 15 van de EU-zeehavenverordening door de havenbeheerder of in voorkomend geval de bevoegde instantie.
Artikel 6. Indienen van klachten
1. Een havengebruiker of andere belanghebbende kan bij de Autoriteit Consument en Markt een klacht als bedoeld in artikel 16 van de EU-zeehavenverordening indienen tegen een havenbeheerder, bevoegde instantie of aanbieder van havendiensten over de wijze waarop deze zijn taken en bevoegdheden op grond van de EU-zeehavenverordening of deze wet uitvoert, dan wel aan zijn verplichtingen op grond van de EU-zeehavenverordening of deze wet voldoet.
2. In afwijking van het eerste lid is geen klacht mogelijk over besluiten op grond van artikel 27f van de Loodsenwet.
Artikel 7. Behandeling van klachten
1. De Autoriteit Consument en Markt is belast met de behandeling van een klacht als bedoeld in artikel 6, behalve als de klacht betrekking heeft op artikel 9 of artikel 14 van de EU-zeehavenverordening. In dat geval draagt zij de klacht ter behandeling over aan Onze Minister of Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, volgens een door genoemde ministers bij ministeriele regeling te bepalen taakverdeling.
2. De instantie die de klacht behandelt beslist binnen vier maanden na ontvangst van de klacht. Deze termijn kan eenmaal worden verlengd met twee maanden.
3. De havenbeheerder, bevoegde instantie of aanbieder van havendiensten verleent binnen de door de instantie die de klacht behandelt gestelde termijn alle medewerking die deze redelijkerwijs kan verlangen voor het behandelen van een klacht.
4. Artikel 4:15 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing op de termijn waarbinnen op een klacht wordt beslist, met dien verstande dat de termijn ook wordt opgeschort indien de instantie die de klacht behandelt een aanbieder van havendiensten, bevoegde instantie of havenbeheerder, om gegevens verzoekt met het oog op het behandelen van een klacht.
5. De beslissing van de instantie die de klacht behandelt is bindend.
6. Bij regeling van Onze Minister en Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid kunnen, zo nodig onderscheiden naar de taakverdeling tussen genoemde ministers, regels worden gesteld over de procedure die gevolgd wordt bij het indienen en behandelen van klachten op grond van dit artikel.
Artikel 8. Toezicht
De Autoriteit Consument en Markt is belast met het toezicht op de naleving van de EU-zeehavenverordening, met uitzondering van de artikelen 9 en 14 van de EU-zeehavenverordening, en hetgeen bij of krachtens deze wet is bepaald.
Artikel 9. Sanctionering
1. De Autoriteit Consument en Markt kan in geval van overtreding van artikelen van de EU-zeehavenverordening, met uitzondering van de artikelen 9 en 14 van de EU-zeehavenverordening, of van hetgeen bij of krachtens deze wet is bepaald, de overtreder:
a. een last onder dwangsom opleggen; of
b. een bestuurlijke boete opleggen van ten hoogste € 900.000 of, indien dat meer is, 10% van de omzet van de overtreder.
2. Onze Minister, respectievelijke Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, kan in geval van overtreding van artikel 7, derde lid, of van de op grond van artikel 7, zesde lid, gestelde regels een last onder dwangsom opleggen.
Artikel 10. Kosten verbonden aan de taken van de Autoriteit Consument en Markt
In afwijking van artikel 6a van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt worden de kosten van de Autoriteit Consument en Markt die samenhangen met de uitvoering van de taken op grond van de EU-zeehavenverordening of deze wet, niet ten laste gebracht van marktorganisaties.
Artikel 11. Wijziging bijlagen bij de Algemene wet bestuursrecht
1. In bijlage 1 bij de Algemene wet bestuursrecht wordt in de alfabetische volgorde ingevoegd: Uitvoeringswet EU-zeehavenverordening: artikel 7, voor zover het betreft een besluit van de Autoriteit Consument en Markt.
2. In artikel 4 van bijlage 2 bij de Algemene wet bestuursrecht wordt in de alfabetische volgorde ingevoegd: Uitvoeringswet EU-zeehavenverordening: artikel 7, voor zover het betreft een besluit van de Autoriteit Consument en Markt.
3. In artikel 7 van bijlage 2 bij de Algemene wet bestuursrecht wordt in de alfabetische volgorde ingevoegd: Uitvoeringswet EU-zeehavenverordening: artikel 9, eerste lid.
4. In artikel 11 van bijlage 2 bij de Algemene wet bestuursrecht wordt in de alfabetische volgorde ingevoegd: Uitvoeringswet EU-zeehavenverordening: artikel 9, eerste lid.
Artikel 12. Intrekken Wet voorzieningen privatisering Staatsvissershavenbedrijf
De Wet voorzieningen privatisering Staatsvissershavenbedrijf wordt ingetrokken.
Artikel 13. Inwerkingtreding
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
Artikel 14. Citeertitel
Deze wet wordt aangehaald als: Uitvoeringswet EU-zeehavenverordening.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,