De derde onderwijs- en zorgbrief
Passend onderwijs
Brief regering
Nummer: 2020D45054, datum: 2020-11-10, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 4
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-31497-372).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media (Ooit ChristenUnie kamerlid)
- Mede ondertekenaar: P. Blokhuis, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Onderdeel van kamerstukdossier 31497 -372 Passend onderwijs.
Onderdeel van zaak 2020Z21076:
- Indiener: A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
- Medeindiener: P. Blokhuis, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- Volgcommissie: vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2020-11-16 11:00: Passend onderwijs (Notaoverleg), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2020-11-17 16:30: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2020-11-19 10:00: Procedurevergadering (videoconferentie) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2021-01-14 13:10: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2020-2021 |
31 497 Passend onderwijs
31 839 Jeugdzorg
Nr. 372 BRIEF VAN DE MINISTERS VOOR BASIS- EN VOORTGEZET ONDERWIJS EN MEDIA EN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 november 2020
Inleiding
In deze brief brengen wij u op de hoogte van de voortgang van de landelijke maatregelen, die wij u in november 20181 presenteerden, om zorg en onderwijs beter met elkaar te verbinden. De maatregelen moeten het professionals gemakkelijker maken om passende combinaties van onderwijs en zorg2 te bieden aan kinderen3 die daar behoefte aan hebben.
De verschillen in stelsels maken het niet eenvoudig om de verbinding tussen zorg en onderwijs te versterken (in de bijlage4 hebben wij deze op uw verzoek nader toegelicht5). Daarom dringen alle partijen erop aan dat wij zorgen voor meer eenheid, onder meer door wet- en regelgeving aan te passen.
Wij komen aan die wens tegemoet. Wij doen dat met een wetsvoorstel om het onderwijskundig perspectief mee te nemen bij vrijstellingen van de leerplicht.6 Er volgt ook nog een wetsvoorstel voor een doorbraakaanpak onderwijs en jeugdhulp in de regio en voor een heldere rol van samenwerkingsverbanden bij verzuim. Dit voorstel gaat binnenkort in consultatie.
Voor verdere wijzigingen is meer tijd nodig, want de systemen voor onderwijs en zorg hebben waardevolle elementen die verloren kunnen gaan door overhaaste stappen. Er is meer kennis en ervaring nodig uit experimenten en pilots, om ook voor de langere termijn het goede te doen voor de kinderen die dit nodig hebben.
Ons einddoel is een onderwijszorgcontinuüm, waarbinnen kinderen onderwijs en zorg krijgen die aansluit op hun behoeften op een plek waar zij zich veilig voelen en zich kunnen ontwikkelen. Zo zorgen wij er voor dat ook kinderen met een aandoening, ziekte of beperking zich optimaal kunnen ontwikkelen.
Dat begint met een goede ondersteuningsstructuur op scholen, waarin jeugdgezondheidszorg, ambulante hulp, orthopedagogen en maatschappelijk werkers actief zijn. Daarmee wordt het ook mogelijk om in een vroeg stadium problemen te signaleren en snelle en gepaste ondersteuning of hulp te bieden.
Hetgeen kinderen, ouders,7 leraren en de maatschappij later veel problemen kan besparen.
En gelukkig zien wij ook nu al veel initiatieven waarin zorg en onderwijs goed samenwerken. Passend onderwijs heeft bijgedragen aan een verbetering van het aanbod en de basisondersteuning in de scholen. Veel gemeenten en regio’s werken in pilots met het onderwijs aan maatwerkmogelijkheden voor kinderen. Er zijn steeds meer regionale partnerschappen tussen samenwerkingsverbanden en gemeenten en jeugdzorgregio’s. Ook is er overleg en actie om onderwijs en jeugdzorg samen te laten komen. De elf inspiratieregio’s van het programma Met Andere Ogen zijn hiervan duidelijke voorbeelden.8
Leeswijzer
Wij behandelen de voortgang van de maatregelen, aan de hand van vier thema’s. Paragraaf 1 behandelt het organiseren van zorg in onderwijstijd. Paragraaf 2 gaat in op ruimte voor maatwerk in onderwijszorgarrangementen. Paragraaf 3 behandelt het vervolg van het Thuiszitterspact en in paragraaf 4 bespreken wij wat van bestuurders verwacht wordt om duurzame afspraken te maken in het op overeenstemming gericht overleg (OOGO).
Onze brief kan niet los worden gezien van de beleidsnota en Kamerbrief Evaluatie en verbeteraanpak passend onderwijs, die onlangs naar uw Kamer zijn gestuurd.9 Deze brief kan ook niet los worden gezien van het stelsel van de zorg voor jeugd dat volop in ontwikkeling is om zo de beschikbaarheid en continuïteit van gespecialiseerde jeugdhulp beter te borgen.10
1. Het organiseren van zorg in onderwijstijd
In deze paragraaf lichten wij toe hoe ver wij zijn met de stappen richting een collectieve financiering van zorg in onderwijstijd die wij verleden jaar aankondigden.11 Wij willen afstemmingsproblemen oplossen en administratieve rompslomp verlichten voor scholen, leerlingen en hun ouders. Wij halen daarom informatie uit de praktijk op om dit te realiseren. Het gaat om de volgende zaken.
1. Meer geld voor leerlingen met een ernstig meervoudige beperking
Sinds 1 januari is de regeling voor leerlingen met een ernstig meervoudige beperking tijdelijk verdubbeld, van € 5 mln. naar € 10 mln. Het geld komt uit de begroting van het Ministerie van VWS en maakt het voor scholen makkelijker om de zorg voor deze leerlingen te organiseren.
2. Scholen ondersteunen met zorgarrangeurs
Vijftig scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs krijgen dit schooljaar én volgend schooljaar hulp van een zorgarrangeur, die helpt met de financiering van zorg in onderwijstijd. De zorgarrangeurs weten de weg binnen de zorgsystemen en weten op welke zorg aanspraak kan worden gemaakt. De taak wordt uitgevoerd door de onderwijszorgconsulenten en door onze ministeries gefinancierd. Op deze vijftig scholen wordt ook onderzoek uitgevoerd door de bureaus DSP en Oberon. De resultaten hiervan helpen ons bij het uitwerken van een collectieve financiering.
Omdat er meer aanmeldingen zijn dan dat wij scholen kunnen helpen, krijgen de zorgarrangeurs meer begeleidingsuren. Daarmee kunnen zij – naast scholen – ook schoolbesturen begeleiden om de financiering van zorg in onderwijstijd te regelen. Het bestuur wijst dan iemand aan die met de zorgarrangeur meeloopt en de inzichten kan overbrengen naar andere scholen van dat bestuur. Zo helpen wij scholen en besturen om kennis en ervaring te delen.
3. Pilots met collectieve financiering
Wij zijn pilots gestart in Twente en Hart van Brabant om te kijken hoe ver regio’s binnen de huidige regelgeving kunnen komen om zorg in onderwijstijd collectief te financieren, en wat de succesfactoren zijn.12 Het streven is om de zorgbudgetten te bundelen, en om zorg in onderwijstijd voor (v)so scholen in te kopen bij één of twee aanbieders. De ervaring daarmee moet helpen om een structurele vorm van collectieve financiering verder uit te werken. Ouders worden actief betrokken bij de uitwerking en inrichting van de pilots.
Twente heeft een kernteam samengesteld met Enschede, Hengelo, Almelo, Menzis en de schoolbesturen SOTOG en Attendiz. Het team zal 8 à 10 pilotscholen selecteren in cluster 3 en 4, de belangrijkste vraagstukken inventariseren en mogelijke oplossingen op een rijtje zetten. De pilot sluit aan op de Twentse ontwikkeltafel, waarin scholen, projecten voor onderwijs en jeugdhulp werken aan een programma voor leerlingen van scholen die intensieve zorg aanbieden.
In Hart van Brabant valt de pilot onder het programma «Ieder kind voelt zich thuis op school». De gemeente Tilburg voert de regie over de pilot, met de scholen Onderwijscentrum Leijpark en De Bodde en zorgkantoor VGZ.13 Doel is dat de leerlingen vanaf schooljaar 2022–2023 zorg krijgen die collectief is geregeld. Op dit moment wordt in beeld gebracht wat de omvang en aard van de zorg zijn. Verder onderzoeken de deelnemers de inkoopstrategie, de juridische mogelijkheden en de consequenties voor de werkprocessen in de scholen.
Wij richten een kennisnetwerk op, waarbinnen de pilotregio’s en de regio’s die niet als pilotregio zijn geselecteerd kennis uit kunnen wisselen.14 Begin november is er een eerste intervisiebijeenkomst georganiseerd. Nog dit jaar volgt een online platform met informatie, kennis en veel gestelde vragen.
Residentieel onderwijs
Ook kwetsbare residentiële leerlingen hebben een sluitende aanpak van onderwijs en zorg nodig. De huidige onderwijs wet- en regelgeving sluit in sommige gevallen niet aan bij de ontwikkelingen in de jeugdzorg. Tot die conclusie komen wij na een beleidsinventarisatie en gesprekken met de onderwijs- en jeugdsector. Een voorbeeld is de ontwikkeling naar kleinschalige zorgvoorzieningen, waardoor het risico bestaat dat er voor hieraan verbonden onderwijs onvoldoende schaalgrootte ontstaat. Voor het vinden van de juiste oplossingen starten wij in januari 2021 samen met de sector en andere departementen met een bredere herbezinning op het residentiële stelsel. Dit zal resulteren in een afgestemde werkagenda residentieel onderwijs die in het najaar van 2021 naar de Tweede Kamer gaat. Nog voor het kerstreces informeren wij u hier verder over.
2. Meer ruimte voor maatwerk in onderwijszorgarrangementen
In 2019 kondigden wij een verkenning aan naar mogelijkheden voor meer maatwerk en een beter aanbod van onderwijs en zorg. Dat is nodig voor zo’n vijftienduizend kinderen, die nu niet tot hun recht komen, doordat voor hen de juiste combinatie van passend onderwijs, zorg en ondersteuning ontbreekt. Door een gebrek aan flexibiliteit van de zorg- en onderwijsstelsels dreigen deze kinderen uit te vallen, zitten zij thuis, verzuimen, staan niet ingeschreven op een school of zijn vrijgesteld van onderwijs.
De verkenning leverde een aantal knelpunten op, waartegen wij actie hebben ondernomen of nog zullen ondernemen:
1. Communicatie over huidige maatwerkmogelijkheden
Het blijkt dat scholen, samenwerkingsverbanden, (jeugd)hulp, jeugdgezondheidszorg, gemeenten en ouders niet goed weten welke mogelijkheden er zijn voor maatwerk. Daardoor blijven kansen liggen en gaan wij het volgende doen:
– Toegankelijke informatie. Het Steunpunt Passend Onderwijs (SPO), de PO-Raad, VO-raad en Lecso hebben een themapagina met informatie gemaakt.15 Daar vinden professionals informatie over wet- en regelgeving, praktijkvoorbeelden en do’s and don’ts. Die informatie helpt bij gesprekken over maatwerkoplossingen en het realiseren ervan. Deze website wordt de komende tijd aangevuld. In de nieuwsbrieven van het SPO en het Ministerie van OCW wordt deze pagina actief onder de aandacht gebracht en vragen wij betrokkenen om input te leveren.
– Handreiking. Wij hebben het Nederlands Jeugdinstituut (NJi) gevraagd een praktische handreiking te maken voor goede onderwijszorgarrangementen. Deze wordt actief verspreid.
– Informatie over het afwijken van onderwijstijd. Met de Inspectie van het Onderwijs gaan wij scholen informeren over de mogelijkheden die de Beleidsregel inzake het instemmen met afwijking onderwijstijd al biedt. De beleidsregel roept namelijk veel vragen op. Scholen vinden haar ook belemmerend voor kinderen die niet binnen één schooljaar toegroeien naar volledig onderwijs of maar deels terug kunnen naar onderwijs. Meer helderheid over de ruimte die de beleidsregel biedt, kan bijdragen aan meer én beter maatwerk voor deze kinderen.
Verder sturen wij komend voorjaar een algemene handreiking voor passend onderwijs naar alle scholen en samenwerkingsverbanden. Wij waren van plan om dat eerder te doen, maar COVID-19 kwam daar tussen. De handreiking is aangevuld met de maatregelen die wij aankondigen in deze brief en de Kamerbrief Evaluatie en verbeteraanpak passend onderwijs.16
2. Begeleiding van proeftuinen
Wij gaan een aantal initiatieven begeleiden die deels onderwijs verzorgen en deels zorg verlenen. Bij deze initiatieven telt het onderwijs, ook wel ontwikkelingsgerichte activiteiten genoemd, dat wordt gegeven niet mee als onderwijstijd. Daardoor worden de initiatieven niet bekostigd en de Inspectie van het Onderwijs houdt geen toezicht op de onderwijskwaliteit ervan. Bovendien zijn vaak ingewikkelde constructies bedacht om onderwijs te bieden aan kinderen die veel zorg nodig hebben. Dat kost veel tijd en energie, waardoor initiatieven soms moeten stoppen of niet eens van de grond komen.
Met de proeftuinen willen wij initiatieven helpen met hun zoektocht naar onderwijs dat voldoet aan de deugdelijkheidseisen voor kinderen die ook intensieve zorg nodig hebben. De Inspectie van het Onderwijs en de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd zijn aangesloten. Wij leggen daarbij ook de verbinding naar hun gezamenlijke onderzoek naar de kwaliteit van initiatieven die zowel onderwijs als zorg verlenen binnen en buiten het onderwijsstelsel. De proeftuinen moeten ook andere initiatieven laten zien wat er mogelijk is binnen de huidige wet- en regelgeving. Wij starten zo snel mogelijk in het nieuwe jaar met de proeftuinen. De (tussentijdse) opbrengsten gebruiken wij voor een experiment, waarover u in het volgende punt meer kunt lezen.
3. Het inrichten van een experiment
Wij zetten een experiment op om te onderzoeken wat er gebeurt als bepaalde wet- en regelgeving niet van toepassing is. Het experiment moet onder andere duidelijk maken wat het oplevert om een klein deel van het onderwijsbudget van samenwerkingsverbanden flexibeler in te zetten dan nu mogelijk is. Dan kan bijvoorbeeld het onderwijsbudget van samenwerkingsverbanden op een zorglocatie worden ingezet en kunnen het onderwijs- en zorgbudget beter worden gecombineerd. Het doel van het experiment is om een onderwijszorgcontinuüm vorm te geven, waarbinnen kinderen onderwijs en zorg krijgen die aansluit op hun behoeften, op een plek waar zij zich veilig voelen en kunnen ontwikkelen. In het experiment mag daarom worden afgeweken van wet- en regelgeving die belemmerend blijkt te zijn in de proeftuinen.
Het experiment vereist veel voorbereiding en kan helaas niet eerder starten dan in schooljaar 2023–2024. Het experiment wordt voortdurend gevolgd en de opbrengsten worden gebruikt voor het wijzigen van wet- en regelgeving.
Ontwikkelingsgerichte zorg
Wij willen zo min mogelijk kinderen vrijstellen van leerplicht. En als kinderen toch (tijdelijk) worden vrijgesteld, moeten zij zich optimaal kunnen blijven ontwikkelen: thuis, op een zorgboerderij of in een kinderdagcentrum.
Ook op die plekken is kennisuitwisseling tussen zorg en onderwijs belangrijk. Dat willen wij verder stimuleren in de proeftuinen en door het delen van de goede voorbeelden uit de aanpak Met Andere Ogen.
3. Vervolg Thuiszitterspact
De afgelopen jaren hebben alle partners met grote inzet het Thuiszitterspact uitgevoerd.17 Daardoor is er meer aandacht voor schooluitval en voor preventief optreden bij schoolverzuim in po, vo en mbo. Thuiszitten leidt immers vaak tot uitvallen en kan ertoe leiden dat kinderen ook later in de maatschappij vastlopen. De ministeries van OCW, VWS, J&V en SZW nemen gezamenlijke verantwoordelijkheid om dit te voorkomen. Tevens neemt het kabinet maatregelen om een meer sluitende aanpak te realiseren voor kwetsbare jongeren die in de overgang van school naar werk zitten.18
Toch waren er de afgelopen jaren meer thuiszitters dan de doelstelling was van het Thuiszitterspact.19 Er zijn verschillende verklaringen denkbaar voor de stijging in de verzuimcijfers van de afgelopen jaren, zoals een verbeterde registratie. Er zijn echter geen concrete landelijke factoren die gelden als verklaring voor de stijging van cijfers. Naast het feit dat dé thuiszitter niet bestaat, kent iedere regio haar eigen vraagstukken, waardoor één landelijke aanpak niet volstaat.
Wij leggen ons daar niet bij neer, want ieder kind heeft recht op goed onderwijs en goede zorg. Daarom formuleren wij een vervolgaanpak, waarover u hieronder meer kunt lezen. Met de aanpak voeren wij ook de motie van de leden Van Meenen en Westerveld uit, die die ons opriep om bindende afspraken te maken voor minder thuiszitters.20
Het vervolg van de thuiszittersaanpak is geen aparte aanpak, maar is een integrale aanpak die bestaat uit de verbeteragenda passend onderwijs, de verbeterde onderwijs-zorg samenwerking en de onderwijszorgarrangementen. Iedereen heeft in het voorkomen van uitval een eigen rol en verantwoordelijkheid, deze start al op het niveau van het kind zelf.21 Zo is JongPIT door ons gevraagd een plan op te stellen om meer bewustwording bij jongeren te creëren over het belang van aanwezigheid op school. Daarna volgt de regionale aanpak en de rol van de centrale overheid, die aan zet is om ervoor te zorgen dat alle partijen in positie gebracht worden om de hulp ook te kunnen bieden.
Zo staan in de verbeteragenda voor passend onderwijs maatregelen die helpen om uitval te voorkomen.22 Kort samengevat gaat het om de volgende zaken:
1. Leerlingen met een ondersteuningsbehoefte krijgen een wettelijk hoorrecht, zodat er geen besluiten zonder hen worden genomen.
2. Alle leerlingen in het vo met een ondersteuningsbehoefte krijgen een vast aanspreekpunt.
3. Alle samenwerkingsverbanden richten een onafhankelijk ouder- en jeugdinformatiepunt in.
4. De zorgplicht wordt aangescherpt. Om te voorkomen dat scholen onnodig leerlingen «wegadviseren», zorgen wij dat ouders en leerlingen betere informatie krijgen over de zorgplicht.
5. Wij vragen lerarenopleidingen studenten beter voor te bereiden op kinderen met een (complexere) ondersteuningsbehoefte.
Afstandsonderwijs voor thuiszitters
De huidige uitgevallen leerlingen krijgen afstandsonderwijs als zij daar baat bij hebben. Het doel is dat zij uiteindelijk weer naar school gaan.23 Alle relevante partijen hebben een actieve bijdrage geleverd aan een verkenning hiernaar en staan achter dit plan: Ingrado, VNG, VO-raad, PO-Raad, AOb, Ouders & Onderwijs, LAKS, JongPIT, Inspectie van het Onderwijs en vertegenwoordigers van samenwerkingsverbanden. Afstandsonderwijs aan leerlingen die dreigen uit te vallen wordt betrokken in de proeftuinen van de onderwijszorgarrangementen. Daarmee voeren wij de motie van het lid Westerveld uit.24 In het eerste kwartaal van 2021 informeren wij u over de voortgang.
Door met onderwijs(zorg)consulenten en gedragswerk
De recente evaluatie van Gedragswerk laat zien dat het een waardevolle bijdrage levert aan het voorkomen en oplossen van uitval van kinderen.25 In schooljaar 2019–2020 organiseerde Gedragswerk, voordat COVID-19 toesloeg, in twaalf regio’s maatwerkbijeenkomsten. Vaak werden die opgevolgd met een ondersteuningstraject. Betrokken partijen, zoals ouders, zijn tevreden over de interventies in vastgelopen en complexe situaties. Wij verlengen de subsidie daarom tot en met 2025.
Wij verlengen ook de subsidiëring aan de onderwijs(zorg)consulenten met vier jaar, tot en met schooljaar 2022–2023. De consulenten hebben, naast de advisering over passend aanbod, de taak om scholen en samenwerkingsverbanden meer te laten profiteren van hun kennis, zodat die kunnen leren van wat er wel en wat er niet werkt.
Doorbraakaanpak wettelijk geregeld
Samenwerkingsverbanden en gemeenten krijgen de wettelijke plicht om samen een doorbraakaanpak op te zetten bij verzuim. Zij moeten zorgen voor procesregie en krijgen doorzettingsmacht bij vastgelopen casuïstiek. De aanpak dient te staan in het ondersteuningsplan van het samenwerkingsverband en het jeugdplan van de gemeente, waarover zij op overeenstemming gericht overleg voeren.
Iedere leerling in beeld
Gemeenten en samenwerkingsverbanden mogen om privacy-redenen niet de informatie uitwisselen die nodig is voor de doorbraakaanpak, zoals verzuimcijfers. Het wetsvoorstel om dit probleem op te lossen heeft vertraging opgelopen door COVID-19, maar gaat nog dit jaar samen met het wetsvoorstel doorbraakaanpak in internetconsultatie.
Verder rapporteren wij voortaan ook aan de Kamer over verzuim vanaf 16 uur in 4 weken, en dus niet pas vanaf drie maanden. Dat geeft een beter beeld en is in lijn met de adviezen van Balans,26 Marc Dullaert27 en de discussie in het algemeen overleg Onderwijs en Zorg.28 Dit inzicht helpt om eerder preventief te kunnen handelen.
Wij onderzoeken daarnaast welk beleid scholen voeren voor geoorloofd verzuim. Dat verzuim hoeven scholen niet te melden, maar wij denken dat het belangrijk is om ook bij langer geoorloofd verzuim preventief op te treden. In de volgende brief over verzuim informeren wij u over het onderzoek en eventuele vervolgacties.
Betrekken onderwijskundig perspectief bij vrijstelling van leerplicht
Wij bestuderen de uitkomsten van de recente internetconsultatie voor het wetstraject waarbij het onderwijskundig perspectief meeweegt bij vrijstelling van de leerplicht. Verwachting is dat het wetsvoorstel begin volgend jaar naar de Raad van State gaat. Wij denken dat door het voorstel meer kinderen en jongeren terug zullen keren naar het onderwijs, al dan niet met hulp vanuit de zorg.
Geld voor schoolbesturen
De komende twee jaar is jaarlijks € 20 miljoen beschikbaar voor actie om verzuim aan te pakken door schoolbesturen in het voortgezet onderwijs. Dat is in lijn met het advies van de Onderwijsraad om de beslissingsbevoegdheden over ondersteuning en de financiering te leggen op het niveau dat dicht bij de leerling zit.29 Het geld kan bijvoorbeeld worden ingezet om de verzuimregistratie te verbeteren. Door verzuim beter en sneller in beeld te hebben, kan een school ook eerder de leerling te helpen. Het verschil met de afgelopen jaren30 bij deze middelen is dat schoolbesturen verantwoording dienen af te leggen in de jaarverslagen hierover. Tevens loopt het wetstraject instemmingsrecht op de hoofdlijnen van de begroting, waarmee de betrokkenheid van medewerkers, ouders en leerlingen wordt versterkt.
4. Bestuurders aan zet: duurzame afspraken in het OOGO
Wij denken dat de op overeenstemming gerichte overleggen (OOGO’s) beter kunnen. De samenwerkingsverbanden zijn positief over de kansen om met alle partijen om tafel te zitten, maar minder tevreden over de manier waarop afspraken zijn uitgewerkt. Bovendien ontbreken belangrijke partners, zoals mbo’s en zorgpartijen.
De OOGO’s worden productiever als gemeenten en samenwerkingsverbanden deze gebruiken om te bepalen hoe zij de samenwerking tussen onderwijs en jeugdhulp willen inrichten. Denk hierbij aan een gezamenlijke pedagogische visie op ontwikkelingskansen voor kinderen in hun regio, en hoe het onderwijs en de zorg elkaar versterken. Een dergelijke visie kan dan in het OOGO vertaald worden in afspraken over bijvoorbeeld de financiering van zorg in onderwijstijd of de inkoop van jeugdhulp op scholen. In het OOGO kan verder afgesproken worden welke arrangementen geboden worden voor kinderen die nu tussen wal en schip van onderwijs en zorg vallen, en wat dat betekent voor het leerlingenvervoer. Ook willen wij kijken of het nodig om beter te borgen dat er afstemming plaatsvindt over het jeugdplan met de mbo-school.
In het OOGO kan ook besproken worden wat de meeste passende schaal is van de samenwerking, wetende dat de regio-indelingen voor onderwijs en zorg niet optimaal op elkaar aansluiten. Dat is nodig voor onderwijstypen die niet aan één wijk gebonden zijn, zoals het voortgezet onderwijs, het (voortgezet)speciaal onderwijs, het middelbaar beroepsonderwijs en het residentieel onderwijs.
Wij gaan in gesprek met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en de samenwerkingsverbanden31om de OOGO-wetgeving aan te scherpen voor deze punten. Daarbij zullen wij natuurlijk ook ouders en zorgpartijen betrekken, inclusief JGZ. Wij zullen deze partijen zoveel mogelijk helpen om duurzame afspraken te maken. Wij doen dat in samenhang met de verbeteragenda passend onderwijs, de voorstellen voor verbetering van de zorg voor jeugd en de lessen die wij, ondersteund door het NJI, leren uit de aanpak Met Andere Ogen.
Tot slot
Wij zijn zeer blij met de manier waarop onderwijs en zorg samenwerken sinds onze eerste onderwijs- en zorgbrief van november 2018. Er zijn ontzettend veel goede initiatieven in het land en die willen wij steunen. Dat doen wij door onnodige belemmeringen in wet- en regelgeving weg te nemen en door ondersteuning te bieden, zodat kennis en ervaringen gedeeld worden. Wij blijven de komende tijd in gesprek met partijen om te kijken wat er nog meer nodig is om kinderen optimale ontwikkelingskansen te bieden.
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,
A. Slob
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
P. Blokhuis
Kamerstukken 31 497 en 31 839, nr. 282.↩︎
Lees ook jeugdhulp en jeugdgezondheidszorg.↩︎
In deze brief gebruiken wij het woord kind, waarmee wij meestal ook jeugdige of jongere bedoelen.↩︎
Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.↩︎
AO Onderwijsachterstanden, lerarentekort en kwetsbare leerlingen 1 juli 2020, Kamerstukken 27 020 en 27 923, nr. 116.↩︎
Artikel 5, onder a van de Leerplichtwet 1969.↩︎
Daar waar ouders staat bedoelen wij ouders/verzorgers.↩︎
www.aanpakmetandereogen.nl, de eerste resultaten zijn opgenomen in de Voortgangsrapportage Midterm MAO I 2020 (https://www.aanpakmetandereogen.nl/media/filer_public/9b/03/9b03952e-99c1–468f-aff3-a9d73b5ce079/midterm_met_andere_ogen_31_def.pdf)↩︎
https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2020Z20529&did=2020D44085↩︎
Wetstraject zorg voor jeugd↩︎
Kamerstukken 31 497 en 31 839, nr. 334.↩︎
Kamerstuk 31 497, nr. 361↩︎
De pilot is een vervolg van kleinere pilot met collectieve financiering op OC Leijpark, die in 2018 begon.↩︎
Het netwerk wordt opgericht door DSP, Oberon en het Nederlands Jeugdinstituut (NJi). Het NJi organiseert onder andere Oplossingenlabs, met de Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland (VNG) en het Landelijk Expertise Centrum Speciaal Onderwijs (LECSO).↩︎
https://www.steunpuntpassendonderwijs-povo.nl/themas/maatwerk/↩︎
Kamerstuk 31 497, nr. 371↩︎
Het Thuiszitterspact is in 2016 gesloten tussen de ministeries van OCW, JenV, VWS, de PO-Raad, VO-raad, VNG en Ingrado. https://www.rijksoverheid.nl/documenten/publicaties/2016/06/13/thuiszitterspact↩︎
Kamerstuk 29 544, nr. 1019↩︎
Kamerstukken 26 695 en 31 497, nr. 130↩︎
Kamerstuk 31 497, nr. 351↩︎
Deze drie pijlers (kind centraal, regionale aanpak en rol centrale overheid) zijn gebaseerd op het internationale onderzoek van de European Agency for Special Needs and Inclusive Education naar het voorkomen van schooluitval. https://www.european-agency.org/resources/publications/preventing-school-failure-literature-review↩︎
Kamerstuk 31 497, nr. 371↩︎
Kamerstuk 35 300 VIII, nr. 188↩︎
Kamerstuk 35 300 VIII, nr. 162.↩︎
Het eindrapport wordt binnenkort gepubliceerd op rijksoverheid.nl.↩︎
Oudervereniging Balans, 2020: https://balansdigitaal.nl/wp-content/uploads/2020/09/Thuiszitters-Tellen.pdf↩︎
Dullaert, 2019: https://vng.nl/files/vng/de_kracht_om_door_te_zetten._hoe_kunnen_we_de_impasse_rondom_thuiszitten_doorbreken_.pdf↩︎
Kamerstuk 31 497, nr. 359↩︎
Onderwijsraad (2020): https://www.onderwijsraad.nl/publicaties/adviezen/2020/06/23/steeds-inclusiever↩︎
Kamerstukken 31 293 en 31 289, nr. 549↩︎
Daarbij kijken wij ook naar rol van Cluster 1 en 2 scholen↩︎