[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag

Voorstel van wet van de leden Klaver en Bromet tot wijziging van de Wet natuurbescherming en enige andere wetten in verband met het treffen van maatregelen betreffende stikstofemissie en het opnemen van een grondslag voor subsidieverlening voor veestapelreductie en natuurversterking (Wet duurzame aanpak stikstof)

Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader)

Nummer: 2020D45082, datum: 2020-11-10, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-35444-7).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 35444 -7 Voorstel van wet van het lid Bromet tot wijziging van de Wet natuurbescherming en enige andere wetten in verband met het treffen van maatregelen betreffende stikstofemissie en het opnemen van een grondslag voor subsidieverlening voor veestapelreductie en natuurversterking (Wet duurzame aanpak stikstof).

Onderdeel van zaak 2020Z07207:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2020-2021

35 444 Voorstel van wet van de leden Klaver en Bromet tot wijziging van de Wet natuurbescherming en enige andere wetten in verband met het treffen van maatregelen betreffende stikstofemissie en het opnemen van een grondslag voor subsidieverlening voor veestapelreductie en natuurversterking (Wet duurzame aanpak stikstof)

Nr. 7 VERSLAG

Vastgesteld 10 november 2020

De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de initiatiefnemers op de gestelde vragen en de gemaakte opmerkingen afdoende zal hebben geantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.

I. ALGEMEEN

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het voorstel van wet van de leden Klaver en Bromet tot wijziging van de Wet natuurbescherming en enige andere wetten in verband met het treffen van maatregelen betreffende stikstofemissie en het opnemen van een grondslag voor subsidieverlening voor veestapelreductie en natuurversterking (Wet duurzame aanpak stikstof). Deze leden danken de initiatiefnemers voor hun inzet. Het vergt immers veel werk om tot een initiatiefwetsvoorstel te komen, zeker voor een ingewikkeld en veelomvattend probleem als het stikstofprobleem. Desalniettemin hebben zij een aantal vragen en opmerkingen bij het wetsvoorstel, waarbij met name de haalbaarheid van de gegeven doelstelling en het inzicht in de wijze waarop de reductie op de kortere of langere termijn bereikt dient te worden, centraal staat.

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende initiatiefwetsvoorstel en hebben hierover nog een aantal vragen en opmerkingen.

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende initiatiefwetsvoorstel. Deze leden maken zich, net als de initiatiefnemers zorgen om de staat van de natuur en kunnen het daarom waarderen dat de initiatiefnemers gebruikmaken van het recht op initiatief en zijn dankbaar voor het genomen initiatief om met een voorstel te komen. Zij zien echter dat er nog veel vraagtekens zijn omtrent de maatregelen, bijkomende kosten en reductieopgaven in dit voorstel en hebben hier nog vragen over.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende initiatiefwetsvoorstel van de leden Klaver en Bromet en zien uit naar het debat met hen over dit wetsvoorstel.

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren waarderen de inzet van de initiatiefnemers om te komen tot een wetsvoorstel dat ziet op het verbeteren van de kwaliteit van Natura 2000-gebieden en het verminderen van stikstofemissies. Deze leden zijn van mening dat de doelen die dit wetsvoorstel stelt (25% emissiereductie in 2025, 50% reductie in 2030 en het onderschrijden van alle kritische depositiewaardes (KDW) in 2040) zowel noodzakelijk als haalbaar zijn. Zij steunen daarom dit wetsvoorstel, maar zij zien in de uitwerking van de maatregelen ook enkele zwakke punten.

De leden van de SGP-fractie hebben met grote zorg kennisgenomen van het voorliggende initiatiefwetsvoorstel. In de ogen van deze leden is de voorgestelde aanpak niet haalbaar en niet betaalbaar. Zij vrezen grote financiële consequenties en vinden dat het voorstel onvoldoende recht doet aan het feit dat de lokale staat van instandhouding van habitattypen en soorten in belangrijke mate ook afhankelijk is van de waterhuishouding en maatregelen hieromtrent. Zij kunnen dit voorstel daarom niet steunen. Zij horen graag in hoeverre de initiatiefnemers gekeken hebben naar de sociaaleconomische criteria van artikel 2, lid 3 van de Habitatrichtlijn en waarom zij zich hier niet meer rekenschap van hebben gegeven.

1. Inleiding

De leden van de VVD-fractie lezen dat de initiatiefnemers een reductie van stikstofoxiden (NOx) en ammoniak (NH3) tot 25% in 2025 en 50% in 2030 wettelijk willen verankeren. In tegenstelling tot het wetsvoorstel van de regering ontbreekt hierbij een gedetailleerde onderbouwing met maatregelen om deze doelen te bereiken. Wat is de reden dat de initiatiefnemers hebben afgezien van het uitwerken van concrete maatregelen? Op welke gronden denken de initiatiefnemers dat deze doelstellingen haalbaar zijn en wat zijn dan de bijbehorende economische en maatschappelijke gevolgen? Deze leden vragen de initiatiefnemers ook waarom er gekozen is voor een lineair afbouwpad. Hebben de initiatiefnemers hierbij in ogenschouw genomen dat veel bronmaatregelen voor de stikstofreductie een ingroei kennen? Welke mogelijkheid krijgt de regering om in het programma stikstofreductie en natuurversterking voor een niet-lineair ingroeipad te kiezen? De initiatiefnemers verwijzen ook naar de inspanningen in het kader van het Klimaatakkoord en Schone Lucht Akkoord (SLA). Waarom is er niet voor gekozen om de te bereiken doelstellingen af te stemmen op de tijdlijnen van maatregelen in deze akkoorden?

De leden van de CDA-fractie lezen dat de initiatiefnemers aangeven: «Zo wordt op juridisch houdbare wijze de stikstof problematiek duurzaam opgelost». Deze leden vragen hun meer duiding te geven aan de woorden «juridisch houdbare» en «duurzaam opgelost». Hebben de initiatiefnemers hierbij oog voor de plattelandsbewoners, boeren, tuinders en vissers gehad? Zo ja, waaruit blijkt dat? Voorzien de initiatiefnemers dat er onteigend moet gaan worden? Moet er in de registraties een onderscheid gemaakt gaan worden tussen NOx-emissies en NH3-emissies? Zo ja, hoe zou dat vormgegeven kunnen worden? Kunnen de initiatiefnemers schetsen waaraan een programma stikstofreductie en natuurverbetering in hun ogen minimaal moet voldoen? Aan welke stikstofemissiereductie denken zij en aan welke niet? Ook zijn regels voor betere monitoring voorzien. Waaruit bestaat die «betere monitoring»? Herinneren de initiatiefnemers nog dat ze, samen met Partij voor de Dieren en het lid Van Kooten-Arissen, tegen de motie van de leden Geurts en Lodders (Kamerstuk 35 300 XIV, nr. 22) hebben gestemd die de regering verzocht te onderzoeken «hoe het meten en monitoren van stikstofdeposities op korte termijn verbeterd kan worden»? Welke economische activiteiten voorzien de initiatiefnemers te kunnen faciliteren met hun wetsvoorstel? Deze leden ontvangen graag een duidelijke lijst met voorbeelden van de door hen nagestreefde economische activiteiten. Zijn de initiatiefnemers het met deze leden eens dat het zou moeten gaan om reductie van de stikstofuitstoot en niet om reductie van de veestapel? Zo nee, waarom niet? In hoeverre hebben de initiatiefnemers de aanbevelingen uit het eindrapport «Niet alles kan overal» van het Adviescollege Stikstofproblematiek overgenomen in hun wetsvoorstel? Kunnen zij toelichten waarom wel of niet?

De leden van de D66-fractie lezen dat het voorliggende wetsvoorstel een oplossing biedt voor de stikstofcrisis door te zorgen voor een daadwerkelijke daling van de stikstofuitstoot en stikstofdepositie op de lange termijn en voor versterking van de natuur. Hierdoor kan weer gebouwd worden en bereikt de natuur een staat van goede instandhouding. Kunnen de initiatiefnemers toelichten hoeveel stikstofruimte waar en per wanneer wordt gecreëerd voor de woningbouw?

De leden van de D66-fractie lezen dat met het wetsvoorstel een kader wordt gecreëerd om de stikstofuitstoot structureel te verlagen, maar de afzonderlijke maatregelen om dit doel te bereiken zijn niet opgenomen in dit wetsvoorstel. Wat is de afweging geweest om hiervan af te zien? Hoe zien de initiatiefnemers hun wetsvoorstel in relatie tot het door de regering ingediende wetsvoorstel stikstofreductie en natuurverbetering (Kamerstuk 35 600, nr. 2)? In hoeverre hebben de initiatiefnemers de aanbevelingen uit het eindrapport «Niet alles kan overal» van het Adviescollege Stikstofproblematiek overgenomen in hun wetsvoorstel? Kunnen zij toelichten waarom de aanbevelingen al dan niet zijn overgenomen? Wat bedoelen de initiatiefnemers met de intrinsieke waarde van natuur en biodiversiteit? Waarom hebben de initiatienemers niet gekozen om een programma stikstofemissiereductie en natuurversterking uit te werken?

De leden van de D66-fractie lezen dat in 2025 al een emissiereductie van 25% behaald moet worden. Kunnen de initiatiefnemers uiteenzetten om hoeveel depositie dit gemiddeld zal gaan voor Nederland? Hebben de initiatiefnemers ook gebieden op het oog waar als eerste aandacht naar uit moet gaan? Zo ja, welke gebieden zijn dit en met welke reden? Zo nee, waarom niet? Hoeveel procent van de soorten die vallen onder de Europese Vogel- en Habitatrichtlijnen (VHR) zijn in 2025 in goede staat van instandhouding? Wat is de reden dat voor het jaar 2040 is gekozen waarin de stikstofdepositie in alle Natura 2000-gebieden onder de KDW moet vallen? Kunnen de initiatiefnemers uiteenzetten op welke manier en in welk tijdsframe het reduceren van stikstofemissie en -depositie in lijn lopen met de inspanning die wordt geleverd in het kader van het Klimaatakkoord en het SLA en waar deze elkaar precies versterken? Wat is de reden dat deze twee akkoorden specifiek worden genoemd? Hoe verhoudt de CO2-uitstoot zich met het reductiepad dat de initiatiefnemers voor ogen hebben en met de kringlooplandbouwvisie van het kabinet? Wat is de reden dat 2050 niet wordt genomen als uitgangspunt om de stikstofdepositie onder de KDW te laten zakken zodat het reductiepad gelijk loopt met het Klimaatakkoord? De initiatiefnemers benadrukken dat gestreefd moet worden naar «maatregelen met de minst algemene negatieve maatschappelijke impact». Welke maatregelen worden hier bedoeld en welke impact hebben deze maatregelen op de stikstofemissie?

2. De stikstofproblematiek in Nederland

De leden van de VVD-fractie stellen vast dat de initiatiefnemers vinden dat de uitspraak van de Raad van State Nederland zou dwingen tot het zo snel mogelijk in gunstige staat van instandhouding brengen van voor stikstof gevoelige natuur. Hoe definiëren de initiatiefnemers in dit verband «zo snel mogelijk» en hebben zij tevens afgewogen dat volgens de Habitatrichtlijn ook rekening moet worden gehouden met de sociaal-economische vereisten van (het tempo van) natuurherstel? Deze leden lezen dat de initiatiefnemers wettelijk willen vastleggen dat de stikstofdepositie in 2040 in alle voor stikstof gevoelige gebieden onder de KDW moet vallen. Zij vragen de initiatiefnemers in dit verband of dit streven realistisch is gegeven de omvang van de stikstofdepositie uit het buitenland die in vele gebieden (ver) boven de KDW ligt. Kunnen de initiatiefnemers hierop reageren en daarbij ook ingaan op de gevolgen als een gunstige staat van instandhouding met nationale maatregelen niet te realiseren is?

De leden van de CDA-fractie vragen waarom de initiatiefnemers kiezen voor de periode 2014–2017 en niet voor de periode 1990–2019. Kunnen de initiatiefnemers een overzicht verstrekken van NOx en NH3 emissies over de periode 1990–2019?

De leden van de D66-fractie lezen dat de hoge achtergrondniveaus van stikstof vooral een probleem zijn voor beschermde natuur gevoelig voor verzurende en vermestende depositie in Natura 2000-gebieden. Welke natuurgebieden verstaan de initiatiefnemers hieronder?

3. Natuurversterking

De leden van de CDA-fractie vragen of de initiatiefnemers nu wel of niet erkennen dat de doelstelling voor 2027 met betrekking tot het aantal hectares Natuurnetwerk Nederland (NNN) is gehaald. Deze leden vragen zich verder af of de initiatiefnemers extra bufferzones willen aanleggen om de bestaande bufferzones rondom natuurgebieden heen. De initiatiefnemers schrijven immers «dienen er buffers rondom natuurgebieden te komen met daarin natuur». Deze leden maken de initiatiefnemers erop attent dat ingevolgde de Habitatrichtlijn er speciale beschermings-/bufferzones (Natura 2000-gebieden) zijn aangewezen waar de natuurlijke habitats en de habitats van verschillende soorten worden beschermd.

De leden van de D66-fractie zijn het met de initiatiefnemers eens dat het versterken van de natuur een belangrijke factor is naast het verlagen van de stikstofemissies. In welke gebieden zien de initiatiefnemers ruimte om de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) in de oorspronkelijke omvang te laten terugkomen in Nederland? Wat voor economische activiteiten zullen hiervoor verplaatst of beëindigd moeten worden? Om hoeveel bedrijven gaat het? Hoeveel uitstoot denken de initiatiefnemers hiermee op te vangen? Wat voor soort natuur zien de initiatiefnemers graag terug in de nieuwe EHS? Welke bestemming krijgt deze grond en denken de initiatiefnemers dat bestemmingsplannen gewijzigd moeten worden? Hoeveel zal de afwaardering van deze grond aan kosten meebrengen en willen de initiatiefnemers dat de grondeigenaren financieel worden gecompenseerd? Zo ja, om welk bedrag gaat het? Zo nee, waarom niet? Waarom definiëren de initiatiefnemers bij de voorgeschreven omvang van het NNN niet ook welke hectaren daarvoor mogen worden meegerekend, aangezien zij deze bepaling mede motiveren door te wijzen op hectaren zonder natuurbestemming die zijn meegeteld bij de recente actualisering van het NNN?

Welke hydrologische maatregelen hebben de initiatiefnemers voor ogen? Wat is de berekende bijdrage van de hydrologische maatregelen aan de conditie van de natuurgebieden en de soorten die onder de VHR vallen? Wat is de beoogde stijging in individuen van de dier- en plantsoorten? Welke indicatoren voor succes zijn nodig? Welke financiële kosten worden voor deze hydrologische maatregelen gereserveerd? Hoe passen de hydrologische maatregelen in het kader van het Klimaatakkoord en het SLA? Welke rol zien de initiatiefnemers voor de veenweidegebieden? Hoeveel daling in stikstof en CO2 wordt verwacht met de hydrologische maatregelen in het veenweidegebied? Hoeveel mol stikstof wordt per hectare aan depositiedaling verwacht en per wanneer? Welke kosten worden gereserveerd voor de natuurversterkende maatregelen waar de initiatiefnemers op doelen? Hoeveel procent van de voorliggende opgaven kunnen worden toegerekend aan de natuurversterkende maatregelen? Kunnen de initiatiefnemers dit uiteen zetten?

4. Hoofdlijnen van het voorstel

De leden van de CDA-fractie lezen dat aangegeven wordt: «beoogt dat andere maatregelen tot het verlagen van stikstofniveaus en de versterking van de natuur worden getroffen.» Kunnen de initiatiefnemers aangeven welke maatregelen door hen worden bedoeld of nagestreefd?

De leden van de D66-fractie vragen op welke manier de initiatiefnemers zorgen dat natuur die niet mee wordt genomen in de doelstellingen voor 2025 en 2030 niet achteruitgaat.

4.1 Langetermijndoelen

De leden van de VVD-fractie lezen dat de initiatiefnemers hebben gekozen voor een doelstelling op de stikstofemissies en te komen tot een halvering daarvan in 2030. Deze leden vragen de initiatiefnemers waarom gekozen is voor een doelstelling op de emissies en niet op de deposities. Is een doelstelling op de emissies niet te grofmazig, en leidt deze daardoor niet tot veel ingrijpender negatieve economische effecten dan een preciezere benadering op de deposities in de Natura 2000-gebieden?

De leden van de VVD-fractie lezen dat bij algemene maatregel van bestuur de betrokkenheid van andere bestuursorganen die het programma mede aangaat wordt geregeld. Dit leidt tot de vraag in welke mate de mede-bestuursorganen beleidsvrijheid hebben voor het bepalen van de provinciale doelstellingen en maatregelen. Deze leden lezen dat het in dit wetsvoorstel voorziene kader nog geen invulling geeft aan de te nemen maatregelen in de agrarische sector. Gelet op de eerste doelstelling van 25% emissiereductie in 2025 vragen zij de initiatiefnemers waarom deze invulling er nog niet is. Veel van de denkbare maatregelen kennen een behoorlijke ontwikkelings- en implementatietermijn. Hoe haalbaar is dan de doelstelling van 25% emissiereductie in 2025? Welke stikstofopbrengst denken de initiatiefnemers te behalen met een verhoging van de norm voor weidemelk en/of het belonen van een lager ureumgehalte in melk? Hoe zou deze beloning eruit moeten zien? Deze leden lezen dat volgens de initiatiefnemers voor de halvering van NOx-emissies in de mobiliteit, industrie, energiebedrijven en de bouw een generieke aanpak volstaat en dat in het programma maatregelen zullen worden getroffen. Aan welke maatregelen denken de initiatiefnemers? In het wetsvoorstel van de regering worden ook middelen uitgetrokken voor verduurzaming in de bouw. Is het de bedoeling van de initiatiefnemers om vergelijkbare afspraken te maken? Hebben de initiatiefnemers een analyse laten maken van de economische gevolgen van dit tempo van halvering in deze sectoren?

De leden van de VV-fractie lezen dat de initiatiefnemers pleiten voor een sneller tempo van de overstap op elektrisch rijden. In welke mate willen zij de ambities uit het Klimaatakkoord voor elektrisch vervoer versnellen? Hebben de initiatiefnemers hierbij in ogenschouw genomen in welke mate betaalbare kleine en middenklasse elektrische auto’s beschikbaar gaan komen voor consumenten en zo ja, hoe?

De leden van de VVD-fractie lezen dat bij het verlagen van de stikstofemissies nadrukkelijk moet worden gekeken naar de maatregelen met de minste algemene negatieve maatschappelijke impact en vragen de initiatiefnemers op welke gronden beoordeeld dient te worden wat de «minste algemene maatschappelijke impact» is.

De leden van de CDA-fractie vinden het positief dat de initiatiefnemers het deze leden eens zijn dat er gebiedsspecifiek maatwerk geleverd moet worden. In de ogen van deze leden geeft de Afdeling advisering van de Raad van State aan dat een landelijke inkrimping van de veestapel het stikstofprobleem niet oplost. Kunnen de initiatiefnemers aangeven op basis van welk wetenschappelijk inzicht zij krimp van veestapel een duurzame toekomst van de landbouw vinden? Kunnen de initiatiefnemers aangeven wat de economische gevolgen van hun voorgestelde inkrimping voor de Nederlandse economie zijn? Zo nee, waarom niet? Hoe willen de initiatiefnemers de subsidie voor het beëindigen van landbouwbedrijven gericht inzetten voor landbouwbedrijven in de buurt van Natura 2000-gebieden? En kunnen de initiatiefnemers toelichten in welke gevallen wel en niet sprake dient te zijn van financiële compensatie wanneer bedrijven inkrimpen of sluiten?

De leden van de CDA-fractie lezen dat de initiatiefnemers stellen dat NH3 een grotere afstand aflegt voordat het neerslaat dan NOx. Echter, uit de grafiek van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) in de memorie van toelichting blijkt dat de afstand niet verschilt; er is alleen onderscheid te maken in de hoeveelheid NOx en NH3 dat neerdaalt. Kunnen de initiatiefnemers aangeven wat dit (voor hen) nieuwe inzicht verandert aan het wetsvoorstel?

De leden van de D66-fractie zijn het eens met de initiatiefnemers dat het uiteindelijke doel moet zijn dat alle Natura 2000-gebieden in goede staat van instandhouding komen. Deze leden lezen dat dit wetsvoorstel regelt dat de aangewezen Natura 2000-gebieden voor 2040 onder de KDW moeten worden gebracht en in 2050 dienen de natuurgebieden zich hersteld te hebben. Welke specifieke maatregelen hebben de initiatiefnemers voor ogen in deze laatste tien jaar? Wat is de reden dat de initiatiefnemers kiezen om per AMvB vast te leggen hoe en wanneer de resultaten van de maatregelen tussentijds worden beoordeeld? Waarom worden deze tussendoelen niet meegenomen in het huidige initiatiefvoorstel?

De leden van de D66-fractie vragen zich tevens af waarom de initiatiefnemers niet gekozen hebben om invulling te geven aan de te nemen maatregelen in de agrarische sector. Welke rol zien de initiatiefnemers voor de agrarische sector weggelegd in de stikstofreductie-opgave van 50% in 2030? Hoeveel procent van deze reductie moet van de agrarische sector komen? Hoeveel dieren, uitgesplitst naar diersoort zullen er in Nederland minder moeten zijn in 2030 om aan deze reductieopgave te voldoen? Hoeveel mol stikstofuitstoot zal de sector moeten reduceren? Hoe gaan de initiatiefnemers om met de fosfaat- en dierrechten van stoppende en opgekochte bedrijven? Willen de initiatiefnemers ook de afroming van rechten meenemen? Zo ja, in welke orde van grote? Hoeveel rechten moeten er worden afgeroomd? Wat is hier het beoogde effect van in mol stikstof per hectare? Hoeveel totale rechten verwachten de initiatiefnemers afgeroomd te hebben in 2025 en 2030? Als afroming geen plaats heeft in de plannen van de initiatiefnemers, waarom niet?

De leden van de D66-fractie lezen dat de initiatiefnemers een krimp van de veestapel onontkoombaar vinden. Welke krimp zien de initiatiefnemers voor zich per diersoort? Wat is de reden dat de initiatiefnemers aanvullende maatregelen voor de korte termijn meenemen, zoals de verhoging van de norm voor weidemelk of het belonen van een lager ureumgehalte in melk? Welke reductie in stikstofemissie zien de initiatiefnemers voor zich bij deze aanvullende maatregelen? Op welke manier worden de aanvullende maatregelen meegenomen en verankerd in de voorliggende wet? Welke rol voor supermarkten zien de initiatiefnemers hier? Deze leden lezen dat het uitgangspunt van de bedrijfsbeëindiging is dat deze zo veel mogelijk plaatsvindt op plekken waar die de meeste positieve impact hebben, met name rond Natura 2000-gebieden. Gaat het hier om een subsidieregeling? Zo ja, welke omvang krijgt deze subsidieregeling en hoeveel krimp van de veestapel denken de initiatiefnemers hiermee te realiseren? Klopt het dat geen sprake is van gedwongen uitkoop van veehouderijen en dat het voorstel daarmee een warme sanering betreft? Zo ja, op welke manier gaan de initiatiefnemers om met het scenario als blijkt dat het doel van 50% stikstofemissie reductie in 2030 niet haalbaar is? Welke maatregelen willen de initiatiefnemers dan nemen? Wat is de reden dat de initiatiefnemers zowel voor NH3 als voor NOx 50% uitstootreductie willen? Welk effect heeft deze aanpak op de stikstofdepositie op de Natura 2000-gebieden? Welke kosten moeten worden gereserveerd voor de initiatieven die worden genoemd om de NOx-uitstoot per sector te halveren?

Het valt de leden van de ChristenUnie-fractie op dat de voorgestelde stikstofreductie met 25% in 2025 en 50% in 2030 fors hoger is dan in het regeringsvoorstel. Graag zien deze leden een nadere onderbouwing van de gekozen reductiedoelen, zowel met betrekking tot de noodzakelijkheid, de haalbaarheid, de financierbaarheid en de gevolgen voor huidige sectoren en ondernemers. Ook vragen zij de initiatiefnemers in te gaan op de relatie in hun voorstel tussen emissiereductie en depositiereductie. Wat is de consequentie van dit wetsvoorstel als 50% in depositiereductie niet mogelijk blijkt, bijvoorbeeld door invloeden uit het buitenland en/of uit zee, zoals langs de kust het geval kan zijn?

Vooral de rol en de verantwoordelijkheden van de provincies baren de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren zorgen. Zo worden provincies alleen verplicht tot het uitvoeren van een programma stikstofemissiereductie en natuurverbetering wanneer zij hiermee ingestemd hebben. De regering kan dus wel een reductiepercentage voor ammoniak per provincie voorstellen, maar zij kan deze reductie niet bij provincies afdwingen. Welke mogelijke oplossingen voorzien de initiatiefnemers wanneer een provinciaal bestuur niet instemt met het reductiepercentage of de te nemen maatregelen?

Bovendien stellen de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vast dat de maatregelen waarmee provincies ammoniakreductie zouden moeten bewerkstelligen niet vastliggen. Provincies wordt de vrijheid geboden om dit naar eigen inzicht in te vullen. Hoe beoordelen de initiatiefnemers het wanneer verschillende provincies totaal verschillende aanpakken hanteren? Is het met dit wetsvoorstel mogelijk dat de ene provincie subsidies volledig inzet voor technische lapmiddelen die de uitstoot zou moeten verminderen, terwijl een andere provincie het aantal dieren dat gehouden wordt drastisch vermindert? Hoe zouden de initiatiefnemers dergelijke verschillen beoordelen?

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren zouden om bovenstaande redenen pleiten voor meer verantwoordelijkheid voor de regering, waarbij provincies, waar nodig, op meer dwingende wijze gemaand kunnen worden tot uitvoering van de maatregelen.

4.2.1 Habitatkaarten

De leden van de D66-fractie vragen wanneer deze habitatkaarten beschikbaar moeten zijn. Welke indicatoren worden meegenomen in de habitatkaarten? Wat is de reden dat ervoor is gekozen om de kaarten om de zes jaar te actualiseren? Zijn de initiatiefnemers van mening dat met zo’n lange actualisatieperiode voldoende inzicht is in de status van de natuur?

4.2.3 Monitoring per provincie

De leden van de D66-fractie vragen hoe de initiatiefnemers de betrokkenheid van andere bestuursorganen zien bij het programma stikstofreductie en natuurverbetering in het licht van de taak- en bevoegdheidsverdeling binnen het gedecentraliseerde stelsel?

4.3 Subsidieregeling veestapelreductie en natuurversterking

De leden van de VVD-fractie lezen dat de initiatiefnemers van mening zijn dat een forse reductie van de veestapel onontkoombaar is, en dat daarvoor «geld opzij gezet moet worden (warme sanering)». Dit leidt tot de vraag aan de initiatiefnemers hoeveel geld er opzij gezet moet worden, welke criteria er voor deze subsidies dienen te gelden en hoe de initiatiefnemers deze subsidies al dan niet gericht willen inzetten voor landbouwbedrijven in de buurt van Natura 2000 -gebieden. Klopt het dat de initiatiefnemers door het gebruik van de term «warme sanering» (die van vrijwilligheid uitgaat) gedwongen uitkoop van veehouderijen afwijzen? Hoe wegen de initiatiefnemers de doelmatigheid van besteding van middelen? Hebben de initiatiefnemers in dit verband overwogen om, zoals de Raad van State adviseerde, inzicht te bieden in de vorm waarin subsidies dienen te worden verstrekt, en de activiteiten waarvoor de bepaling in subsidieverlening voorziet, nauwkeurig te omschrijven en duidelijk te begrenzen? Zo nee, waarom niet? Kunnen de initiatiefnemers toelichten wanneer wel en niet sprake dient te zijn van financiële compensatie indien bedrijven moeten krimpen of stoppen?

De leden van de D66-fractie lezen dat de initiatiefnemers een toename voor zich zien van het aantal boeren in Nederland. Hoeveel boeren verwachten de initiatiefnemers in Nederland in 2025 en 2030? Over hoeveel hectare grond beschikken deze boeren gemiddeld en wat is het gemiddeld aantal dieren dat deze boeren zullen houden? Hoeveel dieren denken de initiatiefnemers te verminderen in Nederland met de voorliggende 9 miljard euro? Met welke prijs voor pluimvee eenheden, dierrechten en/of fosfaatrechten rekenen de initiatiefnemers? Wat is de gemiddelde prijs per bedrijf voor respectievelijk een varkens-, pluimvee- of melkveehouderij waar de initiatiefnemers mee rekenen? Reserveren de initiatiefnemers ook geld voor het scheiden van dunne en dikke fractie mest zodat wordt afgestapt van rotte mest? Zo ja, hoeveel? Zo nee, waarom niet? Welke rol zien de initiatiefnemers hier voor het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid?

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de initiatiefnemers inzetten op halvering van de veestapel en op extensivering van de landbouw. Deze leden vragen de initiatiefnemers of het doel van de initiatiefnemers 50% stikstofreductie is of 50% veestapelreductie. Welke vrijheidsgraden zit er volgens de initiatiefnemers tussen deze twee mogelijke doelen? Hoe verhoudt zich de voorgestelde uitbreiding van natuur tot de wens voor extensivering van de landbouw? Extensievere bedrijven vragen immers meer grond. Of willen de initiatiefnemers extensivering bewerkstelligen door de huidige landbouwbedrijven te verkleinen? En voor beide gevallen de vraag hoe de initiatiefnemers denken een duurzaam, een houdbaar verdienmodel voor agrarische bedrijven over te houden, ook na volledige implementatie van hun initiatiefwetsvoorstel.

4.4 Versterking natuur

De leden van de D66-fractie vragen hoeveel de initiatiefnemers reserveren van de voorliggende 9 miljard euro voor de aankoop van nieuwe natuur en het herinrichten van de betreffende natuur. Hoeveel bomen denken de initiatiefnemers te planten met de voorliggende plannen? Wie krijgt de nieuwe hectare natuur onder beheer volgens de initiatiefnemers?

4.5 Positieflijst en prioritering van activiteiten

De leden van de VVD-fractie stellen vast dat de Raad van State heeft aangegeven dat aan de introductie van een «positieflijst» zeer veel voorwaarden zijn verbonden en dat het beperken tot een aantal specifieke categorieën dragend gemotiveerd moet worden. Dit leidt tot een aantal vragen. Zo vragen deze leden de initiatiefnemers waarom gesproken wordt van «nationale veiligheid», maar activiteiten op het gebied van Defensie vervolgens niet op de positieflijst staan. Waarom zijn projecten rondom de energietransitie beperkt tot projecten die gesubsidieerd worden, gegeven het feit dat een aantal doelen in het Klimaatakkoord een afbouw van het subsidiepad kennen? Waarom hebben de initiatiefnemers niet aangesloten bij alle maatregelen op het gebied van de energietransitie in het Klimaatakkoord? Zij vragen de initiatiefnemers ook of woonwijken nog wel met wegen mogen worden ontsloten en wat de initiatiefnemers verstaan onder «voldoende bereikbaar zijn». In dit verband vragen zij de initiatiefnemers ook waarom de aanleg van snelwegen is uitgesloten, aangezien nieuwe snelwegprojecten die nog moeten beginnen opgeleverd worden op een moment dat conform het Klimaatakkoord een groot deel van het verkeer elektrisch zal plaatsvinden, en de initiatiefnemers zelf in de memorie van toelichting aangeven dat met nationaal beleid het tempo van overgang op elektrisch vervoer omhooggaat. Zij vragen de initiatiefnemers op welke wijze het wetsvoorstel de juridische onderbouwing biedt voor het werken met een drempelwaarde en bijbehorende positieflijst, aangezien de Raad van State aangeeft dat van de mogelijkheid voor vrijstellingen gelet op de vermelde vereisten niet lichtvaardig gebruik gemaakt kan worden. Hebben de initiatiefnemers onderbouwd tot welke stikstofdepositie de activiteiten op de positieflijst jaarlijks leiden?

De leden van de CDA-fractie lezen dat de initiatiefnemers voorstellen om een positieflijst te hanteren van projecten die wél mogen worden gerealiseerd mits ze onder de drempelwaarde vallen die is ingevoerd door de Spoedwet aanpak stikstof. Echter, in de memorie van toelichting van het wetsvoorstel stikstofreductie en natuurverbetering geeft de regering aan er bewust niet voor te kiezen om regels op te stellen om de stikstofruimte te verdelen (Kamerstuk 35 600, nr. 3): «Gegeven de eisen die daaraan worden gesteld in de eerder aangehaalde uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State over het PAS en het schaalniveau is een dergelijke programmatische aanpak op dit moment niet wenselijk. Het kabinet ziet zich in deze keuze bevestigd door de Beleidsevaluatie PAS. Omdat natuurherstel een langdurig proces is, wordt in dat rapport aanbevolen dit niet direct te verbinden met toestemmingverlening voor activiteiten met stikstofdepositie tot gevolg.» Wat is de reactie van de initiatiefnemers op de argumentatie van de regering? Waarom denken de initiatiefnemers dat het wel goed is om regels op te stellen voor de verdeling van de stikstofruimte? En kunnen de initiatiefnemers toelichten hoe een drempelwaarde precies vormgegeven zou moeten worden om projecten op hun positieflijst doorgang te laten vinden?

De leden van de D66-fractie lezen dat het wetsvoorstel regelt dat de drempelwaarde alleen gebruikt kan worden voor bepaalde categorieën van projecten middels een zogenaamde «positieflijst». Hoe zorgen de initiatiefnemers dat de stikstofemissie niet stijgt onder deze «positieflijst»? Op welke manier is de gebruiksfase van deze activiteiten meegenomen in deze beslissing en welke emissieverhogende activiteiten worden verwacht in de gebruiksfase? Op welke manier wordt de juridische borging georganiseerd voor de voorliggende bouwdrempel? Hoe verhoudt deze drempelwaarde zich tot de bouwdrempel die in het wetsvoorstel van de regering mee wordt genomen?

5. Financiële gevolgen

De leden van de VVD-fractie vragen de initiatiefnemers of zij een onderbouwing hebben van de kosten en investeringen die de overheid en private partijen dienen te maken voor het voldoen aan de doelstelling. Deze leden verzoeken de initiatiefnemers ook om een inschatting te geven van de kosten voor de landbouwsector, financiële compensaties vanuit de overheid en transitievergoedingen naar duurzame landbouw. Hoeveel extra middelen zijn nodig voor de uitvoering van het initiatiefwetsvoorstel?

De leden van de VVD-fractie lezen dat met betrekking tot mobiliteit, industrie, energiebedrijven en de bouw de kosten onbekend zijn, maar dat sommige oplossingen investeringen vergen en andere maatregelen nagenoeg gratis zijn. Kunnen de initiatiefnemers aangeven welke maatregelen nagenoeg gratis zijn, en of deze maatregelen ook in economisch opzicht «gratis» zijn, dat wil zeggen zonder negatieve economische gevolgen?

De leden van de D66-fractie lezen dat Nederland als gevolg van de stikstofcrisis naar schatting miljarden euro’s misloopt. Kunnen de initiatiefnemers toelichten om hoeveel miljarden het gaat en over welke tijdsperiode? Kunnen de initiatiefnemers uiteenzetten waar deze kosten door worden gemaakt? Deze leden lezen tevens dat een reductie van stikstofuitstoot een positief effect heeft op de volksgezondheid. Kunnen de initiatiefnemers dit toelichten? Kunnen de initiatiefnemers een bandbreedte geven van de kosten en investeringen die nodig zullen zijn om de reductiedoelstellingen in 2025 en 2030 te behalen? Kunnen de initiatiefnemers tevens per maatregel de kosten en investeringen uiteenzetten waarbij ook het reductiepotentieel in kiloton en per mol hectare mee wordt genomen?

De voorzitter van de commissie,
Kuiken

Adjunct-griffier van de commissie,
Goorden