[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Reactie op verzoek commissie over de hoogte van het instellingscollegegeld voor een tweede studie

Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid

Brief regering

Nummer: 2020D45189, datum: 2020-11-10, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-31288-884).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 31288 -884 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid.

Onderdeel van zaak 2020Z21139:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2020-2021

31 288 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid

Nr. 884 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 november 2020

Hierbij stuur ik u de reactie op het verzoek van de vaste commissie OCW naar aanleiding van de vergadering van 8 oktober 2020 inzake de vraag over de hoogte van het instellingscollegegeld voor een tweede studie.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
I.K. van Engelshoven

Deze student heeft in het verleden de hbo opleiding Verpleegkunde afgerond. Voor deze opleiding was zij wettelijk collegegeld verschuldigd. Na het afronden van haar opleiding is zij gestart met de wo opleiding Psychologie. Deze opleiding volgt zij tegen betaling van instellingscollegegeld. De ouders van deze student vragen zich af waarom hun dochter voor haar tweede studie instellingscollegegeld moet betalen.

De overheid is verantwoordelijk voor het financieren van respectievelijk één bacheloropleiding en/of één masteropleiding per student. Dat uitgangspunt is als volgt uitgewerkt: een student is het wettelijk collegegeld verschuldigd als hem of haar nog geen graad is verleend (en hij voldoet aan de overige voorwaarden). Als de student zich na het behalen van een bachelorgraad opnieuw inschrijft voor een bacheloropleiding, is hij het instellingscollegegeld verschuldigd. De reden dat hiervoor is gekozen, zijn de schaarse middelen voor hoger onderwijs.

Een uitzondering hierop vormen tweede studies in de sectoren Onderwijs en Gezondheidszorg. Omdat dit sectoren met een maatschappelijke arbeidsmarktkrapte betreft, geldt dat studenten die een dergelijke opleiding als tweede studie volgen in bepaalde gevallen wettelijk in plaats van instellingscollegegeld zijn verschuldigd. De overheid wil op die manier stimuleren dat er «meer handen aan het bed» en «meer voeten voor de klas» komen. Wanneer een student een tweede studie in dezelfde sector met een maatschappelijke arbeidskrapte volgt als de eerste studie (bijvoorbeeld twee studies binnen de sector Gezondheidszorg) kan de tweede studie niet tegen instellingscollegegeld worden gevolgd. Dit levert namelijk niet «meer handen aan het bed» of «meer voeten voor de klas» op.

In dit geval valt de eerste opleiding die de student heeft gevolgd (hbo Verpleegkunde) onder de sector Gezondheidszorg. De tweede opleiding die zij volgt (wo Psychologie) valt onder de sector Gedrag en maatschappij. Hoewel het goed mogelijk is dat er veel vraag is naar afgestudeerde studenten van deze opleiding, is de sector Gedrag en Maatschappij niet als sector met een maatschappelijke arbeidsmarktkrapte aangemerkt. Om die reden wordt, wanneer deze opleiding als tweede studie wordt gevolgd, instellingscollegegeld van de student gevraagd voor de bachelorfase. Mocht deze student nog niet eerder een master hebben afgerond dan geldt dat zij de masterfase van deze opleiding tegen wettelijk collegegeld kan volgen.