Antwoord op vragen van het lid Sneller over de afgebroken vakantiereis van leden van het Koninklijk Huis naar Griekenland
Antwoord schriftelijke vragen
Nummer: 2020D46190, datum: 2020-11-16, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20202021-811).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: M. (Mark) Rutte, minister van Algemene Zaken (Ooit VVD kamerlid)
Onderdeel van zaak 2020Z20367:
- Gericht aan: M. (Mark) Rutte, minister-president
- Indiener: J.C. Sneller, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (đ origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2020-2021 | Aanhangsel van de Handelingen |
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden |
811
Vragen van het lid Sneller (D66) aan de Minister-President over de afgebroken vakantiereis van leden van het Koninklijk Huis naar Griekenland. (ingezonden 3Â november 2020).
Antwoord van Minister Rutte (Algemene Zaken) (ontvangen 16Â november 2020).
Vraag 1
Kent u het bericht Koning op vakantie in Griekenland: «Hij voelt de sfeer in Nederland niet goed aan»?1
Antwoord 1
Ja
Vraag 2
Wat gaat u (anders) doen om een nieuw incident zoals dit te voorkomen?
Antwoord 2
Bij de voorgenomen vakantie van de Koning heb ik, zoals verwoord in mijn brief van 18Â oktober (Kamerstuk 35Â 570-I, nr. 9) en in antwoorden op de Kamervragen van 21Â oktober van het lid Van Raak en van het lid Klaver (Aanhangsel van de Handelingen, 2020â2021, nr. 409 en 410), een verkeerde inschatting gemaakt. Ik heb te laat beseft, zeker na de persconferentie van dinsdagavond 13Â oktober jl., dat de voorgenomen vakantie, die paste binnen de voorschriften, niet langer te rijmen was met de oplopende besmettingen en de aangescherpte maatregelen. Dit had mij eerder aanleiding moeten geven tot heroverweging van de voorgenomen vakantie.
Vraag 3 en 4
Wat wist vicepremier De Jonge, die als uw vervanger optrad bij de persconferentie van 16 oktober, vóór aanvang van deze persconferentie over de (mogelijke) vakantie van de Koning? Als dit bij de voorbereiding aan de orde is geweest zoals u schrijft, waarom ontkende hij dan bekend te zijn met de reisplannen van de Koning?
Was de Rijksvoorlichtingsdienst voor aanvang van de persconferentie op 16Â oktober op de hoogte van de vakantie of een mogelijke vakantie van de Koning? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom werd dit dan ontkend?
Antwoord 3 en 4
De Vice-Minister-President heeft, zoals ik heb uiteengezet in mijn brief van 18Â oktober en in antwoord op de Kamervragen van 21Â oktober, tijdens de persconferentie op 16Â oktober desgevraagd geantwoord dat hij er niet bekend mee was of de Koning op vakantie ging. Ik had hem hierover tevoren, conform de bij dit onderwerp gebruikelijke werkwijze, niet geĂŻnformeerd. Tijdens de voorbereiding van de persconferentie is de mogelijke vakantie kort aan de orde geweest naar aanleiding van een tweet. Deze tweet leidde tot navraag en nader beraad dat voor de persconferentie geen duidelijkheid had opgeleverd waardoor toen niet duidelijk was of de Koning op vakantie ging of niet.
Vraag 5 t/m 7
Deelt u de mening dat voorlichting vanuit de overheid geen zoekplaatje voor journalisten dient te zijn?
Kent u het handboek «Uitgangspunten overheidscommunicatie»?2 Zo ja, kent u ook de specifieke passage dat er niet alleen juiste en voldoende informatie moet worden verstrekt, maar ook dat het onjuist vermelden, weglaten of overaccentueren van feiten en argumenten nimmer is toegestaan?
Deelt u de mening dat er, in deze specifieke casus van de vliegvakantie van de Koning naar Griekenland in de herfstvakantie, niet is gecommuniceerd volgens de handleiding? Zo ja, waarom is er niet gecommuniceerd volgens de handleiding? Zo nee, kunt u toelichten waarom u vindt dat er conform handleiding is gecommuniceerd?
Antwoord 5 t/m 7
Ik ben bekend met de Uitgangspunten Overheidscommunicatie. Deze zijn ook van betekenis voor de wekelijkse persconferenties. Voor een toelichting op de gang van zaken tijdens de persconferentie zij verwezen naar de antwoorden op de vragen 3 en 4.
Vraag 8 t/m 10
Kent u de voorlichting van de Raad van State ten aanzien van de ministeriële verantwoordelijkheid voor de Koning en leden van het Koninklijk Huis waarin de Raad onder andere stelt dat: «De ministers zijn niet aanspreekbaar op privégedragingen, maar zijn op grond van hun verantwoordelijkheid ingevolge artikel 42, tweede lid, iuncto artikel 68 van de Grondwet, wel gehouden aan te geven waarom het naar hun oordeel om een privégedraging gaat»?3
Waarom bent u van mening dat het achterblijven van twee leden van het Koninklijk Huis, waaronder de vermoedelijke erfopvolger, in Griekenland een privézaak is, terwijl dat voor de Koning niet het geval was?
Deelt u de mening dat uw keuze om niet meteen ook open te communiceren over het feit dat twee leden van het Koninklijk Huis nog enkele dagen achterbleven in Griekenland, terwijl dit wel bij u bekend was, een ongelukkige was aangezien deze nog jonge leden nu onnodig onderwerp van discussie werden? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 8 t/m 10
In het algemeen behoren reizen naar het buitenland van de Koning die geen onderdeel uitmaken van zijn publieke functie, tot zijn persoonlijke levenssfeer die wordt gewaarborgd door de artikelen 10 en 41 van de Grondwet. Daarbij is er een ruimere persoonlijke levenssfeer voor de andere leden van het koninklijk huis dan voor de Koning zelf, zoals de Raad van State ook heeft opgemerkt in de voorlichting over de ministeriële verantwoordelijkheid voor de Koning en leden van het koninklijk huis uit 2010.4 Dit geldt a fortiori voor minderjarige leden van zijn gezin.
https://www.rtlnieuws.nl/nieuws/nederland/artikel/5190768/griekenland-koning-willem-alexander-maxima-vakantieâ©ïž
https://www.rijksoverheid.nl/documenten/richtlijnen/2010/12/09/uitgangspunten-overheidscommunicatieâ©ïž
Voorlichting over de ministeriĂ«le verantwoordelijkheid voor de Koning en leden van het koninklijk huis ten aanzien van de bescherming van hun persoonlijke levenssfeer, in het bijzonder in relatie tot de inlichtingenplicht van de regering jegens de Staten-Generaal; https://www.raadvanstate.nl/@61488/w01-10-0181/â©ïž
Voorîlichîting van de Raad van State over de miînisîteîriĂ«le verîantîwoorîdeîlijkîheid voor de Koîning en leîden van het koîninkîlijk huis ten aanîzien van de beîscherîming van hun perîsoonîlijîke leîvensîsfeer, in het bijîzonîder in reîlaîtie tot de inîlichîtinîgenîplicht van de reîgeîring jeîgens de Staîten-Geîneîraal, Kenmerk W01.10.0181/I, Kamerstukken II 2010/2011, 32 791, nr. 1â©ïž