[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Geannoteerde agenda EU ministeriële videoconferentie over onderzoek en innovatie op 27 november 2020

Raad voor Concurrentievermogen

Brief regering

Nummer: 2020D46457, datum: 2020-11-17, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-21501-30-512).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 21501 30-512 Raad voor Concurrentievermogen.

Onderdeel van zaak 2020Z21806:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2020-2021

21 501-30 Raad voor Concurrentievermogen

Nr. 512 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 november 2020

Op 27 november a.s. organiseert het Duits voorzitterschap een ministeriële videoconferentie over onderzoek en innovatie (O&I). Nederland wordt bij deze videoconferentie vertegenwoordigd door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Bijgevoegd vindt u de geannoteerde agenda, die ik u mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat stuur.

Tijdens de videoconferentie wordt gesproken over investeringen in O&I in de context van de Commissiemededeling over de Europese Onderzoeksruimte. Ook zijn er presentaties over de voortgang op open science en de O&I-dossiers die verband houden met het Meerjarig Financieel Kader 2021–2027. Ten slotte zal inkomend voorzitter Portugal het werkprogramma voor de Raad voor Concurrentievermogen onderdeel onderzoek toelichten.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
I.K. van Engelshoven

Investeringen in onderzoek en innovatie in de context van de Europese Onderzoeksruimte

Beleidsdebat

Het voorzitterschap heeft een debat geagendeerd over investeringen in onderzoek en innovatie (O&I) in de context van de Commissiemededeling over de Europese Onderzoeksruimte (ERA). Op het moment van schrijven is de exacte vraagstelling voor dit debat nog niet bekend.

De Europese Commissie presenteerde op 30 september jl. de mededeling over de vernieuwing van de ERA. Excellentie, concurrentievermogen, openheid, impact en talent staan hierin centraal. De mededeling is een voorstel voor gezamenlijke ambities en acties van de lidstaten en de Commissie op het gebied van O&I. Het omvat vier strategische doelen: 1. investeringen en nationale hervormingen; 2. excellentie verder benadrukken en toegankelijker maken; 3. O&I-resultaten vertalen naar de economie en 4. verdieping van de bestaande ERA-samenwerking. Uit deze vier doelen vloeien veertien acties, voor de periode 2021 en 2030. Het kabinetsstandpunt is reeds aan de Kamer gezonden.1

Nederland zal, conform het BNC-fiche, het belang uitdragen van investeringen om een hoogwaardig O&I-klimaat te creëren en om grote maatschappelijke uitdagingen aan te pakken, zoals klimaatverandering, gezondheid, en digitalisering. Nederland staat positief tegenover het in stand houden van de 3% norm voor investeringen in O&I als percentage van het bbp in de totale EU, maar hecht er wel aan dat lidstaten zelf een ambitieuze doelstelling op nationaal niveau kunnen stellen. Hierbij moet rekening worden gehouden met onder andere het ontwikkelingsniveau van lidstaten en de sectorstructuur. De Nederlandse doelstelling is om 2,5% van het bbp aan O&I uit te geven.

Dat de Commissie aanstuurt op een groter aandeel van nationale O&I-budgetten voor gezamenlijke onderzoeksprogrammering en Europese partnerschappen, past bij de Nederlandse aanpak rond onderzoeks- en innovatie-ecosystemen.2 Dat is positief. Nederland is echter geen voorstander om 5% van de nationale O&I-financiering in te zetten voor Europese partnerschappen, zoals de Commissie aanmoedigt. Dit voorstel doet geen recht aan de verschillende O&I-systemen in de lidstaten en de onderliggende strategische overwegingen om op bepaalde onderwerpen juist meer of minder internationaal samen te werken.

Het door de Commissie voorgestelde streefcijfer van 1,25% van het bbp voor publieke O&I-middelen is volgens Nederland onrealistisch, gezien de zeer omvangrijke intensivering van publieke middelen voor O&I die hierbij zou komen kijken voor de lidstaten. Nederland ziet graag dat de Commissie aanbevelingen doet voor beleid met impact waarmee de O&I-doelstellingen gerealiseerd kunnen worden. Daarbij zou breder gekeken moeten worden dan extra publieke middelen. Tot slot is Nederland van mening dat het verkleinen van de innovatiekloof vooral om nationale hervormingen vraagt en geen opgave is van O&I-financieringsprogramma’s onder de ERA, zoals Horizon Europe.

Diversenpunten

Onder de diversenpunten zal het voorzitterschap de stand van zaken schetsen van de O&I-dossiers die verband houden met het Meerjarig Financieel Kader 2021–2027. Het betreft met name Horizon Europe en het Europees Instituut voor Innovatie en Technologie waarover de trilogen met het Europees parlement lopen. Daarnaast zal een update worden gegeven over de voortgang van de transitie naar open science en zal de Commissie informatie bieden over de recente wetenschappelijke opinie inzake Improving pandemic preparedness and management3. Mogelijk wordt door de Commissie ook aangegeven hoe het proces van totstandkoming van de Europese geïnstitutionaliseerde partnerschappen onder Horizon Europe zal verlopen. Dit zijn grootschalige Europese, veelal publiek-private, samenwerkingsverbanden met een eigen rechtsbasis (verordening). Nederland nam onder Horizon 2020 succesvol deel aan diverse van dit soort partnerschappen en hecht belang aan voortzetting van deze vorm van samenwerking onder Horizon Europe. Ten slotte zal het inkomend Portugees voorzitterschap zijn werkprogramma voor het onderdeel onderzoek en innovatie presenteren.


  1. Naar de TK gezonden op 6 november 2020. Kamerstuk 22 112, nr. 2967↩︎

  2. Naar de TK gezonden op 30 oktober 2020. Kamerstuk 33 009, nr. 96↩︎

  3. Deze opinie is voorbereid door de Group of Chief Scientific Advisors van de Europese Commissie, de European Group on Ethics in Science and New Technologies en Professor Peter Piot, Special Advisor van de voorzitter van de Europese Commissie Ursula von der Leyen inzake een respons op COVID-19.↩︎