[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Lijst van vragen en antwoorden over de actualisatie van het Uitvoeringsprogramma Circulaire Economie 2020-2023

Grondstoffenvoorzieningszekerheid

Lijst van vragen en antwoorden

Nummer: 2020D49081, datum: 2020-12-03, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-32852-135).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 32852 -135 Grondstoffenvoorzieningszekerheid.

Onderdeel van zaak 2020Z23235:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2020-2021

32 852 Grondstoffenvoorzieningszekerheid

Nr. 135 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 3 december 2020

De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over de brief van 25 september 2020 inzake de actualisatie van het Uitvoeringsprogramma Circulaire Economie (Kamerstuk 32 852, nr. 130).

De Staatssecretaris heeft deze vragen beantwoord bij brief van 30 november 2020. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,
Agnes Mulde

De adjunct-griffier van de commissie,
Van der Zande

Vragen en antwoorden

Doelen en roadmap

3

Ten opzichte van welk basisjaar worden de circulaire-economiedoelstellingen (50% minder grondstoffen in 2030 en volledig circulair in 2050) gemonitord?

De doelstellingen voor de circulaire economie zijn in 2016 door het kabinet bepaald. Vragen over het referentiejaar, maar ook andere vragen rondom doelstellingen en de monitoring ervan, worden conform de brief van 27 maart jl. aan de uw Kamer1 uitgewerkt in de doelenaanpak die is aangekondigd en op dit moment in uitvoering is. In dit traject zullen over voornoemde vraagstukken en dus ook het referentiejaar, in samenwerking met betrokken partijen, keuzes worden gemaakt. Over de resultaten van de doelenaanpak zal de Kamer voor de zomer van 2021 worden geïnformeerd.

15

Waarom is de uitwerking van de operationele doelen en integrale monitoring vertraagd tot na het Uitvoeringsprogramma?

In mijn brief van 27 maart jl. zond ik uw Kamer de PBL Policy Brief 2019 en gaf ik aan dit jaar aan de slag te gaan met dit doelenproces samen met maatschappelijke en bestuurlijke partners. Daartoe is inmiddels een aanpak opgesteld met deze transitiepartners en het proces is in uitvoering. Een dergelijke samenwerking vergt tijd en zorgvuldigheid. Het uitwerken en concretiseren van de beleidsdoelen wordt parallel uitgevoerd aan de jaarlijkse actualisatie van het Uitvoeringsprogramma CE.

Over de resultaten wordt de Kamer voor de zomer van 2021 geïnformeerd, zoals ik uw Kamer op 27 oktober jl.2 heb bericht in mijn beantwoording van feitelijke vragen over de begrotingsstaten van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (XII).

17

Welke meetbare doelen voor het instrumentarium kunnen worden geformuleerd?

Zoals hiervoor al aangegeven worden op dit moment de doelen voor CE-beleid in samenwerking met transitiepartners uitgewerkt en geconcretiseerd, in lijn met de brieven van 27 maart en 27 oktober jl. aan de Tweede Kamer.

25

Wordt de monitor nog aangepast na het vaststellen van de operationele doelen?

De ICER zal de voortgang weergeven van de transitie naar een circulaire economie en ingaan op de resultaten die worden bereikt met de ingezette maatregelen ten behoeve van de circulaire economie. Een circulaire economie omvat een breed scala aan aspecten waarover het PBL in de policy brief (2019) constateert dat het «niet goed mogelijk is om te komen tot één kwantitatief en afrekenbaar doel voor circulaire-economiebeleid dat goed stuurt en geen perverse prikkels genereert». Uit de policy brief van het PBL blijkt daarom dat de doelstellingen voor 2050 en 2030 nader uitgewerkt en geconcretiseerd moeten worden en dat het noodzakelijk is om specifiekere of aanvullende doelen te bepalen. Zo kan meer coherentie en inzichtelijkheid worden bereikt en wordt het (beter) mogelijk de voortgang in het doelbereik te monitoren. Tevens vergroot het sturingsmogelijkheden. In het concretiseringsproces van de nationale doelen, waarmee inmiddels met betrokken partijen gestart is, is het uitgangspunt dat de monitoring aansluit bij de geconcretiseerde doelen.

44

Waarom ontbreekt het nog steeds aan specifieke en meetbare doelen, ondanks de herhaaldelijke kritiek hierop van onder andere de Algemene Rekenkamer en het PBL? Kan dit worden toegelicht?

Uit de policy brief van PBL (2019) blijkt dat de tussendoelstelling 2030 nadrukkelijk richting geeft aan de transitie, namelijk een substantiële vermindering van het primaire abiotische grondstoffengebruik. Hiervan kan een belangrijke mobiliserende werking uitgaan op partijen in de samenleving. Daarnaast geeft PBL aan dat er noodzaak is tot uitwerking en concretisering van de beleidsdoelen voor 2030 en 2050 om meer coherentie en inzichtelijkheid te bereiken en (beter) de voortgang in de transitie naar een Circulaire Economie te kunnen monitoren. Dat vergroot ook de mogelijkheden voor beleidssturing. In mijn brief van 27 maart jl. zond ik uw Kamer de PBL Policy Brief 2019 en gaf ik aan dit doelenproces samen met maatschappelijke en bestuurlijke partners te gaan uitvoeren. Daartoe is inmiddels een aanpak opgesteld en het proces is in uitvoering. Een dergelijke samenwerking vergt tijd en zorgvuldigheid en de materie is zeer complex.

56

Hoe wordt het advies van PBL, om naast vermindering van het primaire abiotische grondstoffengebruik, een eenvoudig communiceerbare set van doelen te ontwikkelen voor de grondstoffen in de economie en de (milieu- en sociaaleconomische) effecten? Welke partijen zijn hierbij betrokken, wat zijn de belangrijkste aandachtspunten en wanneer zullen de meer uitgewerkte en geconcretiseerde beleidsdoelen voor een circulaire economie gereed zijn?

Uit de policy brief van PBL (2019) blijkt de noodzaak tot uitwerking en concretisering van de beleidsdoelen om meer coherentie en inzichtelijkheid te bereiken en (beter) de voortgang in de transitie naar een circulaire economie te kunnen monitoren. In mijn brief van 27 maart jl. zond ik uw Kamer de PBL Policy Brief 2019 en gaf ik aan dit doelenproces samen met betrokken partners te gaan uitvoeren. Dit doe ik samen met de andere betrokken departementen, maatschappelijke actoren (zoals VNO-NCW, MKB NL, MVO NL, Natuur en Milieu, VCP en FNV), decentrale overheden, transitieagenda’s en kennisinstellingen. PBL (i.s.m. het kennisconsortium waarmee zij samenwerkt), is bij het proces betrokken om de relatie met monitoring zeker te stellen en toegang tot toereikende kennis te verzekeren.

Over de resultaten van het doelenproces zal de Kamer komend voorjaar worden geïnformeerd.

26

Hoe is de samenhang tussen ICER en de roadmap?

46

Kan worden toegelicht hoe de ICER (monitoringrapportage) en de roadmap zich tot elkaar verhouden?

De doelstellingen voor de circulaire economie zijn, zoals eerder aangegeven, in 2016 door het kabinet bepaald. In het doelenproces wordt, zoals in het Uitvoeringsprogramma beschreven, een set van uitgewerkte en geconcretiseerde doelen ontwikkeld (zie antwoord op vraag 56).

Met de roadmap zal worden bekeken welke instrumenten in verschillende fases van de transitie naar een circulaire economie kunnen worden ingezet om de tussendoelen te behalen.

De ICER die in januari 2021 verschijnt, zal bruikbare actuele inzichten opleveren die niet alleen voor het uitwerken en concretiseren van CE-doelen worden gebruikt, maar tevens behulpzaam zijn bij het bepalen en invullen van een roadmap. Met de roadmap wordt beoogd een flexibel instrument te ontwikkelen om strategische keuzes ten aanzien van de transitie naar een Circulaire Economie inzichtelijk te maken.

16

Komt er een uitwerking van de instrumentenmix en, zo ja, wanneer?

De doelstellingen voor de circulaire economie zijn in 2016 door het kabinet bepaald. Vanaf het moment dat gestart is met de uitvoering wordt een mix aan instrumenten ingezet om te helpen die doelen te behalen, zichtbaar in de dwarsdoorsnijdende thema’s. De ICER-rapportage die in januari 2021 verschijnt, zal bruikbare actuele inzichten opleveren over de effectiviteit van de instrumenten. De roadmap, waarvan de ontwikkeling nu gestart is, zal gebruikt worden om keuzes inzichtelijk te maken ten aanzien van de in te zetten instrumenten in verschillende fases van de transitie naar een circulaire economie.

55

Welke partijen zijn betrokken bij het ontwikkelen van de roadmap, die het mogelijk moet maken om op basis van een lange-termijnvisie te bezien wanneer welke tussendoelen bereikt moeten worden en welke beleidsinterventies daarvoor nodig zijn? Wat zijn de belangrijkste aandachtspunten bij het ontwikkelen van deze roadmap en het bijbehorende tijdpad?

Bij het ontwikkelen van de roadmap zijn de partijen betrokken die meewerken aan het Uitvoeringsprogramma Circulaire Economie, zoals de betrokken departementen, de transitieagenda’s, IPO, VNG, UvW, Natuur en Milieu, MVO NL en VNO-NCW. Een belangrijk aandachtspunt is dat de roadmap flexibel moet zijn en gemakkelijk geactualiseerd moet kunnen worden. Het doel dat Nederland in 2050 circulair moet zijn is nu nog ver weg, zodat rekening gehouden moet worden met een grote mate van onzekerheid en veel voortschrijdend inzicht. Ook zal de koppeling worden gelegd met de uitwerking van de doelen. Op dit moment is gestart met het maken van de roadmap. Een eerste uitkomst zal voorjaar 2021 worden gepresenteerd.

Monitoring

4

Welke elementen zal de Integrale Circulaire Economie Rapportage (ICER) bevatten die het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) tweejaarlijks zal uitbrengen vanaf 2021?

De Integrale Circulaire Economie Rapportage (ICER) die in januari 2021 verschijnt, zal de voortgang weergeven van de transitie naar een circulaire economie en ingaan op de resultaten die worden bereikt met de ingezette maatregelen ten behoeve van de circulaire economie. De ICER van PBL is een monitorrapportage waaruit niet alleen zal blijken in welke mate de CE-doelstellingen worden gerealiseerd. Ook zal daaruit blijken welke informatie aanvullend nodig is, zodat de monitoringssystematiek in de komende jaren verder kan worden ontwikkeld. De ICER verschijnt in januari 2021 waarna in het voorjaar een kabinetsreactie zal volgen.

10

Voor welke materialen zijn de leveringsrisico’s het grootst?

De leveringsrisico’s voor bepaalde schaarse grondstoffen, zoals zeldzame aardmetalen, kobalt of indium zijn het grootst. Deze grondstoffen zijn van groot belang voor de maakindustrie, waar ze worden gebruikt in de productie van machines, onderdelen van transportmiddelen en elektronica. Aangezien dergelijke kritieke metalen cruciaal zijn voor de productie van zonnepanelen, groene waterstof en batterijen van elektrische auto’s, kunnen leveringsrisico’s ook de energietransitie parten spelen.

34

Wordt de ICER van het PBL direct naar de Tweede Kamer gestuurd wanneer deze uitkomt?

Na ontvangst van de ICER (januari 2021) zal deze aan de Tweede Kamer worden aangeboden. In het voorjaar zal het kabinet een kabinetsstandpunt aan de Tweede Kamer doen toekomen.

47

Wordt in de te ontwikkelen systematiek van doelen en monitoring expliciet de bijdrage van circulaire-economiemaatregelen aan het Klimaatakkoord meegenomen? Zo ja, kan concreet worden aangegeven op welke wijze? Zo nee, hoe verhouden de gemaakte afspraken zich dan tot elkaar?

Het Klimaatakkoord en het CE-beleid hebben hun eigen monitoringssystematiek in overeenstemming met de daarin geformuleerde doelen. Wel wordt onderling de verbinding gelegd.

Zo wordt in de CE-monitoring gekeken naar de bijdrage van de transitie naar een Circulaire Economie aan de reductie van CO2-emissies, maar ook naar efficiënt grondstoffengebruik en de aanpak van andere maatschappelijke opgaven. En daar waar CE-maatregelen zorgen voor CO2-reductie in Nederland, zal dit worden meegenomen, en wordt in de Klimaat- en Energieverkenning (KEV) ook meegenomen.

Materialengebruik

6

Welke maatregelen neemt u om de absolute omvang van het materiaalgebruik daadwerkelijk terug te dringen en wat vindt u ervan dat de tussenrapportage laat zien dat die omvang gelijk is gebleven?

7

Op welke manier gaat u er zorg voor dragen dat het halveringsdoel voor 2030 behaald wordt door materiaalgebruik in volume terug te dringen, aangezien de tussenrapportage aantoont dat het doel niet behaald kan worden door volledig te richten op secundaire materialen, omdat daar onvoldoende aanbod van zal zijn?

8

Welk type investeringen en regelgeving zijn volgens u nodig om het gebruik van secundaire materialen te verbeteren?

De absolute omvang van het materiaalgebruik is gelijk gebleven terwijl de economie is gegroeid. Daarmee is de grondstoffenefficiëntie de afgelopen paar jaar toegenomen, zoals is aangegeven in de PBL-rapportage van 30 januari 2020 «op weg naar een robuuste monitoring van de circulaire economie». Het is positief dat er stappen zijn gezet ten aanzien van de efficiëntie van het materiaalgebruik. Om het gebruik van primaire grondstoffen (mineraal, fossiel en metaal) terug te dringen is het nodig om grondstoffen efficiënt in te zetten en te hergebruiken, zonder schadelijke emissies naar het milieu. Voor zover er nieuwe grondstoffen nodig zijn, dienen deze op duurzame wijze te worden gewonnen en wordt verdere aantasting van de sociale en fysieke leefomgeving en de gezondheid voorkomen. Onze inzet is er daarom op gericht dat producten en materialen zodanig worden ontworpen dat ze kunnen worden hergebruikt met zo min mogelijk waardeverlies en zonder schadelijke emissies naar het milieu.

Nederland is binnen de EU koploper op het vlak van gebruik van secundair materiaal. In bepaalde sectoren kan dit gebruik nog verder worden gestimuleerd.

Concreet gaat het om efficiënter materiaalgebruik, hoogwaardig gebruik van gerecyclede materialen, langere levensduur van producten door losmaakbaarheid en repareerbaarheid, en gebruik van hernieuwbare duurzame grondstoffen. Voorbeelden van daarbij passende maatregelen betreffen het stimuleren van circular design (door middel van onderwijs en Circo tracks), het ondersteunen van bedrijven bij het ontwikkelen van circulaire businessmodellen (Versnellingshuis Nederland Circulair!3 inclusief doorbraakprojecten (moonshots4) en subsidieregeling circulaire ketenprojecten5), stimuleren van innovatie en kennisontwikkeling en de inzet in Europa om te komen tot een «right to repair», stimuleren circulair inkopen, uitgebreide producentenverantwoordelijkheid en een verplicht percentage gebruik van kunststofrecyclaat.

20

Welk verplicht percentage recyclaat in producten wordt vastgesteld en hoe draagt dit bij aan het behalen van de circulaire doelstellingen?

In EU-verband heb ik de Europese Commissie opgeroepen binnen een jaar te komen met een eerste voorstel voor een verplichte toepassing van een percentage plastic recyclaat. Een verplicht percentage van kunststof recyclaat in producten kan op verschillende plaatsen in Europese regelgeving worden vastgesteld. Op dit moment wordt onderzocht welke percentages voor welke productgroepen mogelijk zijn. Nederland zal zich ervoor inzetten dat deze percentages recyclaat ambitieus en haalbaar zullen zijn. Doordat secundaire materialen zullen moeten worden gebruikt, wordt bijgedragen aan meer recycling en minder gebruik van primaire (fossiele) grondstoffen. Zo wordt een bijdrage geleverd aan circulaire doelstellingen en vermindering van CO2-uitstoot.

Transitiesturing

14

Welke van de genoemde acties binnen de vijf transitieagenda's en de negen thema's zullen naar verwachting het meeste bijdragen aan de doelstellingen? Staat dit in verhouding met de verdeling in focus en financiële middelen?

Het Uitvoeringsprogramma Circulaire Economie is onderdeel van de beleidscyclus, waarbij elk jaar in januari een monitorrapportage van PBL uitkomt (om het jaar een uitgebreide monitoringsrapportage (ICER) en het andere jaar een voortgangsrapportage), en aan de hand daarvan kan worden bijgestuurd. Dat komt tot uitdrukking in de actualisatie van het Uitvoeringsprogramma in het najaar. Met de monitor van PBL wordt steeds duidelijker hoe de voortgang is van de transitie naar een circulaire economie en of de juiste resultaten worden bereikt met de ingezette maatregelen.

Zoals ook in het rapport van PBL van 30 januari 2020 werd aangegeven, biedt een focus op recycling beperkte mogelijkheden om materiaalgebruik te verlagen en milieudruk te verminderen. Belangrijk is het daarom om ook in te zetten op circulariteitsstrategieën die hoger op de R-ladder staan. Met deze hogere R-strategieën worden bij het aanbieden van een product of functie in beginsel minder materialen gebruikt en wordt minder milieubelasting veroorzaakt dan met strategieën die lager op de ladder staan. Dit is een gemeenschappelijke deler voor de transitieagenda’s en de dwarsdoorsnijdende thema’s, en dat is ook terug te zien in dit Uitvoeringsprogramma.

In het algemeen kan worden gezegd dat het maken van afspraken of regelgeving op zo groot mogelijk schaalniveau (EU- of mondiaal niveau) effectiever is vanwege de vergroting van de afzetmarkt, schaalgrootte en bevordering van het level playing field (en daarmee draagvlak). Daarnaast is aandacht voor circulaire economie op regionaal en lokaal niveau van belang, juist omdat er enorm veel lokale en regionale initiatieven zijn die een bijdrage leveren aan de circulaire economie. Dit komt overeen met de inzet en de focus zoals die nu wordt weergegeven in de actualisatie van het Uitvoeringsprogramma en in de uitvoeringspraktijk.

42

Hoe wordt geborgd dat met de gekozen instrumentenmix de doelen ook echt worden gehaald? Welke onderbouwing ligt hieraan ten grondslag?

De roadmap zal worden gebruikt (zie ook het antwoord op vraag 16) om keuzes inzichtelijk te maken waarmee instrumenten zo effectief mogelijk kunnen worden ingezet in verschillende fases van de transitie naar een circulaire economie.

Door middel van de monitoring van de transitie wordt steeds gekeken of deze instrumenten (nog) adequaat zijn of wat er meer of anders nodig is (zie ook antwoord op vraag 17).

45

Welke concrete maatregelen gaan op korte termijn het meest bijdragen aan het bereiken van een circulaire economie? Op welk schaalniveau (regionaal/lokaal, nationaal, Europees of internationaal) moeten deze maatregelen worden genomen? Wordt ook de meeste capaciteit en middelen ingezet op deze maatregelen?

De roadmap (zie antwoord op vraag 16), waarvan de ontwikkeling nu gestart is, zal gebruikt worden om keuzes inzichtelijk te maken ten aanzien van de in te zetten instrumenten in verschillende fases van de transitie naar een circulaire economie. De in januari 2021 verschijnende ICER-rapportage van PBL, zal nieuwe inzichten bieden ten aanzien van aanscherping en/of aanvulling van de instrumentenmix.

Aansluitend bij de inzet op een mix van instrumenten worden ook de middelen evenwichtig verdeeld. Binnen de begroting van het Ministerie van IenW zijn middelen vrijgemaakt waarmee sociale en productinnovaties, kennisontwikkeling en opschaling van marktrijpe technieken worden gestimuleerd. Daarnaast worden structurele programmakosten betaald zoals het Versnellingshuis en het monitoringsprogramma.

41

Kan worden toegelicht hoe de keuze in onderwerpen tot stand is gekomen? Op welke wijze is gekeken en uitvoering gegeven aan de keuze voor de meest effectieve maatregelen en acties om een zo groot mogelijke CO2-reductie te behalen?

De selectie van activiteiten is gebaseerd op de opgaves en aanpak zoals in de Transitieagenda’s is vastgelegd. In de transitieteams zitten juist de partijen die vanuit de praktijk goed in staat zijn te beoordelen wat nodig is om de transitie te bevorderen. Een belangrijk criterium voor de selectie is daarbij voor deze actualisatie is de focus om hoger op de R-ladder te acteren. Hogere R-strategieën zoals reduce, refuse, rethink, repair en levensduurverlenging leiden tot meer besparing van grondstoffen, waardoor meer CO2-reductie wordt behaald. In de monitoring van de CE-transitie wordt ook meegenomen hoe de CE-maatregelen bijdragen aan de CO2-reductie

43

Is de inzet op vrijwilligheid nog wel passend bij de urgentie van de klimaatcrisis? Kan hierop worden ingegaan?

Ten behoeve van de versnelling van de transitie naar een circulaire economie is een variëteit aan beleidsinstrumenten ingezet van verschillende aard (van dwingend tot vrijwillig).

Met wet- en regelgeving zijn generieke kaders opgesteld en wordt een level playing field gecreëerd. Naast de afvalregelgeving die zowel op EU- als nationaal niveau al jarenlang geldt, zijn ook andere regels van belang voor de CE, zoals de recente Single Use plastics richtlijn die in 2021 wordt geïmplementeerd, de regelgeving omtrent plastic tasjes, maar ook regelgeving t.a.v uitgebreide producentenverantwoordelijkheid en recyclingdoelen.

De bestaande wet- en regelgeving zal verder worden aangescherpt en wellicht uitgebreid wanneer dat nodig is ten behoeve van een volgende stap in de transitie.

Vanuit de transitieteams en ook daarbuiten (bv in het plastic pact, in allerlei green deals), evenals door decentrale overheden/regio’s, wordt gewerkt aan de circulaire economie. Samenwerking in pacts of green deals is vrijwillig maar niet vrijblijvend. Bovendien worden in dergelijke verbanden juist vaak stappen gezet die verder gaan de bestaande wet- en regelgeving. Afspraken via convenanten en pacts kunnen een opmaat zijn naar normering of standaardisering die vervolgens in wet- en regelgeving kan worden vastgelegd.

36

Welke dwarsverbanden zijn er tussen de transitieagenda’s?

Elke transitieagenda heeft zijn eigen opgaves, schaalgrootte, product- en materialenstromen en stakeholders. Ze zijn daarom zeer verschillend qua doelen en aanpak. Maar ze dragen alle bij aan het bereiken van het gezamenlijke doel «Nederland circulair in 2050». De tien dwarsdoorsnijdende thema’s zoals in het Uitvoeringsprogramma belicht (hoofdstuk 4 UPCE) komen voort vanuit de behoeften van de vijf transitieagenda’s, en bevatten acties die ondersteunend aan alle vijf de agenda’s en die dwars door alle activiteiten van alle agenda’s heen gaan. Daarmee dragen zij ook weer bij aan de dwarsverbanden tussen de transitieagenda’s.

Verdere voorbeelden van dwarsverbanden zijn het op meerdere fronten inzetten van «products as a service» (Consumptiegoederen, Maakindustrie); het materialenpaspoort (Maakindustrie, Bouw); biomassa i.r.t. biobased plastics (Biomassa & Voedsel, Kunststoffen) en verkenning van ondersteuning door digitalisering (Maakindustrie, Consumptiegoederen, Bouw e.v.).

Om van elkaar te leren en gezamenlijk stappen te zetten in de transitie, ontmoeten de vertegenwoordigers van de transitieteams elkaar met regelmaat. Daarnaast zal met het maken van de roadmap ook de samenhang tussen de transitieagenda’s verder worden bevorderd.

52

Welke oplossingen zijn er geïdentificeerd voor de logistieke uitdagingen waar circulaire initiatieven tegenaan lopen, waarbij het gaat om uitdagingen die praktisch van aard zijn (voldoende en juiste logistieke kennis in huis hebben) of die te maken hebben met wet- en regelgeving?

53

Wat zijn de uitgangspunten en belangrijkste aandachtspunten bij het verkennen van hoe het onderwerp logistiek kan worden opgepakt met verbinding naar alle transitieagenda’s?In elke keten vormt de logistiek de verbindende schakel tussen ketenpartijen. Van belang bij de verkenning van het onderwerp logistiek is daarbij of er gekeken moet worden naar de logistieke component per keten of transitie-agenda of dat logistiek beter te bezien is als onderwerp op zichzelf. Het onderwerp logistiek komt naar voren in alle transitieagenda's, maar het verschilt per transitieagenda welke logistieke concepten een grote rol spelen.

Samenhang met andere transities

35

Op welke termijn kan de Tweede Kamer een concrete uitwerking van de koppeling tussen circulair beleid en klimaat-, woningmarkt- en landbouwbeleid tegemoet zien? Gaat dit programma bestaan uit concrete en meetbare (afdwingbare) doelen?

Begin 2021 start het kabinet met het uitvoeren van een interdepartementale verkenning. De verkenning heeft als doel om in kaart te brengen waar de samenhang zit tussen de woningbouwopgave, de klimaat- en energietransitie, kringlooplandbouw en de transitie naar een circulaire economie. Specifiek wordt er gekeken naar de domeinen waar de verschillende transities mogelijk met elkaar in de knel kunnen komen, maar juist ook waar zij elkaar potentieel kunnen versterken. De verwachting is dat de verkenning na de zomer met uw Kamer gedeeld kan worden.

Covid-19

29

Kan verder worden toegelicht welke concrete afspraken worden gemaakt met de Grondstoffenakkoord-partners? Op welke termijn moeten deze afspraken welke effecten sorteren?

Bij het Versnellingshuis is het doorbraakproject «markt voor recyclaat» gestart. In dit project wordt per productfamilie uitgewerkt wat haalbare en ambitieuze percentages recyclaat zijn. Dit is behulpzaam voor het Europese traject ten aanzien van een verplichte toepassing van een percentage plastic recyclaat. Ook worden binnen het doorbraakproject ronde-tafelbijeenkomsten georganiseerd met alle stakeholders van een bepaalde productfamilie zoals bijvoorbeeld verfemmers en pellets, om zo de samenwerking te versterken.

Daarnaast wordt binnen het Transitieteam Kunststoffen gewerkt aan een actieplan toepassing recyclaat. Begin september heeft een grote digitale bijeenkomst plaatsgevonden waarin partijen uit de kunststofketen, mede naar aanleiding van de effecten van de coronacrisis, hebben gebrainstormd over mogelijke korte en lange termijn maatregelen om de toepassing van kunststofrecyclaat te stimuleren. Het actieplan zal naar verwachting voorstellen bevatten om de vraag te bevorderen, het aanbod te verbeteren, en vraag en aanbod beter op elkaar aan te laten sluiten. Naar verwachting wordt het actieplan begin volgend jaar opgeleverd.

Relatie met EU-beleid

18

Hoe worden EU-middelen ingezet om de circulaire doelen te bereiken?

37

Kan worden ingegaan op de rol van middelen uit de EU-begroting voor het realiseren van de doelstellingen in Nederland?

Er zijn verschillende EU-fondsen waarvan in Nederland regelmatig gebruik wordt gemaakt ter stimulering van de transitie naar een circulaire economie. Het betreft hierbij met name Horizon 2020 (vanaf 2021 opgevolgd door Horizon Europe), LIFE en Interreg. Op basis van informatie van RVO.nl en Rijkswaterstaat wordt voor circulaire economie zowel door overheidsinstellingen, MKB, bedrijfsleven, NGO’s en onderwijs- en onderzoeksinstellingen gebruik gemaakt van deze fondsen. De middelen uit de EU-begroting worden via deze fondsen benut voor onderzoek, innovatie, ontwikkeling van beleidsinstrumenten op lokaal en regionaal niveau en ontwikkeling van natuur-, milieu- en klimaatbeleid. Daarbij dient opgemerkt te worden dat deze fondsen een bredere scope kennen en bijdragen aan de stimulering van duurzame, groene en economische projecten in den brede.

21

Inhoeverre wordt het nationale beleid beïnvloed en geïnspireerd uit Europees beleid?

22

Is het huidige nationale circulaire-economiebeleid aanvullend of overlappend met Europees beleid?

23

Op welke gebieden overlapt het nationale circulaire-economiebeleid met het Europees beleid?

Het nationale beleid en het Europese beleid op circulaire economie vullen elkaar aan. Er is daarbij sprake van wederzijdse beïnvloeding en inspiratie. Dat leidt tot een versterking van de maatregelen op Europees en nationaal niveau en draagt bij aan het behalen van onze gezamenlijke ambitie om een schoner en concurrerender Nederland en Europa te bereiken.

Om de transitie naar een circulaire economie te bereiken zet ik in op het niveau waar maatregelen het meeste effect sorteren; nationaal, Europees of internationaal. Op Europees niveau kan een belangrijke bijdrage geleverd worden aan de transitie naar een circulaire economie die op het niveau van afzonderlijke lidstaten in mindere mate bereikt kan worden, zoals het creëren van een gelijk speelveld.

57

Kunt u aangeven op welke gebieden de genoemde overkoepelende Europese- en internationale doelen, die cruciaal zijn om de transitie naar een circulaire economie (CE-transitie) op een hoger niveau te tillen, goede afzetmarkten te creëren voor circulaire producten en om een level playing field te borgen, momenteel nog ontbreken en daarmee het meest nodig zijn?

Zowel op Europees als mondiaal niveau zijn overkoepelende doelen vastgesteld die de circulaire economie-transitie stimuleren en bevorderen.

Op internationaal niveau zijn de overkoepelende doelen gesteld in de Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDG’s) voor 2030. Deze doelen zijn wereldwijd vastgesteld door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties en richten zich op economische, sociale en milieu-gerelateerde duurzame ontwikkeling.

Op Europees niveau zijn de overkoepelende doelen vastgesteld in de ambities van de EU-Green Deal. Met de Green Deal zet de Europese Commissie in op een groeistrategie die de Europese Unie (EU) moet transformeren in een klimaat-neutrale, circulaire en grondstofefficiënte unie, waarmee Europa concurrerend blijft.

Deze Europese- en internationale doelen zijn cruciaal voor de transitie naar een circulaire economie. Nederland heeft zich ook gecommitteerd aan deze doelen.

Beschikbare middelen

54

Op welke wijze zal bij het inventariseren van de gebieden waarop in het bijzonder investeringskansen liggen om de transitie te versnellen en het verdienvermogen te versterken, aandacht worden besteed aan het betrekken van deze investeringskansen op het gebied van circulaire economie in het door het kabinet aangekondigde Groeifonds?

Projecten die in aanmerking komen voor het Groeifonds moeten onder andere bijdragen aan de kennisontwikkeling, innovatie of infrastructuur. Een project dient daarnaast een minimale omvang van 30 miljoen euro te hebben. Vervolgens worden deze projecten door een onafhankelijke beoordelingscommissie getoetst op het effect op de groei van de Nederlandse economie en wordt er gekeken naar de maatschappelijke kosten en baten. Circulaire projecten dragen in de regel bij aan duurzaamheid en economische groei. Dergelijke projecten – mits ze aan de overige voorwaarden kunnen voldoen – lenen zich daarom goed voor het Groeifonds. Momenteel is het nog niet bekend welke projecten de beoordelingscommissie geschikt acht en kan ik dus nog geen uitspraken doen of en hoe er circulaire projecten worden gehonoreerd in de eerste ronde van het groeifonds.

Naast het groeifonds wordt momenteel vanuit de Europese Commissie de zogenoemde Recovery and Resilience facility (RRF) opgetuigd. Doel van de RRF is om de economische en sociale impact van het Coronavirus op te vangen en om onze economie duurzamer en meer weerbaar in te richten met het oog op de belangrijkste transities waarin we ons bevinden. Een daarvan is de transitie naar een circulaire economie.

59

Kan worden toegelicht hoe tot de keuze voor het huidige budget is gekomen? Hoe is onderbouwd dat dit afdoende zal zijn om de gestelde doelen te halen? Wordt er in de komende begrotingen een hogere uitgave voorzien?

In 2019 en 2020 is door herprioritering incidenteel twee maal € 8 mln vrij gemaakt ten behoeve van het circulaire-economiebeleid. Deze middelen zijn gebruikt voor de bekostiging van het Rijksbrede Programma Circulaire Economie. Binnen de begroting van IenW is nu ook voor 2021 tot en met 2024 in totaal 40 miljoen euro vrijgemaakt. De middelen zijn onder andere noodzakelijk om de basis van het programma te borgen door belangrijke activiteiten als het Versnellingshuis Nederland Circulair!, monitoring en communicatie te continueren, en de transitie naar een circulaire economie te stimuleren via onder andere kennisontwikkeling en innovatie. Hiermee wordt beoogd de komende periode belangrijke stappen te zetten richting het halen van de doelstelling in 2050.

60

Hoeveel geld is beschikbaar in het topsectorenbeleid voor het stimuleren van een circulaire economie?

Het missiegedreven topsectoren- en innovatiebeleid valt onder de begroting van Economische Zaken en Klimaat6.

De transitie naar een Circulaire Economie maakt onderdeel uit van de missies die het kabinet heeft gesteld. Er is in dit verband geen vast bedrag geoormerkt voor CE, aangezien er ook «cross overs» mogelijk zijn, zoals met de Topsectoren chemie (kunststoffen) en creatieve industrie (circulair design), de Missie klimaat en energie (vermijding CO2-emissies) of Sleuteltechnologie AI (digitalisering, materiaalvolgsystemen).

De bedragen voor het Kennis- en Innovatieconvenant (KIC)7 in 2021 van alle partners samen zijn nog niet bekend. IenW draagt vanuit de extra middelen die binnen de begroting van IenW zijn vrijgemaakt specifiek in 2021 3 miljoen bij aan de KIC.

24

Kunt u van elk van de genoemde acties op pagina 25 aangeven hoe deze bijdragen aan de CO2-doelstellingen in 2030?

61

Kan van elk van de genoemde maatregelen in tabel 1 en 2 de verwachte CO2-reductie in 2030 worden aangeven? Kan concreter worden ingegaan dan wel worden onderbouwd hoe daar te komen?

Van de genoemde maatregelen lopen alleen de CE-maatregelen die worden gefinancierd uit de Klimaatenveloppe door tot 2030, dit geldt niet voor de Urgenda-maatregelen.

De verwachte CO2-reductie van de Klimaatenveloppe maatregelen (tabel 1) is hieronder weergegeven. De CO2-reductie loopt in de jaren op en zal in 2030 naar verwachting het aangegeven getal bereiken.

GWW (Grond-, Weg en Waterbouw): circa 0,5 Mton/jr

Door het oplossen van innovatieve technische «hobbels» voor de marktintroductie van circulair/duurzaam asfalt, staal en beton wordt CO2-reductie behaald.

Kunststof/textiel recycling: circa 1 Mton/jr

Door het bevorderen van circulair productontwerp wordt een impuls gegeven aan de uitbreiding van gemeentelijke (afval)inzameling en innovatieve sorteerinstallaties, en wordt mechanische en chemische recycling gestimuleerd. De verduurzaming van deze schakels in de keten leidt tot de reductie van CO2-uitstoot, onder andere door minder afvalverbranding.

MVI: circa 0,5–1,0 Mton/jr

Door het stimuleren van klimaatneutraal en circulair inkopen via bevordering van kennis en vaardigheden bij (decentrale) overheden en organisaties wordt de inkoopkracht gericht op deze transitie en wordt de marktvraag naar duurzame producten gestimuleerd.

Ketenaanpak: circa 0,6 Mton/jr

Onder meer door het stimuleren van circulair ontwerp in grondstoffenketens met een groot potentieel voor CO2-reductie, inclusief hergebruik en vervanging van niet duurzame materialen wordt CO2-reductie behaald.

De verwachte CO2-reductie van de Urgenda maatregelen (tabel 2) is hieronder weergegeven. De Urgenda maatregelen zijn gericht op het vervullen van de opgave van het vonnis in 2020/2021. De CE-maatregelen leveren evenwel een structureel effect voor wat betreft CO2-reductie, dus zijn naar verwachting onderstaande bijdragen ook richting 2030 van toepassing.

Urgenda eerste pakket

CO2-reducerende maatregelen in de GWW: circa 0–0,2 Mton CO2

In contracten van Rijkswaterstaat wordt de toepassing van meer CO2-reducerende circulaire maatregelen gestimuleerd. Aanvullend wordt hiertoe een instrument voor decentrale overheden gemaakt.

Recycling en biobased kunststoffen en textiel: 0–0,1 Mton CO2

Door het subsidiëren van de onrendabele top voor het vervangen van fossiel door chemisch of mechanisch gerecyclede grondstoffen en biobased nafta wordt CO2-reductie gerealiseerd.

CO2-reducerende maatregelen CE: 0,3–0,4 Mton CO2

Bestaande instrumenten zijn uitgebreid en budgettair opgehoogd zodat extra ruimte geboden wordt voor technieken, bedrijfsmiddelen en initiatieven die bijdragen aan de circulaire economie.

Urgenda tweede pakket

Communicatie rond retourpremie koel- en vrieskasten: circa 0,1 tot 0,2 Mton CO2

De maatregel ziet toe op het financieren van een communicatiecampagne voor het inzamelen en recyclen van oude koel- en vrieskasten met toepassing van een retourpremie van minimaal € 35 per oude koel- of vrieskast. De aangegeven hoeveelheid CO2 kan worden gereduceerd als gevolg van a) het voorkomen van emissie van broeikasgassen bij correcte ontmanteling van toestellen, en b) vervanging door energiezuiniger koel- en vrieskasten.

Circulaire maatregelen in de GWW (2021): circa 0–0,1 Mton CO2

Deze maatregel omvat een ophoging van de GWW maatregel uit het eerste pakket Urgenda-maatregelen (zie hiervoor).

Transitieagenda’s

62

Op welke activiteiten die bijdragen aan onder meer het tegengaan van voedselverspilling, de verschuiving van traditionele naar duurzame grondstoffen, het lokaal en regionaal sluiten van kringlopen, het beter benutten van biomassa in landbouwbodems, het duurzaam omgaan met natuurlijk kapitaal, het vergroten van het aanbod van duurzaam hout en het vergroten van het aanbod van biogrondstoffen zal versterkt worden ingezet? Op welke wijze zal deze versterkte inzet worden vormgegeven?

Zoals in het Klimaatakkoord aangekondigd, hebben leden van de klimaattafel Landbouw en Landgebruik de Routekaart Biogrondstoffen opgesteld.De Routekaart stelt dat het mogelijk is om in 2030 extra biogrondstoffen beschikbaar te maken.

Hoe vergroting van het aanbod gerealiseerd kan worden, is mede afhankelijk van de vraag welke biogrondstoffen waarvoor benodigd zijn. Voor de productie van binnenlands hout zal het kabinet in het najaar een Bossenstrategie presenteren. Voor de overige benodigde biogrondstoffen zal het kabinet in 2021 samen met de betrokken stakeholders een Meerjaren Missiegedreven Innovatie Programma Productie en gebruik van biogrondstoffen opstellen. Dit programma heeft als doel bij te dragen aan een klimaatneutraal systeem van landbouw en natuur in 2050 en aan vergroening van de economie door vergroting van de productie en inzet van biogrondstoffen. Verder wordt in het Programma landbouwbodems invulling gegeven aan duurzaam bodembeheer van landbouwbodems en daarmee ook aan behoud van natuurlijk kapitaal.

Op het gebied van voedselverspilling is een campagne op houdbaarheid gestart.

31

Bent u bereid ten aanzien van het Plastic Pact doelen voor Nederland versneld in te voeren? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet nu al doen wat kan?

De kracht van het Nederlandse Plastic Pact zit er in dat publieke en private partijen als koplopers gezamenlijk doelen hebben gesteld om samen innovaties te bedenken en te implementeren voor meer met minder plastic in een circulaire economie.

De doelen zijn ambitieus. Het zijn doelen die door koplopende partijen zijn gesteld en waar veel partijen zich aan hebben gecommitteerd.

Het versneld invoeren van doelen in de vraag lijkt te duiden op wetgeving. De kunststofindustrie en de gehele plasticketen is een internationaal speelveld. Belangrijke maatregelen op dit gebied worden daarom op Europees niveau genomen. Zo is er de SUP richtlijn die 3 juli 2021 moet zijn geïmplementeerd en neem ik aanvullende maatregelen. Daarnaast heb ik in de Milieuraad in juni van dit jaar de Europese Commissie opgeroepen om binnen een jaar met een voorstel te komen om kunststof recyclaat in nieuwe plastic producten te verplichten.

Soms is het ook nodig om voor de Nederlandse markt een verplichting in te stellen. Zo wordt vanaf 1 juli 2021 ook statiegeld ingevoerd voor kleine plastic flesjes.

63

Op welke termijn zal de Nederlandse consortiumvorming rond circulaire windparken daadwerkelijk kunnen gaan leiden tot concrete businesscases voor verschillende onderdelen van windparken?

Het project «Circulaire windparken» bevindt zich in de fase van het opstellen van netwerk- en risicoanalyses van materialen uit windmolenparken, analyse van opties voor circulair ontwerpen en identificering van circulaire strategieën en businessmodellen. In de loop van 2021 zal meer duidelijkheid ontstaan over de uitkomsten hiervan en het vervolg.

38

Wanneer wordt het onderzoek over de fiscale vergroening afgerond? Is dit voor de Tweede Kamerverkiezingen in maart 2021?

De resultaten van het onderzoek naar fiscale vergroening voor de bouw worden medio 2021 verwacht.

39

Wanneer wordt de aanpassing van de regelgeving verwacht met de plicht om bouw- en sloopafval te scheiden om zo meer hergebruik en recycling mogelijk te maken?

De bouwregelgeving eist dat sloopwerkzaamheden aan bouwwerken zo worden uitgevoerd dat tijdens de uitvoering vrijkomend sloopafval deugdelijk wordt gescheiden. Deze algemene bepaling is zo uitgewerkt dat ten minste de volgende fracties van het sloopafval worden gescheiden: gevaarlijke stoffen, teerhoudende dakbedekking (al dan niet met het dakbeschot), teerhoudend asfalt, bitumineuze dakbedekking (al dan niet met dakbeschot), niet-teerhoudend asfalt, vlakglas (al dan niet met kozijn), gipsblokken en gipsplaatmateriaal, dakgrind, armaturen en gasontladingslampen. Deze fracties worden op het terrein gescheiden gehouden en gescheiden afgevoerd. Momenteel laat ik de ervaringen met deze regelgeving in kaart brengen en onderzoeken of deze lijst van verplicht te scheiden fracties moet worden aangepast, mede in het kader van recycling/hergebruik van materialen. Dit zou mogelijk kunnen leiden tot aanpassing van de regelgeving.

Ik verwacht uw Kamer voor de zomer van 2021 over de resultaten van deze onderzoeken te kunnen informeren.

1

Welke afspraken dan wel wet- en regelgeving kan worden ingesteld om te voorkomen dat bont van wasbeerhonden in kleding voor de Nederlandse markt wordt verwerkt?

2

Hoe kunnen consumenten worden voorgelicht of gewaarschuwd voor de aankoop van producten waar bont van dieren in is verwerkt?

In EU-Verordening nummer 1007/2011 betreffende textielvezelbenamingen en de desbetreffende etikettering en markering van de vezelsamenstelling is geregeld dat de samenstelling van textiel moet worden vermeld op het product. Producenten zijn dus verplicht consumenten via de etikettering te informeren over de samenstelling van het product. De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit handhaaft deze regels. Nadere voorschriften, bijvoorbeeld over de verwerking van bont van wasbeerhonden, kunnen worden geregeld in de producteisen die de Europese Commissie heeft aangekondigd voor textiel.

Uitgebreide Producentenverantwoordelijkheid

19

Hoe gaat de nationale regelgeving inzake producentenverantwoordelijkheid eruit zien?

De nationale regelgeving is in diverse besluiten vastgelegd. De minimale vereisten voor een regeling voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid (UPV) zijn opgenomen in het Besluit regeling UPV8. Alle producenten die een uitgebreide producentenverantwoordelijkheid hebben, moeten aan deze algemene regels m.b.t. inname, kosten, verslaglegging en eventuele gezamenlijke uitvoering voldoen. De producten waarvoor een uitgebreide producentenverantwoordelijkheid geldt en de doelen die producenten voor die producenten moeten halen, worden per stroom vastgelegd in een specifieke regelgeving.

De criteria voor het afgeven van een algemeen verbindend verklaring (AVV) van een overeenkomst inzake de afvalbeheerbijdrage zijn opgenomen in de Regeling verzoek AVV afvalbeheerbijdrage9. In Nederland zijn regelingen voor UPV reeds van toepassing op verpakkingen, elektronisch afval, batterijen, autobanden en autowrakken. Daarnaast zijn AVV-besluiten afgegeven voor oud-papier-en-karton en vlakglas als systemen van producentenverantwoordelijkheid uit eigen beweging. Voorts komt er separate regelgeving voor een UPV op een aantal plastic producten voor eenmalig gebruik, op grond van de Single Use Plastics richtlijn.

30

Waarom is ingezet op vrijwillige producentenverantwoordelijkheid inzake matrassen? Waarom wordt er, wanneer wordt gesteld dat dit een omvangrijk probleem is, niet ingezet op wet- en regelgeving zoals ook bij statiegeld nodig bleek? Hoe wordt voorkomen dat hier dezelfde onnodige vertraging wordt opgelopen?

Producenten van matrassen hebben zich gecommitteerd aan 75% recycling en voor het halen van die doelstelling een algemeen verbindend verklaring aangevraagd, die hen bindt. Ik vind het positief dat producenten zich op deze manier vrijwillig committeren aan het sluiten van de matrasketen. Mocht het in de toekomst nodig blijken, dan kan de UPV matrassen in regelgeving worden vastgelegd. Op dit moment is dat niet nodig om tot het gewenste doel te komen.

64

Wanneer zal het onderzoek naar uitgebreide producentenverantwoordelijkheid (UPV)-opties voor de gevelbouw, voor circulaire windparken en voor diverse productgroepen zoals dakbitumen, hout en gips worden afgerond?

De verkenning producentenverantwoordelijkheid voor de gevelbouw is nagenoeg afgerond en zal begin 2021 worden gedeeld met uw Kamer. Het onderzoek heeft geleid tot concrete aanbevelingen waar de bedrijven en branches mee aan de slag kunnen waaronder een routekaart naar circulariteit en CO2-reductie.

De verkenning Circulaire windparken bevindt zich in de fase van netwerk- en risicoanalyses van materialen uit windmolenparken, analyse van opties voor circulair ontwerpen en identificering van circulaire strategieën en businessmodellen. De verkenning zal in de loop van 2021 gereed zijn.

De verkenning producentenverantwoordelijkheid voor vloertypen, waaronder tapijt, is nog gaande en zal begin 2021 worden opgeleverd. Deze rapportage zal aanbevelingen geven over de concrete vervolgstappen naar eventuele introductie van producentenverantwoordelijkheid voor vloertypen.

Tenslotte kan ik over de productgroepen dak-bitumen, hout en gips melden dat de concrete verkenningen momenteel worden voorbereid en begin 2021 zullen starten.

65

Op welke termijn zal het onderzoek naar de financiële en organisatorische invulling van uitgebreide producentenverantwoordelijkheid worden uitgevoerd?

Dit onderzoek is recentelijk van start gegaan, naar verwachting vindt oplevering plaats in het eerste kwartaal 2021. Uitkomsten kunnen worden verwerkt in de volgende actualisatie van het Uitvoeringsprogramma (2021–2023).

Wet- en regelgeving

40

Aan welke dwingende afvalpreventiemaatregelen wordt gedacht?

Afvalpreventie is een belangrijk onderdeel in het kader van het circulaire-economiebeleid en er worden ook op dit moment al activiteiten ontplooid onder die noemer. Met het oog op de toekomst kijken we daarbij welke aanvullende maatregelen nog mogelijk zijn. In dat kader zal worden gewerkt aan een nieuw afvalpreventieplan dat moet leiden tot een versterkte inzet op afvalpreventie binnen de circulaire economie. Daarbij wordt ook bekeken of er mogelijkheden zijn voor het opnemen van meer dwingende maatregelen voor afvalpreventie in wet- en regelgeving. Onderzoek dient uit te wijzen welke maatregelen dit zouden kunnen zijn en of deze tot de gewenste resultaten zullen leiden.

Circulair ontwerpen

9

Welke maatregelen neemt u naar aanleiding van de conclusie uit de tussenrapportage dat de transitie naar een circulaire economie kansen biedt om veiliger met zeer zorgwekkende stoffen (ZZS) om te gaan?

In Europa zet ik in op voortvarende ontwikkeling van het wettelijk instrumentarium dat nodig is voor de transitie naar een circulaire economie waarin het gebruik van ZZS in producten zoveel mogelijk wordt vermeden en waarin producten die nog een ZZS bevatten (omdat die onmisbaar is voor een benodigde functionaliteit) na afdanking veilig gerecycled worden. De informatie die hiervoor nodig is, zou door producenten vastgelegd kunnen worden in een digitaal productpaspoort. Een belangrijke oorzaak van de risico’s die ZZS-houdende producten opleveren in de lineaire economie is immers het ontbreken van eisen aan circulair ontwerp van producten en het terugnemen van afgedankte producten bijvoorbeeld via producentenverantwoordelijkheid en informatie over aanwezige ZZS.

In het landelijk afvalbeheerplan (LAP3) is al een hoofdstuk gewijd aan het verantwoord omgaan met recycleerbaar afvalmateriaal dat een ZZS bevat. Bij voorkeur wordt de ZZS uit het materiaal verwijderd, maar als dat niet mogelijk is, kan recycling nog steeds de beste optie zijn qua milieueffect, als geborgd wordt dat het risico van blootstelling aan de ZZS verwaarloosbaar is. Recycling is dan beter, omdat het de milieudruk van nieuw-productie uit primaire grondstoffen voorkomt. Als gerecycled ZZS-houdend materiaal echter wel blootstellingsrisico’s oplevert, is nu verbranden of storten nog vaak de enige oplossing, maar moeten we toe naar innovatieve technieken waarmee materialen behouden blijven. Mede in dit licht stimuleer ik de ontwikkeling van chemische recycling, waarmee uit kunststoffen, hout en textiel de ZZS verwijderd worden en de aanwezige koolstof niet verbrandt tot CO2 maar in de materiaalketen gehouden wordt.

Het RIVM ontwikkelt in het kader van de monitoring van de circulaire economie, een methodiek om de komende jaren te blijven volgen in hoeverre de belofte van veiliger omgaan met ZZS in de praktijk gerealiseerd wordt: bijvoorbeeld initiatieven van producenten om alternatieven voor het gebruik van ZZS te vinden en de doorgifte van informatie over aanwezige ZZS in de keten van productie tot recycling.

11

Waarom is het budget in de rijksbegroting voor 2021 voor CIRCO bijna gehalveerd als het instrument veelvuldig wordt genoemd om concreet invulling te geven aan circulair ontwerpen?

CIRCO heeft zich vanaf 2015 ontwikkeld tot een volwaardige methode om circulair ontwerpen door de Nederlandse bedrijven van hun producten en diensten te stimuleren en naar een professioneel niveau te brengen. Aangenomen wordt dat bij een toenemende vraag naar diensten van CIRCO, de financiële bijdrage van marktpartijen die baat hebben bij een zogeheten CIRCO-track of CIRCO-class kan worden verhoogd, waardoor de subsidie navenant kan worden verlaagd. Dit zien we nu al gebeuren; elk deelnemend bedrijf betaalt 500 euro om mee te doen aan een CIRCO-track.

12

Waarom is het budget gehalveerd in de rijksbegroting voor 2021, als het CIRCO-programma een sleutelrol speelt om poly- en perfluoralkylstoffen (PFAS) bij de bron aan te pakken en circulair ontwerp te realiseren?

Zie het antwoord op vraag 11. Wat betreft een specifieke aanpak van een stof zoals PFAS in producten zijn meerdere opties mogelijk dan uitsluitend CIRCO. Op basis van het nog lopende onderzoek naar de aanwezigheid van PFAS in producten, productieprocessen en afval zal een nadere keuze voor een bronaanpak met toepassing van Safe-by-Design principes kunnen worden gemaakt. Het kan daarbij ook gaan om emissiereductie bij productieprocessen, producentenverantwoordelijkheid gericht op inzameling en correcte verwerking en het bieden van PFAS-informatie aan de consument, bijvoorbeeld via een label. Na afronding van het genoemde onderzoek zal ik uw Kamer informeren over de vervolgacties gericht op een aanpak bij de bron.

Circulair inkopen

32

Waarom is ten aanzien van circulair inkopen door overheden niet ingezet op het vaststellen van een bepaald afdwingbaar (oplopend) doel voor alle overheden?

Decentrale overheden hebben zelf de verantwoordelijkheid om hun inkoopbeleid vorm te geven. Het rijk ondersteunt en stimuleert hen daarbij in het kader van het Manifest Maatschappelijk Verantwoord Inkopen, onder meer met advisering vanuit PIANOo, met tools en met effectmonitoring, en in het kader van het Uitvoeringsprogramma Circulaire Economie, o.m. via buyer groups waarin rijk en andere overheden samen optrekken in specifieke inkoopdomeinen.

Wel is de tijd rijp voor meer concrete afspraken. Komende jaren worden vervolgstappen gezet naar een grootschaliger inzet van circulair inkopen. Met mijn collega-bewindspersonen van BZK, BZ, EZK en SZW ben ik bezig met een nieuw MVI-plan voor de komende vijf jaar. Ik zal u hierover begin 2021 informeren.

33

Wat gebeurt er op dit moment concreet op het gebied van circulair inkopen door overheden? Kan hier verder op in worden gegaan? Welke cijfers kunt u geven?

Er zit veel energie op circulair inkopen, bijvoorbeeld bij de ondertekenaars van het Manifest Maatschappelijk Verantwoord Inkopen. Dat is inmiddels door ruim 177 overheidspartijen ondertekend. Van hen hebben 119 een actieplan gepubliceerd en de uitvoering daarvan ter hand genomen.

Ook zorgden 12 overheidsinstanties en 20 grote Nederlandse bedrijven de afgelopen drie jaar in het kader van de Green Deal Circulair Inkopen voor het verder aanjagen van de circulaire economie door voor circa driehonderd miljoen euro aan goederen circulair in te kopen.

Binnen de rijksoverheid wordt gewerkt aan de realisatie van tien circulaire inkoop-categorieën in 2023 en aan het circulair beheren van de kantoren. Met Rijkswaterstaat en ProRail wordt toegewerkt naar klimaatneutrale en circulaire Rijksinfraprojecten.

Verder is samen met Rijkswaterstaat, Prorail en de andere overheden de afgelopen twee jaar met subsidie uit de Klimaatenveloppe een instrumentarium voor CO2-schaduwbeprijzing ontwikkeld. Hiermee is breed geëxperimenteerd.

Bij hun aanbestedingen kunnen overheden gebruik maken van de door het Rijk beschikbaar gestelde MVI-criteria op drie verschillende ambitieniveaus. Ook kunnen zij deelnemen aan de 13 buyer groups circulair en klimaatneutraal inkopen die dit jaar, met financiering vanuit de Klimaatenveloppe, zijn gestart. In die groepen trekken publieke opdrachtgevers samen op om op een specifiek terrein een inkoopstrategie te formuleren.

Tegelijkertijd blijkt uit de CE monitor van PBL dat de potentie van circulair inkopen groot is, en dat veel inkopende overheden actief werken aan pilots met circulair inkopen, maar dat het onderwerp nog nieuw en relatief complex is. Daarnaast is ook de markt zelf nog volop in ontwikkeling, waardoor circulaire producten nog lang niet altijd breed genoeg beschikbaar zijn voor een aanbesteding.

Met het ophanden zijnde nieuwe MVI-plan voor de komende vijf jaar, dat ik met een aantal collega’s aan het opzetten ben (zie antwoord op vraag 32), zullen we de effectieve instrumenten en activiteiten uit het huidige plan voortzetten, en op een aantal manieren versterken. Ik zal u hierover begin 2021 informeren.

Financiële instrumenten/marktprikkels

5

Welke stappen gaat u nemen naar aanleiding van de conclusie uit de tussenrapportage dat maar een klein deel van het overheidsbudget voor stimulering van innovatie en marktintroductie naar circulaire-economieprojecten gaat?

Via de MIA/Vamil worden investeringen in innovatieve milieuvriendelijke technieken gestimuleerd die bovenwettelijke milieuwinst opleveren. Deze innovatieve milieuvriendelijke technieken hebben niet alleen betrekking op het aanjagen van investeringen in de circulaire economie, maar ook op het stimuleren van de toepassing van milieu-innovatieve bedrijfsmiddelen op o.a. de thema’s landbouw, klimaatadaptatie, biobased economie, industrie, duurzaam bouwen en elektrisch rijden. Zoals het PBL in zijn monitoringrapportage van januari 2020 constateert, zijn de investeringen die gemeld zijn via de MIA/Vamil in circulaire technieken in de periode 2015–2018 ruim verviervoudigd. Ook de komende jaren zal het kabinet zich via de jaarlijkse actualisatie van de milieulijst van de MIA/Vamil inzetten om investeringen in circulaire bedrijfsmiddelen die hoger op de R-ladder van de circulaire economie scoren zoveel mogelijk te ondersteunen.

Ook via andere generieke regelingen wordt breed research and development en innovatie gestimuleerd waarvan ook bedrijven die investeren in circulaire technieken gebruik maken. Ook dit generieke instrumentarium voor het stimuleren van innovatie blijft voor de circulaire economie beschikbaar. Daarnaast grijpt de Regeling groenprojecten specifiek in op het financieringsknelpunt voor duurzame innovatieve projecten. De Regeling zal, zoals door het kabinet is aangekondigd, in 2021 worden geactualiseerd. Hierbij wordt ernaar gestreefd om projecten die de transitie naar een circulaire economie versnellen, verder te stimuleren.

Vanuit de begroting IenW is de komende jaren (t/m 2024) – zie ook antwoord op vraag 59 – 40 mln vrijgemaakt. Dit bedrag wordt onder meer ingezet voor het stimuleren van sociale en productinnovaties – zoals bijvoorbeeld de subsidieregeling CE waarin ketenprojecten worden ondersteund – en circulaire inkoop. Het stimuleren van kennisontwikkeling zal met name plaatsvinden via de Kennis en Innovatie Agenda. Verder zal via een nog op te zetten investeringsfonds worden bijgedragen aan de opschaling van marktrijpe technieken.

58

Waarom is er geen overzicht van het geld dat door de markt in de circulaire economie wordt geïnvesteerd? Op welke wijze kunnen de investeringen vanuit de markt in de circulaire economie toch beter in beeld worden gebracht om daarmee ook mogelijke financieringsknelpunten te identificeren?

Voor de investeringen in circulaire bedrijfsmiddelen die via de MIA/Vamil worden gemeld, is volgens PBL (in haar monitoringsrapportage van januari 2020) door bedrijven in 2018 552 miljoen euro geïnvesteerd. Daarnaast is via de Regeling groenprojecten in 2019 volgens RVO voor circulaire maatregelen in ruim 750 projecten een geschat bedrag van bijna 60 miljoen euro geïnvesteerd. Echter ook buiten de ondersteunende regelingen investeren bedrijven in circulaire technieken en innovaties. Hoewel het aantal aanvragen voor de ondersteunende regelingen een indicatie geeft voor de ontwikkelingen in investeringen in de circulaire economie, bestaat er geen registratie- of rapportageverplichting voor bedrijven om eigen investeringen in de circulaire economie te melden. Het identificeren van financieringsknelpunten is ook op andere wijze mogelijk. Zo wordt via het Versnellingshuis Nederland circulair! inzicht verkregen in financieringsknelpunten van ondernemers en heb ik deze zomer een rondetafelbespreking georganiseerd met bestuurders van banken, institutionele beleggers en andere financiële instellingen over knelpunten voor het financieren van circulaire businesscases. Op basis van de daar afgesproken actieagenda worden de komende maanden geïdentificeerde knelpunten verder opgepakt en wordt verkend hoe deze aan te pakken en op te lossen.

Arbeidsmarkt

13

Wordt sociale component die gerelateerd is aan thema’s als circulaire banen en gezond voedsel nader uitgewerkt?

Ja, met name door middel van de acties in paragraaf 3.1 met betrekking tot voedsel en in paragraaf 4.8 over de arbeidsmarkt. Zo ondersteunen Ministeries van EZK, LNV en IenW het programma Duurzaam Door, dat overheden, ondernemers en maatschappelijke initiatieven samenbrengt op terreinen als voedsel en circulaire economie.

Versnellingshuis

28

Hoe vaak is er bij het Versnellingshuis aangeklopt en hoe vaak konden bedrijven (nog) niet geholpen konden worden door in de weg zittende regels/wetgeving?

Vanaf de oprichting van het Versnellingshuis Nederland Circulair! in februari 2019 t/m oktober 2020 heeft het Versnellingshuis een grote groei doorgemaakt. 453 individuele ondernemers met vragen over hun circulaire business case zijn geholpen door casemanagers van het Versnellingshuis. Ongeveer 13 procent van de vragen ging over wet- en regelgeving. Slechts bij twee vragen kon het Versnellingshuis geen oplossing bieden. Veel vragen gaan over het vinden van de juiste partner of financiering, beide rond de 30 procent. Daarbovenop hebben 306 ondernemers zelf online matches gevonden via de site van het Versnellingshuis. Het versnellingshuis helpt bij een specifieke vraag van een ondernemer, of de circulaire businesscase uiteindelijk gaat werken is van veel factoren afhankelijk.

Om bedrijven financieel te helpen met het opzetten van een circulaire keten heeft IenW met hulp van het Versnellingshuis een subsidieregeling opgezet waarmee in 2020 21 circulaire ketenprojecten zijn geholpen, in totaal 80 ondernemers. Ik ben voornemens om deze regeling in 2021 weer open te stellen. Tot slot worden ook de bijeenkomsten van het Versnellingshuis en de tools op de website (www.versnellingshuisce.nl/tools/) goed bezocht.

Verpakkingsdoelstellingen

48

Klopt het dat de circulaire economiedoelstellingen die voorgesteld worden nog niet zijn vastgelegd/aangenomen?

De circulaire en recyclingdoelstellingen voor verpakkingen die ik heb aangekondigd, worden in het Besluit beheer verpakkingen 2014 opgenomen, door middel van een implementatiebesluit. De nieuwe doelstellingen zullen gelden over het kalenderjaar 2021. In het kader van de voorhangprocedure heb ik uw Kamer een ontwerp-implementatiebesluit doen toekomen (Kamerstuk 28 694, nr. 139).

49

Wie heeft de voorgestelde circulaire economiedoelstellingen opgesteld? Hebben onafhankelijke milieu- en/of afvalexperts hier al kritisch naar gekeken?

De circulaire doelstellingen zijn opgesteld door mijn Ministerie. Wel zijn uiteraard inzichten meegenomen uit gesprekken met verschillende stakeholders.

50

Klopt het dat de genoemde circulaire economiedoelstellingen eigenlijk geen circulaire economiedoelstellingen zijn, omdat deze gericht zijn op recycling en hergebruik en niet op de reductie van productgebruik en reductie van grondstofgebruik?

Met de circulaire doelstelling wordt gemeten welk deel van het op de markt gebrachte verpakkingsmateriaal via hergebruik of recycling in de economie blijft en daarmee dus circulair is. Daarmee wordt bewust een stap hoger op de R-ladder gezet van recycling naar hergebruik (reuse). Reductie staat nog hoger op de R-ladder, en voorkomt dat materialen op de markt komen. Materialen die niet op de markt komen hoeven ook niet te worden hergebruikt of te worden gerecycled en vallen daarom buiten de doelstelling.


  1. Kamerstuk 32 852, nr. 115.↩︎

  2. Brief met beantwoording feitelijke vragen over de begrotingsstaten van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (XII); Kamerstuk 35 570 XII, nr. 7.↩︎

  3. www.versnellingshuisce.nl.↩︎

  4. https://versnellingshuisce.nl/verbeter-de-keten-met-circulair-ondernemen/.↩︎

  5. www.rvo.nl/subsidie-en-financieringswijzer/subsidie-circulaire-ketenprojecten.↩︎

  6. zie voor de bedragen per jaar HXIII, overzichtstabel 11 op blz. 42/43.↩︎

  7. Het kennis- en innovatieconvenant (KIC) 2020–2023 is in november 2019 getekend, met de departementen, Topsectoren, kennisinstellingen en regio’s.↩︎

  8. Stb. 2020, nr. 375.↩︎

  9. Stcrt. 2020, nr. 34945.↩︎