[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Reactie op de gewijzigde motie van de leden Van der Staaij en Van Helvert over proactief informeren over de Nederlandse inzet in VN-gremia ten aanzien van resoluties (Kamerstuk 35570-V-56)

Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2021

Brief regering

Nummer: 2020D49420, datum: 2020-12-01, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-35570-V-63).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 35570 V-63 Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2021.

Onderdeel van zaak 2020Z23402:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2020-2021

35 570 V Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2021

Nr. 63 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 december 2020

In deze brief informeer ik, mede namens de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, Uw Kamer over de manier waarop we om zullen gaan met de aangenomen motie van het Eerste Kamerlid Schalk, ingediend tijdens de Algemene Europese Beschouwingen op 3 november 2020 met Kamerstuk 35 403, J. De motie verzoekt de regering, zoveel mogelijk tegen de VN-resoluties te stemmen waarin naar de Tempelberg / Haram al-Sharif verwezen wordt met alleen de Arabische naam, Haram al-Sharif, en andere EU-landen te stimuleren hetzelfde te doen.

Tevens wordt Uw Kamer in deze brief geïnformeerd over de manier waarop het kabinet omgaat met de aangenomen motie van de leden Van der Staaij en Van Helvert, ingediend tijdens de Begrotingsbehandeling Buitenlandse zaken op 12 november 2020 (Handelingen II 2020/21, nr. 24, Debat over de Begroting Buitenlandse Zaken 2021), met Kamerstuk 33 570 V, nr. 56. De motie verzoekt de regering de Kamer proactief en uitgebreider te informeren over de Nederlandse inzet in VN-gremia ten aanzien van resoluties. U bent reeds geïnformeerd over het voornemen van de regering hier opvolging aan te geven in de Kamerbrief van 17 november jl. (Kamerstuk 35 570 V, nr. 57)

Motie van het lid Schalk Kamerstuk 35 403, J over VN-resoluties over de Tempelberg.

Sinds 2015 wordt in sommige van de resoluties in de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties gesproken over Haram al-Sharif, zonder ook de joodse naam «Tempelberg» hieraan toe te voegen. De Veiligheidsraad deed dit al langer, bijvoorbeeld in de unaniem aangenomen resolutie 672 (1990). Hoewel er niet eerder in een resolutie in de Algemene Vergadering of de Veiligheidsraad gesproken is over Tempelberg, vinden Nederland en de EU dit een belangrijk punt, omdat met betere bewoordingen meer recht gedaan wordt aan de historische, religieuze en culturele connectie van alle drie de monotheïstische religies met deze bijzondere plaats.

Vorig jaar is, mede dankzij de inzet van Nederland en de EU, de term Haram al-Sharif uit twee resoluties verwijderd en is in andere resoluties het belang van Jeruzalem en de heilige plaatsen voor de drie monotheïstische religies bevestigd.

De Nederlandse inzet, in EU-verband, voor een formulering die recht doet aan het belang van Jeruzalem en de heilige plaatsen voor de drie monotheïstische religies, is één van de elementen van de meer algemene Nederlandse inzet om resoluties gebalanceerd te maken zodat recht gedaan wordt aan de situatie op de grond en ontwikkelingen in het Israëlisch-Palestijns conflict, maar ook om de disproportionele aandacht voor Israël binnen de VN te verminderen. Hierbij moet er wel ruimte blijven voor gerechtvaardigde kritiek. Daarbij beoordeelt Nederland iedere voorgestelde resolutie op zijn totale inhoud en merites en streeft daarbij zoveel mogelijk naar EU-eensgezindheid. Nederland zal zich in blijven zetten voor vermindering van het aantal resoluties in lijn met de motie van het lid Van der Staaij (zie ook Kamerbrief d.d. 26 november 2019, met Kamerstuk 23 432, nr. 475).

Dit jaar stemde Nederland samen met 22 andere EU lidstaten in de Vierde Commissie van de AVVN, in het kader van de jaarlijkse stemmingen over dit onderwerp, vóór de resolutie «Israeli practices affecting the human rights of the Palestinian people in the Occupied Palestinian Territory, including East Jerusalem» aangezien dit een roll-over betrof van de tekst van vorig jaar. Dankzij de inzet van Nederland en de EU bevestigt de resolutie ook het belang van Jeruzalem en de heilige plaatsen voor de drie monotheïstische religies. Hoewel de regering het eens is met de kritiek op het gebruik van de term Haram al-Sharif in één van de preambulaire paragrafen van de resolutietekst, betreft dit één enkel aspect van de resolutie. Zoals tevens benoemd tijdens de Begrotingsbehandeling hangt het van de totale inhoud van de resolutie af of Nederland deze per saldo steunt, omdat er verder in de resolutie zaken kunnen staan die Nederland steunt als deel van zijn inzet op het Midden-Oosten Vredesproces (MOVP). Inhoudelijk roept de resolutie in de operationele paragrafen onder meer Israël op af te zien van de sloop van Palestijnse huizen en te stoppen met uitbreidingen van nederzettingen. Het kabinet ondersteunt deze oproepen, die noodzakelijk blijven in het kader van de recente ontwikkelingen zoals bijvoorbeeld de aankondiging van nederzettingenuitbreidingen in Givat Hamatos en de sloop van het Palestijnse dorp Khirbet Hamsa al-Foqa. Daarnaast veroordeelt de resolutie tevens uitingen van terrorisme en raketbeschietingen. Het Israëlische nederzettingenbeleid, met alle bijkomende acties zoals sloop van Palestijnse huizen, en Palestijns geweld zijn enkele van de belangrijkste obstakels voor het bereiken van duurzame vrede (zie ook de Kamerbrief van 16 april 2018 (Aanhangsel Handelingen II 2019/20, nr. 2121). In het licht van deze inhoudelijke aspecten, die aansluiten bij het Nederlandse en Europese beleid inzake het MOVP, en waar Nederland zowel bilateraal als in multilateraal verband beide partijen op aanspreekt, is het kabinet van mening dat de afweging in hoeverre opname van de term Haram al-Sharif kan leiden tot een onthouding of tegenstem altijd moet worden bezien binnen deze bredere belangenafweging.

Motie van de leden Van der Staaij en Van Helvert Kamerstuk 35 570 V, nr. 56 over proactief informeren over de Nederlandse inzet in VN-gremia ten aanzien van resoluties.

Zoals toegezegd in de Kamerbrief van 17 november jl. (Kamerstuk 35 570 V, nr. 57) informeren we Uw kamer over de resoluties in de AVVN die raken aan het MOVP.

Op 18 en 19 november vonden de stemmingen plaats in respectievelijk de Tweede en Derde Commissie van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (AVVN). Dit betrof de resoluties met betrekking op het Palestijns recht op zelfbeschikking, en Palestijnse soevereiniteit over natuurlijke hulpbronnen. Nederland stemde in EU-verband voor deze drie resoluties, omdat Nederland voorstander is van de totstandkoming van een Palestijnse staat binnen de tweestatenoplossing, de Palestijnse toegang tot en soevereiniteit over de natuurlijke hulpbronnen in de Palestijnse gebieden ondersteunt en de Israëlische exploitatie en destructie van deze bronnen afwijst. Daarnaast roepen de resoluties op tot hervatting van de onderhandelingen en roepen deze Israël op tot naleving van diens internationaalrechtelijke verplichtingen. Deze oproepen sluiten aan bij het Nederlandse MOVP-beleid.

Op 2 december a.s. wordt er in de AVVN gestemd over vijf plenaire resoluties die betrekking hebben op het MOVP, namelijk «The Syrian Golan», «Committee on the Exercise of the Inalienable Rights of Palestinian People», «Division for Palestinian Rights of the Secretariat», «Special Information Program on the question of Palestine of the Department of Global Communications of the Secretariat», en «Peaceful Settlement of the Question of Palestine». Momenteel onderhandelt Nederland in EU-verband met de Palestijnse delegatie over de concept-resoluties. Vanwege de vertrouwelijke aard van deze onderhandelingen en het feit dat deze constant in beweging zijn, is het niet mogelijk vooruit te lopen op de uitkomsten hiervan. De Nederlandse inzet in deze onderhandelingen is zoals hierboven uiteengezet en eerder toegelicht in Kamerbrief d.d. kamerbrief van 26 november 2019, met Kamerstuk 23 432, nr. 475. Er is nog geen datum vastgesteld voor de stemming over de jaarlijkse «Jeruzalem» resolutie.

Tot slot, op 10 december worden, zoals elk jaar gebruikelijk, de eerder in de Vierde Commissie aangenomen resoluties bekrachtigd in de plenaire Algemene Vergadering van de VN.

De Minister van Buitenlandse Zaken,
S.A. Blok