[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag van een schriftelijk overleg over o.a. de geannoteerde agenda videoconferentie informele Raad voor Consumentenbescherming van 7 december 2020

Raad voor Concurrentievermogen

Verslag van een schriftelijk overleg

Nummer: 2020D49500, datum: 2020-12-03, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-21501-30-515).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 21501 30-515 Raad voor Concurrentievermogen.

Onderdeel van zaak 2020Z23466:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2020-2021

21 501-30 Raad voor Concurrentievermogen

Nr. 515 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 3 december 2020

De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat over de brief van 24 november 2020 over de geannoteerde agenda voor de informele Raad voor Consumentenbescherming van 7 december 2020 (Kamerstuk 21 501-30, nr. 513) en over de brief van 30 oktober 2020 over het BNC-fiche: Verordening oprichting Gemeenschappelijke Onderneming Europese High Performance Computing (Kamerstuk 22 112, nr. 2948).

De vragen en opmerkingen zijn op 27 november 2020 aan de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat voorgelegd. Bij brief van 2 december 2020 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie,
Renkema

De adjunct-griffier van de commissie,
Van Tilburg

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de Staatssecretaris

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben naar aanleiding van de geannoteerde agenda voor de informele Raad voor Consumentenbescherming op 7 december 2020 een aantal vragen en opmerkingen.

De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat op het gebied van consumentenrechten voornamelijk het probleem speelt dat Chinese platforms in Nederland producten kunnen aanbieden die niet voldoen aan de veiligheidseisen. Deze leden merken op dat het voor Nederlandse consumenten lastig is om hun recht te halen als zij het gevoel hebben in hun consumentenrechten te zijn aangetast.

De leden van de VVD-fractie lezen in punt vijf van de nieuwe consumentenagenda dat het van belang is een actieplan op te stellen, in samenwerking met China, om de samenwerking op het gebied van de veiligheid van online verkochte producten te versterken. Hoe zou dit actieplan er volgens de Staatssecretaris uit moeten zien? Waar gaat zij op inzetten binnen de Raad? Gaat de Staatssecretaris ook namens Nederland, los van de Europese Unie, het gesprek aan met China om de veiligheid van online verkochte producten te versterken? Zo nee, waarom niet? Deelt de Staatssecretaris de mening dat het mogelijk moet zijn om Chinese partijen die onveilige producten aan Nederlandse consumenten leveren harder aan te pakken? Zo nee, waarom niet? Hoe is de Staatssecretaris van plan dit, in nationaal en Europees verband, vorm te geven?

Chinese partijen moeten zich net als alle andere partijen die producten aan Nederlandse consumenten leveren aan dezelfde regels en voorschriften houden. Ik ben blij dat de Europese Commissie de samenwerking met China wil intensiveren. Het is effectiever om dergelijke afspraken over samenwerking met China in Europees verband te maken. Een actieplan moet in het bijzonder ingaan op het probleem van onveilige producten die online verkocht worden en op die manier direct bij Europese consumenten terecht komen. Het moet eenvoudig zijn voor lidstaten en toezichthouders om afspraken te maken met producenten en aanbieders uit derde landen, daarbij moet snel contact en handelen op verzoek van lidstaten en toezichthouders mogelijk zijn.

Nederland voert op verschillende niveaus gesprekken met China over verschillende onderwerpen. Wanneer een bijeenkomst geschikt is om het versterken van de veiligheid van online verkochte producten te bespreken, zal Nederland ook dit onderwerp inbrengen.

Het kan ook effectief zijn om met specifieke bedrijven, waar Nederlandse consumenten producten kopen, in gesprek te gaan. Zo heeft naar aanleiding van de motie van de leden Aartsen en Van Haga1 een gesprek plaatsgevonden met AliBaba om hen te verzoeken om voor hun producten de veiligheidseisen te hanteren zoals die in Nederland gelden. Alibaba heeft in dat gesprek te kennen gegeven te werken aan monitoring van hun platform en op verzoek van toezichthouders zoals de NVWA aanbod te verwijderen. Afgesproken is om in gesprek te blijven over dit onderwerp.

Het actieplan waarvoor samenwerking met China voorzien is zal niet tijdens de informele Raad besproken worden. Het kabinet zet zich in breed Europees verband actief in op meer verantwoordelijkheid voor online platforms ten opzichte van consumenten op het gebied van consumentenrechten en productveiligheid, of een platform nu binnen of buiten de EU is gevestigd. Uw Kamer is hierover bij brief van 2 juli 2020 geïnformeerd.2 Ik verwacht uw Kamer binnenkort de kabinetsappreciatie van het SER-advies over directe import van buiten de EU3 toesturen.

Welke sancties zijn hierbij mogelijk ten opzichte van bedrijven en platforms uit derde landen die zich niet aan de regels houden? Welke doorzettingsmacht heeft de Europese Commissie hierbij? Indien de Europese Commissie geen doorzettingsmacht heeft, op welke manier gaat de Staatssecretaris zich inzetten om deze doorzettingsmacht te realiseren?

Bevoegde autoriteiten kunnen bedrijven of platforms van buiten de Europese Unie, die zich richten op Europese consumenten, op dezelfde wijze sanctioneren als Europese bedrijven. Alle bevoegde autoriteiten in de Europese Unie hebben op grond van de CPC-Verordening4 hiertoe dezelfde mogelijkheden. Het gaat hier bijvoorbeeld om hoge boetes en dwangsommen. De complexiteit ligt bij het innen van de boetes indien de verantwoordelijke in een derde land is gevestigd. Het is in dergelijke gevallen belangrijk dat de Europese Commissie samen met de lidstaten in gesprek gaat met deze bedrijven. Dat gebeurt nu ook al.

De leden van de VVD-fractie lezen dat de Staatssecretaris tijdens de Raad zal pleiten voor het verstrekken van zinvolle informatie aan consumenten. Wat voor soort informatie wordt hier bedoeld? Waar legt de Staatssecretaris de grens tussen zinvolle en een overdaad aan informatie?

Informatieverplichtingen worden al jarenlang gezien als belangrijk instrument om consumenten te beschermen. Met de juiste informatie kunnen consumenten goed geïnformeerde keuzes maken. Ik constateer echter dat vandaag de dag de hoeveelheid informatie die aan consumenten wordt verstrekt, meer dan eens tot een overdaad aan informatie leidt. Bedrijven moeten in veel gevallen zodanig veel informatie verschaffen, dat consumenten hierdoor juist teveel informatie krijgen om nog optimale keuzes te kunnen maken. Ik pleit er voor dat beter wordt gekeken naar welke informatie op welk moment in het keuzeproces relevant is en die informatie op de juiste manier wordt getoond. Het gaat niet altijd om de hoeveelheid informatie, maar om de kwaliteit daarvan.

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geagendeerde stukken. Deze leden hebben daarover de volgende vragen en opmerkingen.

De leden van de CDA-fractie lezen in de geannoteerde agenda over de vijf prioriteiten van de nieuwe Europese Consumentenagenda: de groene transitie; de digitale transformatie; verhaalmogelijkheden en handhaving van consumentenrechten; specifieke behoeftes van bepaalde groepen consumenten; internationale samenwerking.

Hierop volgend stelt de Europese Commissie 22 acties voor. Hoe beoordeelt de Staatssecretaris deze acties? Liggen deze acties in het verlengde van het Nederlandse consumentenbeleid? Zou de Staatssecretaris nog extra accenten willen zetten?

In zijn algemeenheid ben ik tevreden over de acties die de Commissie voorstelt. De acties zijn actueel en gaan in op concrete consumentenproblemen. Er is aandacht voor consumenten in de nasleep van de coronacrisis en aandacht voor kwetsbare groepen. Daarnaast wordt de agenda in belangrijke mate bepaald door twee strategische thema’s die enorme invloed hebben op consumptiepatronen, namelijk de groene en digitale transities. In het Nederlandse consumentenbeleid zoals dit kabinet afgelopen jaren heeft gevoerd, heb ik veel aandacht voor de digitale transitie.5 De impact van digitalisering op de manier waarop consumenten producten afnemen, verandert in het bijzonder door de opkomst van platforms en het gebruik van data en AI. Ook voor wat betreft de groene transitie, steunt het kabinet duurzame economische groei. De Commissie legt wat mij betreft dan ook de juiste accenten.

De leden van de CDA-fractie merken op dat de Europese Commissie op 9 december 2020 de Digital Services Act presenteert. Kan de Staatssecretaris aangeven waar, naar verwachting, de nieuwe Consumentenagenda tot nieuwe wetgeving voor de lidstaten gaat leiden?

Naar verwachting zal de nieuwe Europese Consumentenagenda met name tot nieuwe regelgeving op het terrein van duurzaamheid leiden. Zo kondigt de Commissie aan in 2021 een wetgevend voorstel te presenteren om consumenten weerbaarder te maken in de groene transitie door betere informatie over de duurzaamheid van producten en betere bescherming tegen bepaalde handelspraktijken zoals greenwashing en geplande productveroudering. Ook komt de Commissie met een wetgevend voorstel voor de bewijsvoering (onderbouwing) van groene claims.

Daarnaast volgt in 2021 een wetgevend voorstel voor herziening van de richtlijn productveiligheid om de nieuwe uitdagingen op dit gebied vanwege nieuwe technologieën en online verkoop te adresseren. In 2021 volgt ook een voorstel voor herziening van de richtlijn Consumentenkrediet en de richtlijn betreffende de verkoop op afstand van financiële diensten om de invloed van de digitalisering van financiële diensten op consumenten te adresseren.

Deze leden steunen de Staatssecretaris in haar pleidooi voor het verstrekken van zinvolle informatie, en niet per definitie meer informatie, bij het oplossen van consumentenproblemen. Zij steunen ook de aanpassing van het bestaande consumentenacquis in plaats van een nieuw juridisch kader voor duurzaamheid.

De leden van de CDA-fractie zien het belang om als Europese Unie te investeren in High Performance Computing (HPC) ofwel «supercomputers», om wereldwijd concurrerend te blijven. Welke zes niet-EU-landen zijn thans geassocieerd in de gemeenschappelijke onderneming voor High Performance Computing (EuroHPC)?

De volgende zes niet-EU-landen zijn op dit moment lid van de gemeenschappelijke onderneming voor High Performance Computing (EuroHPC): Noord-Macedonië, IJsland, Zwitserland, Noorwegen, Verenigd Koninkrijk en Turkije.

De leden van de CDA-fractie kunnen zich vinden in de aandachtspunten die in het BNC-Fiche worden benoemd bij de voorgestelde verordening:

Behoud van zeggenschap en verantwoordelijkheid ten aanzien van de eigen financiële bijdrage bij onderzoek- en innovatieprogramma’s;

Een nadere uitvraag naar de overwegingen van de Commissie om kwantum onderdeel te maken van EuroHPC;

De benodigde Europese middelen dienen gevonden te worden binnen de in de Raad afgesproken financiële kaders van het meerjarig financieel kader (MFK) 2014–2020 en het MFK 2021–2027.

Verwacht de Staatssecretaris hiervoor voldoende steun van andere lidstaten?

In het BNC-fiche wordt aangegeven dat het van belang is dat Nederlandse onderzoekers aansluiting met EuroHPC kunnen behouden en toegang hebben tot de HPC-systemen. Wanneer wordt, naar verwachting, de verkenning naar de rol en potentiële bijdrage van Nederland in de nieuwe verordening afgerond?

Wat betreft de steun van andere lidstaten voor de benoemde aandachtspunten bij de voorgestelde verordening, hebben enkele lidstaten eveneens de Commissie vragen gesteld over de overwegingen om kwantumcomputing onderdeel te maken van EuroHPC. De Commissie heeft aangeven de verbinding te willen maken tussen EuroHPC en kwantumcomputing. Een paar lidstaten deelt het standpunt ten aanzien van behoud van zeggenschap en verantwoordelijkheid ten aanzien van de eigen financiële bijdrage. Er is brede steun voor het aandachtspunt dat de benodigde Europese middelen gevonden dienen te worden binnen de in de Raad afgesproken financiële kaders van het meerjarig financieel kader (MFK) 2014–2020 en het MFK 2021–2027.

Voor 2021 is vanuit de middelen voor cofinanciering Europese partnerschappen op de begroting van EZK een bijdrage beschikbaar gesteld om aansluiting te behouden met EuroHPC voor Nederlandse onderzoekers en bedrijven. Komende maanden zal met verschillende partijen, inclusief gebruikers en onderzoekers, in gesprek worden gegaan over welke rol gepast zou zijn voor Nederlandse deelname in EuroHPC. Een potentiële bijdrage voor na 2021 zal daarnaast ook afhankelijk zijn van de prioriteiten van het volgende kabinet.


  1. Kamerstuk 35 300 XIII, nr. 28.↩︎

  2. Kamerstukken 27 879 en 26 643, nr. 76.↩︎

  3. https://www.ser.nl/nl/Publicaties/directe-import-buiten-eu.↩︎

  4. Verordening (EU) 2017/2394 van 12 december 2017 betreffende samenwerking tussen de nationale autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming.↩︎

  5. Kamerstukken 27 879 en 26 643, nr. 76.↩︎