Antwoord op vragen van het lid Koerhuis over de huisuitzetting van mantelzorger meneer Zilverentant
Antwoord schriftelijke vragen
Nummer: 2020D49522, datum: 2020-12-02, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20202021-979).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Onderdeel van zaak 2020Z20238:
- Gericht aan: K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Indiener: D.A.N. Koerhuis, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (ð origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2020-2021 | Aanhangsel van de Handelingen |
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden |
979
Vragen van het lid Koerhuis (VVD) aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de huisuitzetting van mantelzorger meneer Zilverentant (ingezonden 2Â november 2020).
Antwoord van Minister Ollongren (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) (ontvangen 2Â december 2020).
Vraag 1
Bent u bekend met het feit dat meneer Zilverentent zijn woning in Beverwijk wordt uitgezet door corporatie WoonOpMaat, nadat zijn partner met MS waar hij mantelzorger voor was in een instelling is opgenomen?
Antwoord 1
Naar aanleiding van uw vragen laat de betreffende woningcorporatie mij desgevraagd weten dat er in het geval van de betrokkene geen sprake is van een huisuitzetting of ontruiming. Het zou een vrijwillige opzegging van een aangepaste WMO-woning betreffen, waarvan de huuropzegging mede zou zijn ondertekend door de betrokkene.
Vraag 2
Is het waar dat de desbetreffende meneer op 28Â oktober 2020, na zelf contact op te nemen met de corporatie, te horen kreeg dat hij 6Â november uit zijn huis moet?
Antwoord 2
De betreffende woningcorporatie laat mij desgevraagd weten dat de reguliere opzegtermijn een maand is en daarom de huurovereenkomst op 6Â november 2020 zou eindigen. Op 28Â oktober jl. was er contact tussen de verhuurder en de betrokkene, waarbij hij aangaf nog geen zicht op een andere woning te hebben. De betrokkene is door de woningcorporatie uitgenodigd voor een gesprek, dat plaatsvond op 30Â oktober. De woningcorporatie laat mij weten dat de betrokkene in dat gesprek heeft verzocht hem tot januari 2021 de tijd te geven een andere woning te zoeken. De woningcorporatie heeft daarmee ingestemd.
Vraag 3
Klopt het dat hem een jaar eerder is toegezegd dat hij 6 maanden de tijd zou krijgen om een nieuwe woning te vinden in het geval dat zijn partner noodgedwongen het huis zou verlaten?
Antwoord 3
De woningcorporatie laat mij desgevraagd weten dat van een dergelijke toezegging aan de betrokkene geen sprake is geweest.
Vraag 4
Deelt u de mening dat bij een ingrijpende gebeurtenis verwacht mag worden dat corporaties de menselijke maat hanteren? Deelt u de mening dat iemand mededelen dat die persoon een week heeft om een nieuwe woning te vinden, in geen enkel geval een menselijke maat is?
Antwoord 4
Ja, ik deel de mening dat we van corporaties mogen verwachten dat zij de menselijke maat hanteren. Ik ben van mening dat die menselijke maat in deze casus is gehanteerd.
De betrokkene heeft volgens de woningcorporatie samen met de huurster de huuropzegging ondertekend. In dit specifieke geval was bij de verhuurder onbekend dat de inwonende betrokkene de mantelzorger van de huurster is en hij geen zicht op een andere woning had. Toen dat wel bekend werd, stemde de verhurende woningcorporatie in met een langere opzegtermijn van de woning, waardoor de betrokkene nu tot 4Â januari 2021 in de woning mag blijven.
Vraag 5 en 6
Vindt u dat corporatie Woonopmaat in strijd handelt met de afspraak dat er tijdens de coronacrisis geen huisuitzettingen plaatsvinden, tenzij er sprake is van criminaliteit of ernstige overlast? Zo ja, gaat u de corporatie hier indringend op aanspreken? Zo nee, waarom niet?
Is het waar dat het doel van de afspraak «geen huisuitzettingen tijdens Corona» is dat huurders tijdens de COVID-19 crisis niet op straat komen te staan? Deelt u de mening dat de corporatie in strijd met het doel van deze afspraak handelt?
Antwoord 5 en 6
Zoals ik bij de beantwoording van vraag 1 aangaf betreft het hier geen huisuitzetting maar een vrijwillige opzegging van de huurovereenkomst door de huurder, medeondertekend door de inwonende betrokkene. De afspraken die ik met de verhuurdersorganisaties, en brancheorganisaties heb gemaakt over huisuitzettingen door huurachterstanden door corona, zijn daarom niet van toepassing op deze casus. Ik ben van mening dat de corporatie handelt in overeenstemming met het doel van de afspraken met verhuurders waar de indiener aan refereert. Ondanks dat een huisuitzetting door betaalachterstanden hier niet aan de orde is, is de corporatie een op maatwerk gerichte oplossing met de betrokkene overeengekomen.
Vraag 7
Bent u bereid op korte termijn, voor 6Â november, de corporatie te wijzen op de afspraken die in maart met Aedes zijn gemaakt over het voorkomen van huisuitzettingen en aan te dringen op een oplossing?
Antwoord 7
Zoals reeds hierboven beschreven laat de woningcorporatie mij weten dat zij met de betrokkene heeft afgesproken dat hij tot 4Â januari 2021 in de woning mag blijven wonen en zo de tijd heeft te zoeken naar een andere woning.