[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Memorie van toelichting

Wijziging van het Belastingplan 2021

Memorie van toelichting

Nummer: 2020D50240, datum: 2020-12-03, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-35659-3).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 35659 -3 Wijziging van het Belastingplan 2021.

Onderdeel van zaak 2020Z23904:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2020-2021

35 659 Wijziging van het Belastingplan 2021

Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING

I Algemeen

Deze novelle strekt tot aanpassing van de in het wetsvoorstel Belastingplan 20211 opgenomen regeling inzake de Baangerelateerde investeringskorting (BIK). De BIK heeft tot doel eraan bij te dragen dat bedrijven tijdens de huidige economische crisis blijven investeren. Ingevolge deze regeling kunnen bedrijven een percentage van hun investeringen in mindering brengen op hun afdracht loonheffing (loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen).

De BIK is nadrukkelijk bedoeld als crisismaatregel met als doel de investeringen in bedrijfsmiddelen te stimuleren die worden gebruikt in (en toerekenbaar zijn aan) ondernemingen die ter zake in de Nederlandse inkomsten- of vennootschapsbelasting worden begrepen en zo bij te dragen aan het herstel in Nederland. Gelet op deze doelstelling is de BIK zodanig vormgegeven dat deze is beperkt tot voornoemde investeringen in Nederland. De beperking tot Nederland acht het kabinet in het licht van de doelstelling proportioneel en gerechtvaardigd. Het gaat er immers om dat Nederland zo snel mogelijk weer uit deze crisis komt.

Hoewel de regeling wettelijk dus is beperkt tot investeringen in bedrijfsmiddelen die bestemd zijn om hoofdzakelijk in Nederland te worden gebruikt, is gesignaleerd dat de regeling met een beroep op het EU-recht mogelijk toch ook onbedoeld zou kunnen worden verbreed naar investeringen die buiten Nederland worden aangewend. Dit kan als volgt worden toegelicht.

In het wetsvoorstel is op onderdelen voor de BIK aansluiting gezocht bij de fiscale eenheid in de zin van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969. Dat leidt ertoe dat de BIK-afdrachtvermindering op eenzelfde wijze uitwerkt voor een onderneming die wordt gedreven binnen een fiscale eenheid waarbij personeel en bedrijfsmiddelen niet altijd in dezelfde rechtspersoon zijn ondergebracht, als voor een onderneming die wordt gedreven in één rechtspersoon. Hierdoor kan de situatie zich voordoen dat binnen een fiscale eenheid de investering wordt gedaan door de ene vennootschap terwijl de BIK-afdrachtvermindering wordt gevraagd door de tot de fiscale eenheid behorende vennootschap waarin het personeel is ondergebracht. Buitenlandse vennootschappen (die geen vaste inrichting in Nederland hebben) kunnen echter geen onderdeel uitmaken van een Nederlandse fiscale eenheid. Hierdoor kan een in Nederland gevestigde vennootschap geen gebruikmaken van de afdrachtvermindering voor de loonheffing als de investering voor een bedrijfsmiddel wordt verricht door een moeder-, dochter- of zustervennootschap die in een andere lidstaat van de EU of een EER-staat is gevestigd. Indien de moeder-, dochter- of zustervennootschap echter in Nederland is gevestigd, is dit wel mogelijk door gebruik te maken van een fiscale eenheid. Daarnaast geldt dat investeringen voor bedrijfsmiddelen die de in Nederland gevestigde vennootschap ter beschikking stelt aan een vennootschap binnen de fiscale eenheid in Nederland, voor afdrachtvermindering in aanmerking komen, terwijl dit in een grensoverschrijdende situatie niet mogelijk is. Investeringen in bedrijfsmiddelen door of ten behoeve van buitenlandse vennootschappen worden hierdoor minder gunstig behandeld dan investeringen in bedrijfsmiddelen door vennootschappen op Nederlands grondgebied. Deze vormgeving zou ondernemingen kunnen ontmoedigen om in een andere lidstaat een investering te doen, omdat in dat geval geen aanspraak kan worden gemaakt op de BIK-regeling. Het risico bestaat dat de Europese rechter zal oordelen dat het feit dat een in Nederland gevestigde vennootschap geen gebruik kan maken van de afdrachtvermindering als een investering wordt verricht door een buitenlandse groepsmaatschappij, of als het bedrijfsmiddel ter beschikking wordt gesteld aan een buitenlandse groepsmaatschappij, kan worden gezien als een inbreuk op de in artikel 49 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) vastgelegde vrijheid van vestiging. Als een belanghebbende zich met succes zou kunnen beroepen op het EU-recht voor investeringen die worden gedaan door of ten behoeve van een buitenlandse vennootschap, zou de BIK kunnen worden toegepast in situaties die het kabinet nadrukkelijk niet voor ogen heeft, namelijk voor investeringen die in het buitenland worden aangewend. De reikwijdte van de BIK wordt dan onbedoeld op een niet gewenste wijze vergroot.

Naar aanleiding van het risico dat de in de BIK opgenomen aansluiting bij de fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting een inbreuk is op de vrijheid van vestiging, heeft de Nederlandse regering ervoor gekozen de BIK-regeling te notificeren bij de Europese Commissie. Beoogd wordt de bevestiging te krijgen dat gezien de doelstelling de regeling beperkt kan blijven tot de binnenlandse investeringen. Daarbij wordt uiteraard alles in het werk gesteld om die bevestiging zo spoedig mogelijk, indien mogelijk al in januari 2021, duidelijkheid te verkrijgen. Indien die goedkeuring wordt verkregen met inbegrip van de daarin opgenomen aansluiting bij de fiscale eenheid, wordt ook de hiervoor gesignaleerde mogelijke strijdigheid met het EU-recht weggenomen. Omdat niet op voorhand kan worden uitgesloten dat de Europese Commissie in de mogelijke strijdigheid met artikel 49 VWEU aanleiding ziet geen goedkeuring te verlenen of die goedkeuring te koppelen aan het wegnemen van de aansluiting bij de fiscale eenheid, geef ik er de voorkeur aan om deze mogelijke strijdigheid binnen de regeling vooralsnog uit te sluiten. Met deze novelle wordt de aansluiting bij de fiscale eenheid uit de BIK gehaald waardoor de regeling niet meer kan worden toegepast op het niveau van een fiscale eenheid, maar alleen op het niveau van een individuele vennootschap. In deze novelle wordt tegelijkertijd de mogelijkheid opgenomen om die aansluiting alsnog te introduceren met dien verstande dat die introductie in werking treedt op een bij koninklijk besluit te bepalen datum, indien dat besluit na 31 december 2020 wordt gepubliceerd met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2021. Dit koninklijke besluit zal pas worden vastgesteld als de Europese Commissie de BIK heeft goedgekeurd met inbegrip van de aansluiting bij de fiscale eenheid. Door te kiezen voor de in de novelle voorgestelde route wordt in ieder geval op 1 januari 2021 gestart met een BIK die ondanks het feit dat de aansluiting bij de fiscale eenheid vooralsnog ontbreekt, een positief effect zal hebben op de investeringen.

Indien onverhoopt definitief niet zou kunnen worden aangesloten bij de fiscale eenheid zou mogelijk circa een kwart van de oorspronkelijk kwalificerende investeringen definitief niet kwalificeren voor de BIK. Om een vergelijkbare effectiviteit van de BIK te realiseren, ligt het in die situatie voor de hand de daaraan verbonden budgettaire middelen in te zetten binnen de BIK, door de percentages voor zowel de eerste als de tweede schijf evenredig te verhogen. Als onverhoopt de goedkeuring niet wordt verkregen kan dit eveneens bij koninklijk besluit. Indien dat besluit na 31 december 2020 wordt gepubliceerd zal dat met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2021 plaatsvinden. Deze novelle voorziet in die mogelijkheid.

Van de gelegenheid wordt gebruikgemaakt om een wijziging van meer technische aard in de administratieplicht van de BIK-inhoudingsplichtige voor te stellen waardoor het voor de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) mogelijk wordt om direct na de aanvraag de benodigde inzage in (stukken uit) de bijbehorende administratie te krijgen.

De in deze novelle voorziene wijzigingen in de BIK-regeling zijn uitvoerbaar voor zowel RVO als de Belastingdienst. Voor de voornoemde aanpassing van het wetsvoorstel Belastingplan 2021 geldt dat de ter zake van het wetsvoorstel door de Belastingdienst uitgebrachte uitvoeringstoets met betrekking tot de BIK onverkort van kracht is. Voor RVO geldt, dat indien er definitieve duidelijkheid van de regeling vóór 1 februari 2021 komt, RVO de voorgestelde wijzigingen uitvoerbaar acht. Indien deze termijn opschuift naar achteren komt de openingsdatum van het loket op 1 september 2021 in gevaar.

II Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A (artikel XXVIA van het Belastingplan 2021) (artikelen 29a, 29d, 29e, 29f, 29g, 29h en 29j van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie volksverzekeringen)

De toelichting op deze voorgestelde wijziging dient in samenhang met de in het algemeen deel opgenomen toelichting te worden gelezen. Deze wijzigingen wijzigen de in artikel XXVIA van het Belastingplan 2021 opgenomen bepalingen die ervoor zorgen dat de regeling voor een onderneming die wordt gedreven in de vorm van een fiscale eenheid die bestaat uit verschillende maatschappijen gelijk zou uitwerken als voor een onderneming die in één rechtspersoon wordt gedreven. Die regeling komt daarmee te vervallen.

Voorts wordt een wijziging voorgesteld in de in het voorgestelde artikel 29g van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie volksverzekeringen (WVA) aan de BIK-inhoudingsplichtige opgelegde administratieplicht. Voor de controle op de door een BIK-inhoudingsplichtige ingediende aanvragen voor een BIK-verklaring is het belangrijk dat RVO bij of na de aanvraag inzage in (stukken uit) de bijbehorende administratie kan krijgen alvorens een BIK-verklaring af te geven. In het wetsvoorstel Belastingplan 2021 is bepaald dat de administratieplicht van de BIK-inhoudingsplichtige zou gelden vanaf het moment van ontvangst van de BIK-verklaring. Met de thans voorgestelde wijziging wordt dat moment vervroegd naar het moment dat de BIK-inhoudingsplichtige de aanvraag voor een BIK-verklaring doet. Dit maakt het mogelijk voor RVO om bij of direct na de ingediende BIK-aanvraag de benodigde inzage in (stukken uit) de bijbehorende administratie te krijgen.

Artikel I, onderdeel B (artikelen XXVIAa en XXVIAb van het Belastingplan 2021) (artikelen 29a, 29c, 29d, 29e, 29f, 29h en 29j van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie volksverzekeringen)

De toelichting op deze voorgestelde wijziging dient in samenhang met de in het algemeen deel opgenomen toelichting te worden gelezen. In deze novelle wordt met de invoeging van artikel XXVIAa in het Belastingplan 2021 de aansluiting met de fiscale eenheid in de BIK-regeling alsnog geïntroduceerd, met dien verstande dat die introductie in werking treedt op een bij koninklijk besluit te bepalen datum, mogelijk met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2021.

In het voorgestelde artikel XXVIAb wordt voorgesteld om de percentages aan de hand waarvan de BIK-afdrachtvermindering wordt bepaald te verhogen. De BIK-afdrachtvermindering bedraagt door deze verhoging 5% van het totale investeringsbedrag tot en met € 5.000.000 per kalenderjaar per BIK-inhoudingsplichtige en 2,08% van het investeringsbedrag boven de € 5.000.000 per kalenderjaar. Voorgesteld wordt dit bij koninklijk besluit te doen als onverhoopt de goedkeuring niet wordt verkregen. Alsdan zal dat met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2021 plaatsvinden.

Artikel I, onderdeel C (artikel XLII van het Belastingplan 2021) (inwerkingtreding)

De toelichting op deze voorgestelde wijziging dient in samenhang met de in het algemeen deel opgenomen toelichting te worden gelezen. In artikel I, onderdeel C, wordt voorgesteld om de in deze novelle voorgestelde artikelen XXVIAa en XXVIAb van het wetsvoorstel Belastingplan 2021 in werking te kunnen laten treden op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen verschillend kan worden vastgesteld afhankelijk van het wel of niet verkrijgen van een goedkeuring van de Europese Commissie. In aanvulling daarop wordt voorgesteld dat aan deze inwerkingtreding terugwerkende kracht kan worden verleend. Van deze mogelijkheid zal gebruik worden gemaakt indien het koninklijke besluit na 31 december 2020 zal worden gepubliceerd doordat de Europese Commissie na 31 december 2020 al dan niet een goedkeuring geeft aan de BIK-regeling inclusief de bepalingen voor de fiscale eenheid. In dat geval zullen de betreffende wijzigingen terugwerken tot en met 1 januari 2021.

Artikel II inwerkingtreding

Dit artikel regelt dat deze wet op hetzelfde tijdstip in werking treedt als het Belastingplan 2021.

De Staatssecretaris van Financiën,
J.A. Vijlbrief


  1. Het bij koninklijke boodschap van 15 september 2020 ingediende voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2021) (Kamerstukken 35 572)↩︎