[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over oprichting van de 100% beleidsdeelneming Bonaire Brandstof Terminals B.V. (Kamerstuk 35632-1)

Oprichting Bonaire Brandstof Terminals B.V.

Inbreng verslag schriftelijk overleg

Nummer: 2020D50249, datum: 2020-12-04, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2020D50249).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2020Z21031:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


2020D50249 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat voorgelegd over de brief van 9 november 2020 «Oprichting Bonaire Brandstof Terminals B.V» (Kamerstuk 35 632, nr. 1).

De voorzitter van de commissie,
Renkema

De adjunct-griffier van de commissie,
Yaqut

Inhoudsopgave blz.
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties 2
II Antwoord/Reactie van de Minister 9

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het voornemen tot oprichting van de beleidsdeelneming Bonaire Brandstof Terminals B.V. Dat voornemen geeft geen aanleiding voor opmerkingen en/of vragen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de onderhavige brief. Deze leden lezen over de voorgenomen oprichting van de beleidsdeelneming Bonaire Brandstof Terminals B.V. onder het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, met als doel de structurele borging van de brandstofvoorziening op Bonaire (vanwege marktfalen) met de daar bijbehorende kapitaalstorting.

De leden van de CDA-fractie zijn ook bekend met het advies van de Algemene Rekenkamer (ARK), namelijk: dat er geen nadere opmerkingen zijn bij de thans voorgestelde statuten van Bonaire Brandstof Terminals B.V.; dat de Kamer duidelijkheid gegeven wordt over hoe de regering de betrokkenheid van het Rijk bij deze vennootschap ziet; wat een eventuele toetreding door een andere aandeelhouder voor de zeggenschap van de Staat in de vennootschap betekent en hoeverre deze zeggenschap (nog) aansluit bij de invloed die de Staat – met het oog op het borgen van publieke belangen – in de vennootschap wil hebben en hoe de Minister vanuit zijn rol als aandeelhouder gaat sturen op een financieel gezonde onderneming en bij wie financiële risico’s liggen, ook op langere termijn. Deze leden constateren dat de Minister dit advies van de ARK heeft opgevolgd. Deze leden vragen de Minister wat de situatie aangaande brandstofvoorziening op Bonaire anders maakt dan op, bijvoorbeeld, Aruba of Curaçao, waardoor overheidsinterventie noodzakelijk is. Heeft het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat op dit moment vergelijkbare beleidsdeelnemingen, of heeft het ministerie dat in het verleden gedaan? Welke lessen zijn daaruit getrokken?

De leden van de CDA-fractie vragen de Minister hoe het bestuur van Bonaire tegenover de oprichting van Bonaire Brandstof Terminals B.V. staat. Op welke wijze(n) is het bestuur betrokken? Voorts vragen deze leden wat het profiel is van brandstofleverancier Curoil, de beoogde operator van Bonaire Brandstof Terminals B.V. Is dit een financieel gezond bedrijf met het juiste trackrecord om de operatie uit te voeren? Deze leden vragen ook wanneer Bonaire Brandstof Terminals B.V. operationeel moet zijn. Hoe zijn in de tussentijd de leveringszekerheid van brandstoffen en veiligheid van inwoners gewaarborgd?

De leden van de CDA-fractie lezen in de brief dat, indien het aantrekken van vreemd vermogen niet of beperkt mogelijk blijkt, de aanvullende kapitaalinjectie mogelijk via een verhoogd eigen vermogen kan worden ingebracht. Deze leden vragen hoe groot de Minister de kans acht om voldoende vreemd vermogen aan te trekken. Welke partijen zijn er in beeld? Loopt de Minister met deze beleidsdeelneming enige risico’s? Indien ja, welke zijn dat?

De leden van de CDA-fractie vragen of de Minister verwacht dat het geconstateerde marktfalen voor wat betreft een veilige, continue brandstofvoorziening zich op langere termijn zal oplossen. Onder welke condities zou dat het geval kunnen zijn? In hoeverre wordt Bonaire Brandstof Terminals B.V. toekomstbestendig betreffende de eisen aan duurzaamheid en klimaat? Hoezeer gaat de (nieuw)bouw van brandstofopslag- en overslagvoorzieningen zorgen voor lokale/regionale werkgelegenheid? Is de Minister bereid dit te bevorderen?

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie

De leden van de PvdD-fractie hebben kennisgenomen van de oprichting van een fossiele beleidsdeelneming op Bonaire die volgens de Minister opgericht wordt «om het publieke belang van leveringszekerheid van brandstoffen en de veilige opslag daarvan op Bonaire structureel te borgen.» Deze leden vragen in hoeverre een brandstofopslag van belang is in het leveren van energie aan Bonairianen en waarom de Minister een onrendabele business case steunt.

De leden van de PvdD-fractie merken op dat het hier om een fossiele subsidie gaat van meer dan tien miljoen euro in het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden. Een staatsdeelneming is volgens de definitie van de World Trade Organization (WTO) immers een subsidie als een investering wordt gedaan of krediet wordt verleend op basis van gunstigere voorwaarden dan geldende marktvoorwaarden.1 Dit lijkt hier het geval te zijn. Kan de Minister bevestigen dat het hier om een subsidie gaat?

De leden van de PvdD-fractie merken op dat de beleidsdeelneming lange termijn-klimaatvernietiging faciliteert en geen enkel duurzaam perspectief biedt, noch in het publiek belang van Bonaire is. Deze leden zijn van mening dat het tijdperk van fossiele subsidies voorbij is.

De leden van de PvdD-fractie krijgen graag meer inzicht in de problematiek rondom de huidige brandstofopslag- en overslagvoorzieningen. Daarvoor willen deze leden eerst beter begrijpen hoe de deelneming zich verhoudt tot Bonaire Petroleum Corporation N.V. (BOPEC), dochterbedrijf van de Venezolaanse staatsoliemaatschappij Petróleos de Venezuela (PdVSA), nu deze leden begrijpen dat er onduidelijkheid is over het voortbestaan van BOPEC op het eiland.2 Klopt het dat het hier gaat om de problematiek met betrekking tot de brandstofopslag- en overslagvoorzieningen van BOPEC? Zo ja, waarom is het BOPEC niet gelukt om de problematiek zelfstandig op te lossen? Welke private partijen, inclusief financiële instellingen, zijn er betrokken bij BOPEC en waarom hebben zij het zo ver laten komen? Wat is de rol van de autoriteiten, zowel de Bonairiaanse als de Europees-Nederlandse, om private partijen aan hun verantwoordelijkheden te houden? Wat gebeurt er nu met BOPEC? Welke rol spelen BOPEC en de daaraan verbonden partijen in de deelneming die wordt aangegaan? Of bestaan BOPEC en de deelneming straks naast elkaar?

De leden van de PvdD-fractie vragen de Minister ook of hij inzicht kan geven in de huidige problemen en de problemen van de afgelopen jaren rondom de brandstofopslag- en overslagvoorzieningen op Bonaire. Kan de Minister aangeven hoeveel lekkages en andere incidenten er zijn geweest in de afgelopen vijftien jaar en wat de gevolgen waren voor het milieu en de bevolking? Kan de Minister aangeven wat de milieuschade was na de grote brand in de opslag in 2010 en hoe deze schade is opgelost of gecompenseerd? Wat zijn de gevolgen van de brandstofopslag in het algemeen en wat waren de gevolgen van de brand op het nabijgelegen Gotomeer, waar flamingo’s foerageren? Klopt het dat het laatste onderzoek over de gevolgen van de brand door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) dateert uit 2012?3 Toen werd gesteld dat de aanwezigheid van «Perfluor Octaan Sulonaat» (PFOS), een stof die voorkomt in brandblusschuim, nog steeds de milieunormen overschreed. Kan de Minister een update geven over de situatie in en rondom het Gotomeer met betrekking tot de flora en fauna en de gevolgen van de brand?

De leden van de PvdD-fractie merken op dat er momenteel een wetswijziging in de Kamer voorligt met betrekking tot het reguleren van milieubelastende activiteiten van bedrijven en het stellen van aanvullende kwaliteitseisen. De wetwijziging stelt voor om Bonaire een instrument te geven om milieukwaliteitseisen te stellen, die zijn afgestemd op de lokale situatie en waarvan het idee is dat die ook zoveel mogelijk lokaal zullen worden uitgevoerd.4 Kan de Minister aangeven wie er nu verantwoordelijk en aansprakelijk is voor schade door verontreiniging van benzine, diesel, kerosine en stookolie afkomstig uit de brandstofopslag op Bonaire? Kan de Minister aangeven wie na de oprichting van de 100% beleidsdeelneming verantwoordelijk en aansprakelijk is voor schade door verontreiniging van benzine, diesel, kerosine en stookolie afkomstig uit de brandstofopslag? Kan de Minister ook aangeven of de eigenaar van de brandstofopslag momenteel tegen schade door verontreiniging van benzine, diesel, kerosine en stookolie afkomstig uit de brandstofopslag verzekerd is? En of de nieuwe eigenaar verplicht een verzekering zal moeten afsluiten tegen schade door verontreiniging van benzine, diesel, kerosine en stookolie afkomstig uit de brandstofopslag?

De leden van de PvdD-fractie vragen voorts hoe de Bonairianen ondersteund zullen worden om uitvoering te geven aan het opstellen van milieukwaliteitseisen die aangepast zijn op de lokale situatie. Uit het rapport van de Raad voor de rechtshandhaving over Handhaving van natuur- en milieuwetgeving in Caribisch Nederland, dat de Kamer op 2 december 2020 middels brief van de Minister van Justitie en Veiligheid heeft ontvangen, blijkt dat er veel werk verricht moet worden om de natuur- en milieuhandhaving op Bonaire op orde te krijgen. De Raad constateert dat het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, noch de openbare lichamen, overeenkomstig genoemde wetten, plannen of programma’s hebben vastgesteld. De Raad adviseert daarom dat er begonnen moet worden met het maken van regelgeving tot het maken van afspraken met betrekking tot toezicht en handhaving. Momenteel wordt er door de ministeries van Landbouw, Natuur en Voedselveiligheid en Infrastructuur en Waterstaat gewerkt aan het opstellen van zulke natuur- en milieubeleidsplannen. Hoe gaat de beleidsdeelneming en de wetswijziging bovenstaande problemen oplossen en wat zullen de juridische consequenties zijn voor de Nederlandse staat na overname van de opslag? Is de Minister zich bewust dat er milieurisico’s zitten aan het bouwen en exploiteren van een brandstofopslag en dat de Staat verantwoordelijk en aansprakelijk zal zijn? Is de Minister van plan met deze beleidsdeelneming iets te veranderen aan de inzet voor natuur- en milieubeleid, gezien het verhoogde risico dat een fossiele deelneming met zich meebrengt en gezien de wetswijziging?

De leden van de PvdD-fractie constateren dat, naast bovengenoemde wetswijziging, er tevens een wetswijziging voorligt in de Kamer met betrekking tot de aansprakelijkheid voor schade veroorzaakt door bunkerolie gelekt uit schepen.5 De schade veroorzaakt door bunkerolie is internationaal geregeld via het Verdrag inzake de wettelijke aansprakelijkheid voor schade door verontreiniging door bunkerolie (2001). De wetswijziging bewerkstelligt dat Bonaire schepen aansprakelijk kan stellen, met uitzondering van vlaggenstaten. Daarnaast kunnen schepen gecontroleerd worden op verplichte verzekeringen tegen schade door bunkerolie.

De leden van de PvdD-fractie vinden het tekenend dat tien jaar na dato (het Nederlands deel van het Koninkrijk der Nederlanden was op 23 maart 2010 al toegetreden tot het verdrag) Bonaire, Sint-Eustatius en Saba (BES-eilanden) nu toetreden tot dit verdrag. De leden vragen wie er momenteel verantwoordelijk en aansprakelijk is voor schade door de toe- en afvoer van olie naar en van Bonaire’s brandstofopslag. Neemt Bonaire ook deel aan het Aansprakelijkheidsverdrag of zal dat nog komen? Hoe kunnen de vlaggenstaten ook aansprakelijk worden gesteld voor schade door verontreiniging door bunkerolie en wie is er momenteel aansprakelijk voor schade door vlaggenstaten? Wat zijn de gevolgen van de wetswijziging voor de 100% beleidsdeelneming?

De leden van de PvdD-fractie vragen hoe ernstig de leveringszekerheid van energie op Bonaire in gevaar zou komen zonder de deelneming van het Rijk. Op welke manier zou dit leveringszekerheidsprobleem tot uiting komen? Valt dan bijvoorbeeld een energiecentrale uit en hoe werkt dit door in de stroomvoorziening? Of zou er bijvoorbeeld geen schoon drinkwater meer zijn? Welke problemen en risico’s zouden er ontstaan voor veiligheid en milieu wanneer de leveringszekerheid in gevaar komt?

De leden van de PvdD-fractie zijn van mening dat Bonaire gegarandeerd toegang moet hebben tot energie. Tegelijkertijd dringt de vraag zich bij deze leden op in welke mate Bonaire – een eiland waar slechts 20.000 mensen wonen en dat volop kansen biedt voor schone energie – werkelijk deze fossiele beleidsdeelneming met een beoogd startkapitaal van in totaal circa 20 miljoen euro, nodig heeft voor de eigen energievoorziening. Wat is precies het effect van de fossiele beleidsdeelneming op de leveringszekerheid? Hoeveel olie bereikt het eiland per jaar? Hoeveel van deze olie blijft er per jaar op Bonaire voor eigen gebruik op het eiland? Hoeveel van deze olie wordt er per jaar door getransporteerd naar andere eilanden binnen het Koninkrijk voor eigen gebruik aldaar en hoeveel olie per jaar die opgeslagen is geweest op Bonaire verlaat het Koninkrijk? Voor hoeveel olie bieden de opslagterminals straks plaats op enig moment? Wie zullen de toeleveranciers en afnemers zijn van de opslagterminals? Gaat de deelneming ook olie opslaan die bedoeld is voor doorvoer? In welke mate wordt deze deelneming dus aangegaan voor zuivere leveringszekerheid?

De leden van de PvdD-fractie merken op dat Bonaire al decennia heel interessant is voor multinationals. Het is een ideale op- en overslagplaats in het Caribisch gebied voor olie, onder andere door de geografische ligging van het eiland en door de haven. De haven is diep genoeg om de grootste schepen die in de olie-industrie worden gebruikt, zoals supermammoettankers, te kunnen ontvangen. Er zijn maar een paar havens die voldoende uitgediept zijn om dit soort schepen te kunnen ontvangen. Vanaf Bonaire kan olie verder over de wereld worden verdeeld.6 Ondanks het belang van Bonaire voor de olie-industrie en oliemultinationals is het niet gelukt om nieuwe brandstofopslagterminals door particuliere investeerders te financieren. Het rendement is daarvoor te onzeker.7 Kan de Minister, zo vragen deze leden, vertellen of dit ermee te maken kan hebben dat het door de jarenlange opeenstapeling van problemen commercieel niet interessant meer is? Kan de door KPMG doorgerekende businesscase van de Minister met de Kamer gedeeld worden? Hoe keken commerciële partijen tegen de business case aan? Waarom vonden zij deze niet levensvatbaar en waarom gaan zij het risico niet aan? Waarom vindt de Minister dat de businesscase wel levensvatbaar is? En waarom gaat de Nederlandse overheid het risico wel aan? Voldoet de business case aan het deelnemingenbeleid? Waarom wel of waarom niet? Denkt de Minister van Financiën er net zo over? Wat vindt de Minister van Financiën van de oprichting van de fossiele beleidsdeelneming? Hoe heeft de Minister van Financiën de businesscase beoordeeld?

De leden van de PvdD-fractie lezen dat, ondanks dat de olie-industrie geen toekomst heeft, de Minister gelooft dat de beleidsdeelneming gezond en financieel zelfredzaam kan zijn. De Minister heeft daarnaast ook verklaard dat hij zijn eigen bijdrage mogelijk gaat verhogen als het niet lukt om in de toekomst wel vreemd vermogen aan te trekken. Het lijkt er dus op dat de Minister er sterk rekening mee houdt dat het risico eigenlijk te groot is. Hoe lang is de Minister van plan om de beleidsdeelneming voort te laten bestaan, gezien zijn bereidheid om de eigen bijdrage te verhogen? Wat zijn redenen om te stoppen en wat gebeurt er dan met de mensen op het eiland die voor hun inkomen afhankelijk zijn geworden van de beleidsdeelneming? De Minister schrijft dat de noodmaatregelen niet voldoende betrouwbaar zijn als oplossing op de lange termijn en dat met het oprichten van de fossiele beleidsdeelneming wordt voorkomen dat de energie- en brandstofvoorziening op Bonaire – ook op de lange termijn – in gevaar komt. Over welke lange termijn heeft de Minister het precies? Heeft de Minister bij het komen tot deze conclusie ook meegewogen dat olie niet de toekomst is en dat de handel vroeg of laat definitief instort en dat fossiel, zeker op de lange termijn, niet de oplossing is maar een probleem?

De leden van de PvdD-fractie komen zodoende bij de vraag hoe de Minister de afweging heeft gemaakt tussen de verschillende alternatieven die uit doelmatig- en doeltreffendheidsoverwegingen overwogen moeten worden, conform artikel 3.1 van de Comptabiliteitswet. Welke mogelijkheden heeft de Minister onderzocht en kunnen stukken hieromtrent met de Kamer worden gedeeld? Maakte beëindigen van grootschalige op- en overslag daar onderdeel vanuit? Welke alternatieven heeft de Minister overwogen om de energie- en drinkwatervoorziening te garanderen? Is hierbij rekening gehouden met de wereldwijde klimaatcrisis die om een wereldwijde energietransitie vraagt en de klimaatdoelen waar de Minister zich aan gecommitteerd heeft? Is hierbij ook rekening gehouden met de gunstige mogelijkheden op het gebied van schone energie die het eiland van nature te bieden heeft (zon, wind)? Door het gunstige klimaat biedt Bonaire zeer goede mogelijkheden voor duurzame energie (met name wind en zon)8, zoals ook in de ontwerpbegroting van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat voor 2021 staat.9 In deze ontwerpbegroting staat ook dat het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat inzet op kostprijsverlaging door introductie van duurzame elektriciteitsproductie en andere ondersteuning van elektriciteitsbedrijven op Carbisich Nederland. In het rapport uit 2017 van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, «Duurzame en betaalbare energie in Caribisch Nederland», staat ook dat betaalbare energie en verduurzaming van de energievoorziening in Caribisch Nederland hand in hand gaan, en dat er perspectief is om nog verder te verduurzamen.10 In de toekomstvisie op de energievoorziening in Caribisch Nederland uit 2017 werd invulling gegeven aan de motie van de leden Mulder en Van Laar waarin de regering werd verzocht om een plan voor betaalbare en maximaal duurzame energievoorziening, zo mogelijk 100 procent in Caribisch Nederland.11 Waarom is door de Minister niet besloten om verder in te zetten op het verduurzamen van de energievoorziening op Bonaire, terwijl hier perspectief voor is en er bovendien nog een wereld te winnen valt?12 Wat waren de voors en tegens? Met welke indicatoren is er precies rekening gehouden? Is hier ook rekening gehouden met de brede welvaart van Bonairianen, inclusief die van volgende generaties?

De leden van de PvdD-fractie vragen of de huidige keuze wel in het klimaatbeleid van deze Minister en het beleid ten aanzien van Caribisch Nederland past.13 De Minister zou in 2020 gestopt zijn met het verstrekken van fossiele subsidies, maar de oprichting van een fossiele beleidsdeelneming is, ook al komt deze elders in het Koninkrijk, ook een fossiele subsidie. De klimaatcrisis is zeer ernstig, wereldwijd moet een versnelde energietransitie gaande zijn, de regering heeft zich gecommitteerd aan het Klimaatakkoord van Parijs, de Urgendazaak dwingt de overheid om burgers beter te beschermen tegen klimaatverandering, op Bonaire valt nog klimaatwinst te behalen en juist Bonaire is, bijvoorbeeld doordat het vlak en laaggelegen is, zeer kwetsbaar voor de gevolgen van klimaatverandering zoals bijvoorbeeld de stijging van de zeespiegel. Hoe past de keuze voor de oprichting van een fossiele beleidsdeelneming in de klimaatambities van de Minister en de wereldwijde energietransitie die in de kinderschoenen staat en in een stroomversnelling moet zien te geraken gezien de toenemende ernst van de klimaatcrisis? Deze leden constateren dat volgens de Minister de klimaatdoelen en verduurzamingsambities die gelden voor het Nederlands deel van het Koninkrijk niet nodig zijn voor Bonaire. Waarom gelden de klimaatdoelen niet voor Caribisch Nederland, waaronder Bonaire? Is de Minister van mening dat het net zo belangrijk is om de inwoners van Caribisch Nederland te beschermen tegen klimaatverandering als om de inwoners van Nederland te beschermen? Hoe kijkt de Minister in dit licht aan tegen zijn besluit om de fossiele industrie met belastinggeld in stand te houden op het eiland? Hoe is deze investering/staatsdeelneming te verenigen met de afspraken die de Nederlandse regering heeft gemaakt met het ondertekenen van het klimaatakkoord van Parijs? Onderzoek wijst uit dat de uitstoot die zal worden veroorzaakt door de bestaande energieinfrastructuur het koolstofbudget voor anderhalve graad Celsius al overschrijden. 14 Het op 2 december 2020 verschenen rapport van de UN Environment Programme (UNEP) laat zien dat overheden werelwijd 120 procent meer olie, gas en steenkool produceren dan verenigbaar met het anderhalve graad Celsius doel, en die productie zou tussen 2020 en 2030 jaarlijks met zes procent omlaag gebracht moeten worden. Hoe verenigt de Minister staatsdeelname in fossiele infrastructuur met deze cijfers?

De leden van de PvdD-fractie merken op dat de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties juist het liefst duurzame energie wilde. Dit was ook iets wat Bonaire, als onderdeel van Caribisch Nederland, zelf ook heeft aangegeven. «Betrouwbare, betaalbare en schone energie» was een doel uit het meerjarenprogramma 2015–2018 van de regering en de bestuurscolleges van Caribisch Nederland. In een verzameloverleg Koninkrijksaangelegenheden op 1 juli 2020 zei de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in reactie op vragen van het lid Bosman, dat het de bedoeling was om tot «een veilige en vooral op de toekomst gerichte duurzame energievoorziening» te komen. De Staatssecretaris gaf ook aan: «Het allerbelangrijkste is dat het eiland verzekerd kan zijn van energie, en liefst ook nog op een duurzame manier.»15

De leden van de PvdD-fractie vragen hoe de oprichting van een fossiele beleidsdeelneming aansluit bij de ambities die de bestuurscolleges samen met de regering jaren geleden in hun meerjarenprogramma hebben neergelegd. 16 Wat vindt de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van de oprichting van deze fossiele beleidsdeelneming, gezien het feit dat hij heeft aangegeven dat hij een duurzame toekomst voor de eilanden voor ogen heeft? Wat vindt het bestuurscollege van de fossiele beleidsdeelneming? Welke afweging heeft het bestuurscollege gemaakt en hebben zij, gelet op de ambitie van 100 procent duurzame energie, hierin duurzame alternatieven meegenomen? Zijn de risico's dat deze investering, vanwege klimaatbeleid of toenemende competitie van duurzame alternatieven, een «stranded asset» wordt in kaart gebracht? Zo ja, kan deze analyse met de Kamer gedeeld worden? Wanneer zal deze terminal weer gesloten moeten worden om te voldoen aan de klimaatafspraken van Parijs? Zijn de duurzame alternatieven voor deze opslag terminal in kaart gebracht, onder andere investeringen in hernieuwbare energie, openbaar vervoer of elektrische voertuigen? Zo ja, zou deze analyse beschikbaar gemaakt kunnen worden? Is er als onderdeel van eerder genoemde analyse ook gekeken naar rapporten die concluderen dat hernieuwbare energie nu in veel delen van de wereld de meest goedkope en aantrekkelijke optie is voor het voorzien in energiebehoeften?17

De leden van de PvdD-fractie vragen of het klopt dat Bonaire voor wat betreft de elektriciteitsvoorziening de afgelopen jaren, zowel absoluut als relatief, alleen maar afhankelijker is geworden van fossiele brandstoffen, in plaats van onafhankelijker?18 Is de Minister van mening dat Bonaire beter minder afhankelijk kan worden van de olie-industrie?

De leden van de PvdD-fractie vragen hoeveel procent van de werkzame beroepsbevolking momenteel afhankelijk is van BOPEC en van de gehele oliesector.19 Hoeveel banen levert de beleidsdeelneming op? Zal er sprake zijn van een toename van de werkgelegenheid in de oliesector? Hoeveel Bonairiaanse gezinnen zullen voor hun inkomen afhankelijk blijven van de oliesector, na oprichting van de beleidsdeelneming? Is de Minister van mening dat de bestaanszekerheid van mensen beter niet kan afhangen van zeer vervuilende industrie die geen toekomst heeft? Ziet de Minister, net als deze leden, dat er een probleem is dat met de beleidsdeelneming vooruit wordt geschoven, namelijk het verlies van banen door het instorten van de oliehandel, dat vroeg of laat definitief gaat gebeuren? Waarom wel of niet? Wat is het plan van de Minister om werkeloosheid in de toekomst te voorkomen of om hierop te anticiperen? Of is dit meer iets voor een toekomstige Minister of voor Bonaire zelf?

De leden van de PvdD-fractie zijn van mening dat de Minister moet afzien van de voorgenomen privaatrechtelijke rechtshandeling. De beleidsdeelneming voor het bouwen en exploiteren van fossiele opslagterminals houdt Bonaire afhankelijk van olie, draagt juist bij aan klimaatvernietiging in plaats van maximale duurzame energievoorziening wat ooit de ambitie was, zal geen duurzame banen met zich meebrengen en niet voor een toekomstbestendige economie zorgen. Deze leden achten de beleidsdeelneming daarmee niet in het publiek belang.

II Antwoord/Reactie van de Minister


  1. United Nations Environment, 2019 «Measuring fossil fuel subsidies in the context of the sustainable development goals» (https://wedocs.unep.org/bitstream/handle/20.500.11822/28111/FossilFuel.pdf)↩︎

  2. Antilliaans Dagblad, november 2020 «Onduidelijkheid voortbestaan BOPEC op Bonaire blijft» (https://antilliaansdagblad.com/bonaire/22547-onduidelijkheid-voortbestaan-bopec-op-bonaire-blijft)↩︎

  3. RIVM, 2012 «Follow-up study on the chemical status of Lake Goto, Bonaire: Measurements and risk assessment» (https://www.rivm.nl/bibliotheek/rapporten/609224001.html)↩︎

  4. Kamerstuk 35 629↩︎

  5. Kamerstuk 35 618↩︎

  6. Beautiful Bonaire, «Olie-industrie op Bonaire!» (https://www.beautiful-bonaire.nl/column/olie_industrie_op_bonaire.php)↩︎

  7. Antilliaans Dagblad, 10 november 2020 «Brandstofopslag Bonaire financieel zwak» (https://antilliaansdagblad.com/bonaire/22595-brandstofopslag-bonaire-financieel-zwak)↩︎

  8. Rijksdienst Caribisch Nederland, «Energie Klimaat» (https://www.rijksdienstcn.com/economie-klimaat/energie)↩︎

  9. Kamerstuk 35 570 XIII, blz. 116.↩︎

  10. Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, 2017 «Duurzame en betaalbare energie in Caribisch Nederland» (https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/detail?id=2017D05306&did=2017D05306)↩︎

  11. Kamerstuk 34 089, nr. 16.↩︎

  12. Ecorys, 2019 «Duurzame ontwikkeling Bonaire, Sint Eustatius en Saba», in opdracht van de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur↩︎

  13. Beleid t.a.v. van Bonaire, Sint Eustatius en Saba↩︎

  14. Nature, 2019, «Committed emissions from existing energy infrastructure jeopardize 1.5 °C climate target» (https://www.nature.com/articles/s41586-019-1364-3)↩︎

  15. Kamerstuk 35 300 IV, nr. 71↩︎

  16. Meerjarenprogramma Caribisch Nederland 2015–2018↩︎

  17. Tearfund, 2020, «Powering past oil and gas Energy choices for just and sustainable development« (https://learn.tearfund.org/~/media/files/tilz/climate_and_energy/2020-tearfund-consortium-powering-past-oil-and-gas-en.pdf?la=en)↩︎

  18. CBS, 2020, (https://opendata.cbs.nl/#/CBS/nl/dataset/81154ned/table?ts=1606765607942)↩︎

  19. Caribisch Netwerk, 2017, «Renovatie olieterminal Bonaire kost tientallen miljoenen« (https://caribischnetwerk.ntr.nl/2017/12/13/renovatie-olieterminal-bonaire-kost-tientallen-miljoenen/). Volgens de directeur van BOPEC zijn 350 mensen voor hun baan direct afhankelijk van BOPEC. Volgens het CBS behoren 11.240 mensen op Bonaire tot de werkzame beroepsbevolking.↩︎