[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag van een schriftelijk overleg over identificatie en Registratie (I&R) van paarden

Dierenwelzijn

Verslag van een schriftelijk overleg

Nummer: 2020D50678, datum: 2020-12-07, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-28286-1163).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 28286 -1163 Dierenwelzijn.

Onderdeel van zaak 2020Z24092:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2020-2021

28 286 Dierenwelzijn

Nr. 1163 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 14 december 2020

De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de brief van 12 april 2019 over identificatie en Registratie (I&R) van paarden (Kamerstuk 28 286, nr. 1043).

De vragen en opmerkingen zijn op 16 november 2020 aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit voorgelegd. Bij brief van 7 december 2020 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie,
Kuiken

De adjunct-griffier van de commissie,
Verhoev

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben een schriftelijk overleg aangevraagd over voorliggende brief over de Identificatie en Registratie (I&R) van paarden. De identificatie en registratie van paarden is kort ter sprake gekomen tijdens het algemeen overleg Dieren in de veehouderij op 29 oktober 2020. Deze leden hebben een aantal aanvullende vragen en zorgen die ze graag separaat willen benoemen en adresseren. Zij hebben met name enkele vragen over de implementatie van de nieuwe Europese Diergezondheidsverordening en de communicatie.

De leden van de VVD-fractie hechten veel waarde aan de hoge eisen die in Nederland worden gesteld op het gebied van diergezondheid. Deze eisen voorkomen dat dierziekten voet aan de grond krijgen en helpen bij de bestrijding van de aanwezige dierziekten. Zeker na de fraude met paardenvlees is het goed dat de eisen rond het I&R-systeem in de paardensector zijn verscherpt. Deze leden zijn echter bang dat de aanscherping in het I&R-systeem van paarden tot extra administratieve lasten leidt en zorgt voor onwerkbare situaties in de praktijk. Zij vragen de Minister om hierop te reageren.

De leden van de VVD-fractie zijn op de hoogte van de inspanningen van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit om de onevenredige lastenverzwaring voor sommige diersoorten en diertypen die de nieuwe Europese Diergezondheidsverordening met zich meebrengt te adresseren. Deze leden weten dat de Europese Commissie bezig is met een uitzonderingsmogelijkheid rond het I&R-systeem. Kan de Minister toelichten voor welke diersoorten een uitzonderingspositie wordt overwogen en waarom? Kan de Minister ingaan op een mogelijke uitzonderingspositie voor paarden en hobbymatige paardenhouders, al dan niet op specifieke onderdelen als bijvoorbeeld registratieverplichtingen voor de individuele paardenhouder of het vervoer van een paard? Kan de Minister ingaan op een uitputtende lijst van I&R-eisen die aanvullend bovenop de huidige eisen worden gesteld aan paardenhouders als gevolg van de Europese Diergezondheidsverordening? Zij noemen onder andere de berichtgeving over het verplicht administreren van elke buitenrit en de administratieve lastenverzwaring die komt kijken bij een wedstrijd voor de professional. Staat deze administratieve lastenverzwaring voor de hobbyhouder en de professionele paardenhouder in proportie tot de toegevoegde waarde van deze informatie voor de mogelijke bestrijding van dierziekten? Zo ja, waarom wel? Zo nee, waarom niet? Waarom zijn de huidige I&R-eisen onvoldoende in relatie tot het snel kunnen opsporen en tegengaan van dierziekten en waarom is het I&R-pakket met toevoeging van de Europese eisen in de Europese Diergezondheidsverordening wel toereikend? Kan de Minister ook een uitputtende lijst delen van aanvullende eisen aan de diergezondheid van paarden die niet worden voorgeschreven vanuit de Europese Diergezondheidsverordening, maar waartoe het kabinet wel heeft besloten?

De leden van de VVD-fractie spreken waardering uit voor de initiatieven vanuit de sector. De sector heeft zelf al verschillende stappen gezet om meer en betere data te kunnen verzamelen. Op welke manier gaat de Minister gebruikmaken van de expertise en de database die de sector reeds heeft opgebouwd? Kan de Minister toelichten waarom de overheid de database moet beheren en waarom dit niet, net als heden, door de sportkoepel en de paardenstamboeken kan gebeuren? Waarom is de Minister van mening dat er naast de private database ook soort parallelle database van de overheid moet komen? Kan de Minister niet beter de krachten proberen te bundelen en voortborduren op de database van de sector zonder zelf een database op te tuigen en bij te houden? Laat de Europese Diergezondheidsverordening ruimte om het aanleggen en beheer van de database extern te beleggen met toezicht vanuit de overheid? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom wel en waarom kiest de Minister ervoor hier geen gebruik van te maken? Kan de Minister een toelichting geven op de verwachte kostenpost voor de nieuwe database en of deze nieuwe database ook leidt tot meer aanvullend toezicht? Zo ja, waarom wel? Zo nee, waarom niet? Kan de Minister ingaan op de vraag waar de kosten worden belegd en wie dit eindelijk betaalt en wat zijn de verwachte kosten voor implementatie van de gehele EU-verordening? Kan de Minister een toelichting geven op de verwachte kostenpost voor de paardenhouder met bijvoorbeeld één pony wanneer de overheid ook een database vormgeeft?

De leden van de VVD-fractie lezen over een «substantiële wijziging» voor de paardensector. Deze leden vragen of de Minister dit uitgebreid kan toelichten voor zowel een hobbyhouder met één of twee paarden als voor de professionele wedstrijdrijder. Hoe loopt het traject tot de totstandkoming van het nieuwe I&R-systeem? Hoe wordt de sector daarbij betrokken en wat is de huidige stand van zaken rond de implementatie vanwege het snel naderen van april 2021? Wanneer komt een volledige tekst beschikbaar met daarin opgenomen welke maatregelen per wanneer gelden en wat dit van de paardenhouder vraagt? Zij vragen welke stappen de afgelopen periode zijn gezet in de communicatie om de sector tijdig op de hoogte te brengen van de wijzigingen en de gevolgen voor de individuele paardenhouders. Zij krijgen van verschillende kanten signalen dat tot op heden weinig tot geen communicatie heeft plaatsgevonden. Kan de Minister hierop reflecteren?

De leden van de VVD-fractie vragen de Minister om overzichtelijk weer te geven wat de nieuwe Europese Diergezondheidsverordening nu precies vraagt van een paardenhouder. Deze leden zijn van mening dat er te snel voorbij wordt gegaan aan de administratieve lastenverzwaring voor zowel de hobbyhouder als de professionele paardrijder. Kan de Minister hierop reflecteren?

De leden van de VVD-fractie hebben verschillende vragen over de uitwerking van de wijzigingen in het I&R-systeem en dan met name over de registratieplicht en de gevolgen voor de hobbyhouder met één paard. Deze leden maken zich zorgen over de uitwerking en de gevolgen die dit heeft voor de administratieve lasten voor de paardenhouder. Op welke manier wordt aan paardenhouders en paardeneigenaren duidelijk gemaakt wie registratieplichtig is, welke informatie diegene moet aanleveren, waar en op welke manier? Heeft de Minister duidelijk inzichtelijk welke houder-constructies er zijn en wie in een houder-constructie registratieplichtig is? Op welke wijze kunnen paarden überhaupt geregistreerd worden? Kan dit digitaal via een nieuwe database of wordt de informatie van de al bestaande private databases overgezet naar de nieuw te vormen database en wordt de paardenhouder of paardeneigenaar actief geïnformeerd? Kan de Minister hier uitgebreid op ingaan? Zij willen benadrukken dat binnen de sector nog veel vragen zijn over de uitwerking. De uitwerkingsverordening zelf laat voldoende ruimte tot onduidelijkheid. Denk aan het onderscheid tussen de exploitant van het paard en de exploitant van de locatie. Wie is verantwoordelijk voor de administratie? Als een paard voor een meerdaagse wedstrijd ergens anders in het land meer dan 24 uur niet op eigen manage staat, wie moet de administratie hiervoor in orde maken, de paardenhouder of de locatie-exploitant? Wat als er een verschil is tussen de administratieve gegevens van de paardenhouder en de locatie-exploitant over hetzelfde paard of bijvoorbeeld over het aantal paarden dat op een locatie zou staan? Wie is verantwoordelijk voor het correct bijhouden, waarom en kan dit ook tot sancties leiden? En over sancties gesproken: hoe vindt handhaving plaats, binnen welke termijn en op welke wijze? Deze leden verwachten dat de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) verantwoordelijk is voor de handhaving. Leidt deze Europese verordening tot een verzwaring van de handhavingslasten voor de NVWA? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom wel, wat zijn de gevolgen in fte en kosten en kan de NVWA deze lastenverzwaring dragen?

De leden van de VVD-fractie kunnen zich voorstellen dat voor sommige paardenhouders de registratie of het aanleveren van aanvullende informatie voor de database door specifieke omstandigheden langer kan duren dan van ze wordt gevraagd. Hoe wordt met dit soort situaties omgegaan? Deze leden spreken de verwachting uit dat in de naleving van de registratieverplichting maatwerk wordt geboden. Kan de Minister dit bevestigen? Zij kunnen zich voorstellen dat bijzondere situaties kunnen ontstaan die vooraf niet voorzien waren en dat die tot vragen leiden. Wat als paardenhouders vragen hebben over de (administratieve) verplichtingen? Waar kunnen zij terecht met hun vragen en hoe wordt dit duidelijk gemaakt aan de sector, maar bovenal aan de individuele hobbyhouder?

Tot slot de vraag of de Minister kan ingaan op de huidige situatie rond het certificeren bij tijdelijk transport van paarden. Nederlandse wedstrijdrijders gaan regelmatig voor wedstrijden de grens over naar Duitsland. Op dit moment moeten zij nog elke keer een certificaat aanvragen, zelfs als zij alleen voor een eendaagse wedstrijd de grens over gaan. De kosten en de administratieve lasten staan niet in verhouding tot de duur van het transport en het verblijf in Duitsland. De leden van de VVD-fractie hebben al verschillende keren gevraagd naar een vrijstelling van certificaten bij tijdelijk transport. Deze leden lezen dat Duitsland terughoudend is. Waarom is dat het geval en wanneer verwacht de Minister hier meer duidelijkheid over te kunnen geven? Welke acties hebben in de tussenliggende periode plaatsgevonden? Zij vragen ook naar gesprekken met andere Europese lidstaten. Zijn deze gaande? Zo nee, waarom niet? Zo ja, met welke landen en kunt u ingaan op de stand van zaken van deze gesprekken?

II Antwoord/ Reactie van de Minister

1.

Deze leden zijn echter bang dat de aanscherping in het I&R-systeem van paarden tot extra administratieve lasten leidt en zorgt voor onwerkbare situaties in de praktijk. Zij vragen de Minister om hierop te reageren.

Antwoord

De aanscherping van de eisen rond de identificatie en registratie (I&R) van paarden vloeit voort uit de Diergezondheidsverordening (Vo. (EU) 2016/429) van 9 maart 2016, hierna DGV, en worden op 21 april 2021 rechtstreeks van kracht binnen alle lidstaten van de Europese Unie. Dat zal leiden tot extra administratieve lasten voor zowel de exploitant van een locatie waar een paard wordt gehouden als voor de exploitant (houder) van het paard. Het gaat met name om het aanleveren van extra gegevens aan de al bestaande centrale database die door de RVO wordt beheerd. In overleg met de RVO wordt een systeem ontwikkeld waardoor het aanleveren van die gegevens zo eenvoudig mogelijk kan plaatsvinden. Aangezien nu ook al gegevens aan de centrale database over paarden moeten worden aangeleverd zoals bijvoorbeeld chipnummer en paspoortnummer van het paard en veel houders ook andere diersoorten houden is het een aanvulling op bestaande informatiestromen.

2.

Kan de Minister toelichten voor welke diersoorten een uitzonderingspositie wordt overwogen en waarom?

In de DGV is opgenomen dat lidstaten inrichtingen die een gering risico op verspreiding van ziekten inhouden, vrij kunnen stellen van de documentatieverplichtingen. De Europese Commissie is bevoegd nadere regels te stellen over de voorwaarden waaronder vrijstelling kan worden verleend. Deze vrijstelling is mogelijk op basis van de gehouden diersoorten en het soort inrichting.

Een aantal van de nieuwe registratieverplichtingen leiden tot een toename van de (administratieve) lasten en zijn op grond van epidemiologische overwegingen aangaande dierziekte preventie en controle disproportioneel. Dit is bijvoorbeeld in Nederland van toepassing op hobbyhouders die slechts een gering aantal kippen hebben. Nederland heeft hiervoor haar standpunt bij de Europese Commissie aangedragen. We hebben het verzoek ingediend om een uitzondering te maken voor onder andere de volgende categorieën: hobbymatig houders van pluimvee en andere vogelsoorten, houders van bijen en hommels, maar ook voor bijvoorbeeld kleinschalig houders van konijnen.

De uitvoeringshandeling die uitzonderingen mogelijk moet maken is nog in voorbereiding bij de Europese Commissie.

3.

Kan de Minister ingaan op een mogelijke uitzonderingspositie voor paarden en hobbymatige paardenhouders, al dan niet op specifieke onderdelen als bijvoorbeeld registratieverplichtingen voor de individuele paardenhouder of het vervoer van een paard?

Antwoord

Voor paarden (zoals hobbymatig gehouden paarden) zullen geen uitzonderingen kunnen worden gemaakt. Doel van de DGV is om de preventie en bestrijding van dierziekten zo efficiënt mogelijk te laten verlopen en gelet op de aard van bepaalde ziekten bij paarden is het van belang om inzicht te hebben in alle plaatsen waar die paardenziekte zich naar toe kunnen verplaatsen. Ook een hobbymatig gehouden paard of pony is relevant in de tracering en bestrijding van paardenziekten. Dat is op grond van epidemiologische overwegingen aangaande dierziekte preventie en controle niet disproportioneel.

Voor het vervoer van paarden is het nog onduidelijk in welke mate op grond van de DGV en de uitvoeringshandelingen kan worden afgeweken van de gestelde verplichtingen omdat de uitvoeringshandeling die lidstaten toestaat bepaalde uitzonderingen te maken nog bij de Commissie in voorbereiding is.

4.

Kan de Minister ingaan op een uitputtende lijst van I&R-eisen die aanvullend bovenop de huidige eisen worden gesteld aan paardenhouders als gevolg van de Europese Diergezondheidsverordening?

Antwoord

De exploitant van een locatie waar een paard wordt gehouden moet de volgende gegevens aanleveren aan de centrale database (art 84 DGV):

i) de naam en het adres van de betrokken exploitant;

ii) de locatie van de inrichting en een beschrijving van de voorzieningen ervan;

iii) de categorieën, soorten en aantallen of hoeveelheden van de gehouden paarden die zij voornemens zijn te houden in de inrichting en de capaciteit van de inrichting;

iv) het soort inrichting;

v) andere aspecten van de inrichting die relevant zijn voor het bepalen van het risico dat ermee verbonden is;

vi) wijzigingen in de desbetreffende inrichting wat de hierboven genoemde aspecten betreft; en

vii) de stopzetting van de activiteiten door de betrokken exploitant of van de betrokken inrichting.

Daarnaast dient de exploitant van een locatie waar een paard wordt gehouden in een eigen administratie de volgende gegevens op te slaan (art 102 DGV):

i) de soorten en categorieën paarden;

ii) het chipnummer van alle paarden die worden gehouden;

iii) de geboortedatum van de paarden;

iv) de datum van de natuurlijke dood, het verlies of de slacht van paarden;

v) van de paarden die tijdelijk aanwezig zijn: de houderij van herkomst en de datum van de verplaatsing;

vi) van de paarden die tijdelijk van de houderij verplaatst zijn: de houderij van bestemming en de datum van verplaatsing;

vii) documentatie van de dieren; en

viii) gegevens betreffende biobeveiligingsmaatregelen.

Ten overvloede wordt aangegeven dat de huidige situatie voor de exploitant (houder) van het paard wordt gecontinueerd. Deze dient ervoor te zorgen dat in ieder geval de volgende gegevens worden aangeleverd aan de centrale database (art 114 DGV):

i) het chipnummer van het paard; en

ii) het paspoortnummer en na de eerste identificatie na geboorte de paspoortgegevens van het paard.

5.

Zij noemen onder andere de berichtgeving over het verplicht administreren van elke buitenrit en de administratieve lastenverzwaring die komt kijken bij een wedstrijd voor de professional. Staat deze administratieve lastenverzwaring voor de hobbyhouder en de professionele paardenhouder in proportie tot de toegevoegde waarde van deze informatie voor de mogelijke bestrijding van dierziekten? Zo ja, waarom wel? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Er is geen verplichting tot het administreren van elke buitenrit. Wedstrijdlocaties zijn, net als bijvoorbeeld tijdelijke verplaatsingen in het kader van fokkerij, van veel administratieve verplichtingen op grond van de DGV vrijgesteld (art 64 onder c. VO 2019/2035). Daarom is onduidelijk wat bedoeld wordt met administratieve lastenverzwaring voor wedstrijden voor de professional. Een kortdurende (korter dan 30 dagen) verplaatsing naar een andere locatie moet in de eigen administratie worden bijgehouden (art 102 DGV).

6.

Waarom zijn de huidige I&R-eisen onvoldoende in relatie tot het snel kunnen opsporen en tegengaan van dierziekten en waarom is het I&R-pakket met toevoeging van de Europese eisen in de Europese Diergezondheidsverordening wel toereikend?

Antwoord

In het huidige systeem is het verplicht dat een paard een chip heeft (in de hals ingebracht), een paspoort heeft en gegevens over het paard zijn ingebracht in een centraal door de overheid beheerd datasysteem. Onduidelijk is waar die paarden gehouden worden. Dat is echter nodig om snel en adequaat dierziekten te kunnen traceren en bestrijden. Dat gaat in het nieuwe systeem veranderen. De locaties waar paarden worden gehouden, hoeveel dat er zijn en welke paarden dat zijn wordt in een centraal systeem opgeslagen dat eenvoudig, door degenen verantwoordelijk voor de bestrijding van dierziekten, te raadplegen is (art 109 DGV).

7.

Kan de Minister ook een uitputtende lijst delen van aanvullende eisen aan de diergezondheid van paarden die niet worden voorgeschreven vanuit de Europese Diergezondheidsverordening, maar waartoe het kabinet wel heeft besloten?

Antwoord

Er komen ten opzichte van de Europese regelgeving vooralsnog geen aanvullende eisen voor de identificatie en registratie van paarden in Nederland.

8.

Op welke manier gaat de Minister gebruikmaken van de expertise en de database die de sector reeds heeft opgebouwd?

Antwoord

De gegevens over de paarden moeten op grond van de DGV worden opgeslagen in een centrale database. Wat moet worden opgeslagen ligt ook vast op grond van bepalingen in de DGV (art 109 DGV). De implementatie van en de communicatie over dit proces vindt in nauw overleg met onder andere de Sectorraad paarden plaats. De informatie en systemen van de sector kunnen worden gebruikt om de centrale database te vullen.

9.

Kan de Minister toelichten waarom de overheid de database moet beheren en waarom dit niet, net als heden, door de sportkoepel en de paardenstamboeken kan gebeuren?

Antwoord

Op dit moment beheert de Minister ook het I&R systeem paard. Dit is belegd bij RVO. Op grond van verplichtingen uit de DGV wordt deze bestaande database uitgebreid. De informatie en systemen van de sector kunnen worden gebruikt om de centrale database te vullen.

10.

Waarom is de Minister van mening dat er naast de private database ook soort parallelle database van de overheid moet komen? Kan de Minister niet beter de krachten proberen te bundelen en voortborduren op de database van de sector zonder zelf een database op te tuigen en bij te houden?

Antwoord

De verplichting voor de lidstaten om een centrale database op te zetten en zorg te dragen dat alle informatie centraal beschikbaar vloeit rechtstreeks voort uit de DGV (art 109 DGV). De huidige private databases zijn sectoraal van opzet waar niet alle partijen binnen de paardensector bij zijn aangesloten. Deze databases kunnen wel een rol vervullen bij het vullen van de centrale database die door de overheid wordt beheerd. Ook op basis van de huidige regelgeving wordt het I&R systeem paard door de Minister beheerd.

11.

Laat de Europese Diergezondheidsverordening ruimte om het aanleggen en beheer van de database extern te beleggen met toezicht vanuit de overheid? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom wel en waarom kiest de Minister ervoor hier geen gebruik van te maken?

Antwoord

Naast de verplichting uit de DGV voor de bevoegde autoriteit om een centrale database aan te leggen kent de DGV geen belemmeringen om private externe databases op te zetten en deze te gebruiken om de centrale database van informatie te voorzien. Het doel van de DGV is om regels rond de diergezondheid Europees te harmoniseren zodat preventie en bestrijding van dierziekten in de lidstaten op zoveel mogelijk gelijke wijze worden uitgevoerd. Daarom is gekozen voor een centraal onder verantwoordelijkheid van de overheid beheerde database, die gevuld kan worden vanuit private databases of bijvoorbeeld managementsystemen.

12.

Kan de Minister een toelichting geven op de verwachte kostenpost voor de nieuwe database en of deze nieuwe database ook leidt tot meer aanvullend toezicht? Zo ja, waarom wel? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

De DGV zal leiden tot uitbreiding van het bestaande I&R-systeem en toezicht vanwege de nieuwe verplichtingen die gaan gelden voor exploitanten van paarden en van de locatie. Het is nog niet in te schatten welke kosten dit met zich mee brengt.

13.

Kan de Minister ingaan op de vraag waar de kosten worden belegd en wie dit eindelijk betaalt en wat zijn de verwachte kosten voor implementatie van de gehele EU-verordening?

Antwoord

Voor de huidige identificatie en registratieregelingen wordt een doorbelasting aan de sector gerealiseerd door middel van heffingen en retributies. De Europese regelgeving (Controleverordening (Vo. (EU) 2017/625) en de Wet Dieren bieden ook de mogelijkheid om kosten die gemaakt worden in het kader van de DGV door te belasten aan de houders. De kosten zijn te bepalen als de definitieve uitvoeringsmodaliteiten nader zijn uitgewerkt. Daarover ga ik in gesprek met de paardensector. Het kabinetsbeleid inzake de doorberekening van kosten («Maat Houden») is hierbij van toepassing.

De kosten voor handhaving worden, net als bij de andere diersoorten, niet aan de sector doorbelast.

14.

Kan de Minister een toelichting geven op de verwachte kostenpost voor de paardenhouder met bijvoorbeeld één pony wanneer de overheid ook een database vormgeeft?

Antwoord

Deze informatie is momenteel nog niet bekend. Het is nog niet duidelijk hoe en in welke mate deze kosten zullen worden doorbelast. Dit wordt de komende maanden uitgewerkt.

15.

De leden van de VVD-fractie lezen over een «substantiële wijziging» voor de paardensector. Deze leden vragen of de Minister dit uitgebreid kan toelichten voor zowel een hobbyhouder met één of twee paarden als voor de professionele wedstrijdrijder.

Antwoord

In de DGV wordt geen verschil gemaakt tussen een hobbyhouder en een professionele houder. De substantiële wijziging doelt op het feit dat door de verplichtingen uit de DGV duidelijk zal worden waar locaties waar een paard wordt gehouden zich in Nederland bevinden en welke paarden daar staan. Gegevens die over andere landbouwhuisdieren al jaren bekend zijn maar in de paardensector nog niet. Dat gaat veranderen.

16.

Hoe loopt het traject tot de totstandkoming van het nieuwe I&R-systeem?

Antwoord

De identificatie en registratie van dieren maakt onderdeel uit van de vastgestelde DGV. Momenteel werkt de EC nog aan aanvullende regelgeving die meer details moet geven over de invulling van de DGV.

Deze Europese regelgeving moet nationaal uitgevoerd worden, dat zal op basis van de Wet dieren gebeuren. De benodigde nadere regels worden opgenomen in een AMvB (het Besluit diergezondheid) en een ministeriële regeling. De AMvB ligt bij de Raad van State voor advisering.

De invulling van de details van de regelgeving vindt plaats in de ministeriële regeling. Deze zal voor vaststelling met vertegenwoordigers van de verschillende diersectoren besproken worden en geconsulteerd worden. Aangezien de Europese regelgeving nog niet compleet is vastgesteld en de regelgeving wel per 21 april 2021 van kracht wordt is er sprake van een krap tijdspad. Ik ben me hier van bewust en heb dat ook met de sectorvertegenwoordigers gedeeld.

In afwachting van de laatste details van de Europese en nationale regelgeving is RVO al wel gestart met de aanpassing van de centrale database op punten waarbij er geen wijzigingen meer zullen plaatsvinden in de regelgeving.

17.

Hoe wordt de sector daarbij betrokken en wat is de huidige stand van zaken rond de implementatie vanwege het snel naderen van april 2021?

Antwoord

De sector is al betrokken bij het proces van de implementatie van de DGV, onder andere via de Sectorraad paarden (SRP). Vooral in de communicatie rond de invoering van het nieuwe systeem heeft de SRP aangegeven een belangrijke rol te willen spelen. Daartoe is er een werkgroep communicatie onder leiding van mijn ministerie opgericht.

18.

Wanneer komt een volledige tekst beschikbaar met daarin opgenomen welke maatregelen per wanneer gelden en wat dit van de paardenhouder vraagt?

Antwoord

De regels voor I&R van paarden staan niet in één stuk regelgeving maar staan verspreid in de DGV, de daarop gebaseerde gedelegeerde- en uitvoeringshandelingen en de nationale regels die nog in ontwikkeling zijn. De aangenomen Europese regelgeving is te vinden op deze website: https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/HTML/?uri=LEGISSUM:3005_2&from=EN. Aan een aantal uitvoeringsverordeningen wordt nog gewerkt. De Nederlandse regelgeving zal direct na het vaststellen ook gepubliceerd en gedeeld worden met de vertegenwoordigers van de diersectoren. In overleg met de sector zal samenhangend over de vastgestelde Europese en nationale regels voor I&R gecommuniceerd worden.

19.

Zij vragen welke stappen de afgelopen periode zijn gezet in de communicatie om de sector tijdig op de hoogte te brengen van de wijzigingen en de gevolgen voor de individuele paardenhouders. Zij krijgen van verschillende kanten signalen dat tot op heden weinig tot geen communicatie heeft plaatsgevonden. Kan de Minister hierop reflecteren?

Antwoord

De communicatie heeft tot op heden bestaan uit meerdere voorlichtingsbijeenkomsten waar één van mijn ambtenaren voor stamboekhouders, hengstenhouders, SRP, handelaren, exporteurs en andere geïnteresseerden lezingen heeft gegeven over de gevolgen van de DGV voor de paardensector. Daarnaast is in overleg met mijn departement voorlichting gegeven onder meer via de websites van de SRP en LTO. Verdere gerichte communicatie zal begin volgend jaar ook door mijn ministerie, in overleg met de sector, worden vormgegeven.

20.

De leden van de VVD-fractie vragen de Minister om overzichtelijk weer te geven wat de nieuwe Europese Diergezondheidsverordening nu precies vraagt van een paardenhouder. Deze leden zijn van mening dat er te snel voorbij wordt gegaan aan de administratieve lastenverzwaring voor zowel de hobbyhouder als de professionele paardrijder. Kan de Minister hierop reflecteren?

Antwoord

Zie vraag 4.

21.

Op welke manier wordt aan paardenhouders en paardeneigenaren duidelijk gemaakt wie registratieplichtig is, welke informatie diegene moet aanleveren, waar en op welke manier?

Antwoord

Zie vraag 19. Paardenhouders zullen via het ministerie en RVO geïnformeerd worden, maar ook de verschillende sectorpartijen zullen een belangrijke rol hebben in het verspreiden van informatie. Hoe deze informatie verstrekt zal worden moet nog nader worden uitgewerkt, maar de informatie zal in ieder geval ook digitaal beschikbaar komen.

22.

Heeft de Minister duidelijk inzichtelijk welke houder-constructies er zijn en wie in een houder-constructie registratieplichtig is?

Antwoord

Ja.

23.

Op welke wijze kunnen paarden überhaupt geregistreerd worden? Kan dit digitaal via een nieuwe database of wordt de informatie van de al bestaande private databases overgezet naar de nieuw te vormen database en wordt de paardenhouder of paardeneigenaar actief geïnformeerd? Kan de Minister hier uitgebreid op ingaan?

Antwoord

Er zijn verschillende informatiestromen.

Diergegevens: De paspoort uitgevende instanties blijven, net als nu het geval is, identificerende gegevens (chipnummer, etc.) en de paspoortgegevens doorgeven aan RVO. Zij melden ook wat de geboorte-inrichting van het paard is.

Gegevens houders en inrichtingen waar paarden gehouden worden: Houders registreren zichzelf en hun inrichtingen via de internetsite van RVO, dit zal vergelijkbaar zijn met hoe dit nu bij andere landbouwhuisdieren gebeurt.

Verblijfplaatsen van paarden: Houders melden gegevens over verblijfplaatsen van paarden (die langer dan 30 dagen ergens verblijven) waarschijnlijk via de internetsite van RVO. Ze kunnen ook melden via een managementpakket of een portaal. Dit kunnen bijvoorbeeld ook bestaande private databases zijn.

24.

De uitwerkingsverordening zelf laat voldoende ruimte tot onduidelijkheid. Denk aan het onderscheid tussen de exploitant van het paard en de exploitant van de locatie. Wie is verantwoordelijk voor de administratie?

Antwoord

Zowel de exploitant van de locatie als de exploitant van het paard zijn verantwoordelijk voor een deel van de inbreng van gegevens. Dat is in de DGV en de daarop gebaseerde nadere handelingen omschreven. In de communicatie zal hier ook aandacht aan besteed worden.

25.

Als een paard voor een meerdaagse wedstrijd ergens anders in het land meer dan 24 uur niet op eigen manage staat, wie moet de administratie hiervoor in orde maken, de paardenhouder of de locatie-exploitant?

Antwoord

In de lokale administratie van de exploitant van de locatie waar het paard gewoonlijk wordt gehouden moet worden opgetekend dat een bepaald paard niet aanwezig is en waar deze tijdelijk verblijft (art 102 DGV). Een kort verblijf in het kader van onder andere een wedstrijd hoeft niet in de centrale database te worden vastgelegd.

26.

Wat als er een verschil is tussen de administratieve gegevens van de paardenhouder en de locatie-exploitant over hetzelfde paard of bijvoorbeeld over het aantal paarden dat op een locatie zou staan?

Antwoord

De exploitant van het paard en de exploitant van de houderij zijn verantwoordelijk voor verschillende gegevens die moeten worden ingebracht in de centrale database. De inbreng van gegevens over het aantal paarden dat op de locatie staat is vooralsnog een verantwoordelijkheid van de exploitant van de locatie.

27.

Wie is verantwoordelijk voor het correct bijhouden, waarom en kan dit ook tot sancties leiden?

Antwoord

De DGV schrijft voor wie verantwoordelijk is voor de inbreng van bepaalde gegevens. Het niet voldoen aan deze verplichtingen kan tot sancties leiden.

Zie ook het antwoord op vraag 4.

28.

En over sancties gesproken: hoe vindt handhaving plaats, binnen welke termijn en op welke wijze?

Antwoord

Handhaving van de nieuwe DGV vindt plaats door de NVWA, overeenkomstig het nog vast te stellen specifieke interventiebeleid.

29.

Deze leden verwachten dat de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) verantwoordelijk is voor de handhaving. Leidt deze Europese verordening tot een verzwaring van de handhavingslasten voor de NVWA? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom wel, wat zijn de gevolgen in fte en kosten en kan de NVWA deze lastenverzwaring dragen?

Antwoord

De nieuwe DGV leidt er toe dat de NVWA op meer aspecten ten aanzien van I&R voor paarden toe moet gaan zien. Dit is een verzwaring van de toezichtslasten voor de NVWA aangezien er meer regels bijkomen waar de NVWA op moet toezien. Zie tevens het antwoord op vraag 12. De precieze gevolgen voor NVWA zijn nog niet aan te geven aangezien die samenhangen met diverse factoren zoals de nog te bepalen toezichtstrategie en relatie met andere toezichtsactiviteiten op het gebied van I&R.

30.

De leden van de VVD-fractie kunnen zich voorstellen dat voor sommige paardenhouders de registratie of het aanleveren van aanvullende informatie voor de database door specifieke omstandigheden langer kan duren dan van ze wordt gevraagd. Hoe wordt met dit soort situaties omgegaan?

Antwoord

We begrijpen dat de implementatie van de nieuwe regels een omslag betekent voor de houders van paarden. We zullen dan ook in overleg met alle betrokken partijen bepalen hoe we deze implementatie zo soepel mogelijk kunnen laten verlopen.

31.

Deze leden spreken de verwachting uit dat in de naleving van de registratieverplichting maatwerk wordt geboden. Kan de Minister dit bevestigen?

Antwoord

Als met maatwerk wordt bedoeld dat het inbrengen van de gegevens in de centrale database op een zo eenvoudig en bondig mogelijke manier moet kunnen gebeuren dan is dat inderdaad het streven. RVO is bezig een dergelijk systeem vorm te geven.

32.

Wat als paardenhouders vragen hebben over de (administratieve) verplichtingen? Waar kunnen zij terecht met hun vragen en hoe wordt dit duidelijk gemaakt aan de sector, maar bovenal aan de individuele hobbyhouder?

Antwoord

In het al opgestarte communicatietraject zal worden geïnventariseerd hoe de communicatie zal verlopen. Daarbij zullen, naast RVO en de NVWA, ook partijen binnen de paardensector een belangrijke rol spelen.

33.

Tot slot de vraag of de Minister kan ingaan op de huidige situatie rond het certificeren bij tijdelijk transport van paarden. Nederlandse wedstrijdrijders gaan regelmatig voor wedstrijden de grens over naar Duitsland. Op dit moment moeten zij nog elke keer een certificaat aanvragen, zelfs als zij alleen voor een eendaagse wedstrijd de grens over gaan. De kosten en de administratieve lasten staan niet in verhouding tot de duur van het transport en het verblijf in Duitsland. De leden van de VVD-fractie hebben al verschillende keren gevraagd naar een vrijstelling van certificaten bij tijdelijk transport. Deze leden lezen dat Duitsland terughoudend is. Waarom is dat het geval en wanneer verwacht de Minister hier meer duidelijkheid over te kunnen geven? Welke acties hebben in de tussenliggende periode plaatsgevonden? Zij vragen ook naar gesprekken met andere Europese lidstaten. Zijn deze gaande? Zo nee, waarom niet? Zo ja, met welke landen en kunt u ingaan op de stand van zaken van deze gesprekken?

Antwoord

Er is overleg geweest tussen Nederland en Duitsland over dit onderwerp. Nederland heeft daarbij aangegeven tot een protocol te willen komen zoals ook gesloten is met Frankrijk, België en Luxemburg. Duitsland bleek terughoudend om op dit gebied iets te gaan regelen. In nader overleg heeft Duitsland aangegeven te willen wachten tot de inwerkingtreding van de Diergezondheidsverordening op 21 april 2021. Dat is mede ingegeven doordat er op grond van de DGV enkele zaken aangaande dit onderwerp gaan veranderen. Het overleg met Duitsland zal na de inwerkingtreding van de verordening worden hervat.

Ook met Frankrijk, België en Luxemburg zal naar aanleiding van de inwerkingtreding van de DGV overlegd worden, omdat de huidige rechtsgrond van het huidige Memorandum, dat verkeer van bepaalde groepen paarden zonder certificatie tussen die landen mogelijk maakt, komt te vervallen. Mijn inzet is die situatie te continueren op basis van de nieuwe Europese regels.