[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

35437, eindtekst

Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale verzamelwet 2021)

Eindtekst

Nummer: 2020D51254, datum: 2020-10-13, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2020Z06733:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


De Tweede Kamer der Staten- PRIVATE  

Generaal zendt bijgaand door

haar aangenomen wetsvoorstel

aan de Eerste Kamer.

De Voorzitter,

13 oktober 2020



	Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale
verzamelwet 2021)







GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET



	Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins
van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het in het kader van het
fiscale beleid voor het jaar 2021 en volgende jaren wenselijk is in een
aantal belastingwetten en enige andere wetten wijzigingen aan te brengen
is een wettelijke delegatiegrondslag voor een compensatieregeling op te
nemen; 

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State
gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden
en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 4.17a, zesde lid, onderdeel b, wordt “de onder 1° bedoelde
bezittingen en schulden” vervangen door “de bezittingen en schulden,
bedoeld in onderdeel a”.

B

In artikel 4.17b, derde lid, wordt “het zevende lid” vervangen door
“het achtste lid”.

C

In artikel 5.4, zevende lid, wordt “vijfde lid” vervangen door
“vierde lid”.

D

In artikel 6.32 vervallen het tweede lid alsmede de aanduiding “1.”
voor het eerste lid.

E

Na artikel 6.36 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 6.37 Geen gift

Voor de toepassing van deze afdeling en de daarop berustende bepalingen
wordt onder een gift niet verstaan:

a. een bevoordeling of bijdrage in contant geld;

b. een bevoordeling of bijdrage die wordt betaald, verrekend of ter
beschikking gesteld bij of na het overlijden van de belastingplichtige
dan wel op een daarmee samenhangend tijdstip.

F

In artikel 8.14a, eerste lid, onderdeel a, vervalt “, dan wel hij in
aanmerking komt voor de zelfstandigenaftrek”.

ARTIKEL II

De Wet op de loonbelasting 1964 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 31a, dertiende lid, aanhef, wordt “tweede lid” vervangen
door “derde lid”. 

B

In artikel 38p, vierde lid, wordt “de artikelen 6, derde lid,
onderdeel c, en 32, derde lid” vervangen door “artikel 32, derde
lid”.

ARTIKEL III

De Wet op de vennootschapsbelasting 1969 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 16 wordt, onder vernummering van het derde lid tot vierde
lid, een lid ingevoegd, luidende:

3. Onder een gift wordt niet verstaan een bevoordeling of bijdrage in
contant geld. 

B

In artikel 18, eerste lid, wordt “artikel 15ba en artikel 15d”
vervangen door “artikel 15ba, de artikelen 15bd tot en met 15bh en
artikel 15d”.

ARTIKEL IV

De Wet op de kansspelbelasting wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt “degene die gelegenheid geeft tot deelname aan
binnenlandse casinospelen” vervangen door “de houder van een
vergunning als bedoeld in artikel 27g, eerste lid, van de Wet op de
kansspelen, ten aanzien van de onder die vergunning aangeboden
casinospelen, en degene die opbrengst geniet van zonder een vergunning
als bedoeld in artikel 27g, eerste lid, van de Wet op de kansspelen
aangeboden casinospelen in Nederland”.

2. Onderdeel d komt te luiden:

d. de houder van een vergunning als bedoeld in artikel 31a, eerste lid,
van de Wet op de kansspelen, ten aanzien van de onder die vergunning
aangeboden kansspelen op afstand, en degene die opbrengst geniet van het
tijdelijk zonder een vergunning als bedoeld in artikel 31a, eerste lid,
van de Wet op de kansspelen aangeboden kansspelen op afstand;.

B

In artikel 2, tweede lid, wordt “een andere titel dan titel Vb van de
Wet op de kansspelen” vervangen door “een ander artikel dan artikel
31a, eerste lid, van de Wet op de kansspelen”.

ARTIKEL V

De Successiewet 1956 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1a, vierde lid, vervalt onder vernummering van het vijfde en
zesde lid tot vierde en vijfde lid.

B

In het opschrift van hoofdstuk III wordt “het recht” vervangen door
“de belasting”.

ARTIKEL VI

De in artikel 1a, eerste lid, onderdeel d, van de Successiewet 1956
gestelde voorwaarde geldt voor het kalenderjaar 2015 niet voor een
bloedverwant in de eerste graad die een uitkering als bedoeld in artikel
19a van de Wet maatschappelijke ondersteuning zoals dat artikel op 31
december 2014 luidde heeft genoten in verband met in het kalenderjaar
2014 aan de in het kalenderjaar 2015 overleden bloedverwant verleende
zorg.

ARTIKEL VII

De Algemene douanewet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1:3 wordt als volgt gewijzigd: 

1. In het eerste lid wordt na onderdeel ba een onderdeel ingevoegd,
luidende:

bb. Verordening liquide middelen: Verordening (EU) 2018/1672 van het
Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de
controle van liquide middelen die de Unie binnenkomen of verlaten en tot
intrekking van Verordening (EG) nr. 1889/2005 (PbEU 2018, L 284);.

2. In het zesde lid wordt “rustende” vervangen door
“berustende”.

3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

8. Onze Minister van Financiën is de verwerkingsverantwoordelijke,
bedoeld in artikel 4, zevende lid, van Verordening (EU) 2016/679 van het
Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de
bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van
persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van gegevens en tot
intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening
gegevensbescherming) (PbEU 2016, L 119).

B

Na artikel 3:1 wordt een opschrift ingevoegd, luidende:

AFDELING 3.1. LIQUIDE MIDDELEN

C

Artikel 3:2 wordt vervangen door drie artikelen, luidende:

Artikel 3:2

1. Voor de uitvoering van de Verordening liquide middelen, de daarop
berustende rechtshandelingen, en de artikelen 3:4 en 3:5 en de daarop
berustende bepalingen, wordt bij de toepassing van deze wet en de daarop
berustende bepalingen mede verstaan onder:

a. goederen: liquide middelen als bedoeld in artikel 2, eerste lid,
onderdeel a, van de Verordening liquide middelen;

b. douaneaangifte of aangifte: aangifte als bedoeld in artikel 3, eerste
lid, van de Verordening liquide middelen of kennisgeving als bedoeld in
artikel 4, eerste lid, van die Verordening. 

2. De identiteit van de aangever of kennisgever wordt vastgesteld met
behulp van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de
identificatieplicht.

3. Bij regeling van Onze Minister van Financiën worden regels gesteld
omtrent de bij de uitvoering van de Verordening liquide middelen:

a. in aanmerking te nemen wisselkoers ter bepaling van de tegenwaarde in
euro’s van contant geld als bedoeld in artikel 2, eerste lid,
onderdeel a, onder i, van die verordening, waarvan het bedrag is
uitgedrukt in een andere valuta;

b. in aanmerking te nemen waarde van de goederen, bedoeld in artikel 2,
eerste lid, onderdeel a, onder ii tot en met iv, van die verordening, en
bedoeld in artikel 3:4.

4. Bij regeling van Onze Minister van Financiën kunnen regels worden
gesteld op welke wijze de aangifte, bedoeld in het eerste lid, onderdeel
b, langs elektronische weg kan worden gedaan.

Artikel 3:2a

De vervoerder, bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de Verordening
liquide middelen of de afzender of de ontvanger van de liquide middelen,
bedoeld in artikel 6, tweede lid, van die verordening verstrekt op
verzoek van de inspecteur de gegevens, bedoeld in artikel 3, tweede lid,
onderscheidenlijk artikel 4, tweede lid, van die verordening. 

Artikel 3:2b

In afwijking van artikel 1:3, eerste lid, onderdeel d, is de bevoegde
autoriteit, bedoeld in artikel 13, eerste lid, van de Verordening
liquide middelen, Onze Minister van Financiën.

D

Artikel 3:3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt “artikel 4, tweede lid, van Verordening
(EG) nr. 1889/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober
2005 betreffende de controle van liquide middelen die de Gemeenschap
binnenkomen of verlaten (PbEU 2005, L 309)” vervangen door “artikel
7 van de Verordening liquide middelen”. Voorts wordt “artikel 3”
vervangen door “artikel 3 of artikel 4”.

2. In het derde lid wordt “van de verordening, genoemd in het eerste
lid,” vervangen door “of van artikel 4, tweede lid, van de
Verordening liquide middelen”.

3. In het zevende lid wordt “artikel 4, tweede lid, van de
verordening, genoemd in het eerste lid,” vervangen door “artikel 7
van de Verordening liquide middelen”. Voorts wordt “artikel 3”
vervangen door “artikel 3 of artikel 4”.

E

Na artikel 3:3 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 3:4

1. De afzender, de vervoerder of de ontvanger van liquide middelen ter
waarde van € 10.000 of meer als bedoeld in artikel 2, eerste lid,
onderdeel a, van de Verordening liquide middelen of waardevolle goederen
ter waarde van € 10.000 of meer, verstrekt de inspecteur op diens
verzoek binnen een termijn van dertig dagen een kennisgeving die de
gegevens, bedoeld in artikel 4, tweede lid, van die verordening, bevat.

2. De kennisgeving wordt gedaan op de wijze, bedoeld in artikel 4, derde
lid, van de Verordening liquide middelen. 

3. De inspecteur kan de liquide middelen of de waardevolle goederen in
bewaring nemen tot de kennisgeving is verstrekt. Artikel 3:3 is van
overeenkomstige toepassing.

4. De kennisgeving wordt geacht niet te zijn verstrekt indien die
kennisgeving niet vóór het verstrijken van de termijn, genoemd in het
eerste lid, wordt gedaan of indien de verstrekte informatie onjuist of
onvolledig is of de liquide middelen of waardevolle goederen niet voor
controle ter beschikking worden gesteld.

5. De artikelen 6 en 9 van de Verordening liquide middelen en de
artikelen 3:2 en 3:2a zijn van overeenkomstige toepassing.

6. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden goederen
aangewezen die worden aangemerkt als waardevolle goederen als bedoeld in
het eerste lid.

Artikel 3:5

1. De afzender, de vervoerder of de ontvanger van documenten waaruit
buitenlands of binnenlands bezit van vermogen of vermogensbestanddelen
blijkt, die kunnen duiden op witwassen of terrorismefinanciering
verstrekt de inspecteur op diens verzoek binnen een termijn van dertig
dagen een kennisgeving die het volgende omvat:

a. de inhoud van de betreffende documenten middels een afschrift
daarvan;

b. de gegevens van de kennisgever: diens volledige naam, adres,
geboorteplaats, geboortedatum, nationaliteit en
identificatiedocumentnummer; 

c. de gegevens van de eigenaar, afzender en ontvanger of beoogd
ontvanger van de documenten en, indien van toepassing, de
vermogensbestanddelen die deze documenten vertegenwoordigen: 

- indien deze een natuurlijke persoon is: diens volledige naam, adres,
geboorteplaats, geboortedatum, nationaliteit en
identificatiedocumentnummer;

- indien deze een rechtspersoon is: de volledige naam, adres,
registratienummer en, indien van toepassing, btw-identificatienummer; 

d. de aard en het bedrag of de waarde van vermogensbestanddelen waar de
documenten betrekking op hebben.

2. Bij regeling van Onze Minister van Financiën worden regels gesteld
op welke wijze de kennisgeving, bedoeld in het eerste lid, wordt gedaan.
Aan de kennisgever wordt op verzoek een gewaarmerkt exemplaar van de
kennisgeving afgegeven. 

3. De inspecteur kan de documenten in bewaring nemen tot de kennisgeving
is verstrekt. Artikel 3:3 is van overeenkomstige toepassing.

4. De kennisgeving wordt geacht niet te zijn verstrekt indien die
kennisgeving niet vóór het verstrijken van de termijn, genoemd in het
eerste lid, wordt gedaan of indien de verstrekte informatie onjuist of
onvolledig is of de documenten niet voor controle ter beschikking worden
gesteld.

5. Artikel 9 van de Verordening liquide middelen en de artikelen 3:2 en
3:2a zijn van overeenkomstige toepassing.

F

Artikel 10:1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vierde lid wordt “artikel 3 van Verordening (EG) nr.
1889/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2005
betreffende de controle van liquide middelen die de Gemeenschap
binnenkomen of verlaten” vervangen door “artikel 3 of artikel 4 van
de Verordening liquide middelen of artikel 3:2a”. Voorts wordt
“onjuist doet” vervangen door “onjuist doet of, in het geval van
artikel 3:2a, de gevraagde gegevens niet verstrekt”.

2. Onder vernummering van het vijfde en zesde lid tot zesde en zevende
lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

5. Degene die uit hoofde van de artikelen 3:4 of 3:5 verplicht is tot
het verstrekken van de kennisgeving en deze kennisgeving niet,
onvolledig of onjuist doet, wordt gestraft met een geldboete van de
derde categorie.

3. In het zevende lid (nieuw) wordt “en vijfde” vervangen door “,
vijfde en zesde”.

ARTIKEL VIII

De naleving en de controle daarop van het bepaalde bij of krachtens de
artikelen 3:4 en 3:5 van de Algemene douanewet zullen uiterlijk in 2026
worden geëvalueerd en daarna om de vijf jaar. Hierbij wordt aangesloten
bij de evaluatie, bedoeld in artikel 19 van Verordening (EU) 2018/1672
van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de
controle van liquide middelen die de Unie binnenkomen of verlaten en tot
intrekking van Verordening (EG) nr. 1889/2005 (PbEU 2018, L 284).

ARTIKEL IX

In de Algemene wet inzake rijksbelastingen wordt artikel 5b als volgt
gewijzigd:

1. Het tweede lid komt te luiden:

2. Algemeen nut beogende instellingen zijn in ieder geval:

a. de Staat, de provincies, de gemeenten en de waterschappen in
Nederland alsmede daarmee vergelijkbare lichamen in een andere lidstaat
van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de
Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte;

b. de landen Aruba, Curaçao en Sint Maarten, de openbare lichamen
Bonaire, Sint Eustatius en Saba alsmede de gemeenten, waterschappen en
daarmee vergelijkbare publiekrechtelijke lichamen in die landen of
openbare lichamen.

2. In het achtste lid, aanhef, wordt “Een instelling” vervangen door
“Een instelling als bedoeld in het eerste lid”. Voorts wordt
“misdrijf als bedoeld in artikel 67, eerste lid, van het Wetboek van
Strafvordering” vervangen door “misdrijf als bedoeld in artikel 67,
eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering en de artikelen 137c,
eerste lid, 137d, eerste lid, en 266 van het Wetboek van Strafrecht”.

3. Na het achtste lid wordt, onder vernummering van het negende en
tiende lid tot tiende en elfde lid, een lid ingevoegd, luidende:

9. Een instelling als bedoeld in het eerste lid wordt eveneens door de
inspecteur niet, of niet langer, als algemeen nut beogende instelling
aangemerkt indien de inspecteur gerede twijfel heeft over de integriteit
van de instelling, een bestuurder van die instelling, een persoon die
feitelijk leiding geeft aan die instelling of een voor die instelling
gezichtsbepalende persoon, en die instelling, onderscheidenlijk persoon,
ondanks een verzoek daartoe van de inspecteur, niet binnen een termijn
van zestien weken nadat dit verzoek is gedaan een verklaring omtrent het
gedrag als bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiële en
strafvorderlijke gegevens overlegt.

4. In het tiende lid (nieuw) wordt “gegevens via internet openbaar
worden gemaakt” vervangen door “gegevens via internet openbaar
worden gemaakt, waarbij door grotere instellingen een verplicht
standaardformulier wordt gebruikt”.

5. In het elfde lid (nieuw) wordt “achtste lid” vervangen door
“negende lid”.

ARTIKEL X

In de Invorderingswet 1990 wordt in artikel 63aa, eerste lid,
“staatsteun” vervangen door “staatssteun”.

ARTIKEL XI

In de Wet terugvordering staatssteun wordt in artikel 7, vierde lid,
“staatsteun” vervangen door “staatssteun”.

ARTIKEL XII

[vervallen]

ARTIKEL XIII

1. Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 2021, met dien
verstande dat:

a. artikel V, onderdeel B, terugwerkt tot en met 1 januari 2010;

b. artikel I, onderdeel C, en artikel V, onderdeel A, terugwerken tot en
met 1 januari 2015;

c. artikel I, onderdelen A en B, terugwerkt tot en met 1 juli 2016;

d. artikel II , onderdeel B, terugwerkt tot en met 1 januari 2018;

e. artikel I, onderdeel F, terugwerkt tot en met 1 januari 2019;

f. artikel III, onderdeel B, terugwerkt tot en met 1 januari 2020, met
dien verstande dat dat onderdeel voor het eerst toepassing vindt met
betrekking tot boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2020;

g. artikel II, onderdeel A, terugwerkt tot en met 1 januari 2020.

2. In afwijking van het eerste lid treedt:

a. artikel VII in werking met ingang van 3 juni 2021;

b. artikel IV in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip.

ARTIKEL XIV

Deze wet wordt aangehaald als: Fiscale verzamelwet 2021.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Financiën, 

De Staatssecretaris van Financiën,

 

 

 PAGE    

 PAGE   9