Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden
Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2020 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota)
Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden
Nummer: 2020D51602, datum: 2020-12-10, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-35650-VIII-5).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: O.C. Tellegen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (Ooit VVD kamerlid)
- Mede ondertekenaar: E.C.E. de Kler, griffier
Onderdeel van kamerstukdossier 35650 VIII-5 Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2020 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota).
Onderdeel van zaak 2020Z22729:
- Indiener: I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Medeindiener: A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Onderdeel van zaak 2020Z24595:
- Indiener: I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Medeindiener: A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2020-12-01 16:30: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2020-12-04 12:00: Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2020 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota) (Inbreng feitelijke vragen), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2020-12-16 12:30: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2020-12-17 10:00: Procedurevergadering (videoconferentie) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2020-12-17 18:00: Stemmingen (Stemmingen), TK
- 2022-04-21 13:10: Aansluitend: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2020-2021 |
35 650 VIII Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2020 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota)
Nr. 5 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 15 december 2020
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 4 december 2020 voorgelegd aan de Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media. Bij brief van 10 december 2020 zijn ze door Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie,
Tellegen
De griffier van de commissie,
De Kler
1
Wat is het restant van de negatieve herverdeeleffecten van de wijziging van de bekostiging van het wetenschappelijk onderwijs naar aanleiding van het advies van Commissie-Van Rijn?
De herverdeeleffecten van de wijziging van de bekostiging naar aanleiding van het advies van de Commissie Van Rijn zijn opgenomen in de beantwoording van de feitelijke vragen vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2020, antwoord op vraag 177. De herverdeeleffecten voor het jaar 2020 en 2021 zijn reeds structureel verwerkt in de Rijksbijdrage. Er zijn in 2020 en 2021 geen negatieve herverdeeleffecten. De herverdeeleffecten voor het jaar 2022 worden verwerkt in september 2021 (bij 1e Rijksbijdragebrief 2022) en de herverdeeleffecten voor het jaar 2023 in september 2022 (bij 1e Rijksbijdragebrief 2023). In totaal bedragen de negatieve herverdeeleffecten in 2022 € 32 miljoen en vanaf 2023 structureel € 29 miljoen.
2
Op welke onderdelen is er een onderuitputting? Wat is de verklaring hiervoor?
De totale onderuitputting op de uitgaven is € 111,0 miljoen. De onderuitputting wordt conform de staffel toegelicht per Artikel hoofdstuk. In onderstaande tabel is een uitsplitsing van de onderuitputting naar Artikel weergegeven. De meest relevante meevallers volgen hieronder:
– Er is in totaal een meevaller van € 45,0 miljoen op de studiefinanciering (Artikel 11). Dit wordt veroorzaakt door realisatiecijfers. Zie voor een specifieke verklaring de toelichting op Artikel 11.
– Er is sprake van een meevaller op primair onderwijs (Artikel 1) van € 25,4 miljoen. Hiervan valt € 21,0 miljoen binnen de bekostigingsregelingen van het primair onderwijs. Dit komt doordat er minder gebruik is gemaakt van de kleine scholentoeslag.
– Op Artikel 3 is sprake van een totale meevaller van € 23,4 miljoen. Dit komt hoofdzakelijk doordat de bekostiging van het voortgezet onderwijs € 15,0 miljoen lager uitvalt. Uit de definitieve leerlingenaantallen blijkt dat er in 2020 circa tweeduizend leerlingen minder dan oorspronkelijk verwacht deelnemen aan het voortgezet onderwijs.
1 (po) | – 25.429 |
3 (vo) | – 23.441 |
4 (mbo) | – 3.115 |
6 (hbo) | – 5.000 |
7 (wo) | – 420 |
9 (arbeidsmarkt- en personeelsbeleid) | – 6.665 |
11 (studiefinanciering) | – 45.000 |
15 (media) | – 1.041 |
16 (onderzoek en wetenschap) | |
25 (emancipatie) | – 867 |
Totaal | – 110.978 |
Er hebben zich ook tegenvallers voorgedaan op de uitgaven van in totaal € 25,1 miljoen. Als de mee- en tegenvallers worden gesaldeerd is het saldo € 85,9 miljoen zoals zichtbaar in tabel 2 van de tweede suppletoire begroting. In vraag 8 staat aangegeven hoe er met per saldo een meevaller wordt omgegaan.
Bij de ontvangsten op de OCW-begroting is sprake van een meevaller. Er zijn geen tegenvallers op de ontvangsten. De meevallers zijn ook hier conform staffel toegelicht per Artikel hoofdstuk. In onderstaande tabel is een uitsplitsing naar Artikel weergegeven. De grootste meevaller (€ 10,0 miljoen) op de ontvangsten zit bij Artikel 13 door hogere lesgeldontvangsten. Dit komt voort uit de realisaties tot nu toe. Een andere meevaller is die op Artikel 11 van € 5,0 miljoen. Uit de reeds bekende realisatie van DUO blijkt dat de renteontvangsten hoger zijn dan geraamd. Deze meevaller komt conform de begrotingsregels ten goede van het generale beeld.
4 (mbo) | 900 |
6 (hbo) | 488 |
11 (studiefinanciering) | 5.000 |
13 (lesgeld) | 10.000 |
16 (onderzoek en wetenschap) | 54 |
Totaal | 16.442 |
3
Hoeveel extra geld is er totaal vanwege corona geïnvesteerd in het onderwijs, in 2020 en in 2021?
In de Najaarsnota is een overzicht van OCW gedeeld met daarin de corona-gerelateerde uitgavenmaatregelen waarvoor het reguliere uitgavenplafond niet geldt:
Hieronder volgt nog een uitgebreidere tabel waarin alle (nood)maatregelen in het onderwijs zijn opgenomen. De meeste middelen zijn generaal bijgeboekt, indien dit niet het geval is staat dit erachter.
Investeringen in het onderwijs vanwege corona (in 2020)
4
Hoeveel studenten hebben via «online proctoring» tentamens gemaakt? Van hoeveel studenten hiervan heeft het «online proctoring» gefaald en is het tentamen ongeldig verklaard?
Onderwijsinstellingen registreren niet hoeveel studenten via «online proctoring» tentamens maken. Onderwijsinstellingen registreren evenmin bij hoeveel studenten de tentamens ongeldig zijn verklaard als gevolg van technische problemen van een online proctoring systeem.
5
Wat zijn de opbrengsten tot nu toe van de inhaal- en ondersteuningsprogramma's die scholen (hebben) kunnen bieden naar aanleiding van de extra middelen die daarvoor zijn vrijgemaakt vanwege de coronacrisis?
Er zijn in drie aanvraagrondes in totaal 5.902 aanvragen toegekend. Deze aanvragen zijn door 5.043 scholen en instellingen ingediend, verdeeld over 1.064 besturen. In totaal kunnen ten minste 315.300 leerlingen en studenten een inhaal- en ondersteuningsprogramma volgen. Zie ook het overzicht van de aanvragen. De meeste inhaal- en ondersteuningsprogramma’s zijn nu gaande. Wat de opbrengsten van de programma’s zijn is nu nog niet te zeggen. De uitvoering, ontwikkeling en resultaten zullen gemonitord worden; uw Kamer zal daarover in de zomer van 2021 worden geïnformeerd.
6
Kan er een inschatting worden gegeven van het aantal studenten dat studievertraging heeft opgelopen als gevolg van de coronamaatregelen?
Met de brief van 24 november 2020 bent u geïnformeerd over de «Monitoring gevolgen COVID-19 in mbo en ho». Kijkende naar het aantal verblijfsjaren in de opleiding van mbo-studenten, zijn er de eerste tekenen die erop wijzen dat de groep mbo-studenten die langer doet over het behalen van zijn of haar diploma licht toeneemt. Hiervoor wordt gekeken naar het aantal verblijfsjaren in de opleiding waarvoor de mbo-student staat ingeschreven. De voorlopige cijfers laten zien dat het aandeel mbo-studenten dat langer dan nominaal staat ingeschreven op niveau 2 licht toeneemt (van 22,6% in studiejaar 2019–2020 naar 25,2% in studiejaar 2020–2021). Een nog kleinere stijging is te zien bij niveau 3 en 4 (beide een plus van 0,5% ten opzichte van voorgaande jaar). Daarbij geldt bovendien dat vanuit instellingen het signaal is afgegeven dat zij zich in de laatste maanden van het afgelopen studiejaar met name hebben gericht op de diplomering van laatstejaars studenten, waarmee er achterstanden kunnen zijn ontstaan bij studenten die in het huidige studiejaar het diploma zullen behalen.
VH en VSNU geven op basis van inzichten van instellingen aan dat de aantallen behaalde studiepunten in het voorgaande collegejaar in het hbo en wo gemiddeld genomen niet achter zijn gebleven bij voorgaande jaren. Hierbij merken zij op dat er wel verschillen zijn tussen disciplines en regio’s. Het is nog te vroeg om een goede inschatting te kunnen geven van de studievoortgang in het huidige studiejaar. De eerste tentamenperiodes vinden over het algemeen in dit najaar plaats. De VH heeft inmiddels al wel benadrukt dat er in de tweede helft van het lopende studiejaar alsnog vertraging kan ontstaan. Sommige studieonderdelen (zoals stages en praktijkonderwijs) die nu niet plaats kunnen vinden, zijn naar het tweede semester verschoven en kunnen, afhankelijk van de omstandigheden, straks mogelijk alsnog geen doorgang vinden. Hiermee samenhangende studievertraging zal zich waarschijnlijk beperken tot een aantal sectoren. Dit geldt ook voor het mbo.
Een deel van de studenten geeft zelf aan vertraging te hebben of te verwachten. Dat bleek bijvoorbeeld uit een onderzoek door ResearchNed in opdracht van ISO. Ook uit het studentenpanel van JOB blijkt dat 21% van de mbo-studenten verwacht studievertraging op te gaan lopen. Bij de cijfers over studievoortgang is het belangrijk om op te merken dat de crisis, die inmiddels acht maanden duurt, een zware wissel trekt op studenten en medewerkers. Ook is nog niet te zien wat de effecten zijn van verminderde motivatie, somberte of concentratieverlies op studievoortgang op langere termijn. Het feit dat de studievertraging op basis van de cijfers over het voorgaande studiejaar mee lijkt te vallen, heeft daarom beperkte voorspellende waarde.
7
Hoe hoog is de totale meevaller in de najaarsnota?
Zie het antwoord op vraag 2.
8
Is er al een bestemming gevonden voor de meevallers in de najaarsnota?
Conform begrotingsregels kunnen meevallers gebruikt worden ter dekking van tegenvallers. Meevallers mogen echter niet gebruikt worden ter dekking van intensiveringen. Op de OCW-begroting zijn meer meevallers dan tegenvallers bij Najaarsnota. De per saldo meevaller die zich op de OCW-begroting voor doet kan met behulp van de zogenoemde eindejaarsmarge doorgeschoven worden naar 2021 (de per saldo meevaller van € 85,9 miljoen valt geheel binnen de 1% regel van de eindejaarsmarge). Het kabinet besluit bij Voorjaarsnota over het toevoegen van de eindejaarsmarges uit 2020 aan de departementale begrotingen voor 2021. De eindejaarsmarge wordt meegenomen in de integrale afweging in het voorjaar van alle mee- en tegenvallers en budgettaire besluiten met betrekking tot de OCW-begroting.
9
Hoeveel incidenteel geld is er over dat nog geen bestemming heeft?
Zie het antwoord op vraag 8.
10
Waarom is er minder gebruik gemaakt van de kleine scholentoeslag?
Er is in 2020 minder kleine scholentoeslag uitgekeerd dan oorspronkelijk geraamd. Het aantal scholen dat in aanmerking komt voor de kleine scholen toeslag is beperkt afgenomen, terwijl in de raming voor de begroting 2020 vanwege de leerlingendaling was uitgegaan van een toename.
11
Waarom is er minder gebruik gemaakt van de groeibekostiging?
Per abuis is er bij de toelichting van de overzichtstabel van belangrijke uitgaven- en ontvangstenmutaties van de 2e suppletoire begroting opgenomen dat er minder gebruik is gemaakt van kleine scholentoeslag, groeibekostiging en van de bijzondere bekostiging voor asielzoekers en overige vreemdelingen. Dit is foutief want de meevaller op de bekostiging is ontstaan doordat er minder gebruik is gemaakt van de kleine scholentoeslag en een effect van de referentieraming.
12
Hoeveel heeft kabinet-Rutte III geïnvesteerd in onderwijs, uitgesplitst naar de verschillende investeringen?
Hieronder een overzicht van alle investeringen in het onderwijs op de OCW-begroting, sinds de start van het kabinet Rutte III.
Primair onderwijs | 1 | 411.084 | 836.336 | 924.207 | 931.415 |
Voortgezet onderwijs | 3 | 34.229 | 213.320 | 217.313 | 162.375 |
Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie | 4 | – 12.065 | – 5.673 | 75.446 | 94.405 |
Hoger beroepsonderwijs | 6 | 61.089 | 126.607 | 130.681 | 136.515 |
Wetenschappelijk onderwijs | 7 | 18.044 | 57.413 | 63.407 | 59.842 |
Arbeidsmarkt- en personeelsbeleid | 9 | 0 | 4.000 | 11.800 | 6.500 |
Studiefinanciering | 11 | 0 | 0 | 42.000 | 158.000 |
Onderzoek en wetenschapsbeleid | 16 | 149.358 | 225.045 | 220.600 | 219.123 |
Overig | diverse | 244.000 | 415.000 | 410.000 | 338.000 |
Totaal | 905.739 | 1.872.048 | 2.095.454 | 2.106.175 |
13
Hoeveel heeft kabinet-Rutte III bezuinigd of omgebogen op onderwijs? Kan dit worden weergegeven in een overzicht?
Er is per saldo geïnvesteerd in het onderwijs door kabinet-Rutte III. Zie hiervoor vraag 12.
14
Kunnen de meevallers in de Najaarsnota ingezet worden voor de positief beoordeelde instellingen van het Fonds Cultuurparticipatie, die nu geen subsidie toegekend hebben gekregen?
U wordt verwezen naar de brief die uw Kamer 7 december heeft ontvangen over de toezeggingen uit het wetgevingsoverleg over de Cultuurbegroting (Kamerstuk 2020Z24096). In deze brief is aangegeven dat er eenmalig een bedrag van € 700.000,- hiervoor wordt vrijgemaakt.
15
Kunnen de meevallers in de Najaarsnota ingezet worden voor het eenmalige tekort op de lerarenbeurs in 2020?
Zie het antwoord op vraag 8.
16
Op welke manier worden de meevallers van 85,9 miljoen euro herïnvesteerd in het onderwijs, bijvoorbeeld om onderwijsachterstanden door corona weg te werken?
Zie het antwoord op vraag 8.
17
Hoe kan het dat de middelen uit de COVID-19-steunpakketten voor 2020 nog niet volledig zijn gebruikt?
Hieronder wordt een verklaring gegeven per post waar sprake was van onderuitputting. Voor de coronamaatregelen in het algemeen geldt dat meestal in een zeer korte tijd een raming is gemaakt van de kosten in 2020 en 2021. Hierdoor was het lastig om van tevoren precieze inschattingen te maken over bijvoorbeeld het kasritme.
– Compensatie studenten
• Voor deze regeling zijn de uitvoeringskosten van de regeling € 5,5 miljoen lager uitgevallen in 2020. Verwacht wordt dat deze middelen in 2021 alsnog benodigd zullen zijn voor de uitvoering.
– Praktijkleren
• Het kabinet verhoogt de subsidieregeling praktijkleren voor de studiejaren 2020–2021 en 2021–2022 met € 10,6 miljoen per jaar voor conjunctuur- en contactgevoelige bedrijfssectoren, die geraakt worden door de coronacrisis. Uitbreiding van deze regeling was om uitvoeringstechnische redenen in 2020 niet mogelijk. Daarom is de inzet van deze middelen geactualiseerd waarmee de uitgave nu in de jaren 2021 en 2022 valt.
– Nieuwkomers po:
• De middelen zijn middels een plafondcorrectie in het juiste betaalritme gezet zodat deze aansluiten op de huidige bekostigingssystematiek voor nieuwkomers. Hierdoor wordt € 8,3 miljoen in 2021 en € 2,7 miljoen in 2020 uitbetaald, in plaats van alles in 2020.
18
Hoe verklaart u de hogere lesgeldontvangsten? Kunnen hiervan voorbeelden worden gegeven?
Deelnemers en leerlingen van 18 jaar en ouder op het mbo (bol) of vavo (voltijd) moeten lesgeld betalen. De hogere lesgeldontvangsten worden verklaard doordat het aantal lesgeldplichtigen in studiejaar 2020/2021 hoger is dan aanvankelijk geraamd.
19
Hoeveel scholen hebben onterechte declaraties ingediend voor wachtgeldkosten? Welke scholen waren dit?
We spreken in het primair onderwijs niet van onterechte declaraties. Het gaat namelijk om uitkeringen die rechtmatig zijn toegekend door UWV en de bovenwettelijke uitvoerder aan individuele werknemers die een beroep doen op een (aanvullende) WW-uitkering in het primair onderwijs. Namens de schoolbesturen zijn deze voorgefinancierd door het Participatiefonds. Achteraf is op basis van het fondsreglement in sommige gevallen door het Participatiefonds vastgesteld dat deze kosten niet ten laste van het fonds komen, maar ten laste van het betreffende schoolbestuur. Het bedrag van € 10,3 miljoen dat is ingehouden betreft 532 schoolbesturen. Aangezien er geen sprake is van onrechtmatig handelen, worden de namen van deze schoolbesturen en daarbij behorende scholen, niet verstrekt. Dit kan ook niet omwille van de bescherming van de privacy van uitkeringsgerechtigden.
20
Wanneer en op welke manier worden deze gelden teruggevorderd? Wordt het wachtgeld direct teruggevorderd van de schoolbestuurders of komt dit uit onderwijsgeld?
Het inhouden van deze gelden op de lopende bekostiging, gebeurt gedurende het gehele jaar door DUO. Dit ter uitvoering van een wettelijke taak conform Artikel 138, tweede lid van de WPO en Artikel 132, tweede lid van de WEC. Bij schoolbesturen worden door DUO uitkeringsbedragen ingehouden op basis van besluitvorming van Participatiefonds dat deze niet ten laste van het fonds komen. De aldus verrekende kosten worden in twee jaarlijkse tranches teruggestort aan het Participatiefonds. Het geheel is budgetneutraal voor de OCW-begroting. Het betrokken schoolbestuur vangt de inhouding zelf uit eigen middelen op. Deze kosten komen dus niet ten laste van het met premiebetalingen door alle schoolbesturen gevormde collectieve fonds.
21
Wat gaat er gebeuren met de meevaller van in totaal 85,9 miljoen euro, waaronder 14,9 miljoen euro voor uitgaven die niet meer in 2020 zullen worden gedaan, maar in 2021? Blijven deze middelen behouden voor de OCW-begroting, of gaan ze naar de algemene middelen?
Zie het antwoord op vraag 8.
22
Waarom wordt de meevaller van 14,9 miljoen euro, waaronder 5 miljoen euro voor aanpak lerarentekort van uitgaven die niet meer in 2020 zullen worden gedaan, maar in 2021, niet aan de algemene reserves toegevoegd maar doorgeschoven naar 2021?
Zie het antwoord op vraag 8.
23
Kan het saldo van 5 miljoen euro van de meevaller over 2020 aanpak lerarentekort, ook worden ingezet om de tekorten op de lerarenbeurs in 2021 te verminderen? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 8.
24
Hoeveel kost het om de loonkloof tussen leraren in het primair en voortgezet onderwijs te dichten?
– Het gelijktrekken van de beloning in het po en vo voor dezelfde functies kost volgens onze berekening ca. € 850 mln.
– Bij beloning gaat om het bruto salaris inclusief vakantie-uitkering, eindejaarsuitkering en voor iedereen geldende toelagen.
– De voorgaande berekeningen zijn gebaseerd op de cao’s po en vo van 2020.
– De berekende bedragen veranderen in de loop der tijd, bijvoorbeeld door nieuwe of andere cao-afspraken van sociale partners. De periode waarover (belonings)afspraken worden gemaakt, is namelijk tussen het po en het vo niet hetzelfde.
– Daarnaast worden er tussen de onderwijssectoren ook verschillende keuzes gemaakt met de beschikbare arbeidsvoorwaarderuimte. Zo heeft het po gekozen om de functiebeschrijvingen van het OOP en schoolleiders in 2020 te actualiseren. Dit kan leiden tot een andere inschaling van medewerkers.
25
Hoeveel kost het om leraren uit het voortgezet speciaal onderwijs onder te brengen onder de cao voortgezet onderwijs?
Volgens berekeningen kost het per 1 januari 2020 naar schatting € 85 miljoen, minus de € 16,5 miljoen die eerder is toegezegd en gedekt op de OCW-begroting (voor leraren in het vso die lesgeven in het uitstroomprofiel vervolgonderwijs) is ongeveer € 68,5 miljoen euro nodig om alle leraren in het vso (alle uitstroomprofielen) qua beloning gelijk te trekken voor gelijke leraar-functies. Hierbij wordt opgemerkt dat het in de praktijk vaak gaat om scholen voor so met een afdeling voor vso. Het kan daarbij voorkomen dat leraren zowel in het so als in het vso lesgeven.
Indien leraren in het vso daadwerkelijk onder de CAO VO komen te vallen (dit is aan sociale partners), zullen daarnaast kosten ontstaan doordat ook andere secundaire arbeidsvoorwaarden gaan gelden voor deze leraren.
NB: Deze € 68,5 miljoen is onderdeel van de € 850 miljoen die benodigd is om in den brede de beloning in het po en vo voor dezelfde functies gelijk te trekken (zoals benoemd in het antwoord op vraag 24).
26
Hoeveel lesuren worden gegeven door benoembare mensen in zowel het primair als voortgezet onderwijs, dus door mensen die nog geen onderwijsbevoegdheid hebben?
Uit het IPTO-rapport van december 2020 blijkt dat op peildatum 1 oktober 2019 88.046 lesuren in het vo benoembaar werden gegeven. Dat is 8,5% van het totale aantal lesuren in het vo op die dag. In het po wordt hier geen meting voor gedaan. Zie hiervoor ook vraag 31.
27
Hoeveel lesuren worden gegeven door onbevoegden in zowel primair, als voortgezet onderwijs?
Op peildatum 1 oktober 2019 werden 41.433 lesuren in het vo onbevoegd gegeven. Dat is 4,0% van het totale aantal lesuren in het vo op die dag.
In het po wordt hier geen meting voor gedaan. Zie hiervoor ook vraag 31.
28
Hoeveel lesuren worden gegeven door bevoegde leraren in zowel primair, als voortgezet onderwijs?
Op peildatum 1 oktober 2019 werden 906.357 lesuren in het vo bevoegd gegeven. Dat is 87,5% van het totale aantal lesuren in het vo op die dag.
In het po wordt hier geen meting voor gedaan. Zie hiervoor ook vraag 31.
29
Hoeveel extra lesuitval is er door corona in zowel primair, als voortgezet onderwijs?
Op 3 december is de Kamer geïnformeerd over de eerste rapportage van het peilingsonderzoek van Oberon. Fysieke lesuitval vanwege corona-gerelateerde aspecten bij leraren (zoals verkoudheidsverschijnselen) is één van de onderwerpen van deze periodieke peiling. Uit de eerste peiling bleek dat met name vestigingen in het voortgezet (speciaal) onderwijs regelmatig te maken krijgen met lesuitval als gevolg van corona. Bij de meerderheid van de vestigingen die daarmee te maken krijgt, zijn de consequenties volledig of grotendeels ondervangen. De resultaten per sector zijn te vinden in de rapportage van Oberon.
30
Hoeveel geld wordt er bespaard als het salaris van leraren landelijk uitbetaald zouden worden?
De uitgaven aan de salarissen van leraren hebben te maken met de uitkomsten van onderhandelingen tussen werkgevers en vakbonden. Er kan daarom geen uitspraak worden gedaan over een eventuele besparing.
31
Hoeveel leraren zijn er werkzaam zijn in het basisonderwijs, speciaal basisonderwijs, (voortgezet) speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs, praktijkonderwijs en middelbaar beroepsonderwijs, uitgesplitst naar onbevoegd, benoembaar en bevoegde leraren in zowel absolute getallen, als percentages?
Ten eerste twee kanttekeningen bij de cijfers. Binnen het (voortgezet) speciaal onderwijs is geen uitsplitsing naar respectievelijk speciaal onderwijs (so) dan wel voortgezet speciaal onderwijs (vso) mogelijk, omdat schoolbesturen zowel so als vso kunnen aanbieden (zogenaamde sovso-scholen). Bij de categorie «onbevoegden» zitten in de cijfers mogelijk ook zij-instromers. In feite zijn deze benoembaar en als ze hun scholing hebben afgerond zijn ze bevoegd. Hierover bent u ook geïnformeerd in de Trendrapportage Arbeidsmarkt Leraren die begin december naar uw Kamer is gezonden. In volgorde zoals gehanteerd in de vraagstelling:
Basisonderwijs en speciaal onderwijs
Voor het po is hiervoor geen meting gedaan zoals in het vo. Wel is er, op basis van het diplomabestand van DUO, een schatting gedaan voor leraren tot 50 jaar (voor ouderen is het diplomabestand niet compleet). De resultaten daarvan:
Bevoegd via Pabo | 69.434 | 95,4% |
Bevoegd als gym- of kunstvakleraar | 1.685 | 2,3% |
Ingeschreven bij de Pabo | 188 | 0,3% |
Onbevoegd | 1505 | 2,1% |
Totaal | 72.812 | 100% |
Bevoegd via Pabo | 3.118 | 92,4% |
Bevoegd als gym- of kunstvakleraar | 164 | 4,9% |
Ingeschreven bij de Pabo | 5 | 0,1% |
Onbevoegd | 89 | 2,6% |
Totaal | 3.376 | 100% |
Bevoegd via Pabo of vo lerarenopleiding | 7.072 | 84,4% |
Bevoegd als gym- of kunstvakleraar | 719 | 8,6% |
Ingeschreven bij de Pabo of vo-lerarenopleiding | 132 | 1,6% |
Onbevoegd | 453 | 5,4% |
Totaal | 8.376 | 100% |
Voortgezet onderwijs
Uit het IPTO rapport (begin december naar de Tweede Kamer gestuurd) komen voor het vo (exclusief praktijkonderwijs en isk) de volgende cijfers:
Totaal vo | 70.909 | 100% |
Aantal personen uitsluitend onbevoegd lesgeven | 2.643 | 3,7% |
Aantal personen onbevoegd in combinatie met bevoegd/benoembaar lesgeven | 1.504 | 2,1% |
Aantal personen bevoegd/benoembaar lesgeven | 66.762 | 94,2% |
Praktijkonderwijs
Voor het praktijkonderwijs kunnen geen bevoegdheidsgegevens bepaald worden. Dit heeft onder andere te maken met het feit dat veel lessen in domeinen worden gegeven en niet in specifieke vakken.
Middelbaar beroepsonderwijs
In het middelbaar beroepsonderwijs waren er in oktober 2019 in het mbo 33.200 leraren. Een uitsplitsing hiervan naar bevoegd, onbevoegd en benoembaar is niet bekend. Een combinatie van personeelsbestand met diplomabestand zou een verkeerd beeld geven, aangezien veel mensen in het mbo een PDG hebben gevolgd, wat niet in de diplomabestanden staat geregistreerd. De mate van onbevoegdheid kan daarom niet bepaald worden.
32
Hoe heeft het lerarentekort zich ontwikkeld in de afgelopen tien jaar? Kunt u dit weergeen in tabelvorm uitgesplitst per jaar?
Zoals eerder aan uw Kamer heb gemeld, is het in beeld brengen van het actuele lerarentekort complex: er is geen eenduidige methode om het actuele tekort in beeld te brengen. De ramingen geven inzicht in trends, maar niet in de actuele tekorten en in ontwikkelingen over een periode. Om beter zicht te krijgen op de actuele tekorten, heeft OCW afgelopen jaar in samenwerking met de G5 en de PO-raad verschillende methoden onderzocht. Ook is er een pilot gestart in de G5, waarbij een uitvraag onder scholen wordt gedaan. Op basis van de uitkomsten van deze pilot, nemen we een besluit over het al dan niet uitbreiden naar de rest van het land en de andere sectoren. Dit besluit wordt in het voorjaar van dit schooljaar genomen. Zie het antwoord op vraag 37 voor meer informatie over de pilot. De pilot is alleen toegepast in het po.
De voorspelde tekorten voor komende jaren in het po zijn lager dan de ramingen aan het begin van onze kabinetsperiode lieten zien. Dit blijkt uit de ramingen die jaarlijks worden gemaakt op basis van onder meer het aantal leerlingen, het aantal studenten dat afstudeert aan een lerarenopleiding, de leeftijd en betrekkingsomvang van leraren en gegevens over in- uit en doorstroom van leraren op basis van het verleden. In het schooljaar 2025/2026 in het po een tekort van 1.439 fte aan leraren en directeuren verwacht, bovenop de huidige situatie. Vergeleken met de ramingen van vorig jaar, waarin ook vijf jaar later (2024/2025) een tekort van 1.971 fte bovenop de huidige situatie werd geraamd. Zie ook de lerarenbrief die op 9 december naar de Kamer is gestuurd.
33
Hoe heeft het lerarentekort zich ontwikkeld sinds het aantreden van het kabinet-Rutte III? Kunt u dit weergeen in tabelvorm, uitgesplitst per jaar?
Zie het antwoord op vraag 32.
34
Wat is jaarlijks het gemiddelde lerarensalaris in het primair, voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs sinds 2010? Kunt u dit uitsplitsen in tabelvorm per onderwijssector en per jaar?
De gemiddelde beloning (het bruto salaris inclusief volgens de cao geldende structurele toeslagen zoals vakantie-uitkering, eindejaarsuitkering en overige toelagen) van een leraar bedraagt in het po € 4.470 excl. eenmalige uitkeringen en in het vo € 5.330 excl. eenmalige uitkeringen. In de berekeningen van de gemiddelde beloning is rekening gehouden met de schalen en tredes van alle leraren (gewogen gemiddelde) in loondienst. De bedragen zijn afgerond op tientallen.
In onderstaande tabel zijn de salarisbedragen van de leraarschalen in het mbo per 1 juli 2020 opgenomen.
LB aandeel leraren 53% | |
LB-start | € 2.915 |
LB-10jr | € 4.096 |
LB-max | € 4.359 |
LC aandeel leraren 42% | |
LC-start | € 3.331 |
LC-10jr | € 4.646 |
LC-max | € 4.939 |
LD aandeel leraren 5% | |
LD-start | € 3.810 |
LD-10jr | € 5.271 |
LD-max | € 5.595 |
LE aandeel leraren 0,2% | |
LD-start | € 4.357 |
LD-10jr | € 5.638 |
LD-max | € 6.065 |
Het aandeel leraren per schaal o.b.v. fte per sector is o.b.v. gegevens van www.functiemix.nl 2019.
De berekeningen die uw Kamer vraagt – te weten een gemiddelde beloning vanaf 2010 – zijn complex. Daarvoor moet van de fte’s van alle sectoren per jaar de inschaling in salarisschaal en trede worden bepaald. En vervolgens de beloning (incl. EJU, vakantie-uitkering en toelagen) worden berekend. Dat kost tijd. We verwachten die informatie in het voorjaar van 2021 te kunnen melden. Dat geldt ook voor de berekeningen van de gemiddelde beloning in het mbo
35
Wat is jaarlijks de mediaan van het lerarensalaris in het primair, voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs sinds 2010? Kunt u dit uitsplitsen in tabelvorm per onderwijssector en per jaar?
Onder de mediaan van het lerarensalaris verstaan wij het middelste salaris van alle lerarensalarissen, dus het salaris dat in het midden van de rij staat als je alle lerarensalarissen in een rij zou zetten. Zie onderstaande tabellen voor de verdeling van leraren over de schalen in het primair en voortgezet onderwijs in 2019. Hierbij wordt opgemerkt dat zowel in het po als in het vo een aanzienlijk deel van de leraren het maximum van de salarisschaal heeft bereikt. Voor de verdeling over de schalen in het mbo zie vraag 34. Op www.functiemix.nl is vanaf 2006 terug te vinden hoe het aandeel van leraren per salarisschaal is gewijzigd in de verschillende sectoren.
L10 | aandeel leraren 60% | LB | aandeel leraren 42% | ||
L10-start | € 2.678 | € 3.100 | LB-start | € 2.822 | € 3.260 |
L10–10 jr | € 3.525 | € 4.080 | LB-10jr | € 3.877 | € 4.480 |
L10-max | € 4.113 | € 4.760 | LB-max | € 4.301 | € 5.100 |
L11 | aandeel leraren 37% | LC | aandeel leraren 32% | ||
L11-start | € 2.758 | € 3.200 | LC-start | € 2.840 | € 3.280 |
L11–10jr | € 3.720 | € 4.300 | LC-10jr | € 4.473 | € 5.170 |
L11-max | € 4.434 | € 5.130 | LC-max | € 5.012 | € 5.920 |
L12 | Aandeel leraren 3% | LD | aandeel leraren 25% | ||
L12-start | € 2.812 | € 3.260 | LD-start | € 2.851 | € 3.290 |
L12–10jr | € 4.107 | € 4.750 | LD-10jr | € 4.970 | € 5.740 |
L12-max | € 5.070 | € 5.860 | LD-max | € 5.699 | € 6.710 |
36
Hoeveel reserves hebben de verschillende schoolbesturen en samenwerkingsverbanden opgebouwd? Hoeveel daarvan is bovenmatig?
In de brief «financiële positie van onderwijs besturen 2019» die naar de Kamer is verstuurd op 13 oktober is de onderstaande tabel opgenomen. In deze tabel is het aantal besturen met mogelijk bovenmatig eigen vermogen weergegeven en het bijhorende volume per sector.
po | |||||
Aantal besturen met mogelijk bovenmatig EV | 628 | 623 | 619 | 580 | 590 |
Mogelijk bovenmatig EV | € 879 | € 893 | € 912 | € 850 | € 906 |
vo | |||||
Aantal besturen met mogelijk bovenmatig EV | 121 | 126 | 129 | 132 | 145 |
Mogelijk bovenmatig EV | € 222 | € 223 | € 232 | € 244 | € 288 |
swv | |||||
Aantal besturen met mogelijk bovenmatig EV | 131 | 131 | 129 | 133 | 136 |
Mogelijk bovenmatig EV | € 118 | € 165 | € 163 | € 179 | € 175 |
mbo | |||||
Aantal besturen met mogelijk bovenmatig EV | 8 | 9 | 10 | 7 | 6 |
Mogelijk bovenmatig EV | € 68 | € 68 | € 53 | € 60 | € 64 |
hbo | |||||
Aantal besturen met mogelijk bovenmatig EV | 9 | 6 | 5 | 3 | 3 |
Mogelijk bovenmatig EV | € 30 | € 13 | € 8 | € 10 | € 9 |
wo | |||||
Aantal besturen met mogelijk bovenmatig EV | 1 | 2 | 2 | 2 | 2 |
Mogelijk bovenmatig EV | € 1 | € 3 | € 4 | € 3 | € 3 |
37
Wordt op dit moment de problematiek van het lerarentekort al in kaart gebracht door landelijk te registeren, zoals de aangenomen motie Kwint c.s. verzoekt1? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, wanneer en hoe gaat dit wel gebeuren?
In Almere, Den Haag, Rotterdam en Utrecht hebben we in februari en oktober dit jaar samen met de steden een uitvraag georganiseerd om de tekorten in beeld te brengen. Alle scholen in deze steden hebben aangegeven hoe groot het tekort op hun school was op 1 februari en op 1 oktober. Hiermee krijgen we inzicht in zowel de openstaande vacatures als de meer verborgen tekorten. Daarnaast is onderzocht of er een methode te ontwikkelen was om op basis van centraal beschikbare gegevens over de personeelsomvang en de bekostiging het tekort in kaart te brengen. Hierin moeten echter te veel aannames worden gedaan om tot een betrouwbaar resultaat te komen.
De uitvraag in de vier steden laat wordt nu geprofessionaliseerd door een onderzoeksbureau. Vanaf februari aanstaande doet de hele G5 mee. Dit wordt georganiseerd samen met de schoolbesturen en gemeenten. In het voorjaar van dit schooljaar nemen we een besluit of de uitvraag uitgebreid wordt naar de rest van het land.
38
Hoeveel leraren zijn niet in loondienst in het primair- en voortgezet onderwijs, maar ingehuurd via onder andere uitzendbureaus?
Van het personeel niet in loondienst (PNIL) is uit de jaarverslagen bekend hoeveel geld hier in totaal aan wordt besteed. Op basis van de jaarverslagen in 2019 bedragen de PNIL-uitgaven in verhouding tot de totale personeelsuitgaven: 4,1% in het po, 3,9% in het vo en 7,3% in het mbo. Hoeveel personeelsleden waaronder leraren dit zijn is niet bekend. Begin 2020 is in een PNIL-pilot door DUO aan alle schoolbesturen in het primair en voortgezet onderwijs gevraagd om PNIL-gegevens te leveren aan DUO. Een eerste indicatie uit de ontvangen gegevens is dat van het bedrag dat aan PNIL wordt besteed in zowel het po als het vo, ruim een derde voor leraren bestemd is.
39
Hoeveel uitzend- en detacheringbureaus zijn er in Nederland die onderwijspersoneel uitzenden/detacheren? Hoeveel hebben deze uitzend- en detacheringsbureaus jaarlijks verdient aan het uitzenden/detacheren van onderwijspersoneel sinds 2017?
Het is niet bekend hoeveel uitzend- en detacheringsbureaus er zijn en wat deze bureaus verdienen aan het uitzenden van onderwijspersoneel.
40
Hoe staat het met de regionale afspraken over (het beperken van) de inzet van commerciële uitzend- en bemiddelingsbureaus, naar aanleiding van de motie van de leden Kwint en Westerveld2?
Besturen maken steeds vaker gezamenlijk afspraken over de inschakeling van uitzendbureaus. Dit is ook terug te zien in de (nood)plannen voor het lerarentekort van bijvoorbeeld de gemeenten Amsterdam, Den Haag en Rotterdam. Dit soort ontwikkelingen worden als positief beschouwd, dus het maken van dergelijke afspraken wordt toegejuicht.
41
Hoe groot is de instroom en uitstroom van nieuwe leraren in de diverse onderwijssectoren?
DUO heeft een analyse verricht op de lerarenbestanden 2019 en 2018. Daarbij is iedereen onder de 30 jaar die in 2019 in het bestand zat en het jaar daarvoor niet als leraar in het bestand zat beschouwd als nieuwe leraar. Vergelijkbaar zijn de nieuwe leraren samengesteld voor 2018, waarbij gekeken is in hoeverre deze in 2019 nog in het bestand zitten. Dit leverde de volgende gegevens op:
PO | 3.416 | 4.069 | 3.690 | 9,3% |
VO | 2.486 | 2.443 | 1.956 | 19,9% |
MBO | 615 | 686 | 588 | 14,4% |
Meer informatie over de start van nieuwe leraren en uitval vindt u in de Trendrapportage Arbeidsmarkt Leraren die begin december naar de Tweede Kamer is gestuurd.
42
Welke vakken in het voortgezet onderwijs zijn op dit moment tekortvakken als het gaat om het lerarentekort? Hoe hoog zijn de tekorten specifiek per vak?
Op basis van de ramingen van Centerdata is er bij de volgende vakken sprake van een tekort met tussen haakjes de relatieve extra onvervulde vraag als onderdeel van de totale werkgelegenheid in 2025 en 2030: Informatica (29,1%|39,4%), Duits (9,5%|12,9%), Klassieke Talen (9,5%|15,3%), Frans (8,9%|15,0%), Scheikunde (8,3%|12,8%), Natuurkunde (7,4%|11,0%), Wiskunde (5,1%|6,4%). Voor deze vakken zullen de tekorten de komende jaren dus blijven toenemen.
Wanneer het aandeel onbevoegd gegeven lessen wordt meegewogen komen ook Techniek en Zorg en Welzijn als grote permanente tekortvakken naar voren. Dat geldt ook voor Economie en Maatschappijleer met als belangrijk verschil dat de tekorten daar zullen afnemen de komende jaren.
43
Voor welk deel heeft de lagere realisatie bij het College voor Toetsen en Examens ten bedrage van bijna 1 miljoen euro te maken met de beslissing om de centrale examens van 2020 voor de meeste vakken niet openbaar te maken, maar deze geheim te houden om ze de komende tijd nog te kunnen recyclen? Welke andere verklaringen heeft u voor die lagere realisatie?
De lagere realisatie bij het College voor Toetsen en Examens is niet te verklaren door de beslissing om de centrale examens van 2020 niet openbaar te maken. De lagere realisatie is het gevolg van verschillende aspecten. Een groot deel van de lagere realisatie heeft te maken met de Staatsexamens Nt2. Hier was sprake van lagere afname- en beoordelingskosten en lagere ontwikkelkosten van extra examens dan van te voren was begroot. Daarnaast zijn er onder andere minder kosten gemaakt voor het project Ieders Examens, als gevolg van het vervallen van het centraal examen in 2020.
44
Op welke termijn gaat in het voortgezet onderwijs de regel gelden van een verbod op zingen tijdens de muziekles? Wat is de bedoeling dat dit gaat betekenen voor optredens van bandjes bij de eindexamenpresentaties, waarmee veel scholen hun schoolexamens afsluiten?
In het voortgezet onderwijs geldt geen verbod op zingen tijdens de muziekles. De tijdelijke covid-19 wet biedt immers geen grondslag voor een algemeen zangverbod. De regering geeft wel een dringend advies om niet te zingen in groepsverband, naar aanleiding van advisering door het OMT. Dit geldt ook in het voortgezet onderwijs.
Zingen is onderdeel van het examenprogramma muziek. Het staat scholen vrij het schoolexamen naar eigen inzicht in te vullen. Het kan zo zijn dat scholen het gedeelte waarbij in groepsverband gezongen moet worden al in het voorexamenjaar af hebben gesloten en dat dit niet nogmaals hoeft te worden afgenomen. Als een school ervoor heeft gekozen het praktijkgedeelte zingen in groepsverband alleen in het examenjaar te toetsen, is het aan scholen om een passende oplossing te vinden om dit onderdeel te toetsen. Scholen hebben in het inrichten van het schoolexamen veel vrijheid en kunnen dat voor deze leerlingen gebruiken om, binnen de specifieke situatie van iedere school en de geldende maatregelen, een passende oplossing te vinden. Te denken valt aan het maken van een filmpje, via een digitale weg toetsen of het afnemen van het examenonderdeel in de buitenlucht.
45
Waar is het besluit gevallen dat de nieuwkomersbekostiging met 7,5 miljoen euro werd verlaagd ten opzichte van de raming? Welke overwegingen lagen ten grondslag aan dit besluit? Hoe verklaart u het verschil van 15 miljoen euro in de geraamde bekostiging en de (voorlopige) gerealiseerde bekostiging?
Er waren minder nieuwkomers dan geraamd en daarom valt de nieuwkomersbekostiging € 7,5 miljoen lager uit. Het verschil tussen de geraamde bekostiging en de (voorlopige) gerealiseerde bekostiging in het vo wordt veroorzaakt doordat was uitgegaan van een hoger aantal leerlingen.
46
Waaruit bestaan de «wachtgelden» in het vo-deel van de AOC’s?3 Waarom wordt dit door het Rijk gefinancierd?
De uitkeringskosten voor werkloos geworden personeel binnen AOC’s maakt onderdeel uit van het uitkeringsgeldbudget mbo. AOC’s krijgen voor hun vo-leerlingen een bedrag per leerling voor deze uitkeringskosten. Deze vo-leerlingen worden namelijk bekostigd op basis van de WEB. Voor reguliere vo-scholen, bekostigd op basis van de WVO, zijn de uitkeringskosten voor werkloos geworden personeel onderdeel van de lumpsum. AOC’s betalen zelf deze uitkeringskosten.
47
Hoe hoog is het huidige lerarentekort in de verschillende onderwijssectoren op dit moment?
Het in beeld brengen van het actuele lerarentekort is complex: er is geen eenduidige methode om het actuele tekort in beeld te brengen. Zie verder het antwoord op vraag 32.
Wel weten we, zoals vermeld in de Kamerbrief op 9 december, dat de voorspelde tekorten voor komende jaren in het po lager zijn dan de ramingen aan het begin van onze kabinetsperiode lieten zien. Voor het vo is nog geen significatie daling van de voorspelde tekorten zichtbaar. Voor het mbo zijn geen voorspelde tekorten beschikbaar.
48
Is er sinds het kabinet-Rutte III sprake van een toe- of afname van het lerarentekort? Op basis van welke gegevens wordt dit bepaald?
Zie het antwoord op vraag 32.
49
Met welk bedragen zouden de bestedingen aan de aanvullende beurs (gift) en de aanvullende beurs prestatiebeurs stijgen indien het kwart van de eerstejaarsstudenten in het hoger onderwijs die wel recht hebben op een aanvullende beurs, maar geen gebruik daarvan maakt, dat wel zouden gaan doen?
Wanneer alle eerstejaarsstudenten die recht hebben op een aanvullende beurs in het hoger onderwijs die zouden aanvragen en in de jaren daarna behouden, dan stijgen de structurele relevante kosten aan aanvullende beurs met ongeveer € 70 miljoen.
50
Hoe verklaart u de verlaging van de subsidieregeling emancipatie 2011 met 290.000 euro? Welke activiteiten vinden daardoor geen doorgang?
De subsidieregeling is verlaagd als gevolg van interne overboekingen binnen het departement. Een bedrag van € 200.000 is overgeboekt ten behoeve van het NWA programma «Economische veerkracht». Een bedrag van € 90.000 is overgeboekt ten behoeve van het programma «Deeltijd in het onderwijs». Beide projecten zijn emancipatie gerelateerd. Er is derhalve geen sprake van minder uitgaven.
51
Hoe verklaart u de verlaging van de bekostiging kennisinfrastructuur Gender- en LHBTI4-gelijkheid met 267.000 euro? Wat zijn de consequenties voor de kennisinfrastructuur Gender- en LHBTI-gelijkheid?
Het bedrag van € 267.000 betreft de bij VJN 2020 toegekende verplichte «LPO tranche 2020» op het instrument bekostiging. Emancipatie kent alleen niet-verplichte LPO op subsidies, waarvan departement breed is besloten deze voor andere doeleinden in te zetten. Als gevolg hiervan zijn de subsidieplafonds onder de subsidieregeling gender- en LHBTI-gelijkheid in 2020 niet opgehoogd. Derhalve is dit bedrag als meevaller teruggeboekt. Dit heeft geen consequenties voor de kennisinfrastructuur Gender- en LHBTI-gelijkheid.
52
Welke bonussen hebben ambtenaren van het Ministerie van OCW ontvangen in 2020? Hoe hoog waren deze bonussen en met welke reden werden deze gegeven?
Het Ministerie van OCW verstrekt geen bonussen. Wel kunnen medewerkers binnen het Rijk die uitzonderlijk presteren een incidentele beloning ontvangen. Dat kan om verschillende redenen zijn: als de medewerker een bijzondere prestatie heeft geleverd of extra inzet heeft getoond bovenop de reguliere taken. Voor het toepassen van incidentele beloningen gelden rijksbrede kaders: het betreft de CAO Rijk, het Beleidskader extra belonen sector Rijk en/of het personeelsreglement van een ministerie. Deze kaders bieden de mogelijkheid tot het toekennen van allerlei soorten van beloning; van cadeaubonnen, tot extra vrije dagen, tot gratificaties.
53
Hebben ambtenaren van het Ministerie van OCW coronabonussen gekregen? Zo ja, om hoeveel ambtenaren en bonussen gaat het?
Het Ministerie van OCW verstrekt geen bonussen en dus ook geen afzonderlijke «coronabonussen». Wel kunnen medewerkers binnen het Rijk die uitzonderlijk presteren een incidentele beloning ontvangen. Bij het besluit over een incidentele beloning kunnen in 2020 ook uitzonderlijke omstandigheden meewegen vanwege de coronaomstandigheden.