Aanvalsplan grutto en initiatiefnota "Weidse blik op de weidevogels”
Natuurbeleid
Brief regering
Nummer: 2020D52513, datum: 2020-12-15, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-33576-218).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (Ooit ChristenUnie kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 33576 -218 Natuurbeleid.
Onderdeel van zaak 2020Z25014:
- Indiener: C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (2017-2024)
- 2020-12-16 11:15: Procedurevergadering (via videoverbinding) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (2017-2024)
- 2021-01-12 15:15: Regeling van Werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2021-01-27 12:45: Extra-procedurevergadering commissie LNV (groslijst controversieel verklaren) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (2017-2024)
- 2021-02-08 14:00: Natuur (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (2017-2024)
- 2021-02-11 14:00: Initiatiefnota "Weidse blik op de weidevogels" van het lid Von Martels (Notaoverleg), vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (2017-2024)
- 2021-06-16 14:59: Aansluitend aan de Stemming: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2020-2021 |
33 576 Natuurbeleid
Nr. 218 BRIEF VAN DE LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 december 2020
Met deze brief informeer ik uw Kamer over de wijze waarop het Aanvalsplan Grutto uitgevoerd kan worden, zoals gevraagd in de motie van het lid Von Martels c.s. (Kamerstuk 35 570 XIV, nr. 34). Hiermee betrek ik tevens de initiatiefnota «Weidse blik op de weidevogels» (Kamerstuk 35 616, nr. 2), conform het verzoek van uw vaste commissie voor LNV van 18 november 2020 om een reactie.
De verantwoordelijkheid voor het weidevogelbeleid ligt met de decentralisatie van het Natuurbeleid in beginsel bij de provincies. Om dit beleid succesvol te maken is samenwerking tussen de verschillende overheden met lokale kennishouders als terreinbeheerders en natuurorganisaties en met de boeren zelf van belang en noodzakelijk. Deze samenwerking is niet nieuw. Overheden, de agrarische collectieven, terreinbeherende organisaties en natuurorganisaties werken in de weidevogelgebieden met veel inzet en passie, ondersteund door vele vrijwilligers, aan het behoud van de weidevogels waarvan de grutto het icoon is.
Het aanvalsplan grutto en de initiatiefnota «weidse blik op de weidevogels» komen op een goed moment om een extra impuls te geven aan het weidevogelbeleid. Ten eerste omdat de cijfers daar alle aanleiding toe geven en ten tweede omdat er goede verbindingen te maken zijn met actuele programma’s zoals bijvoorbeeld de regionale veenweideplannen en de Klimaatplannen, die ook van belang zijn voor het behoud van de weidevogels.
Context
De weidevogels, met de grutto als icoon, staan voor de staat van ons landschap, de kwaliteit van de bodem en de biodiversiteit. De recent gepubliceerde boerenlandvogelbalans geeft aan dat het aantal boerenlandvogels sinds 1990 bijna is gehalveerd (Kamerstuk 33 576, nr. 201). Hoewel sommige soorten op provinciaal niveau een stabilisatie of zelfs een toename laten zien, is de negatieve trend vooral waar te nemen bij de vogels van het open boerenland. Sinds 1990 zijn de vogels van het open boerenland zoals de grutto met 70% gedaald. De oorzaken voor het verminderde broedsucces van weidevogels in het agrarisch gebied en de natuurgebieden zijn divers. Samengevat is het areaal grasland dat geschikt is als broedbiotoop door de intensivering en schaalvergroting van de landbouw achteruitgegaan. Ook omgevingsfactoren zoals verminderde openheid van het landschap en verstoring van de omgeving vormen een knelpunt. Tenslotte vormt de predatie van legsels en kuikens een toenemend probleem. Deze factoren hebben een grote mate van onderlinge beïnvloeding. Een aanpak om het broedsucces te vergroten zal dan ook gericht moeten zijn op een samenhangende, gebalanceerde mix van activiteiten. Het aanvalsplan grutto en de initiatiefnota von Martels bieden hiervoor goede voorstellen.
Aanvalsplan grutto en initiatiefnota «Weidse blik op de weidevogels»
Het aanvalsplan grutto benoemt in onderlinge samenhang de speerpunten om gezamenlijk aan te pakken. Het aanvalsplan identificeert vier speerpunten. Een sterk toegespitst beheer en inrichting in potentiele kansgebieden van voldoende schaal is een eerste vereiste. Het aanvalsplan spreekt over een harde natuurkern (plasdras) van circa 200 ha en daaromheen in de overgangszone een gebied waar agrarisch natuurbeheer plaatsvindt. Hoog waterpeil en aangepast agrarisch natuurbeheer kenmerken de kansgebieden. Tenslotte is een actief predatorenbeheer nodig om het natuurlijk evenwicht te herstellen. Per kansgebied is maatwerk nodig dat wordt vastgesteld door alle betrokkenen; agrariërs, natuurorganisaties, faunabeheerders en overheden.
De initiatiefnota van het lid Von Martels (CDA) sluit in de kern goed aan op de analyse en de voorgestelde maatregelen van het Aanvalsplan grutto en benoemt concreet: het verzorgen van een geschikte habitat, ondersteuning aan eigenaren en gebruikers van het boerenlandschap en versterkt predatorenbeheer. Terecht stelt de initiatiefnota dat al deze maatregelen in onderlinge samenhang opgepakt dienen te worden. De initiatiefnota benadrukt dat het van belang is dat boeren die geïnteresseerd zijn om een deel van hun land weidevogelvriendelijk in te richten en te beheren over de juiste middelen dienen te beschikken om zo hun belangrijke aandeel in het weidevogelbeheer te kunnen leveren. Dit sluit aan op het pleidooi uit het Aanvalsplan grutto om een wenkend verdienmodel te ontwikkelen voor de boer. Naast de beschikbaarheid van voldoende financiële middelen voor het Agrarisch Natuur en Landschapsbeheer benadrukt de initiatiefnota het belang van kennis en de verspreiding daarvan naar de praktijk. Ik ondersteun het belang van de ontwikkeling van kennis van harte en zie hier een belangrijke faciliterende en ondersteunende rol voor de rijksoverheid. De initiatiefnota stelt dat de rijksoverheid als systeemverantwoordelijke voor het natuurbeleid een leidende rol moet nemen bij de monitoring en evaluatie van de effectiviteit van het weidevogelbeleid. Ik ben het hiermee eens. Zo wordt op dit moment in opdracht van het Ministerie van LNV en de provincies een evaluatie uitgevoerd van het nieuwe stelsel ANLb. Het onderzoek zal naar verwachting begin 2021 worden afgerond en ik zal dit aan uw Kamer toezenden.
Samenhangende aanpak
Natuurorganisaties, agrariërs, de weidevogelprovincies en het Rijk slaan de handen ineen. Ik zie verschillende manieren om de uitvoering van het Aanvalsplan te ondersteunen zoals bijvoorbeeld met onderzoek, opbouw van kennis over effectieve maatregelen, pilots en experimenten en waar het speelt aanpassing van belemmerende wet- en regelgeving.
De ontwikkeling van een robuust verdienmodel is van cruciaal van belang om de boer te interesseren om een bijdrage te leveren aan het maatschappelijke belang van het op pijl houden van de weidevogelstand. Want zonder de boer gaat dat niet lukken. Daarvoor is een betere vergoeding voor de boer nodig. Het aanvalsplan pleit voor langjarige beheercontracten, hogere beheervergoeding binnen de kansgebieden, korting op de pachtprijs, lagere waterschapslasten en hoger melkgeld. Deze en andere voorstellen zullen we samen met alle betrokken partijen, ook uit de markt, verder uitdiepen en uitwerken; en we zullen daarbij onderzoeken we hoe de beleidsinstrumenten daarop benut kunnen worden en zijn in te richten, zoals bijvoorbeeld het ANLb en nieuwe GLB.
Het aanvalsplan grutto kiest voor een gebiedsgerichte uitwerking. Hiervoor zijn de provincies als eerste aan zet. In 2018 hebben de provincies gezamenlijk een plan van aanpak voor weide- en akkervogels vastgesteld. Dit is in diverse provincies nader uitgewerkt in een Actieplan voor weidevogels. Voorbeelden zijn Zuid-Holland met het provinciale Actieplan Boerenlandvogels waarbij naast financiële middelen ook eigen grond ingezet wordt voor het realiseren van weidevogelgebieden en Friesland met haar provinciale weidevogelbeleid waarin door alle bij weidevogels betrokken partijen wordt samengewerkt in het Olterterpoverleg, om robuuste kerngebieden voor weidevogels te creëren. Waarbij naast het optimaliseren van het beheer, inrichting en predatiebeheer het zoeken naar nieuwe verdienmodellen centraal staat. In de Regio Deal Natuurinclusieve landbouw wordt vanuit de gebieden nagedacht over versterking biodiversiteit. Binnen de Regio Deal wordt zowel in de Friese kleiweide als veenweide door boeren, bewoners en ecologen gewerkt aan verbetering van de samenhang in maatregelen. Noord-Holland voert eveneens haar Actieplan Weidevogels uit, en werkt aan een intensieve, gebiedsgerichte aanpak.
Door slimme verbindingen te maken met bestaande programma’s in het kader van klimaat, veenweide en biodiversiteit komen de maatregelen die daar worden genomen en de financiën die hiervoor worden aangewend ook ten goede aan het weidevogelbeleid. Zo komt bijvoorbeeld verhoging van het waterpeil in de veenweidegebieden ook ten goede aan het creëren van een optimaal leefgebied voor de weidevogels in deze gebieden. Daarnaast zie ik goede mogelijkheden om in het nieuwe GLB de ecoregelingen te benutten voor het weidevogelbeleid. Dit wordt op dit moment door de lidstaat Nederland uitgewerkt in een Nationaal Strategisch Plan bij het nieuwe GLB.
Vervolg uitvoering aanvalsplan grutto
Op initiatief van de provincie Friesland is een Gruttoberaad ingesteld. Hierin werken naast de betrokken weidevogelprovincies ook LTO, BoerenNatuur, de natuurorganisaties en terreinbeherende organisaties, de waterschappen en de zuivelketen samen aan de uitwerking van het aanvalsplan. Ik omarm dit initiatief en de aanpak daarbinnen om deze inzet te verbinden met de ontwikkeling van de veenweideplannen en andere relevante programma’s en beleidsontwikkelingen. Zoals gememoreerd sluit de initiatiefnota goed aan bij bovengenoemde aanpak van het Aanvalsplan en is mijn inzet om de elementen uit de initiatiefnota binnen dit samenwerkingsverband van het gruttoberaad te borgen. Het uitvoering geven aan een extra impuls aan het weidevogelbehoud vraagt tijd en doorzettingsvermogen om gebiedsprocessen te richten op het behoud van weidevogels en om de voorwaarden voor boeren om deel te nemen aan het behoud van weidevogels goed uit te werken. Met deze inzet van ons allen ben ik ervan overtuigd dat de weidevogels in het Nederlandse weidelandschap toekomst hebben.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten