[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Vervanging initiële vliegeropleidingscapaciteit

Materieelprojecten

Brief regering

Nummer: 2020D52853, datum: 2020-12-16, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-27830-325).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 27830 -325 Materieelprojecten.

Onderdeel van zaak 2020Z25184:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2020-2021

27 830 Materieelprojecten

Nr. 325 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 december 2020

Inleiding

Op dit moment beschikt Defensie over een vloot van dertien PC-7 lesvliegtuigen ten behoeve van de Elementaire Militaire Vlieger Opleiding (EMVO). Sinds 1988 beschikte de EMVO over tien lesvliegtuigen, waarna in 1996 drie extra lesvliegtuigen werden aangeschaft. De PC-7 vloot bereikt in 2027 het einde van de levensduur, de zogeheten End-Life-Of-Type (ELOT). Om de initiële vliegeropleidingscapaciteit te continueren, is Defensie voornemens om deze capaciteit ook na de ELOT PC-7 te behouden. Hiervoor is het investeringsproject «Vervanging initiële vliegeropleidingscapaciteit» noodzakelijk.

In de Defensienota 2018 (Kamerstuk 34 919, nr. 1) d.d. 28 maart 2018 bent u reeds geïnformeerd over het voornemen van Defensie om de initiële vliegeropleidingscapaciteit (de PC-7) te vervangen. Dit is ook gerapporteerd in het Defensieprojectenoverzicht van 2020 (Kamerstuk 27 830, nr. 313) d.d. 15 september 2020.

Met deze brief informeer ik u over de behoefte en het opstarten van het project «Vervanging initiële vliegeropleidingscapaciteit». Dit project is geen één op één vervanging van de huidige Nederlandse PC-7 vloot, bestaande uit dertien lesvliegtuigen, maar betreft de behoefte om de voorgenoemde vliegeropleidingscapaciteit van Defensie, met de bijbehorende lesvliegtuigen, te vervangen.

Achtergrond

De kern van het optreden van Defensie bestaat uit goed getraind en geoefend personeel. Mensen die het verschil maken tussen winnen en verliezen (Defensievisie 2035, Kamerstuk 34 919, nr. 71). Een goede opleiding is cruciaal zodat onze mensen de juiste skills en drills beheersen om hun werk en daarbij de grondwettelijke taken van Defensie goed uit te kunnen voeren. De Nederlandse militaire vliegers zijn hiervan een goed voorbeeld en zij staan internationaal hoog aangeschreven mede door de hoge eisen die Defensie aan haar vliegers stelt. Alleen de beste leerlingen halen na de strenge selectie en opleiding de eindstreep als militair vlieger. De initiële vliegeropleiding is dé plek waar Defensie haar mensen voorbereidt op de vervolgopleiding, basis skills en drills meegeeft voor de gehele vliegcarrière en het is ook dé plek waar gekeken wordt of de leerling-vlieger daadwerkelijk over de vereiste capaciteiten beschikt om militair vlieger te worden.

Op dit moment vliegt de EMVO, binnen de Koninklijke Militaire School Luchtmacht, met het eind jaren zeventig ontworpen PC-7 lesvliegtuig. Deze lesvliegtuigen hebben vanaf 2013 een Obsolescence Prevention Program (Kamerstuk 27 830, nr. 153) doorlopen, waarbij o.a. de verouderde en niet meer te onderhouden instrumentatie van het vliegtuig is vervangen. De fysieke levensduur van de PC-7 wordt bepaald door het maximaal aantal vlieguren en/of het aantal landingen dat wordt gemaakt met het lesvliegtuig. Op basis van het geplande gebruik is de verwachting dat één of beide limieten in 2027 wordt bereikt.

Het in 2027 bereiken van de ELOT van de PC-7 vloot met daarbij de behoefte om de initiële vliegeropleidingscapaciteit van Defensie te behouden, vormt de aanleiding voor dit project.

Behoefte

De behoefte is om de bestaande initiële vliegeropleidingscapaciteit van Defensie, met de bijbehorende PC-7 lesvliegtuigen, op een effectieve en efficiënte manier te vervangen, waarbij de door Defensie gehanteerde opleidingseisen gegarandeerd zijn. Deze behoefte aan vervangende capaciteit moet worden gerealiseerd vóór het einde van de ELOT van de PC-7 vloot. Hieronder wordt de onderbouwing van deze behoefte aan vervangende capaciteit verder toegelicht.

Kenmerken

Dit project kijkt naar een capaciteitsvervanging gebaseerd op het gewenste effect, te weten het behoud van een initiële vliegeropleidingscapaciteit. Het doel is om leerling-vliegers voor te bereiden op de vervolgopleiding waardoor er uiteindelijk voldoende vliegers beschikbaar zijn voor Defensie. Defensie kijkt niet enkel naar de vervanging door middel van aanschaf van nieuwe lesvliegtuigen. Nieuwe innovatieve mogelijkheden, zoals bijvoorbeeld gebruik van een simulatieomgeving, (inter-)nationaal samenwerken of een leaseconstructie of een combinatie hiervan, behoren ook tot de opties. Defensie gaat binnen het vastgestelde budget deze verschillende opties verkennen in de onderzoeksfase, te weten de B-fase van het Defensie Materieel Proces.

Onderstaande kenmerken vormen de basis voor de behoeftestellingsfase (B-fase), waarin de Defensie aan de hand van o.a. een kosten-batenanalyse beoordeelt hoe uiteindelijk het beste invulling gegeven kan worden aan de gestelde behoefte.

Vliegtuig

Voor een initiële vliegeropleiding is een lesvliegtuig het belangrijkste onderwijsleermiddel om de leerling-vliegers op te leiden. Het nieuwe lesvliegtuig dient eenvoudige1 en militaire2 vliegeigenschappen te bezitten. De voorstuwing dient te passen bij deze vliegeigenschappen. Daarnaast moet het vliegtuig zowel voor de leerling-vlieger alsook voor de instructeur eenvoudig te bedienen en besturen zijn3. Tot slot is het van belang dat de instructeur voldoende evaluatie-mogelijkheden tot zijn beschikking heeft zoals opnamemiddelen.

Trainingsmiddelen

Voor de initiële vliegeropleiding van Defensie krijgen de leerling-vliegers de theoretische en praktische kennis om met een vliegtuig te kunnen vliegen. Voor deze basisopleiding, waaronder het opleidingsdeel op de grond, is het van belang dat de trainingsmiddelen van een hoogwaardige kwaliteit zijn. Deze middelen betreffen niet alleen ICT-middelen ter ondersteuning van de lessen, maar ook (vlucht-)simulatoren. In een (vlucht-)simulator vindt het laatste trainingsmoment plaats voordat een vlieger echt in het vliegtuig stapt en creëert hiermee het hoogste leerrendement van het duurste leermiddel (het vliegtuig). Te denken valt hierbij aan het beoefenen van noodprocedures, maar ook aan het controleren van weersinvloeden of ander vliegverkeer.

Onderhoudsconcept

Het onderhoudsconcept passend bij de gekozen capaciteit dient te voldoen aan de Militaire Luchtvaart Eisen. Indien voor een civiel onderhoudsconcept wordt gekozen, dient deze – met tussenkomst van de Militaire Luchtvaart Autoriteit – te voldoen aan de civiel gestelde luchtvaarteisen.

Internationale samenwerking

Momenteel zijn de ons omringende landen en civiele organisaties ook bezig om de initiële vliegeropleiding te herzien. Defensie onderzoekt in de B-fase de mogelijkheden om hierin samen op te trekken. Om samen te kunnen werken met andere landen en/of organisaties dient er synergie en overeenstemming te zijn op het gebied van product, tijd en geld binnen de kaders van het project. Daarnaast eist Defensie voldoende zeggenschap over de inhoudelijke invulling van het opleidingsprogramma voor de leerling-vliegers. Tot slot eist Defensie dat Nederlands kaderpersoneel tijdens de opleiding actief betrokken is bij de ontwikkeling van de eigen leerling-vliegers.

Verwervingsopties

Uit de marktverkenning is tot dusverre gebleken dat diverse verwervingsvormen mogelijk zijn, zoals aanschaf, lease, outsourcing of een combinatie hiervan. Tijdens de behoeftestellingsfase zijn geen obstakels geïdentificeerd die één van deze verwervingsvormen uitsluiten. In de B-fase onderzoekt Defensie welke (combinatie van) verwervingsoptie(s) het beste tegemoet komt aan de gestelde behoefte, resulterend in leerling-vliegers die volgens de Defensie-eisen zo optimaal mogelijk opgeleid worden.

Duurzaamheid

In juli 2020 heeft Defensie het «Plan van aanpak Energietransitie» (Kamerstuk 34 919, nr. 74) d.d. 16 juli 2020 uitgegeven. Dit plan is erop gericht om Defensie te verduurzamen met in achtneming van de financiële middelen en grondwettelijke taken van de Krijgsmacht. Voor dit project is ten aanzien van brandstofverbruik de grootste duurzaamheidswinst te behalen, daarom is het noodzakelijk dat dit project kritisch kijkt naar het brandstofverbruik van de diverse kandidaten en het gebruikmaken van simulatoren. Het blijft wel van belang dat hierbij een goede samenhang met alle gestelde kenmerken bestaat.

Financiële aspecten

Het benodigde projectvolume wordt geraamd tussen de 100 miljoen en 250 miljoen euro (prijspeil 2020). Deze investering voor trainingsmiddelen op de grond en in de lucht, inclusief het verschil in exploitatiekosten ten opzichte van de huidige situatie en een risicoreservering, komt ten laste van het investeringsbudget van Defensie.

Vooruitblik

Het project wordt uitgevoerd in de periode van 2021 tot en met 2026. Uw Kamer wordt naar verwachting begin 2022 met een B-brief geïnformeerd over de uitkomst van de onderzoeksfase van het project. Aangezien de capaciteit «commercial / military off-the-shelf wordt verworven, is een vervolgonderzoeksfase (C-fase) niet nodig. Hierdoor zal de verwervingsvoorbereidingsfase (D-fase) aansluitend aan de B-fase plaatsvinden.

In de B-fase onderzoekt Defensie op welke wijze de Nederlandse industrie, bij de vervulling van deze behoefte, kan worden betrokken. Hierbij zal het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat in samenspraak met Defensie beoordelen of en in hoeverre industriële participatie door te selecteren partijen kan bijdragen aan de versterking van de kennis, capaciteiten en ervaring van de Nederlandse industrie, die noodzakelijk is voor de borging van de nationale veiligheid, zoals beschreven in de Defensie Industrie Strategie uit 2018 (Kamerstuk 31 125, nr. 92).

In de B- en D-fase van het DMP worden de verwervingsopties, internationale samenwerking en duurzaamheid verder uitgewerkt.

Uw Kamer wordt, naast de eerder genoemde B-brief en D-brief, over de voortgang van dit programma geïnformeerd via de begroting, het jaarverslag, het Defensieprojectenoverzicht en het Defensiematerieelfonds.

De Staatssecretaris van Defensie,
B. Visser


  1. Eenvoudige vliegeigenschappen. Iemand zonder vliegervaring moet in staat zijn om, na een paar lesvluchten, het vliegtuig te kunnen besturen. Dit betekent dat het vliegtuig relatief makkelijk, voorspelbaar en uitlegbaar te besturen moet zijn.↩︎

  2. Militaire vliegeigenschappen. Militair vliegen houdt o.a. in dat de aerodynamische grenzen van een vliegtuig worden opgezocht. Tijdens lesvluchten in de initiële vliegeropleiding kan dit eenvoudig worden gedaan door kunstvliegmanoeuvres uit te voeren. Het vliegtuig moet daarom o.a. in staat zijn om kunstvliegprofielen uit te voeren.↩︎

  3. Voor de leerling-vlieger is dit van belang gezien zijn ervaring en de instructeur zal zijn focus meer op het lesgeven kunnen richten.↩︎