Eindtekst
Wijziging van de Wet voortgezet onderwijs 2020 en diverse andere wetten in verband met het opnemen van invoeringsrecht in en het overbrengen van overgangsrecht naar de Wet voortgezet onderwijs 2020 en wegens aanpassing van verwijzingen in andere wetten (Invoerings- en aanpassingswet WVO 2020)
Eindtekst
Nummer: 2021D00412, datum: 2020-12-17, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van zaak 2020Z19650:
- Indiener: A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2020-10-27 16:15: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2020-10-29 10:00: Procedurevergadering (videoconferentie) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2020-11-18 10:00: Wijziging van de Wet voortgezet onderwijs 2020 en diverse andere wetten in verband met het opnemen van invoeringsrecht in en het overbrengen van overgangsrecht naar de Wet voortgezet onderwijs 2020 en wegens aanpassing van verwijzingen in andere wetten (Invoerings- en aanpassingswet WVO 2020) (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2020-12-03 10:00: Procedurevergadering (videoconferentie) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2020-12-09 14:30: Aansluitend aan de stemmingen: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2020-12-17 10:15: Hamerstuk: Wijziging van de Wet voortgezet onderwijs 2020 en diverse andere wetten in verband met het opnemen van invoeringsrecht in en het overbrengen van overgangsrecht naar de Wet voortgezet onderwijs 2020 en wegens aanpassing van verwijzingen in andere wetten (Invoerings- en aanpassingswet WVO 2020) (35611) (Hamerstukken), TK
Preview document (đ origineel)
De Tweede Kamer der Staten- Generaal zendt bijgaand door haar aangenomen wetsvoorstel aan de Eerste Kamer. De Voorzitter, 17 december 2020 |
|
Wijziging van de Wet voortgezet onderwijs 2020 en diverse andere wetten in verband met het opnemen van invoeringsrecht in en het overbrengen van overgangsrecht naar de Wet voortgezet onderwijs 2020 en wegens aanpassing van verwijzingen in andere wetten (Invoerings- en aanpassingswet WVO 2020) | |
VOORSTEL VAN WET | |
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat diverse overgangsbepalingen in wetten tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet voortgezet onderwijs BES materieel zijn uitgewerkt en dus kunnen komen te vervallen en dat overgangsbepalingen die nog niet zijn uitgewerkt een plaats dienen te krijgen in de Wet voortgezet onderwijs 2020;
dat de invoering van de Wet voortgezet onderwijs 2020 bovendien noodzaakt tot het treffen van invoerings- en overgangsvoorzieningen, op te nemen in die wet;
dat voorts als gevolg van het tot stand brengen van die Wet voortgezet onderwijs 2020 verwijzingen naar de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet voortgezet onderwijs BES in andere wetten vervangen moeten worden door verwijzingen naar de overeenkomstige bepalingen in de Wet voortgezet onderwijs 2020;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
HOOFDSTUK I. ONDERBRENGEN BESTAAND OVERGANGSRECHT IN WVO 2020 EN OPNEMEN INVOERINGS- EN OVERGANGSRECHT IN VERBAND MET INVOERING WVO 2020
ARTIKEL I WIJZIGING VAN DE WET VOORTGEZET ONDERWIJS 2020
De Wet voortgezet onderwijs 2020 wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1.1 worden in de alfabetische volgorde de volgende begripsbepalingen ingevoegd:
belangstellingsmeting: belangstellingsmeting als bedoeld in artikel 4.6;
ho-student: degene die hoger onderwijs volgt, als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel b, WHW;
mbo-student: student als bedoeld in artikel 1.1.1, onderdeel n2, WEB of artikel 1.1.1 WEB BES;
vavo-student: vavo-student als bedoeld in artikel 1.1.1, onderdeel n4, WEB of artikel 1.1.1 WEB BES;.
B
In artikel 2.11, tweede lid, onderdeel c, wordt âdeelnemersâ vervangen door âleerlingenâ.
C
Artikel 2.47, achttiende lid, komt te luiden:
18. Bevoegde gezagsorganen van tot dezelfde richting behorende scholen en scholen als bedoeld in de WEC waaraan voortgezet speciaal onderwijs behorend tot cluster 3 en 4 wordt verzorgd kunnen aangesloten blijven of kunnen zich aansluiten bij een landelijk samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 17a, zestiende lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs, zoals dat luidde op 31 oktober 2020. Op een landelijk samenwerkingsverband zijn het tweede, vierde, vijfde, zevende tot en met zeventiende en negentiende lid van overeenkomstige toepassing. Indien een bevoegd gezag scholen heeft met ten minste de richting van de scholen die behoren tot het landelijk samenwerkingsverband bepaalt het bevoegd gezag eenmalig of aansluiting bij het landelijk samenwerkingsverband wordt gevraagd. Het landelijk samenwerkingsverband beslist over de aansluiting.
D
In artikel 2.52, tweede lid, onderdeel c, wordt âdeelnemersâ vervangen door âleerlingenâ.
E
In artikel 2.74, tweede lid, onderdeel c, wordt âdeelnemersâ vervangen door âkandidatenâ.
F
Aan het slot van artikel 2.92, eerste lid, onderdeel f, wordt voor de puntkomma ingevoegd âen dat het niet voldoen van die bijdrage niet leidt tot het uitsluiten van leerlingen van deelname aan activiteitenâ.
G
Artikel 2.93, vierde lid, onderdeel b, komt te luiden:
b. of het openbaar of bijzonder onderwijs betreft; en.
H
Artikel 2.95 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift vervalt 'bij zeer zwak onderwijs'.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. Op een schoolsoort of leerweg die minder dan 2 schooljaren wordt bekostigd en waarvan de kwaliteit van het onderwijs in deze periode zeer zwak is, bedoeld in artikel 2.94, eerste lid, zijn het eerste, tweede en derde lid van overeenkomstige toepassing, indien het bevoegd gezag:
a. tekortschiet in de naleving van drie of meer bij of krachtens deze wet gegeven voorschriften, en dientengevolge
b. tekortschiet in het zorgdragen voor de veiligheid op school, bedoeld in artikel 3.40, of het zodanig inrichten van het onderwijs dat leerlingen een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen doorlopen dan wel het afstemmen van het onderwijs op de voortgang in de ontwikkeling van leerlingen, bedoeld in artikel 1.4, tweede lid.
I
In artikel 2.101, tweede lid, wordt âdeelnemer in de zin van de WEB of WEB BESâ vervangen door âmbo-student of vavo-studentâ.
J
In artikel 2.107b, tweede lid, onderdeel i, wordt âdeelnemersâ vervangen door âmbo-studentenâ.
K
In artikel 2.107d, vijfde lid, wordt âdeelnemerâ vervangen door âmbo-studentâ.
L
In artikel 2.107e, tweede lid, wordt âdeelnemerâ vervangen door âmbo-studentâ.
M
In artikel 2.107j, vierde lid, wordt âdeelnemerâ vervangen door âmbo-studentâ.
N
In artikel 3.17, eerste lid, wordt 'en onderwijs van een of meer richtingen' vervangen door 'en bijzonder onderwijs'.
O
In artikel 3.30, derde lid, onderdeel a, wordt ' vanuit het oogpunt van richting, pedagogisch-didactische aanpak of schoolsoort' vervangen door 'waaronder schoolsoort'.
P
In artikel 3.38, tweede lid, onderdeel b, wordt âartikel 2.78â vervangen door âartikel 2.87â.
Q
Artikel 4.2 komt te luiden:
Artikel 4.2. Nieuwe school of scholengemeenschap
1. Onze Minister brengt een openbare of bijzondere school voor bekostiging in aanmerking indien het bevoegd gezag:
a. met de belangstellingsmeting aannemelijk maakt dat deze school zal worden bezocht door ten minste:
1°. 390 leerlingen voor een school voor vwo;
2°. 325 leerlingen voor een school voor havo en 130 leerlingen voor een afdeling voor havo;
3°. 260 leerlingen voor een school voor mavo;
4°. 260 leerlingen voor een school voor vbo met 1 profiel als bedoeld in artikel 2.26, tweede lid;
5°. 160 leerlingen voor elk profiel van een school voor vbo indien meer dan 1 profiel binnen de school voor bekostiging in aanmerking wordt gebracht; of
6°. 120 leerlingen voor een school voor praktijkonderwijs; en
b. voldoet aan de verplichtingen, bedoeld in de artikelen 4.5, eerste en tweede lid, en 4.5a, eerste en tweede lid.
2. Onze Minister brengt een openbare of bijzondere scholengemeenschap voor bekostiging in aanmerking indien het bevoegd gezag:
a. met de belangstellingsmeting aannemelijk maakt dat het aantal leerlingen van elk van de samenstellende scholen ten minste drie kwart zal bedragen van het daarvoor in het eerste lid, onder a, genoemde aantal; en
b. voldoet aan de verplichtingen, bedoeld in de artikelen 4.5, eerste en tweede lid, en 4.5a, eerste en tweede lid.
3. Onze Minister brengt een school of scholengemeenschap die ontstaat na splitsing van een school of scholengemeenschap voor bekostiging in aanmerking indien wordt voldaan aan de verplichtingen die zijn vastgesteld:
a. in artikel 4.5, eerste lid, aanhef en onderdeel d, tweede en derde lid, en artikel 4.5a, eerste lid, tweede lid, onderdelen b, c en d, en derde lid; en
b. bij ministeriële regeling, waarin deze verplichtingen in elk geval betrekking hebben op:
1°. het aantal leerlingen op de teldatum in het jaar voorafgaand aan de aanvraag van de te splitsen school of van een of meer van de samenstellende scholen van de te splitsen scholengemeenschap;
2°. het aantal leerlingen waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat deze na de splitsing de scholen of de samenstellende scholen van de scholengemeenschap zal bezoeken; en
3°. de wijze waarop op basis van de statistische gegevens, onder meer verstrekt door het Centraal Bureau voor de Statistiek, aannemelijk wordt gemaakt dat op 1 januari van het elfde jaar na indiening van de aanvraag de scholen die na splitsing ontstaan, worden bezocht door ten minste het voor de desbetreffende schoolsoort geldende aantal leerlingen.
4. Onze Minister brengt een openbare school of scholengemeenschap waarvoor een aanvraag als bedoeld in artikel 4.4, eerste of tweede lid, is ingediend voor bekostiging in aanmerking, indien voldaan is aan de verplichtingen, bedoeld in de artikelen 4.5, eerste en tweede lid, en 4.5a, eerste en tweede lid, met uitzondering van een document waaruit blijkt dat de gemeente van de beoogde plaats van vestiging van de school of scholengemeenschap is gevraagd om te overleggen over het voornemen tot het doen van een aanvraag om bekostiging. Artikel 4.7 is van overeenkomstige toepassing.
R
Na artikel 4.2 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 4.2a. Nieuwe nevenvestiging
1. Onze Minister brengt een nevenvestiging van een school als bedoeld in artikel 4.12, aanhef en onderdeel a, voor bekostiging in aanmerking indien:
a. het bevoegd gezag met de belangstellingsmeting aannemelijk maakt dat de nevenvestiging ten minste zal worden bezocht door:
1°. 195 leerlingen voor een nevenvestiging voor vwo;
2°. 195 leerlingen voor een nevenvestiging voor havo;
3°. 130 leerlingen voor een nevenvestiging voor mavo;
4°. 130 leerlingen voor een nevenvestiging voor vbo met 1 profiel als bedoeld in artikel 2.26, tweede lid; of
5°. 80 leerlingen voor elk profiel voor vbo indien meer dan 1 profiel binnen de nevenvestiging voor bekostiging in aanmerking wordt gebracht;
b. het onderwijs op de school waaraan de nevenvestiging wordt verbonden niet zeer zwak is als bedoeld in artikel 2.94, eerste en derde lid, of door de inspectie ingevolge artikel 11 WOT als onvoldoende is beoordeeld; en
c. het bevoegd gezag voldoet aan de verplichtingen, bedoeld in de artikelen 4.5, eerste en tweede lid, en 4.5a, eerste en tweede lid.
2. Onze Minister brengt een nevenvestiging van een scholengemeenschap als bedoeld in artikel 4.12, aanhef en onderdeel a, voor bekostiging in aanmerking indien:
a. het bevoegd gezag met de belangstellingsmeting aannemelijk maakt dat het aantal leerlingen van elk van de samenstellende scholen ten minste drie kwart zal bedragen van het daarvoor in het eerste lid, onder a, genoemde aantal;
b. het onderwijs op de scholengemeenschap waaraan de nevenvestiging is verbonden niet zeer zwak is als bedoeld in artikel 2.94, eerste en derde lid, of door de inspectie ingevolge artikel 11 WOT als onvoldoende is beoordeeld; en
c. het bevoegd gezag voldoet aan de verplichtingen, bedoeld in de artikelen 4.5, eerste en tweede lid, en 4.5a, eerste en tweede lid.
3. Van het aantal leerlingen voor de nieuwe nevenvestiging, en van de leerlingen van 1 van de al bestaande vestigingen van de school of scholengemeenschap is ten minste een bij ministeriële regeling vast te stellen percentage afkomstig uit dezelfde postcodegebieden.
S
Artikel 4.3 komt te luiden:
Artikel 4.3. Toevoegen profiel vbo of school
1. Onze Minister brengt een nieuw te vormen profiel als bedoeld in artikel 2.26, tweede lid, aan een al bekostigde school voor vbo voor bekostiging in aanmerking indien het bevoegd gezag:
a. met de belangstellingsmeting aannemelijk maakt dat dit profiel zal worden bezocht door ten minste:
1°. 160 leerlingen indien de school geen deel uitmaakt van een scholengemeenschap; of
2°. 120 leerlingen indien de school deel uitmaakt van een scholengemeenschap; en
b. voldoet aan de verplichtingen, bedoeld in de artikelen 4.5, eerste en tweede lid, en 4.5a, eerste en tweede lid.
2. Onze Minister brengt een nieuw te vormen school die wordt toegevoegd aan een al bekostigde school of scholengemeenschap voor bekostiging in aanmerking indien het bevoegd gezag:
a. met de belangstellingsmeting aannemelijk maakt dat deze nieuwe school zal worden bezocht door ten minste drie kwart van het daarvoor in artikel 4.2, eerste lid, onderdeel a, genoemde aantal leerlingen; en
b. voldoet aan de verplichtingen, bedoeld in de artikelen 4.5, eerste en tweede lid, en 4.5a, eerste en tweede lid.
3. De artikelen 4.6 en 4.7 zijn van overeenkomstige toepassing.
T
Artikel 4.5 komt te luiden:
Artikel 4.5. Aanvraagprocedure nieuwe school, scholengemeenschap, profiel vbo, nevenvestiging of school door splitsing
1. Het bevoegd gezag dient voor 1 november bij Onze Minister een aanvraag in om voor bekostiging in aanmerking te brengen:
a. een school;
b. een scholengemeenschap;
c. een nevenvestiging van een school of scholengemeenschap als bedoeld in artikel 4.12, aanhef en onderdeel a;
d. een school of scholengemeenschap die zal ontstaan na splitsing van een school of scholengemeenschap; of
e. een nieuw te vormen profiel als bedoeld in artikel 2.26, tweede lid, aan een al bekostigde school voor vbo.
2. Indien het bevoegd gezag het voornemen heeft om een aanvraag, bedoeld in het eerste lid, in te dienen, meldt het bevoegd gezag dit aan Onze Minister voor 1 juli voorafgaand aan die voorgenomen aanvraag. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld aan de wijze waarop deze melding plaatsvindt en kan een model voor de melding worden vastgesteld.
3. De inspectie adviseert Onze Minister of de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, voldoet aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 4.5a, tweede lid, onderdeel b.
4. Onze Minister controleert of de belangstellingsmeting juist en volledig is en besluit voor 1 juni:
a. met inachtneming van artikel 4.2, op de aanvraag als bedoeld in het eerste lid, of de school, scholengemeenschap of school of scholengemeenschap na splitsing met ingang van 1 augustus van het kalenderjaar volgend op het besluit van Onze Minister voor bekostiging in aanmerking wordt gebracht;
b. met inachtneming van artikel 4.2a, op de aanvraag als bedoeld in het eerste lid, of de nevenvestiging met ingang van 1 augustus van het kalenderjaar volgend op het besluit van Onze Minister voor bekostiging in aanmerking wordt gebracht;
c. met inachtneming van artikel 4.3, op de aanvraag als bedoeld in het eerste lid, of het nieuw te vormen profiel met ingang van 1 augustus van het kalenderjaar volgend op het besluit van Onze Minister voor bekostiging in aanmerking wordt gebracht; of
d. met inachtneming van artikel 4.2, vierde lid, op een aanvraag als bedoeld in artikel 4.4, eerste lid of tweede lid, of de openbare school of scholengemeenschap met ingang van 1 augustus van het kalenderjaar volgend op het besluit van Onze Minister voor bekostiging in aanmerking wordt gebracht.
5. Onverminderd artikel 4:35 Awb kan Onze Minister de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, afwijzen indien deze is ingediend door een rechtspersoon, niet zijnde een gemeente, die voorafgaande aan de aanvraag een of meer scholen in stand heeft gehouden waarop artikel 2.95, eerste lid, van toepassing is geweest of waarvan een of meer van de bestuurders of toezichthouders deel uitmaakte of uitmaakt van een andere rechtspersoon die een dergelijke school in stand heeft gehouden, welke toepassing onherroepelijk is geworden en ten tijde van de aanvraag nog geen vijf jaren oud is gerekend vanaf de ontvangst van het besluit tot toepassing van artikel 2.95, eerste lid.
6. Onverminderd artikel 4:35 Awb kan Onze Minister de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, afwijzen indien de aanvraag is ingediend door een rechtspersoon, niet zijnde een gemeente, die reeds een of meer scholen in stand houdt en die een aanwijzing heeft ontvangen als bedoeld in artikel 3.38, eerste lid, of waarvan een of meer van de bestuurders of toezichthouders deel uitmaakte of uitmaakt van een andere rechtspersoon die een dergelijke aanwijzing heeft ontvangen welke aanwijzing onherroepelijk is geworden en ten tijde van de aanvraag nog geen vijf jaren oud is gerekend vanaf de ontvangst van het besluit tot toepassing van artikel 3.38, eerste lid.
7. Onverminderd artikel 3:41 Awb wordt van de besluiten, bedoeld in het vierde, vijfde en zesde lid mededeling gedaan in de Staatscourant.
8. Voor uitsluitend de controle of de gegevens uit de ouderverklaringen, bedoeld in artikel 4.6, vierde lid, juist en volledig zijn, maakt Onze Minister gebruik van het burgerservicenummer, van een van de ouders en de leerling waarop de ouderverklaring betrekking heeft.
9. Onze Minister stelt op voordracht van de inspectie een kader vast waarin de werkwijze voor het advies, bedoeld in het derde lid, is vastgelegd. Deze werkwijze omvat in ieder geval een gesprek over de aanvraag met het bevoegd gezag dat de aanvraag heeft ingediend. Dit kader wordt bekendgemaakt in de Staatscourant.
10. Burgemeester en wethouders van de beoogde plaats van vestiging van de school, scholengemeenschap of nevenvestiging kunnen voor de datum, genoemd in het eerste lid, bij Onze Minister een zienswijze naar voren brengen.
U
Na artikel 4.5 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 4.5a. Verplichtingen voor aanvraag bekostiging
1. Een aanvraag als bedoeld in artikel 4.5, eerste lid, vermeldt:
a. de schoolsoort of schoolsoorten;
b. of het openbaar of bijzonder onderwijs betreft; en
c. de beoogde plaats van vestiging van de school, scholen, scholengemeenschap, scholengemeenschappen of nevenvestiging.
2. De aanvraag gaat vergezeld van:
a. een belangstellingsmeting;
b. een beschrijving van het voorgenomen beleid over de kwaliteit van het onderwijs dat binnen de school, scholengemeenschap, nevenvestiging of het profiel, bedoeld in artikel 2.26, tweede lid, zal worden gevoerd, voor zover dit betreft de uitwerking van de wettelijke voorschriften voor:
1°. de inrichting van het onderwijs, bedoeld in artikel 1.4, tweede lid;
2°. het totaal aantal uren en het soort activiteiten dat als onderwijstijd als bedoeld in artikel 2.38 zal worden geprogrammeerd;
3°. de inhoud van een in onderwijstijd verzorgd samenhangend onderwijsprogramma, geldend voor de schoolsoort en leerweg, bedoeld in de artikelen 2.12 tot en met 2.17, 2.19 tot en met 2.27 en 2.37, en de referentieniveaus, bedoeld in artikel 2 van de Wet referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen, voor zover deze schoolsoort of leerweg van toepassing is op de aanvraag;
4°. de inhoud van het onderwijs, bedoeld in artikel 2.2;
5°. leerlingen die extra ondersteuning behoeven, bedoeld in artikel 2.41;
6°. de scheiding tussen de functies van bestuur en het toezicht daarop, bedoeld in artikel 3.1 en, indien toepassing wordt gegeven aan artikel 7.5, een beschrijving van de over te dragen taken;
c. een document waaruit blijkt dat de gemeente van de beoogde plaats van vestiging, het samenwerkingsverband en de bevoegde gezagsorganen van de scholen en vestigingen binnen het voedingsgebied van de school, scholengemeenschap of nevenvestiging zijn gevraagd om te overleggen over het voornemen tot het doen van een aanvraag om bekostiging; en
d. een verklaring omtrent het gedrag afgegeven volgens de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, van de personen die het bestuur en het intern toezicht vormen en die op het tijdstip van het doen van de aanvraag niet ouder is dan zes maanden.
3. De aanvraag bevat tevens:
a. een beschrijving van het beleid met betrekking tot de bewaking en verbetering van de kwaliteit van het onderwijs;
b. een beschrijving van de beoogde samenstelling van de formatie van de school, scholengemeenschap, nevenvestiging of het profiel;
c. een beschrijving van de wijze waarop invulling wordt gegeven aan voorschriften die worden gesteld aan de bekwaamheid van de leraren, onderwijsondersteunende functionarissen, de rector, directeur, conrector of adjunct-directeur;
d. een beschrijving van de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de zorg voor de sociale, psychische en fysieke veiligheid van leerlingen op de school, scholengemeenschap of nevenvestiging;
e. een meerjarenbegroting over de eerste drie schooljaren die gebaseerd is op de bekostiging die de school, scholengemeenschap of nevenvestiging zal ontvangen gegeven het aantal te verwachten leerlingen in die periode;
f. de verwachtingen met betrekking tot de huisvesting;
g. informatie over de hoogte van en het beleid ten aanzien van de vrijwillige geldelijke bijdrage die van de ouders zal worden gevraagd en het jaarlijks verwachte totaalbedrag van die bijdragen;
h. informatie over de wijze waarop het bevoegd gezag uitvoering zal geven aan de afspraken, bedoeld in artikel 3.42; en
i. een beschrijving van de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan de WMS.
4. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld aan de wijze waarop de aanvraag plaatsvindt en wordt een model voor de aanvraag vastgesteld.
5. In afwijking van het tweede lid, onderdeel c, bevat een aanvraag voor een school voor praktijkonderwijs een document waaruit blijkt dat deze aanvraag in overeenstemming is met de bevoegde gezagsorganen in het samenwerkingsverband waarvan de school deel gaat uitmaken en wordt deze ingediend na overleg met de gemeente van de beoogde plaats van vestiging.
V
Artikel 4.6 komt te luiden:
Artikel 4.6. Belangstellingsmeting
1. De belangstellingsmeting wordt uitgevoerd aan de hand van hetzij ouderverklaringen dan wel, in bij ministeriële regeling te bepalen gevallen, een marktonderzoek.
2. De belangstellingsmeting:
a. geeft inzicht in het te verwachten aantal leerlingen op 1 januari van het elfde jaar na de indiening van de aanvraag, bedoeld in artikel 4.5, eerste lid; en
b. vindt plaats binnen het voedingsgebied dat een gebied omvat dat bestaat uit viercijferige postcodegebieden die geheel of gedeeltelijk zijn gelegen binnen een straal van vijftien kilometer van de beoogde plaats van vestiging van de school, scholengemeenschap of nevenvestiging.
3. Het te verwachten aantal leerlingen, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, wordt berekend overeenkomstig de formule q = (y/x *100%) * w * z, waarbij:
a. voor de ouderverklaring geldt:
y = aantal leerlingen in de leeftijd van 10 tot en met 12 jaar van wie in de ouderverklaring is aangegeven belangstelling te hebben voor de school, scholengemeenschap of nevenvestiging in de aanvraag;
x = totaal aantal leerlingen in de leeftijd van 10 tot en met 12 jaar op 1 januari van het kalenderjaar waarin de aanvraag wordt gedaan in het voedingsgebied, bedoeld in het tweede lid onder b;
w = het gemiddelde van het aantal leerlingen in de leeftijd van 12 en 13 jaar in het voedingsgebied, bedoeld in het tweede lid, onder b, op 1 januari van het elfde jaar na de indiening van de aanvraag, gebaseerd op gegevens onder meer verstrekt door het Centraal Bureau voor de Statistiek, vermenigvuldigd met een bij ministeriële regeling te bepalen aantal verblijfsjaren, die de landelijke verhouding tussen het totaal aantal leerlingen en het aantal leerlingen in leerjaar 1 weergeeft van de schoolsoort, schoolsoorten of nevenvestiging waarop de aanvraag betrekking heeft;
z = een bij ministeriële regeling te bepalen correctiefactor;
b. voor het marktonderzoek geldt:
y = aantal leerlingen in de leeftijd van 10 tot en met 12 jaar ten aanzien van wie in het marktonderzoek is aangegeven dat er belangstelling is voor de school, scholengemeenschap of nevenvestiging in de aanvraag;
x = totaal aantal leerlingen in de leeftijd van 10 tot en met 12 jaar ten aanzien van wie aan het marktonderzoek is deelgenomen;
w = het gemiddelde van het aantal leerlingen in de leeftijd van 12 en 13 jaar in het voedingsgebied, bedoeld in het tweede lid, onder b, op 1 januari van het elfde jaar na de indiening van de aanvraag, gebaseerd op gegevens onder meer verstrekt door het Centraal Bureau voor de Statistiek, vermenigvuldigd met een bij ministeriële regeling te bepalen aantal verblijfsjaren, die de landelijke verhouding tussen het totaal aantal leerlingen en het aantal leerlingen in leerjaar 1 weergeeft van de schoolsoort, schoolsoorten of nevenvestiging waarop de aanvraag betrekking heeft;
z = een bij ministeriële regeling te bepalen correctiefactor.
De aanvraag bevat de berekeningen die tot de uitkomsten van de formules, bedoeld onder a, of b, hebben geleid.
4. De ouderverklaring, bedoeld in het eerste lid, heeft betrekking op Ă©Ă©n leerling in de leeftijd van 10 tot en met 12 jaar op 1 november van het kalenderjaar waarin de aanvraag wordt gedaan en wordt ingediend door de ouder van deze leerling.
5. Het marktonderzoek, bedoeld in het eerste lid:
a. heeft betrekking op leerlingen in de leeftijd van 10 tot en met 12 jaar;
b. wordt afgenomen onder de ouders van leerlingen, bedoeld in onderdeel a, op een wetenschappelijk verantwoorde manier door een onafhankelijk onderzoeksbureau dat aantoonbaar werkt volgens een door een brancheorganisatie opgestelde gedragscode met betrekking tot de uitvoering van marktonderzoek;
c. wordt uitgevoerd aan de hand van een aselecte steekproef uit de leerlingen, bedoeld in onderdeel a, die aantoonbaar representatief is voor die leerlingen; en
d. mag niet ouder zijn dan 24 maanden voorafgaand aan de uiterste indieningsdatum van de aanvraag.
6. Indien uit de belangstellingsmeting van meer dan Ă©Ă©n aanvraag blijkt dat de betrokken postcodegebieden, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, elkaar overlappen en daardoor de som van de leerlingen voor wie belangstelling is aangetoond in het overlappende voedingsgebied groter is dan het totaal aantal leerlingen in de overlappende voedingsgebieden, worden de aantallen van de leerlingen voor wie belangstelling is aangetoond in het overlappende voedingsgebied naar evenredigheid verminderd tot de som van het totaal aantal leerlingen in het overlappende voedingsgebied voor wie belangstelling is aangetoond gelijk is aan het totaal aantal leerlingen in het overlappende voedingsgebied.
7. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld aan de uitvoering van de belangstellingsmeting over:
a. de wijze waarop de belangstellingsmeting wordt uitgevoerd; en
b. de omvang van het marktonderzoek in relatie tot de minimale verhoudingen tussen de verschillende onderdelen van de formule voor de belangstellingsmeting, bedoeld in het derde lid, onderdeel b.
W
Artikel 4.7 komt te luiden:
Artikel 4.7. Aanvang bekostiging en vervallen aanspraak bekostiging
1. De bekostiging vangt aan op 1 augustus.
2. De aanspraak op bekostiging op grond van de artikelen 4.2, 4.2a en 4.3 vervalt, indien uiterlijk op de eerste schooldag na 1 augustus in het tweede kalenderjaar na het besluit van Onze Minister geen onderwijs aan de nieuwe school, scholengemeenschap, nevenvestiging of in het nieuwe profiel wordt gegeven. Indien door het bevoegd gezag een aanvraag tot bekostiging is gedaan met ingang van 1 augustus van het eerste kalenderjaar na het besluit van Onze Minister, vervalt de aanspraak op bekostiging voor dat schooljaar indien op de eerste schooldag geen onderwijs wordt gegeven.
3. In afwijking van het tweede lid en op aanvraag van het bevoegd gezag of de gemeente van de beoogde plaats van vestiging van de school, scholengemeenschap of nevenvestiging kan Onze Minister besluiten in bijzondere gevallen de aanspraak op bekostiging voor een jaar te handhaven.
X
Artikel 4.9 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift vervalt 'en uitbreiding met een richting'.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. Onze Minister brengt voor bekostiging in aanmerking een school die wordt opgericht door omzetting van een bekostigde bijzondere school in een gelijksoortige openbare school.
Y
In artikel 4.14, eerste lid, wordt 'een school als bedoeld in artikel 4.20, eerste lid, onderdeel b' vervangen door 'een school of scholengemeenschap als bedoeld in artikel 4.2a'.
Z
Artikel 4.20 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt in de aanhef 'onderdelen a tot en met h'Â vervangen door 'onderdelen a tot en met f', vervallen de onderdelen b en c en worden de onderdelen d tot en met h verletterd tot onderdelen b tot en met f.
2. In het tweede lid wordt 'eerste lid, onderdelen d tot en met h' vervangen door 'eerste lid, onderdelen b tot en met f'.
3. In het vierde lid wordt âeen besluit tot bekostiging van een onderwijsvoorziening op grond van dit artikel gepubliceerdâ vervangen door âvan een besluit tot bekostiging van een onderwijsvoorziening mededeling gedaanâ.
AA
In artikel 4.22, eerste lid, wordt 'artikel 4.20, eerste lid, onderdelen a en b' vervangen door 'artikel 4.20, eerste lid, onderdeel a'.
BB
Artikel 4.25 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt 'waar het verlangde onderwijs wordt gegeven'.
2. In het derde lid wordt âartikel 11.52, tweede lid,â vervangen door âartikel 11.53, tweede lid,â.
CC
Artikel 4.26 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt 'artikel 4.20, eerste lid, onderdeel g of h' vervangen door 'artikel 4.20, eerste lid, onderdeel e of f'.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. Het eerste lid is niet van toepassing op een profiel dat met ingang van 1 augustus 2016 voor bekostiging in aanmerking is gebracht op grond van artikel 118bb in samenhang met artikel 118cc, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs, zoals die wet op die datum luidde.
DD
In artikel 5.42 wordt âdeelnemerâ vervangen door âmbo-student of vavo-studentâ.
EE
In artikel 6.20, zesde lid, wordt na âartikel 28 van de Overgangswet W.V.O.â ingevoegd â, zoals dat artikel luidde onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip waarop die wet is vervallen,â.
FF
Artikel 7.17 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt âStudentenâ vervangen door âHo-studentenâ en wordt âstudentenâ vervangen door âho-studentenâ.
2. In het tweede, derde en vierde lid, wordt âstudentâ telkens vervangen door âho-studentâ.
3. In het derde lid wordt âstudentenâ vervangen door âho-studentenâ.
GG
In artikel 7.24, vierde lid, wordt âstudentenâ vervangen door âho-studentenâ en wordt âdeelnemers aan de beroepsbegeleidende leerwegâ vervangen door âmbo-studenten in de beroepsbegeleidende leerwegâ.
HH
Artikel 7.42 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste, derde en vierde lid, wordt telkens âstudentenâ vervangen door âho-studentenâ.
2. In het vijfde lid wordt telkens âstudentâ vervangen door âho-studentâ.
II
Artikel 7.43 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdelen a en b, en tweede lid, onderdelen a, c en d, wordt telkens âstudentenâ vervangen door âho-studentenâ.
2. In het eerste lid, onderdeel c, wordt âstudentâ vervangen door âho-studentâ.
JJ
In artikel 8.19, eerste lid, onderdeel c, onder 1°, wordt na âgeldige redenâ ingevoegd â, waaronder in ieder geval de redenen, bedoeld in artikel 8.30, vijfde lid, worden verstaan,â.
KK
Aan artikel 8.20 wordt een volzin toegevoegd, luidende: Onder geldige reden worden in ieder geval de redenen, bedoeld in artikel 8.30, vijfde lid, verstaan.
LL
Artikel 8.30 wordt als volgt gewijzigd:
1. De laatste volzin van het eerste lid vervalt.
2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:
5. Onder afwezigheid met een geldige reden als bedoeld in het eerste lid wordt verstaan afwezigheid wegens:
a. ziekte van de leerling, welke ziekte uitsluitend kan worden aangetoond door middel van een gedagtekende verklaring van een arts,
b. zwangerschap of bevalling van de leerling, welke uitsluitend kan worden aangetoond door middel van een schriftelijke verklaring van een arts of verloskundige, gedurende een periode van 16 weken die, indien de leerling dat wenst, 6 weken voor de dag na de vermoedelijke datum van bevalling ingaat of gedurende een periode van 20 weken die, indien de leerling dat wenst, 10 weken voor de dag na de vermoedelijke datum van bevalling ingaat indien het een zwangerschap van meer dan Ă©Ă©n kind betreft, of
c. bijzondere familieomstandigheden.
6. Het bevoegd gezag kan bepalen dat de periode, bedoeld in het vijfde lid, onderdeel b, wordt verlengd als dit naar zijn oordeel passend is.
MM
Na artikel 8.31 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 8.32. Deelname leerlingen aan extra activiteiten
1. De deelname van leerlingen aan activiteiten die geen onderdeel uitmaken van het verplichte onderwijsprogramma en worden georganiseerd onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag, wordt niet afhankelijk gesteld van een bijdrage als bedoeld in artikel 8.8, zevende lid.
2. Aan het eerste lid wordt in ieder geval voldaan voor de daar bedoelde activiteiten, indien:
a. deze activiteiten buiten de kerndoelen, bedoeld in artikel 2.13, of eindtermen en eindexamenprogrammaâs langdurig aan leerlingen worden aangeboden door een school die door dat bevoegd gezag in stand gehouden wordt,
b. die school is aangesloten bij een verband van scholen die dergelijke activiteiten organiseren, en
c. krachtens een door dat verband vastgestelde code een regeling is getroffen voor de leerlingen ten aanzien van wie niet of niet geheel de gevraagde ouderbijdrage wordt betaald.
3. Bij ministeriële regeling kunnen nadere voorschriften worden gesteld aan de scholen, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, en aan de code, bedoeld in het tweede lid, onderdeel c.
NN
In artikel 11.1 vervalt de begripsbepaling van het begrip âdeelnemersâ.
OO
In artikel 11.16, derde lid, wordt âleerlingen en deelnemersâ vervangen door âleerlingen, vavo-studenten en mbo-studentenâ.
PP
In artikel 11.17, tweede lid, onderdelen d en e, wordt âleerlingen en deelnemersâ vervangen door âleerlingen, vavo-studenten en mbo-studentenâ.
De artikelen 11.42 tot en met 11.45 worden vervangen door 7 artikelen, luidende:
Artikel 11.42. Toepassing nieuwe school, scholengemeenschap of profiel
In plaats van de artikelen 4.2, 4.2a, 4.3 en 4.5 tot en met 4.7 zijn de artikelen 11.44 tot en met 11.45c van toepassing.
Artikel 11.43. Nieuwe school, scholengemeenschap of nevenvestiging
1. Onze Minister brengt een openbare of bijzondere school voor bekostiging in aanmerking indien het bevoegd gezag:
a. met de belangstellingsmeting aannemelijk maakt dat deze school, mede gelet op de hoogte van de bekostiging die krachtens deze wet wordt verstrekt, zal worden bezocht door een aantal leerlingen dat voldoende is om een school van voldoende kwaliteit in stand te houden; en
b. voldoet aan de verplichtingen in artikel 11.45, eerste en tweede lid, en 11.45a, eerste en tweede lid.
2. Onze Minister brengt een openbare of bijzondere scholengemeenschap voor bekostiging in aanmerking indien het bevoegd gezag:
a. met de belangstellingsmeting aannemelijk maakt dat het aantal leerlingen van elk van de samenstellende scholen ten minste drie kwart zal bedragen van het daarvoor in het eerste lid bedoelde aantal; en
b. voldoet aan de verplichtingen in artikel 11.45, eerste en tweede lid, en 11.45a, eerste en tweede lid.
3. Onze Minister brengt een openbare school of scholengemeenschap waarvoor een aanvraag als bedoeld in artikel 4.4, eerste of tweede lid, is ingediend voor bekostiging in aanmerking, indien voldaan is aan de verplichtingen in artikel 11.45, eerste en tweede lid en artikel 11.45a, eerste en tweede lid, met uitzondering van een document waaruit blijkt dat het openbaar lichaam van het eiland van de beoogde plaats van vestiging is gevraagd om te overleggen over het voornemen tot het doen van een aanvraag om bekostiging. Artikel 11.45c is van overeenkomstige toepassing.
4. Onze Minister brengt een openbare of bijzondere nevenvestiging van een school voor bekostiging in aanmerking indien het bevoegd gezag:
a. met de belangstellingsmeting aannemelijk maakt dat deze nevenvestiging, mede gelet op de hoogte van de bekostiging die krachtens deze titel wordt verstrekt, zal worden bezocht door een aantal leerlingen dat voldoende is om een school van voldoende kwaliteit in stand te houden; en
b. voldoet aan de verplichtingen in artikel 11.45, eerste en tweede lid, en 11.45a, eerste en tweede lid.
Artikel 11.44. Toevoegen profiel vbo of school
1. Artikel 11.43, eerste en tweede lid, is van overeenkomstige toepassing op de bekostiging van een nieuw te vormen profiel als bedoeld in artikel 2.26, tweede lid, aan een bekostigde school voor vbo.
2. Onze Minister brengt een nieuw te vormen school die wordt toegevoegd aan een al bekostigde school of scholengemeenschap voor bekostiging in aanmerking indien het bevoegd gezag:
a. met de belangstellingsmeting aannemelijk maakt dat deze nieuwe school zal worden bezocht door ten minste drie kwart van het daarvoor in artikel 11.43, eerste lid, bedoelde aantal; en
b. voldoet aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 11.45, eerste en tweede lid, en artikel 11.45a, eerste en tweede lid.
Artikel 11.45. Aanvraagprocedure nieuwe school, scholengemeenschap of profiel vbo
1. Het bevoegd gezag dient voor 1 november bij Onze Minister een aanvraag in om voor bekostiging in aanmerking te brengen:
a. een school;
b. een scholengemeenschap; of
c. een nieuw te vormen profiel als bedoeld in artikel 2.26, tweede lid, aan een al bekostigde school voor vbo.
2. Indien het bevoegd gezag het voornemen heeft om een aanvraag, bedoeld in het eerste lid, in te dienen, meldt het bevoegd gezag dit aan Onze Minister voor 1 juli voorafgaand aan die voorgenomen aanvraag. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld aan de wijze waarop deze melding plaatsvindt en kan een model voor de melding worden vastgesteld.
3. De inspectie adviseert Onze Minister of de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, voldoet aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 11.45a, tweede lid, onderdeel b.
4. Onze Minister controleert of de belangstellingsmeting juist en volledig is en besluit voor 1 juni:
a. met inachtneming van artikel 11.43, eerste, tweede en vierde lid, en 11.44, op de aanvraag als bedoeld in het eerste lid, of de school, scholengemeenschap, nevenvestiging of nieuw te vormen profiel met ingang van 1 augustus van het kalenderjaar volgend op het besluit van Onze Minister voor bekostiging in aanmerking wordt gebracht; of
b. met inachtneming van artikel 11.43, derde lid, op een aanvraag als bedoeld in artikel 4.4, eerste lid of tweede lid, of de openbare school of scholengemeenschap met ingang van 1 augustus van het kalenderjaar volgend op het besluit van Onze Minister voor bekostiging in aanmerking wordt gebracht.
5. Van de besluiten, bedoeld in het vierde en achtste lid, wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.
6. Voor uitsluitend de controle of de gegevens uit de ouderverklaringen, bedoeld in artikel 11.45b, vijfde lid, onderdeel a, juist en volledig zijn, maakt Onze Minister gebruik van het burgerservicenummer van een van de ouders en het kind waarop de ouderverklaring betrekking heeft.
7. Onze Minister stelt op voordracht van de inspectie een kader vast waarin de werkwijze voor het advies, bedoeld in het derde lid, is vastgelegd. Deze werkwijze omvat in ieder geval een gesprek over de aanvraag met het bevoegd gezag dat de aanvraag heeft ingediend. Dit kader wordt bekendgemaakt in de Staatscourant.
8. Onze Minister kan de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, afwijzen indien de aanvraag is ingediend door een rechtspersoon, niet zijnde een openbaar lichaam, die reeds een of meer scholen of scholengemeenschappen in stand houdt en die een aanwijzing heeft ontvangen als bedoeld in artikel 3.38, eerste lid, of waarvan een of meer van de bestuurders of toezichthouders deel uitmaakte of uitmaakt van een andere rechtspersoon die een dergelijke aanwijzing heeft ontvangen, welke aanwijzing onherroepelijk is geworden en ten tijde van de aanvraag nog geen vijf jaren oud is gerekend vanaf de ontvangst van het besluit tot toepassing van artikel 3.38, eerste lid.
9. Het bestuurscollege van de beoogde plaats van vestiging van de school, scholengemeenschap of nevenvestiging kan voor de datum, genoemd in het eerste lid, bij Onze Minister een zienswijze naar voren brengen.
Artikel 11.45a. Verplichtingen voor aanvraag bekostiging
1. Een aanvraag als bedoeld in artikel 11.45, eerste lid, vermeldt:
a. de schoolsoort of schoolsoorten;
b. of het openbaar of bijzonder onderwijs betreft; en
c. de beoogde plaats van vestiging van de school of scholengemeenschap.
2. De aanvraag gaat vergezeld van:
a. een belangstellingsmeting;
b. een beschrijving van het voorgenomen beleid over de kwaliteit van het onderwijs dat binnen de school, scholengemeenschap, nevenvestiging of het profiel, bedoeld in artikel 2.26, tweede lid, zal worden gevoerd, voor zover dit betreft de uitwerking van de wettelijke voorschriften voor:
1° de inrichting van het onderwijs, bedoeld in artikel 1.4, tweede lid;
2° het totaal aantal uren en het soort activiteiten dat als onderwijstijd als bedoeld in artikel 2.38 zal worden geprogrammeerd;
3° de inhoud van een in onderwijstijd verzorgd samenhangend onderwijsprogramma, geldend voor de schoolsoort en leerweg, bedoeld in de artikelen 2.12 tot en met 2.14, 2.19 tot en met 2.27, en 2.37, voor zover deze schoolsoort of leerweg van toepassing is op de aanvraag;
4° de inhoud van het onderwijs, bedoeld in artikel 2.2; en
5° de scheiding tussen de functies van bestuur en het toezicht daarop, bedoeld in artikel 3.1 en, indien toepassing wordt gegeven aan artikel 7.5, een beschrijving van de over te dragen taken;
c. een document waaruit blijkt dat het openbaar lichaam van het eiland van de beoogde plaats van vestiging en de bevoegd gezagsorganen binnen het voedingsgebied van de school of scholengemeenschap zijn gevraagd om te overleggen over het voornemen tot het doen van een aanvraag om bekostiging; en
d. een verklaring omtrent het gedrag afgegeven volgens de Wet op de justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag BES van de personen die het bestuur en het intern toezicht vormen en die op het tijdstip van het doen van de aanvraag niet ouder is dan zes maanden.
3. De aanvraag bevat tevens:
a. een beschrijving van het beleid met betrekking tot de bewaking en verbetering van de kwaliteit van het onderwijs;
b. een beschrijving van de beoogde samenstelling van de formatie van de school of scholengemeenschap;
c. een beschrijving van de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de voorschriften die worden gesteld aan de bekwaamheid van voorschriften die worden gesteld aan de bekwaamheid van de leraren, onderwijsondersteunende functionarissen, de rector, directeur, conrector of adjunct-directeur;
d. een beschrijving van de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de zorg voor de sociale, psychische en fysieke veiligheid van leerlingen op school of scholengemeenschap;
e. een meerjarenbegroting over de eerste drie schooljaren die gebaseerd is op de bekostiging die de school of scholengemeenschap zal ontvangen gegeven het aantal te verwachten leerlingen in die periode;
f. de verwachtingen met betrekking tot de huisvesting;
g. informatie over de hoogte van en het beleid ten aanzien van de vrijwillige geldelijke bijdrage die van de ouders zal worden gevraagd en het jaarlijks verwachte totaalbedrag van die bijdragen; en
h. een beschrijving van de wijze waarop uitvoering zal worden gegeven aan de medezeggenschap, bedoeld in artikel 11.36.
4. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld aan de wijze waarop de aanvraag plaatsvindt en kan een model voor de aanvraag worden vastgesteld.
Artikel 11.45b. Belangstellingsmeting
1. De belangstellingsmeting wordt uitgevoerd aan de hand van hetzij:
a. ouderverklaringen; dan wel
b. in bij ministeriële regeling te bepalen gevallen, een marktonderzoek.
2. De belangstellingsmeting:
a. geeft inzicht in het te verwachten aantal leerlingen op 1 januari van het elfde jaar na de indiening van de aanvraag, bedoeld in artikel 11.45, eerste lid; en
b. vindt plaats binnen het voedingsgebied dat het eiland omvat van de beoogde plaats van vestiging van de school, scholengemeenschap of nevenvestiging.
3. Het te verwachten aantal leerlingen, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, wordt berekend overeenkomstig de formule q = (y/x *100%) * w * z, waarbij:
a. voor de ouderverklaring geldt:
y = aantal leerlingen in de leeftijd van 10 tot en met 12 jaar van wie in de ouderverklaring is aangegeven belangstelling te hebben voor de beoogde school, scholengemeenschap of nevenvestiging in de aanvraag;
x = totaal aantal leerlingen in de leeftijd van 10 tot en met 12 jaar op 1 januari van het jaar waarin de aanvraag wordt gedaan in het voedingsgebied, bedoeld in het tweede lid onder b;
w = het gemiddelde van het aantal leerlingen in de leeftijd van 12 en 13 jaar in het voedingsgebied, bedoeld in het tweede lid onder b, op 1 januari van het elfde jaar na de indiening van de aanvraag, gebaseerd op gegevens onder meer verstrekt door het Centraal Bureau voor de Statistiek, vermenigvuldigd met een bij ministeriële regeling te bepalen aantal verblijfsjaren, die de landelijke verhouding tussen het totaal aantal leerlingen en het aantal leerlingen in leerjaar 1 weergeeft van de schoolsoort, schoolsoorten of nevenvestiging waarop de aanvraag betrekking heeft;
z = een bij ministeriële regeling te bepalen correctiefactor.
b. voor het marktonderzoek geldt:
y = aantal leerlingen in de leeftijd van 10 tot en met 12 jaar van wie in het marktonderzoek is aangegeven belangstelling te hebben voor de beoogde school, scholengemeenschap of nevenvestiging in de aanvraag;
x = totaal aantal leerlingen in de leeftijd van 10 tot en met 12 jaar die aan het marktonderzoek heeft deelgenomen;
w = het gemiddelde van het aantal leerlingen in de leeftijd van 12 en 13 jaar in het voedingsgebied, bedoeld in het tweede lid onder b, op 1 januari van het elfde jaar na de indiening van de aanvraag, gebaseerd op gegevens onder meer verstrekt door het Centraal Bureau voor de Statistiek, vermenigvuldigd met een bij ministeriële regeling te bepalen aantal verblijfsjaren, die de landelijke verhouding tussen het totaal aantal leerlingen en het aantal leerlingen in leerjaar 1 weergeeft van de schoolsoort, schoolsoorten of nevenvestiging waarop de aanvraag betrekking heeft;
z = een bij ministeriële regeling te bepalen correctiefactor.
De aanvraag bevat de berekeningen die tot de uitkomsten van de formules, bedoeld onder a, of b, hebben geleid.
4. De ouderverklaring, bedoeld in het eerste lid, heeft betrekking op Ă©Ă©n leerling in de leeftijd van 10 tot en met 12 jaar op 1 november van het kalenderjaar waarin de aanvraag wordt gedaan en wordt ingediend door de ouder van deze leerling.
5. Het marktonderzoek, bedoeld in het eerste lid:
a. heeft betrekking op leerlingen in de leeftijd van 10 tot en met 12 jaar;
b. wordt afgenomen onder de ouders van leerlingen, bedoeld in onderdeel a, op een wetenschappelijk verantwoorde manier door een onafhankelijk onderzoeksbureau dat aantoonbaar werkt volgens een door een brancheorganisatie opgestelde gedragscode met betrekking tot de uitvoering van marktonderzoek;
c. wordt uitgevoerd aan de hand van een aselecte steekproef uit de leerlingen, bedoeld in onderdeel a, die aantoonbaar representatief is voor die leerlingen; en
d. mag niet ouder zijn dan 24 maanden voorafgaand aan de uiterste indieningsdatum van de aanvraag.
6. Indien uit de belangstellingsmeting van meer dan Ă©Ă©n aanvraag blijkt dat de voedingsgebieden, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, elkaar overlappen en daardoor de som van de leerlingen voor wie belangstelling is aangetoond in het overlappende voedingsgebied groter is dan het totaal aantal leerlingen in het overlappende voedingsgebied, worden de aantallen van de leerlingen voor wie belangstelling is aangetoond in het overlappende voedingsgebied naar evenredigheid verminderd tot de som van het totaal leerlingen in het overlappende voedingsgebied voor wie belangstelling is aangetoond gelijk is aan het totaal aantal leerlingen in het overlappende voedingsgebied.
7. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld aan de uitvoering van de belangstellingsmeting over:
a. de wijze waarop de belangstellingsmeting wordt uitgevoerd; en
b. de omvang van het marktonderzoek in relatie tot de minimale verhoudingen tussen de verschillende onderdelen van de formule voor de belangstellingsmeting, bedoeld in het derde lid, onderdeel b.
Artikel 11.45c. Aanvang bekostiging en vervallen aanspraak bekostiging
1. De bekostiging vangt aan op 1 augustus.
2. De aanspraak op bekostiging op grond van de artikelen 11.43 en 11.44 vervalt indien uiterlijk op de eerste schooldag na 1 augustus in het tweede kalenderjaar na het besluit van Onze Minister geen onderwijs aan de nieuwe school, scholengemeenschap, nevenvestiging of in het nieuwe profiel wordt gegeven.
3. In afwijking van het tweede lid en op aanvraag van het bevoegd gezag of het openbaar lichaam van het eiland van vestiging van de school, scholengemeenschap of nevenvestiging kan Onze Minister besluiten in bijzondere gevallen de aanspraak op bekostiging voor een jaar te handhaven.
RR
Artikel 11.50 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid komt te luiden:
2. Een nevenvestiging komt tot stand door:
a. een samenvoeging als bedoeld in artikel 11.47; of
b. door vorming van een nieuwe nevenvestiging als bedoeld in artikel 11.43, vierde lid.
2. Het vierde lid vervalt, onder vernummering van het vijfde lid tot vierde lid.
SS
Aan artikel 11.53 wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. Het tweede lid blijft buiten toepassing, indien de school of scholengemeenschap nog niet wordt bekostigd gedurende het aantal jaren van de cursusduur. In afwijking van het derde lid en de eerste volzin van dit lid eindigt de bekostiging van de school of scholengemeenschap met ingang van het vierde schooljaar indien op deze school in het derde schooljaar van de bekostiging niet ten minste een bij ministeriële regeling te bepalen aantal leerlingen zijn ingeschreven.
TT
In artikel 11.97, eerste lid, onderdeel c, onder 1°, wordt na âgeldige redenâ ingevoegd â, waaronder in ieder geval de redenen, bedoeld in artikel 8.30, vijfde lid, worden verstaan,â.
UU
Artikel 11.99 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt â4.5, 4.6,â en wordt na â11.44,â ingevoegd â11.45, 11.45c,â.
2. In het tweede lid vervalt â4.5, vijfde lid,â en wordt âof 9.3, derde lid,â vervangen door â9.3, derde lid, of 11.45, vierde lid,â.
VV
Hoofdstuk 12 komt te luiden:
HOOFDSTUK 12. INVOERINGS- EN OVERGANGSRECHT
Paragraaf 1. Invoeringsrecht WVO 2020
Artikel 12.1. Omzetting lopende aanvragen toelating tot praktijkonderwijs
Aanvragen voor de toelaatbaarheid tot praktijkonderwijs op grond van artikel 10g, tweede lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs, zoals dat artikel luidde onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip waarop die wet is vervallen, waarop bij inwerkingtreding van deze wet nog niet definitief is beslist, worden aangemerkt als te zijn ingediend op grond van artikel 2.30, tweede lid.
Artikel 12.2. Omzetting lopende aanvragen tot het zijn aangewezen op leerwegondersteunend onderwijs
Aanvragen tot het zijn aangewezen op leerwegondersteunend onderwijs op grond van artikel 10e, vierde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs, zoals dat artikel luidde onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip waarop die wet is vervallen, waarop bij inwerkingtreding van deze wet nog niet definitief is beslist, worden aangemerkt als te zijn ingediend op grond van artikel 2.43, eerste lid.
Artikel 12.3. Omzetting lopende aanvragen tot aanwijzing school met examenbevoegdheid
Aanvragen om te worden aangewezen als school met examenbevoegdheid op grond van artikel 56, derde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs of artikel 112, derde lid, van de Wet voortgezet onderwijs BES, beide zoals luidend onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip waarop die wetten zijn vervallen, waarop bij inwerkingtreding van deze wet nog niet definitief is beslist, worden aangemerkt als te zijn ingediend op grond van artikel 2.67.
Artikel 12.4. Omzetting lopende aanvragen tot aanwijzing vso-school met examenbevoegdheid
Aanvragen om te worden aangewezen als vso-school met examenbevoegdheid op grond van artikel 59a, eerste lid, in samenhang met artikel 56, derde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs, zoals die artikelen luidden onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip waarop die wet is vervallen, waarop bij inwerkingtreding van deze wet nog niet definitief is beslist, worden aangemerkt als te zijn ingediend op grond van artikel 2.71, eerste lid, in samenhang met artikel 2.67.
Artikel 12.5. Handhaving erkenning leerbedrijven
1. Bedrijven en organisaties die op de dag voorafgaande aan het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 2.105, beschikken over een gunstige beoordeling op grond van artikel 10b4, tweede lid, eerste volzin, van de Wet op het voortgezet onderwijs, zoals luidend op eerstbedoelde datum, worden aangemerkt als leerbedrijven met een erkenning als bedoeld in artikel 2.105, derde lid.
2. Bedrijven en organisaties die op de dag voorafgaande aan het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 11.31, beschikken over een gunstige beoordeling op grond van artikel 22, tweede lid, eerste volzin, van de Wet voortgezet onderwijs BES, zoals luidend op eerstbedoelde datum, behouden die gunstige beoordeling op het moment van inwerkingtreding van artikel 11.31.
Artikel 12.6. Omzetting lopende aanwijzingen in geval van wanbeheer
Een aanwijzing wegens wanbeheer, gegeven op grond van artikel 103g van de Wet op het voortgezet onderwijs of artikel 183 van de Wet voortgezet onderwijs BES, beide zoals luidend onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip waarop die wetten zijn vervallen, waarover bij inwerkingtreding van deze wet nog niet definitief is beslist, wordt aangemerkt als te zijn gegeven op grond van artikel 3.38, eerste lid.
Artikel 12.7. Aanspraak op bekostiging
1. In afwijking van artikel 4.1 berust de aanspraak op bekostiging van een school of scholengemeenschap die op de dag voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van dat artikel werd bekostigd op grond van de Wet op het voortgezet onderwijs of de Wet voortgezet onderwijs BES, na de inwerkingtreding van artikel 4.1 op hoofdstuk 4, paragraaf 1, en hoofdstuk 11, paragraaf 4, met dien verstande dat:
a. een school voor vwo als bedoeld in artikel 7 van de Wet op het voortgezet onderwijs of artikel 13 van de Wet voortgezet onderwijs BES wordt aangemerkt als school voor vwo als bedoeld in artikel 2.4;
b. een school voor havo als bedoeld in artikel 8 van de Wet op het voortgezet onderwijs of artikel 14 van de Wet voortgezet onderwijs BES wordt aangemerkt als school voor havo als bedoeld in artikel 2.5;
c. een school voor mavo als bedoeld in artikel 9 van de Wet op het voortgezet onderwijs of artikel 15 van de Wet voortgezet onderwijs BES wordt aangemerkt als school voor mavo als bedoeld in artikel 2.6;
d. een school voor vbo als bedoeld in artikel 10a van de Wet op het voortgezet onderwijs of artikel 17 van de Wet voortgezet onderwijs BES wordt aangemerkt als school voor vbo als bedoeld in artikel 2.7;
e. een school voor praktijkonderwijs als bedoeld in artikel 10f van de Wet op het voortgezet onderwijs of artikel 31 van de Wet voortgezet onderwijs BES wordt aangemerkt als school voor praktijkonderwijs als bedoeld in artikel 2.8.
2. De aanspraak op bekostiging van een inrichting voor voortgezet onderwijs als bedoeld in een algemene maatregel van bestuur, vastgesteld op grond van artikel 117, eerste lid, WVO BES, en van de Saba Comprehensive School, genoemd in artikel 207, onderdeel d, WVO BES berust na de inwerkingtreding van artikel 2.86 op dat artikel.
Artikel 12.8. Voorzieningenplanning
1. Op aanvragen die op grond van titel III, afdeling I, met uitzondering van artikel 75a, of III, van de Wet op het voortgezet onderwijs of titel III, afdeling I, met uitzondering van artikel 127e, of III van de Wet voortgezet onderwijs BES zijn ingediend bij Onze Minister, waarop nog niet definitief is beslist op het tijdstip van inwerkingtreding van hoofdstuk 4, respectievelijk hoofdstuk 11, paragraaf 4, zijn de overeenkomstige regels van dat hoofdstuk, respectievelijk die paragraaf van toepassing.
2. Besluiten van Onze Minister op grond van de Wet op het voortgezet onderwijs of de Wet voortgezet onderwijs BES tot het voor bekostiging in aanmerking brengen van een school, een afdeling voor havo, een profiel van een school voor vbo, een scholengemeenschap, een cursus of leerwegondersteunend onderwijs, worden aangemerkt als te zijn genomen op grond van de overeenkomstige bepalingen van hoofdstuk 4, respectievelijk hoofdstuk 11, paragraaf 4.
Artikel 12.9. Voortzetting dienstverband personeel
1. Het dienstverband tussen het bevoegd gezag van een school als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs of de Wet voortgezet onderwijs BES, en een personeelslid dat op de dag voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 7.2 in dienst is bij dat bevoegd gezag wordt met ingang van die inwerkingtreding voortgezet door het bevoegd gezag van die school, voor zover:
a. het dienstverband gezien de rechten en verplichtingen die gelden op de dag voor de datum van inwerkingtreding van artikel 7.2 op die datum zou zijn gehandhaafd, en
b. het personeelslid op de dag voor die datum werkzaam was binnen een school van dat bevoegd gezag.
2. Bij voortzetting van een dienstverband als bedoeld in het eerste lid met ingang van de datum van inwerkingtreding van artikel 7.2, worden zoveel mogelijk de rechten en verplichtingen in acht genomen die onder de werking van de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet voortgezet onderwijs BES vanaf die datum in dat dienstverband zouden hebben gegolden.
Artikel 12.10. Aanvangsmoment herzieningstermijn bekwaamheidseisen leraren
De termijn van zes jaren, bedoeld in artikel 7.10, vierde lid, vangt aan op het moment waarop voor de laatste maal toepassing is gegeven aan artikel 36, zesde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs, zoals dat luidde onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 7.10.
Artikel 12.11. Invoeringsrecht benoembaarheid leidinggevend personeel en onderwijsondersteunende werkzaamheden
Degene die op het tijdstip van inwerkingtreding van bekwaamheidseisen, vastgesteld op grond van artikel 7.23, vierde lid, of 7.24, tweede lid, aan een school werkzaamheden van onderwijskundig-leidinggevende aard verricht, respectievelijk onderwijsondersteunende werkzaamheden, wordt aangemerkt als op dat tijdstip aan die bekwaamheidseisen te voldoen.
Artikel 12.12. Omzetting lopende aanvragen geschiktheidsonderzoek zij-instroom
Aanvragen tot het uitvoeren van een geschiktheidsonderzoek, op grond van artikel 118l van de Wet op het voortgezet onderwijs of artikel 198 van de Wet voortgezet onderwijs BES, waarop bij inwerkingtreding van deze wet nog niet definitief is beslist, worden aangemerkt als te zijn ingediend op grond van artikel 7.27.
Artikel 12.13. Omzetting geschiktheidsverklaringen
Op de dag voor het tijdstip van inwerkingtreding van dit artikel nog geldige geschiktheidsverklaringen, afgegeven op grond van artikel 118k, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs of artikel 197, eerste lid, van de Wet voortgezet onderwijs BES, gelden vanaf die inwerkingtreding als te zijn afgegeven op grond van artikel 7.28, eerste lid, indien deze verklaringen vanaf dat tijdstip geldig zouden zijn geweest.
Artikel 12.14. Omzetting bevoegdheid geschiktheidsonderzoek zij-instroom
Instellingen voor hoger onderwijs die bij inwerkingtreding van dit artikel bevoegd zijn tot het verrichten van het geschiktheidsonderzoek als bedoeld in artikel 118n van de Wet op het voortgezet onderwijs of artikel 200 van de Wet voortgezet onderwijs BES, zoals die artikelen luidden op de dag voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 7.29, worden aangemerkt als instellingen met een erkenning als bedoeld in artikel 7.29.
Artikel 12.15. Omzetting lopende aanvragen bevoegdheid tot uitvoeren geschiktheidsonderzoek zij-instroom
Aanvragen tot het mogen uitvoeren van geschiktheidsonderzoeken, op grond van artikel 118n van de Wet op het voortgezet onderwijs of artikel 200 van de Wet voortgezet onderwijs BES, waarop op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet nog niet definitief is beslist, worden aangemerkt als te zijn ingediend op grond van artikel 7.29.
Artikel 12.16. Omzetting melding zij-instroom
Een gedane melding onder overlegging van een plan van aanpak als bedoeld in artikel 118p, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs, of artikel 202, eerste lid, van de Wet voortgezet onderwijs BES, zoals die artikelen luidden op de dag voor het tijdstip van inwerkingtreding van dit artikel, geldt als te zijn gedaan op grond van artikel 7.32, eerste lid.
Artikel 12.17. Omzetting lopende aanvragen bevoegdheid tot uitvoeren scholing, begeleiding en bekwaamheidsonderzoek zij-instroom
Aanvragen tot het mogen uitvoeren van scholing, begeleiding en het bekwaamheidsonderzoek bij zij-instroom, op grond van artikel 118p van de Wet op het voortgezet onderwijs of artikel 202 van de Wet voortgezet onderwijs BES, waarop bij inwerkingtreding van deze wet nog niet definitief is beslist, worden aangemerkt als te zijn ingediend op grond van artikel 7.32.
Artikel 12.18. Omzetting lopende experimenten
Algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen op grond van artikel 118t van de Wet op het voortgezet onderwijs of artikel 205a van de Wet voortgezet onderwijs BES, met betrekking tot experimenten waarvan de duur op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 9.1 nog niet is verstreken, berusten met ingang van dat tijdstip op artikel 9.1 of, indien van toepassing, op artikel 9.2.
Artikel 12.19. Sancties
Besluiten van Onze Minister, genomen op grond van artikel 104 van de Wet op het voortgezet onderwijs of artikel 184 van de Wet voortgezet onderwijs BES, berusten met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 10.1 op dat artikel.
Artikel 12.20. Aanvragen, bezwaren en beroepen over periode voor inwerkingtreding WVO 2020
1. Tenzij in dit hoofdstuk anders is bepaald, blijven de Wet op het voortgezet onderwijs en de daarop gebaseerde algemeen verbindende voorschriften zoals deze luidden onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip waarop die wet is vervallen, van toepassing op:
a. aanvragen die op grond van die wet of die voorschriften binnen de daarvoor gestelde termijn zijn ingediend bij Onze Minister en betrekking hebben op de periode voor het tijdstip waarop die wet is vervallen;
b. bezwaarschriften en beroepschriften die binnen de daarvoor geldende termijn zijn ingediend met betrekking tot die wet of die voorschriften en betrekking hebben op de periode voor het tijdstip waarop die wet is vervallen.
2. Tenzij in dit hoofdstuk anders is bepaald, blijven de Wet voortgezet onderwijs BES en de daarop gebaseerde algemeen verbindende voorschriften zoals deze luidden onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip waarop die wet is vervallen, van toepassing op:
a. aanvragen die op grond van die wet of die voorschriften binnen de daarvoor gestelde termijn zijn ingediend bij Onze Minister en betrekking hebben op de periode voor het tijdstip waarop die wet is vervallen;
b. bezwaarschriften en beroepschriften die binnen de daarvoor geldende termijn zijn ingediend met betrekking tot die wet of die voorschriften en betrekking hebben op de periode voor het tijdstip waarop die wet is vervallen.
Paragraaf 2. Overgangsrecht Wet voortgezet onderwijs BES
Artikel 12.21. Begripsbepalingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
openbaar lichaam: openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius of Saba;
school: school als bedoeld in artikel 1.1, of instelling voor voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 2.86.
Artikel 12.22. Reikwijdtebepaling hoofdstuk 12, paragraaf 2
Deze paragraaf is alleen van toepassing in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
Artikel 12.23. Overgangsrecht voorziening in de huisvesting in Caribisch Nederland
1. In afwijking van de artikelen 11.62 tot en met 11.68 en met overeenkomstige toepassing van artikel 11.71 gelden tot en met een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip de voorschriften van het tweede tot en met zevende lid voor de voorziening in de huisvesting van uit âs Rijks kas bekostigde scholen in een openbaar lichaam.
2. Onze Minister en het bestuurscollege van het openbaar lichaam zijn tot en met een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip gezamenlijk verantwoordelijk voor de huisvesting van uit âs Rijks kas bekostigde scholen alsmede voor de financiering daarvan.
3. Onze Minister en het bestuurscollege van het openbaar lichaam sluiten ter invulling van de gezamenlijke verantwoordelijkheid, bedoeld in het tweede lid, namens de Staat der Nederlanden onderscheidenlijk namens het betreffende openbaar lichaam, een of meer convenanten.
4. Overeenkomstig het convenant of de convenanten, bedoeld in het derde lid, stelt Onze Minister voor elk van de openbare lichamen een plan vast, waarin de voornemens op het terrein van de huisvesting, bedoeld in het tweede lid, alsmede de financiering daarvan, op hoofdlijnen worden beschreven.
5. Onze Minister stelt de plannen, bedoeld in het vierde lid, vast in overeenstemming met het bestuurscollege van het openbaar lichaam en na overleg met de betreffende bevoegde gezagsorganen van de scholen.
6. Onze Minister kan een of meer plannen, bedoeld in het vierde lid, in overeenstemming met het bestuurscollege van het betreffende openbaar lichaam, wijzigen.
7. De plannen dan wel een wijziging daarvan, worden aan de betrokken bevoegde gezagsorganen van de scholen en in de Staatscourant bekend gemaakt.
Artikel 12.24. Overgangsgrondslag bekostiging Caribisch Nederland
1. Onverminderd de artikelen 5.7, eerste en tweede lid, 5.10, eerste lid, en 11.56, tweede lid, omvat, tot een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, de bekostiging van een school in een openbaar lichaam voor de personeels- en exploitatiekosten, alsmede voor de kosten van de zorg voor leerlingen met een specifieke onderwijsbehoefte, een door Onze Minister vast te stellen bedrag.
2. Onverminderd de artikelen 5.7, eerste en tweede lid, 5.10, eerste lid, 11.23 en 11.56, tweede lid, omvat de bekostiging van de personeelskosten, de exploitatiekosten en de kosten van de zorg voor leerlingen met een specifieke onderwijsbehoefte voor een school in een openbaar lichaam vanaf het tijdstip, bedoeld in het eerste lid, tot het tijdstip van inwerkingtreding voor dat openbare lichaam van de artikelen 5.4, 5.5, 5.7, derde tot en met zesde lid, en 5.31, eerste lid, het product van het aantal leerlingen en een jaarlijks bij ministeriële regeling vast te stellen bedrag. Het bedrag heeft betrekking op een kalenderjaar. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden voorschriften gegeven over het tijdstip en de wijze waarop de bekostiging van scholen in een openbaar lichaam wordt berekend, alsmede de wijze waarop de bekostiging wordt vastgesteld.
Artikel 12.25. Benoembaarheid bevoegde leraren Caribisch Nederland
Onverminderd artikel 7.3, kunnen in afwijking van artikel 7.9, eerste lid, en artikel 7.11, eerste lid, aan scholen in een openbaar lichaam leraren worden benoemd of tewerkgesteld zonder benoeming, die op 31 juli 2011 bevoegd waren tot het geven van onderwijs op grond van de Landsverordening voortgezet onderwijs.
Artikel 12.26. Benoembaarheid leidinggevend personeel Caribisch Nederland
Onverminderd de artikelen 7.3 en 7.23 kan in afwijking van artikel 7.11, eerste lid, aan een school in een openbaar lichaam tot rector, directeur, conrector of adjunct-directeur worden benoemd of tewerkgesteld zonder benoeming degene die op 31 juli 2011, bevoegd was tot het geven van onderwijs op grond van de Landsverordening voortgezet onderwijs.
Paragraaf 3. Overgangsrecht Wet van 4 juli 1996, houdende wijziging van de Wet op het basisonderwijs, de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs, alsmede de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met de decentralisatie van de huisvestingsvoorzieningen (Stb. 1996, 402)
Artikel 12.27. Vergoeding restantboekwaarde van investeringen gedaan door bevoegd gezag voor 1997, bij einde gebruik gebouw
1. Indien artikel 6.20 toepassing vindt, vergoedt de gemeente, indien gedeelten van de gebouwen uit eigen middelen zijn bekostigd en hiervoor geen vergoeding is genoten, aan het bevoegd gezag van de desbetreffende school de restantboekwaarde van die gedeelten, voor zover het gaat om investeringen die hebben plaatsgevonden voor 1 januari 1997.
2. De restantboekwaarde wordt vastgesteld op basis van de afschrijvingstermijn van een dertigjarige annuĂŻtaire lening. Het bevoegd gezag dient de bekostiging uit eigen middelen aan te tonen door middel van een verklaring van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
3. Deze paragraaf vervalt met ingang van 1 januari 2027.
Paragraaf 4. Overgangsrecht in verband met de Wet van 29 april 2004 tot wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met verbeteringen van uiteenlopende, voornamelijk uitvoeringstechnische aard (Stb. 2004, 216)
Artikel 12.28. Overgangsrecht voorziening verticale scholengemeenschap met vakinstelling
Artikel 6.22 is van overeenkomstige toepassing op de school of scholengemeenschap die samen met een vakinstelling als bedoeld in de WEB als scholengemeenschap in de zin van de artikelen 2.6 en 12.2.3 van die wet is aangemerkt.
Paragraaf 5. Overgangsrecht Wet op de beroepen in het onderwijs
Artikel 12.29. Overgangsrecht bestaande bewijzen van bekwaamheid en bestaande bevoegdheden
Degene die op 1 augustus 2006 in het bezit was van een bewijs van bekwaamheid tot het geven van onderwijs ingevolge de wettelijke voorschriften zoals luidend op 31 juli 2006, wordt aangemerkt als aan de van toepassing zijnde bekwaamheidseisen voor leraren te voldoen.
Artikel 12.30. Overgangsrecht voor het geven van godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs en voor het verrichten van onderwijsondersteunende werkzaamheden daarvoor
1. Degene die op 31 juli 2017 voor het geven van godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs aan een school is benoemd of tewerkgesteld zonder benoeming, alsmede degene die eerder al voor het geven van dat onderwijs benoemd is geweest of tewerkgesteld zonder benoeming, voldoet aan de bekwaamheidseisen voor het geven van dat onderwijs.
2. Degene die binnen een periode van vijf jaren gerekend vanaf 1 augustus 2017 voor de eerste keer wordt benoemd of tewerkgesteld zonder benoeming voor het geven van godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs aan een school, dient binnen een periode van vijf jaren gerekend vanaf het tijdstip van die eerste benoeming of die eerste tewerkstelling zonder benoeming, te voldoen aan de bekwaamheidseisen voor het geven van dat onderwijs om belast te kunnen blijven worden met de desbetreffende werkzaamheden. Bij algemene maatregel van bestuur kan deze periode worden verlengd met een daarbij te bepalen periode indien verlenging noodzakelijk is voor een goede invoering van die bekwaamheidseisen.
3. Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op degene die:
a. onderwijsondersteunende werkzaamheden verricht voor godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs aan een school, vanaf het moment dat voor die werkzaamheden bekwaamheidseisen worden vastgesteld; of
b. is aangewezen, eerder was aangewezen respectievelijk voor de eerste keer wordt aangewezen voor het geven van godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs op openbare scholen.
4. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld ter uitvoering van het eerste tot en met derde lid.
Paragraaf 6. Overgangsrecht Wet van 29 mei 2006 tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs inzake vervanging van de basisvorming door een nieuwe regeling voor de onderbouw (regeling onderbouw VO) (Stb. 2006, 281)
Artikel 12.31. Overgangsbepaling bevoegdheden combinatievakken
Degene die op 1 augustus 2006 op grond van artikel 9b van de Regeling bewijzen van bekwaamheid O.W.V.O., zoals luidend op 31 juli 2006, bevoegd was voor een van de in dat artikel genoemde combinaties van vakken, blijft bevoegd voor de desbetreffende combinatie.
Paragraaf 7. Overgangsrecht Wet van 28 juni 2006 tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet op de beroepen in het onderwijs onder meer in verband met het aanbrengen van enkele verbeteringen in de regels over de bekwaamheid van onderwijspersoneel zoals deze komen te luiden door de Wet op de beroepen in het onderwijs (aanpassing regels bekwaamheidseisen onderwijspersoneel) (Stb. 2006, 329)
Artikel 12.32. Invoering onderhoudsplicht bekwaamheid
Artikel 2.90, onderdeel a, vindt, wat het onderhouden van de bekwaamheid betreft, voor een bepaalde personeelscategorie voor het eerst toepassing met ingang van het tijdstip waarop de bekwaamheidseisen voor die categorie in werking treden.
Paragraaf 8. Overgangsrecht Wet van 11 juli 2008 tot wijziging van onder meer de Wet op het voortgezet onderwijs ter modernisering, vereenvoudiging en beperking van de wettelijke regels over de voorzieningenplanning bij scholen (Stb. 2008, 296)
Artikel 12.33. Overgangsrecht aanvullende personele bekostiging nevenvestigingen met spreidingsnoodzaak
Een bevoegd gezag dat op grond van de Regeling aanvullende personele bekostiging nevenvestigingen met spreidingsnoodzaak VO voor 1 augustus 2008 aanspraak had op aanvullende personele bekostiging op grond van artikel 85a van de Wet op het voortgezet onderwijs, zoals dat luidde op 31 juli 2008, behoudt deze aanspraak zo lang wordt voldaan aan de voorwaarden die op 31 juli 2008 waren opgenomen in die regeling.
Paragraaf 9. Overgangsrecht Wet van 11 oktober 2012 tot wijziging van enkele onderwijswetten in verband met een herziening van de organisatie en financiering van de ondersteuning van leerlingen in het basisonderwijs, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs (Stb. 2012, 533)
Artikel 12.34. Tijdelijke geschillencommissie toelating en verwijdering
1. Er is tot een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip een landelijke commissie voor geschillen waarbij elke school, school als bedoeld in de WPO en school als bedoeld in de WEC is aangesloten.
2. De commissie neemt kennis van geschillen tussen ouders en bevoegd gezag van een school die ontstaan bij de toepassing van:
a. artikel 2.44, eerste, tweede en vierde lid, en
b. artikel 8.9 en artikel 8.15, tweede lid.
3. De commissie brengt op verzoek van de ouders binnen tien weken een oordeel uit aan het bevoegd gezag, rekening houdend met het schoolondersteuningsprofiel en het ondersteuningsplan.
4. Indien een geschil aanhangig is gemaakt bij de commissie en de ouders bezwaar hebben gemaakt tegen de beslissing over de toelating of de verwijdering, neemt het bevoegd gezag de beslissing op bezwaar pas nadat de commissie heeft geoordeeld. De termijn voor het nemen van de beslissing op bezwaar wordt opgeschort met ingang van de dag waarop het geschil aanhangig is gemaakt bij de commissie tot de dag waarop de commissie het oordeel heeft uitgebracht.
5. Bij algemene maatregel van bestuur worden voorschriften gegeven met betrekking tot de commissie, waaronder in elk geval het aantal leden, de wijze van benoeming en ontslag en de deskundigheid van de leden van de commissie.
Paragraaf 10. Overgangsrecht Wet van 23 februari 2013 tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet voortgezet onderwijs BES in verband met het treffen van een overgangsmaatregel ten behoeve van (oud) studenten van de lerarenopleiding omgangskunde (Stb. 2013, 120)
Artikel 12.35. Overgangsrecht Wet op de beroepen in het onderwijs inzake brede benoembaarheid leraren omgangskunde
1. Personen die in het bezit zijn van een getuigschrift, afgegeven krachtens de WHW, waaruit blijkt dat ten aanzien van het vak omgangskunde is voldaan aan de bekwaamheidseisen die zijn vastgesteld krachtens artikel 7.10, eerste lid, zijn tevens bevoegd tot het geven van praktijkonderwijs en tot het geven van onderwijs aan groepen van uitsluitend leerlingen die zijn aangewezen op leerwegondersteunend onderwijs in de vakken Nederlands, Engels, wiskunde, geschiedenis, aardrijkskunde, biologie (incl. kennis der natuur), verzorging, muziek, handvaardigheid (textiele werkvormen) en tekenen.
2. Het eerste lid is uitsluitend van toepassing ten aanzien van personen die:
a. het in het eerste lid bedoelde getuigschrift hebben behaald na 1 augustus 2006;
b. voor 1 september 2012 zijn gestart met de opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad in het vak omgangskunde aan de Fontys Hogeschool Tilburg, de NHL Hogeschool, de Hogeschool Leiden of de Hogeschool Utrecht; en
c. uiterlijk op 31 augustus 2016 met goed gevolg de aanvullende opleiding âLeergang omgangskunde in praktijkonderwijs en leerwegondersteunend onderwijsâ met een omvang van ten minste 420 uren studie hebben afgerond aan een van de in onderdeel b genoemde hogescholen.
Paragraaf 11. Overgangsrecht Wet van 7 mei 2014 tot wijziging van onder meer de Wet op het primair onderwijs, de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet op de expertisecentra in verband met het onderwijs in de Friese taal (Stb. 2014, 185)
Artikel 12.36. Kerndoelen Friese taal en cultuur
Tot het tijdstip waarop voor het eerst kerndoelen Friese taal en cultuur in werking treden die zijn vastgesteld door provinciale staten van FryslĂąn volgens de procedure daarvoor in de artikelen 2.16 en 2.17, zijn in afwijking van artikel 2.16 de kerndoelen Friese taal en cultuur van toepassing zoals opgenomen in onderdeel II van de bijlage behorende bij artikel 1 bij het Besluit kerndoelen onderbouw VO, zoals dat luidde op 31 juli 2014.
Paragraaf 12. Overgangsrecht Wet van 1 april 2015 tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met de integratie van het leerwegondersteunend onderwijs en praktijkonderwijs in het systeem van passend onderwijs (integratie lwoo en pro in passend onderwijs) (Stb. 2015, 149)
Artikel 12.37. Indicatie door regionale verwijzingscommissie
1. Voor leerlingen die voor 1 januari 2016 door een regionale verwijzingscommissie zijn geĂŻndiceerd voor leerwegondersteunend onderwijs of praktijkonderwijs op grond van artikel 10e, respectievelijk 10g, van de Wet op het voortgezet onderwijs, zoals die artikelen luidden op 31 december 2015, blijft die indicatie geldig tot het moment waarop ze het voortgezet onderwijs verlaten.
2. Het eerste lid is niet van toepassing op leerlingen die voor het eerst met ingang van 1 augustus 2016 of later gebruik hebben gemaakt van een door een regionale verwijzingscommissie afgegeven indicatie.
3. Dit artikel vervalt met ingang van 1 augustus 2022.
Artikel 12.38. Bekostiging kosten voor personeel en exploitatie leerwegondersteunend onderwijs
1. Voor scholen die leerwegondersteunend onderwijs aanbieden, zijn de artikelen 5.5, vijfde lid, en 5.7, derde lid, onderdeel d, van overeenkomstige toepassing voor de bekostiging van leerlingen voor wie de regionale verwijzingscommissie heeft bepaald dat zij op dat onderwijs zijn aangewezen op grond van artikel 10e van de Wet op het voortgezet onderwijs, zoals dat luidde op 31 december 2015.
2. Dit artikel vervalt met ingang van 1 augustus 2022.
Paragraaf 13. Overgangsrecht Wet van 10 februari 2016 tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet voortgezet onderwijs BES en enkele aanverwante wetten in verband met het invoeren van profielen in het voorbereidend beroepsonderwijs en het middelbaar algemeen voortgezet onderwijs, alsmede de actualisatie en flexibilisering van het beroepsgerichte deel van de examenprogrammaâs in het voorbereidend beroepsonderwijs (Stb. 2016, 88)
Artikel 12.39. Overgangsrecht invoering profielen vmbo
1. Ten aanzien van leerlingen waarvoor op grond van artikel 118z of 118aa van de Wet op het voortgezet onderwijs, dan wel artikel 214c of 214d van de Wet voortgezet onderwijs BES, zoals die artikelen luidden op 1 augustus 2016 de wijzigingen die de Wet van 10 februari 2016 tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet voortgezet onderwijs BES en enkele aanverwante wetten in verband met het invoeren van profielen in het voorbereidend beroepsonderwijs en het middelbaar algemeen voortgezet onderwijs, alsmede de actualisatie en flexibilisering van het beroepsgerichte deel van de examenprogrammaâs in het voorbereidend beroepsonderwijs (Stb. 2016, 88) heeft aangebracht in de artikelen 10, 10b en 10d, van de Wet op het voortgezet onderwijs, respectievelijk de artikelen 16, 18 en 29 van de Wet voortgezet onderwijs BES niet van toepassing zijn, blijven van toepassing de bij of krachtens de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet voortgezet onderwijs BES gegeven voorschriften zoals die luidden op 31 juli 2016.
2. In het schooljaar 2018â2019 wordt voor de laatste maal gelegenheid gegeven tot het afleggen van het examen vmbo volgens de op 31 juli 2016 geldende bij of krachtens de Wet op het voortgezet onderwijs of de Wet voortgezet onderwijs BES vastgestelde voorschriften.
3. In het studiejaar 2018â2019 wordt voor de laatste maal gelegenheid gegeven tot het afleggen van het examen van een opleiding voortgezet algemeen volwassenenonderwijs als bedoeld in artikel 7.3.1, eerste lid, onderdeel a, van de WEB of artikel 7.3.1, eerste lid, onderdeel a, van de WEB BES, voor zover gericht op het behalen van het diploma mavo, volgens de op 31 juli 2016 geldende bij en krachtens de WEB, respectievelijk de WEB BES vastgestelde voorschriften.
4. In het jaar 2020 wordt voor de laatste maal gelegenheid gegeven tot het afleggen van het staatsexamen vmbo volgens de op 31 juli 2016 geldende bij en krachtens de WVO of de WVO BES vastgestelde voorschriften.
5. Dit artikel vervalt met ingang van 1 augustus 2021.
Artikel 12.40. Overgangsrecht in verband met onderwijsvoorzieningen die op grond van een regionaal plan onderwijsvoorzieningen voor bekostiging in aanmerking zijn gebracht
1. Artikel 4.26, eerste lid, is van overeenkomstige toepassing op een profiel als bedoeld in artikel 118bb, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs, zoals dat luidde op 1 augustus 2016, dat in aanmerking is gebracht voor bekostiging op grond van een in een regionaal plan onderwijsvoorzieningen opgenomen afdeling als bedoeld in artikel 72, derde lid, onderdeel f, van die wet, zoals die bepaling op 31 juli 2016 luidde, indien die afdeling na 1 augustus 2014 voor het eerst voor bekostiging in aanmerking is gebracht.
2. Dit artikel vervalt met ingang van 1 augustus 2023.
Paragraaf 14. Overgangsrecht Wet van 19 augustus 2017 tot wijziging van diverse onderwijswetten in verband met de vereenvoudiging van de vorming van samenwerkingsscholen (Wet samen sterker door vereenvoudiging samenwerkingsschool) (Stb. 2017, 327)
Artikel 12.41. Overgangsrecht informele samenwerkingsscholen
1. Een school voor bijzonder onderwijs die in de periode van 1 juni 2006 tot en met 31 december 2017 is samengevoegd met een school voor openbaar onderwijs of een school voor openbaar onderwijs die in de periode van 1 juni 2006 tot en met 31 december 2017 is samengevoegd met een school voor bijzonder onderwijs kan voor bekostiging in aanmerking worden gebracht als samenwerkingsschool als bedoeld in artikel 3.22.
2. Een verzoek om voor bekostiging in aanmerking te worden gebracht als samenwerkingsschool wordt uiterlijk op 31 juli 2020 ingediend bij Onze Minister.
3. Onze Minister willigt het verzoek in indien ten tijde van de samenvoeging werd voldaan aan artikel 53d, eerste tot en met derde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs, zoals dat luidde op 1 januari 2018.
4. Dit artikel vervalt met ingang van 1Â augustus 2022.
Paragraaf 15. Overgangsrecht Wet van 20 mei 2020 tot wijziging van diverse onderwijswetten door het wijzigen van de systematiek van het in aanmerking brengen voor bekostiging van nieuwe openbare en bijzondere scholen zodat er meer ruimte is voor een nieuw onderwijsaanbod (Wet meer ruimte voor nieuwe scholen) (Stb. 2020, 160)
Artikel 12.42. Overgangsrecht lopende aanvragen
Op aanvragen die voor 1 november 2020 zijn ingediend op grond van de artikelen 67, eerste lid, en 74b, eerste lid, onderdelen b en c, van de Wet op het voortgezet onderwijs, zoals die artikelen luidden op 31 oktober 2020, blijft Titel III van de Wet op het voortgezet onderwijs, zoals die titel luidde op laatstgenoemde datum van toepassing.
Artikel 12.43. Overgangsrecht lopende geschillen in fase bezwaar en beroep
Geschillen die in bezwaar, beroep of hoger beroep aanhangig zijn of binnen de bezwaar- dan wel beroepstermijn dan wel verschoonbaar daarbuiten aanhangig worden gemaakt tegen besluiten van Onze Minister die zijn genomen voor 1 november 2020 op grond van de artikelen 67, vijfde en zevende lid, en 74b, derde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs, zoals luidend op 31 oktober 2020, worden behandeld op grond van de regelingen zoals deze golden op die datum. De eerste volzin is hangende het bezwaar, beroep of hoger beroep van overeenkomstige toepassing op de bevoegdheid tot het intrekken en vervangen van besluiten die tot de aldaar bedoelde geschillen hebben geleid.
Artikel 12.44. Overgangsrecht fusietoets
1. Op aanvragen die voor 1 november 2020 zijn ingediend op grond van artikel 53g van de Wet op het voortgezet onderwijs blijft artikel 53h van de Wet op het voortgezet onderwijs zoals dat artikel luidde op 31 oktober 2020 van toepassing.
2. Geschillen die in bezwaar, beroep of hoger beroep aanhangig zijn of binnen de bezwaar- dan wel beroepstermijn dan wel verschoonbaar daarbuiten aanhangig worden gemaakt tegen besluiten van Onze Minister die zijn genomen voor 1 november 2020 op grond van artikel 53f van de Wet op het voortgezet onderwijs zoals luidend op 31 oktober 2020, worden behandeld op grond van de regelingen zoals deze golden op laatstgenoemde datum. De eerste volzin is hangende het bezwaar, beroep of hoger beroep van overeenkomstige toepassing op de bevoegdheid tot het intrekken en vervangen van besluiten die tot de aldaar bedoelde geschillen hebben geleid.
Paragraaf 16. Overgangsrecht Wet van 1 juli 2020 tot wijziging van onder andere de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met de afschaffing van de rekentoets in het voortgezet onderwijs (afschaffing rekentoets vo) (Stb. 2020, 233)
Artikel 12.45. Overgangsrecht afschaffing rekentoets eindexamens
1. De eindexamens omvatten voor leerlingen die geen eindexamen in het vak wiskunde afleggen een schoolexamen rekenen. Bij de vaststelling van de opgaven van dit schoolexamen worden de referentieniveaus rekenen in acht genomen die voor de desbetreffende schoolsoorten of voor dan wel binnen leerwegen zijn vastgesteld op grond van artikel 2, tweede lid, aanhef en onderdeel c, van de Wet referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden omtrent dit schoolexamen nadere voorschriften vastgesteld.
3. Dit artikel is ook van toepassing op leerlingen die het eindexamen afleggen aan een school die is aangewezen op grond van artikel 2.66.
4. Dit artikel vervalt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Artikel 12.46. Overgangsrecht afschaffing rekentoets staatsexamen
1. Het staatsexamen, bedoeld in artikel 2.72, eerste lid, omvat voor kandidaten die geen staatsexamen in het vak wiskunde afleggen een college-examen rekenen. Bij de vaststelling van de opgaven van dit college-examen worden de referentieniveaus rekenen in acht genomen die voor de desbetreffende schoolsoorten of voor dan wel binnen leerwegen zijn vastgesteld op grond van artikel 2, tweede lid, aanhef en onderdeel c, van de Wet referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden omtrent dit college-examen nadere voorschriften vastgesteld.
3. Dit artikel vervalt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
WW
In artikel 13.1, eerste lid, wordt âdan wel 9.1, tweede lid, of 9.2â vervangen door âartikel 9.1, tweede lid, of artikel 9.2â.
XX
De artikelen 13.2, 13.3 en 13.4 worden vernummerd tot artikelen 13.5, 13.6 en 13.9.
YY
Na artikel 13.1 worden drie artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 13.2. Evaluatie bekostigingsstelsel exploitatiekosten (Stb. 1999, 172)
Onze Minister zendt, gerekend vanaf 1 augustus 2014 telkens na vijf jaar aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van artikel 5.7 in de praktijk.
Artikel 13.3. Evaluatie regels inzake regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten (Stb. 2001, 636)
Onze Minister zendt na overleg met Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Onze Minister van Justitie en Veiligheid, gerekend vanaf 1 januari 2016 telkens na vier jaar, aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de artikelen 8.19 en 8.21 tot en met 8.26 in de praktijk. Uit dit verslag blijkt tevens of het voor die doeltreffendheid wenselijk moet worden geacht, de door de gemeentebesturen behaalde resultaten te betrekken bij de berekening van de hoogte van de uitkering, bedoeld in artikel 8.24, eerste lid.
Artikel 13.4. Evaluatie om niet ter beschikking stellen lesmaterialen (Stb. 2008, 206)
Onze Minister zendt, gerekend vanaf 1 augustus 2016 telkens na vier jaar aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten in de praktijk van de Wet van 29 mei 2008 tot wijziging van diverse onderwijswetten in verband met het door de scholen om niet ter beschikking stellen van lesmateriaal aan de leerlingen in het voortgezet onderwijs (Stb. 2008, 206). Hierin wordt in ieder geval aandacht besteed aan:
a. de ontwikkeling van de kosten van het lesmateriaal in relatie tot de hoogte van het bedrag per leerling;
b. de ontwikkeling van de bijkomende schoolkosten voor de ouders;
c. de beoogde verbetering van de marktwerking op de educatieve boekenmarkt;
d. de keuzevrijheid op scholen tot het voorschrijven van lesmateriaal; en
e. de gevolgen van Europese aanbestedingen in het kader van die wet.
ZZ
Na artikel 13.6 (nieuw) worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 13.7. Evaluatie Wet lerarenregister en registervoorportaal (Stb. 2017, 85)
Onze Minister zendt binnen zes jaar na 1 augustus 2017 aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de artikelen 7.8 en 7.45 tot en met 7.64 in de praktijk.
Artikel 13.8. Evaluatie Wet samen sterker door vereenvoudiging samenwerkingsschool (Stb. 2017, 327)
Onze Minister zendt binnen drie jaar na 1 januari 2018 aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de artikelen 3.22 tot en met 3.26 in de praktijk.
AAA
Na artikel 13.9 (nieuw) worden vier artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 13.10. Evaluatie Wet gelijke kans op doorstroom naar havo en vwo (Stb. 2020, 121)
Onze Minister zendt binnen vijf jaar na 1 augustus 2020 aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van artikel 8.9a in de praktijk.
Artikel 13.11. Evaluatie Wet sterk beroepsonderwijs (Stb. 2020, 157)
Onze Minister zendt binnen vijf jaar na 1 augustus 2020 aan de Staten-Generaal een verslag van de doeltreffendheid en de effecten van de Wet van 20 mei 2020 tot wijziging van onder andere de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Leerplichtwet 1969 in verband met de versterking van het beroepsonderwijs, door het wettelijk mogelijk maken van doorlopende leerroutes vmbo-mbo (sterk beroepsonderwijs) (Stb. 2020, 157) in de praktijk, waarbij in het bijzonder aandacht wordt besteed aan de effecten van die wet op de voorkoming en bestrijding van voortijdig schoolverlaten.
Artikel 13.12. Evaluatie Wet meer ruimte voor nieuwe scholen (Stb. 2020, 160)
Onze Minister zendt na vijf, tien en vijftien jaar na 1 november 2020 aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de Wet van 20 mei 2020 tot wijziging van diverse onderwijswetten door het wijzigen van de systematiek van het in aanmerking brengen voor bekostiging van nieuwe openbare en bijzondere scholen zodat er meer ruimte is voor een nieuw onderwijsaanbod (Wet meer ruimte voor nieuwe scholen) (Stb. 2020, 160) in de praktijk. Daarbij wordt in ieder geval gelet op de effecten op de segregatie.
Artikel 13.13. Evaluatie Wet tot wijziging van diverse onderwijswetten teneinde te verbieden dat leerlingen van ouders die geen vrijwillige geldelijke bijdrage hebben voldaan worden buitengesloten van activiteiten (Stb. 2020, 318)
Onze Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media zendt binnen drie jaar na 1 augustus 2021 aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de artikelen 2.92, eerste lid, onderdeel f, en 8.32 in de praktijk.
HOOFDSTUK II. INTREKKING VAN DIVERSE WETTEN MET MATERIEEL UITGEWERKT OVERGANGSRECHT TEN AANZIEN VAN DE WVO OF WVO BES, EVENALS HET IN DIVERSE ANDERE WETTEN LATEN VERVALLEN VAN BEPALINGEN VAN OVERGANGSRECHT MET BETREKKING TOT DE WVO OF WVO BES OMDAT DIE BEPALINGEN OVERGEHEVELD WORDEN NAAR DE WVO 2020
ARTIKEL II INTREKKING OVERGANGSWET W.V.O.
De Overgangswet W.V.O. wordt ingetrokken.
ARTIKEL III INTREKKING VAN DE WET VAN 9 SEPTEMBER 1970 (STB. 1970, 417)
De Wet van 9 september 1970 tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs en de Lager-onderwijswet 1920 (Stb. 1970, 417) wordt ingetrokken.
ARTIKEL IV INTREKKING VAN DE WET VAN 28 MEI 1975 (STB. 1975, 386)
De Wet van 28 mei 1975 tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs (Stb. 1975, 386) wordt ingetrokken.
ARTIKEL V INTREKKING VAN DE WET VAN 4 APRIL 1979 (STB. 1979, 203)
De Wet van 4 april 1979 tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs (Stb. 1979, 203) wordt ingetrokken.
ARTIKEL VI INTREKKING VAN DE WET INVOERING M.D.G.O.
De Wet invoering m.d.g.o. wordt ingetrokken.
ARTIKEL VII INTREKKING VAN DE WET VAN 14 OKTOBER 1982 (STB. 1982, 589)
De Wet van 14 oktober 1982, houdende wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs, houdende regeling en invoering van de opleidingsscholen voor leraren basisonderwijs (Stb. 1982, 589) wordt ingetrokken.
ARTIKEL VIII INTREKKING VAN DE WET VAN 19 APRIL 1985 (STB. 1985, 256)
De Wet van 19 april 1985 tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet op het basisonderwijs, houdende de verplichting voor het bevoegd gezag om toekomstige leraren als schoolpracticumstudenten tot de school toe te laten (Stb. 1985, 256) wordt ingetrokken.
ARTIKEL IX INTREKKING VAN DE WET VAN 7 NOVEMBER 1985 (STB. 1985, 612)
De Wet van 7 november 1985, houdende wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs, regelende de mogelijkheid om afdelingen voor hoger algemeen voortgezet onderwijs te verbinden aan scholen voor middelbaar beroepsonderwijs (Stb. 1985, 612) wordt ingetrokken.
ARTIKEL X INTREKKING VAN DE WET VAN 18 APRIL 1991 (STB. 1991, 226)
De Wet van 18 april 1991, houdende wijziging van onder meer de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met de overdracht van het bestuur van rijksscholen (Stb. 1991, 226) wordt ingetrokken.
ARTIKEL XI INTREKKING VAN DE WET VAN 27 FEBRUARI 1992 (STB. 1992, 112)
De Wet van 27 februari 1992, houdende wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met de herziening van het bekostigingsstelsel voor scholen voor v.w.o., a.v.o., l.b.o. en m.b.o. (regeling herziening bekostigingsstelsel voortgezet onderwijs) (Stb. 1992, 112) wordt ingetrokken.
ARTIKEL XII INTREKKING VAN DE WET VAN 27 MEI 1992 (STB. 1992, 270)
De Wet van 27 mei 1992, houdende wijziging van onder meer de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet op het basisonderwijs in verband met de invoering van basisvorming in het voortgezet onderwijs, de invoering van kerndoelen in het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs en de invoering van het voorbereidend beroepsonderwijs (Stb. 1992, 270) wordt ingetrokken.
ARTIKEL XIII INTREKKING VAN DE WET VAN 29 JANUARI 1993 (STB. 1993, 74)
De Wet van 29 januari 1993, tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs en van de Wet medezeggenschap onderwijs (leerlingenstatuut) (Stb. 1993, 74) wordt ingetrokken.
ARTIKEL XIV INTREKKING VAN DE WET VAN 9 JULI 1994 (STB. 1994, 454)
De Wet van 9 juni 1994, houdende wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met onder meer verruiming van de mogelijkheid van nevenvestigingen (Stb. 1994, 454) wordt ingetrokken.
ARTIKEL XV INTREKKING VAN DE WET VAN 31 MEI 1995 (STB. 1995, 318)
De Wet van 31 mei 1995, houdende wijziging van onder meer de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met de invoering van lump-sum-bekostiging voor de personeels- en exploitatiekosten van scholen voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, algemeen voortgezet onderwijs en voorbereidend beroepsonderwijs, alsmede in verband met decentralisatie van de rechtspositieregeling bij die scholen, behoudens een aantal op centraal niveau vast te stellen onderwerpen (regeling lump sum en decentralisatie rechtspositieregeling v.w.o.-a.v.o.-v.b.o.) (Stb. 1995, 318) wordt ingetrokken.
ARTIKEL XVI INTREKKING VAN DE WET VAN 4 JULI 1996 (STB. 1996, 402)
De Wet van 4 juli 1996, houdende wijziging van de Wet op het basisonderwijs, de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs, alsmede de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met de decentralisatie van de huisvestingsvoorzieningen (Stb. 1996, 402) wordt ingetrokken.
ARTIKEL XVII INTREKKING VAN DE WET VAN 25 MEI 1998 (STB. 1998, 337)
De Wet van 25 mei 1998 tot wijziging van onder meer de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met de invoering van leerwegen in de hogere leerjaren van het middelbaar algemeen voortgezet onderwijs en het voorbereidend beroepsonderwijs, alsmede van leerwegondersteunend en praktijkonderwijs (regeling leerwegen mavo en vbo; invoering leerwegondersteunend en praktijkonderwijs) (Stb. 1998, 337) wordt ingetrokken.
ARTIKEL XVIII INTREKKING VAN DE WET VAN 3 APRIL 1999 (STB. 1999, 172)
De Wet van 3 april 1999 tot wijziging van onder meer de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met vervanging van de tijdelijke regeling van de vergoeding voor de exploitatiekosten door een in die wet zelf neergelegde regeling (regeling nieuw bekostigingsstelsel exploitatiekosten voortgezet onderwijs) (Stb. 1999, 172) wordt ingetrokken.
ARTIKEL XIX INTREKKING VAN DE WET VAN 13 DECEMBER 2000 (STB. 2000, 637)
De Wet van 13 december 2000 tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs onder meer in verband met de stichtings- en opheffingsnormen van afdelingen en scholen voor voorbereidend beroepsonderwijs en wijziging van de Wet tegemoetkoming studiekosten in verband met kinderen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden en moeilijk lerende kinderen (Stb. 2000, 637) wordt ingetrokken.
ARTIKEL XX WIJZIGING VAN DE WET VAN 6 DECEMBER 2001 (STB. 2001, 636)
De Wet van 6 december 2001 tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Wet op de expertisecentra in verband met de invoering van de verplichting voor het bevoegd gezag tot het melden van voortijdige schoolverlaters die niet meer leerplichtig zijn, alsmede van de verantwoordelijkheid van de gemeente voor het bestrijden van voortijdig schoolverlaten (regels inzake regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten) (Stb. 2001, 636) wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel IV vervalt.
B
Artikel V wordt als volgt gewijzigd:
1. In de eerste volzin vervalt âde Wet op het voortgezet onderwijs,â.
2. In de tweede volzin vervalt âartikel 118h, vijfde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs,â.
ARTIKEL XXI WIJZIGING VAN DE WET VAN 6 DECEMBER 2001 (STB. 2001, 681)
De Wet van 6 december 2001 tot wijziging van enkele onderwijswetten in verband met de invoering van persoonsgebonden nummers in het onderwijs (Stb. 2001, 681) wordt als volgt gewijzigd:
A
De artikelen III, XIa, XII tot en met XV en XXVII vervallen.
B
In artikel XXX vervallen het tweede lid alsmede de aanduiding â1.â voor het eerste lid.
ARTIKEL XXII INTREKKING VAN DE WET VAN 30 MEI 2002 (STB. 2002, 288)
De Wet van 30 mei 2002 tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs en een aantal andere wetten in verband met onder meer de invoering van een regeling voor de bekostiging van het leerwegondersteunend onderwijs en het praktijkonderwijs en een regionaal zorgbudget (Stb. 2002, 288) wordt ingetrokken.
ARTIKEL XXIII INTREKKING VAN DE WET VAN 17 DECEMBER 2003 (STB. 2004, 16)
De Wet van 17 december 2003 tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet medezeggenschap onderwijs 1992 in verband met een verruiming van de bestedingsvrijheid voor scholen in het primair en voortgezet onderwijs (Stb. 2004, 16) wordt ingetrokken.
ARTIKEL XXIV INTREKKING VAN DE WET VAN 3 APRIL 2003 (STB. 2003, 187)
De Wet van 3 april 2003 tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Interimwet zij-instroom leraren primair en voortgezet onderwijs, in hoofdzaak in verband met uitzendkrachten in het onderwijs (regeling uitzendkrachten in het onderwijs) (Stb. 2003, 187) wordt ingetrokken.
ARTIKEL XXV INTREKKING VAN DE WET VAN 26 JUNI 2003 (STB. 2003, 292)
De Wet van 26 juni 2003 tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met leer-werktrajecten in de basisberoepsgerichte leerweg van het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (regeling leer-werktrajecten vmbo) (Stb. 2003, 292) wordt ingetrokken.
ARTIKEL XXVI INTREKKING VAN DE WET VAN 18 MAART 2004 (STB. 2004, 139)
De Wet van 18 maart 2004 tot wijziging van onder meer de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met de huisvesting van verticale scholengemeenschappen alsmede wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs teneinde nevenvestigingen aan categoriale scholen mogelijk te maken (Stb. 2004, 139) wordt ingetrokken.
ARTIKEL XXVII INTREKKING VAN DE WET VAN 24 MEI 2004 (STB. 2004, 253)
De Wet van 24 mei 2004 tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs, onder meer in verband met de beëindiging van de bekostiging van het onderwijs in allochtone levende talen (Stb. 2004, 253) wordt ingetrokken.
ARTIKEL XXVIII INTREKKING VAN DE WET VAN 23 DECEMBER 2004 (STB. 2004, 713)
De Wet van 23 december 2004 tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs vanwege overheveling taak en budget voor aanpassingen in onderwijshuisvesting van gemeente naar school, alsmede wijziging van die wet, de Wet op het primair onderwijs en de Wet op de expertisecentra met het oog op het jaarlijks bedrag voor huisvestingskosten van andere dan gemeentelijke of niet door de gemeente in stand gehouden scholen (Stb. 2004, 713) wordt ingetrokken.
ARTIKEL XXIX INTREKKING VAN DE WET VAN 6 JULI 2004 (STB. 2005, 14)
De Wet van 6 juli 2004 tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met onder meer vereenvoudiging van de bekostigingsbepalingen (Stb. 2005, 14) wordt ingetrokken.
ARTIKEL XXX INTREKKING VAN DE WET VAN 12 MEI 2005 (STB. 2005, 288)
De Wet van 12 mei 2005 tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met decentralisatie van de vervangingsuitgaven en van de wachtgelduitgaven (decentralisatie vervangingsuitgaven en wachtgelduitgaven vo) (Stb. 2005, 288) wordt ingetrokken.
ARTIKEL XXXI INTREKKING VAN DE WET VAN 8 SEPTEMBER 2005 (STB. 2005, 512)
De Wet van 8 september 2005, houdende wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet educatie en beroepsonderwijs om meer ruimte te scheppen voor samenwerking tussen in die wetten geregelde onderwijsinstellingen (Stb. 2005, 512) wordt ingetrokken.
ARTIKEL XXXII INTREKKING VAN DE WET VAN 27 APRIL 2006 (STB. 2006, 251)
De Wet van 27 april 2006 tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs ter aanpassing van de profielen in de tweede fase van het vwo en het havo (aanpassing profielen tweede fase vwo en havo) (Stb. 2006, 251) wordt ingetrokken.
ARTIKEL XXXIII INTREKKING VAN DE WET VAN 29 MEI 2006 (STB. 2006, 281)
De Wet van 29 mei 2006 tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs inzake vervanging van de basisvorming door een nieuwe regeling voor de onderbouw (regeling onderbouw VO) (Stb. 2006, 281) wordt ingetrokken.
ARTIKEL XXXIV INTREKKING VAN DE WET VAN 7 JULI 2006 (STB. 2006, 340)
De Wet van 7 juli 2006 tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met wijzigingen in het onderwijsachterstandenbeleid (Stb. 2006, 340) wordt ingetrokken.
ARTIKEL XXXV INTREKKING VAN DE WET VAN 29 MEI 2008 (STB. 2008, 206)
De Wet van 29 mei 2008 tot wijziging van diverse onderwijswetten in verband met het door de scholen om niet ter beschikking stellen van lesmateriaal aan de leerlingen in het voortgezet onderwijs (Stb. 2008, 206) wordt ingetrokken.
ARTIKEL XXXVI INTREKKING VAN DE WET VAN 11 JULI 2008 (STB. 2008, 296)
De Wet van 11 juli 2008 tot wijziging van onder meer de Wet op het voortgezet onderwijs ter modernisering, vereenvoudiging en beperking van de wettelijke regels over de voorzieningenplanning bij scholen (Stb. 2008, 296) wordt ingetrokken.
ARTIKEL XXXVII INTREKKING VAN DE WET VAN 4 FEBRUARI 2010 (STB. 2010, 80)
De Wet van 4 februari 2010 tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet medezeggenschap op scholen en de Leerplichtwet 1969 in verband met de invoering van bekostigingsvoorschriften voor minimumleerresultaten, alsmede een aanvulling van de interventiemogelijkheden in het kader van het overheidstoezicht, en de verbetering van het intern toezicht (Stb. 2010, 80) wordt ingetrokken.
ARTIKEL XXXVIII INTREKKING VAN DE WET VAN 27 JANUARI 2011 (STB. 2011, 95)
De Wet van 27 januari 2011 tot wijziging van diverse onderwijswetten in verband met het invoeren van een fusietoets in het onderwijs (fusietoets in het onderwijs)(Stb. 2011, 95) wordt ingetrokken.
ARTIKEL XXXIX INTREKKING VAN DE WET VAN 6 JULI 2011 (STB. 2011, 371)
De Wet van 6 juli 2011 tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs en de Arbeidstijdenwet in verband met de invoering van een maatschappelijke stage in het voortgezet onderwijs (Stb. 2011, 371) wordt ingetrokken.
ARTIKEL XL INTREKKING VAN DE WET VAN 28 JUNI 2012 (STB. 2012, 339)
De Wet van 28 juni 2012 tot wijziging van onder meer de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met onderwijskwaliteit, onderwijstijd en vakanties (Stb. 2012, 339) wordt ingetrokken.
ARTIKEL XLI WIJZIGING VAN DE WET VAN 11 OKTOBER 2012 (STB. 2012, 533)
De artikelen I, onderdeel SS, onder 2, IX tot en met XII, XV tot en met XXIII en XXV van de Wet van 11 oktober 2012 tot wijziging van enkele onderwijswetten in verband met een herziening van de organisatie en financiering van de ondersteuning van leerlingen in het basisonderwijs, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs (Stb. 2012, 533) vervallen.
ARTIKEL XLII INTREKKING VAN DE WET VAN 11 OKTOBER 2012 (STB. 2012, 545)
De Wet van 11 oktober 2012 tot wijziging van onder meer de Wet op de expertisecentra in verband met de kwaliteit van het speciaal en voortgezet speciaal onderwijs (Stb. 2012, 545) wordt ingetrokken.
ARTIKEL XLIII INTREKKING VAN DE WET VAN 7 FEBRUARI 2013 (STB. 2013, 88)
De Wet van 7 februari 2013 tot wijziging van diverse wetten op het terrein van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap om wetstechnische gebreken te herstellen, om de mogelijkheid tot afwijking van de wet bij lagere regelgeving in bepaalde gevallen te beëindigen, om uitgewerkte overgangsbepalingen te schrappen en het nog geldend overgangsrecht over te brengen naar de Wet op het primair onderwijs en de Wet op de expertisecentra en om de naamgeving van de ministeries aan te passen (Stb. 2013, 88) wordt ingetrokken.
ARTIKEL XLIV WIJZIGING VAN DE WET VAN 7 MEI 2014 (STB. 2014, 185)
In artikel X van de Wet van 7 mei 2014 tot wijziging van onder meer de Wet op het primair onderwijs, de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet op de expertisecentra in verband met het onderwijs in de Friese taal (Stb. 2014, 185) wordt âartikel I, artikel II, artikel III onderscheidenlijk artikel Vâ vervangen door âartikel I, artikel III onderscheidenlijk artikel Vâ en vervalt de zinsnede âen de kerndoelen Friese taal en cultuurâ.
ARTIKEL XLV INTREKKING VAN DE WET VAN 19 JUNI 2014 (STB. 2014, 245)
De Wet van 19 juni 2014 tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet voortgezet onderwijs BES in verband met het vervangen van de verplichte maatschappelijke stage door een facultatief programmaonderdeel, het invoeren van de vakbenaming Latijnse en Griekse taal en cultuur en het schrappen van het verplichte vak algemene natuurwetenschappen uit het gemeenschappelijk deel van de vwo-profielen (Stb. 2014, 245) wordt ingetrokken.
ARTIKEL XLVI WIJZIGING VAN DE WET VAN 16 APRIL 2015 (STB. 2015, 170)
Artikel VII van de Wet van 16 april 2015 tot wijziging van onder meer de Wet educatie en beroepsonderwijs inzake overgang van de wettelijke taken van kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven naar de Samenwerkingsorganisatie beroepsonderwijs bedrijfsleven (Stb. 2015, 170) wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid vervalt.
2. In het derde lid wordt âartikel 7.2.10, eerste lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs of 10b4 van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 7.2.10, eerste lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijsâ en vervalt de zinsnede âonderscheidenlijk artikel 10b4, derde lid, eerste volzin, van de Wet op het voortgezet onderwijsâ.
HOOFDSTUK III. AANPASSING VAN VERWIJZINGEN NAAR DE WVO EN WVO BES IN ANDERE WETTEN
Paragraaf 1. Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
ARTIKEL XLVII WIJZIGING EXPERIMENTENWET ONDERWIJS
In artikel 1 van de Experimentenwet onderwijs, in de begripsomschrijving van het begrip âonderwijswettenâ, wordt âde Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet primair onderwijs BES, de Wet voortgezet onderwijs BESâ vervangen door âde Wet voortgezet onderwijs 2020 of de Wet primair onderwijs BESâ.
ARTIKEL XLVIII WIJZIGING LEERPLICHTWET 1969
De Leerplichtwet 1969 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel b, onder 2, wordt âartikel 56 van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 2.66 van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
2. In onderdeel f wordt âartikel 7 onderscheidenlijk 8 van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 2.5 onderscheidenlijk 2.4 van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
B
Artikel 1a1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, aanhef, wordt âtitel I van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âde artikelen 1.1, 1.4, 7.9, eerste lid, 3.39 tot en met 3.41, 8.28 en 8.29 van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
2. In het eerste lid, onderdeel b, wordt âde artikelen 6a en 23a, eerste volzin van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âde artikelen 2.11 en 2.87, eerste volzin, van de Wet voortgezet onderwijs 2020â, wordt âartikel 17 van genoemde wetâ vervangen door âartikel 2.2 van genoemde wetâ en wordt artikel 11b van genoemde wetâ vervangen door âartikel 2.13 van genoemde wetâ.
C
Artikel 2, vierde en vijfde lid, vervalt.
D
Artikel 3a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt âhet bepaalde in de artikelen 11b, eerste lid, 11c, 11d en 11e van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âhet bepaalde in de artikelen 2.13 tot en met 2.15, 2.18, 2.31, vierde lid, en 2.38, zesde lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
2. In het vijfde lid wordt âde artikelen 11a tot en met 11d van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âde artikelen 2.12 tot en met 2.14 en 2.18 van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
E
In artikel 3b, derde lid, wordt âde artikelen 11a tot en met 11d van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âde artikelen 2.12 tot en met 2.14 en 2.18 van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
F
Artikel 4a wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef van artikel 4a, eerste lid, wordt âof een onderwijsprogramma als bedoeld in artikel 10b10, tweede lid, 10b21, tweede lid, 25a, derde lid, onderdeel d, of 58a, derde lid, onderdeel d, van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âeen onderwijsprogramma als bedoeld in artikel 2.107b, tweede lid, of 2.107l, tweede lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020 dan wel een onderwijsprogramma dat is vormgegeven volgens een samenwerkingsovereenkomst als bedoeld in artikel 2.100, eerste lid, of 2.109, derde lid, van die wet verzorgtâ.
2. In het tweede lid wordt âeen getuigschrift of een schooldiploma praktijkonderwijs als bedoeld in artikel 29a van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âeen schooldiploma praktijkonderwijs, als bedoeld in artikel 2.58, derde lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020, of een getuigschrift praktijkonderwijs als bedoeld in artikel 2.59, tweede lid, van die wetâ.
G
In artikel 4c, eerste lid, wordt ârespectievelijk het onderwijsprogramma, bedoeld in artikel 10b10, tweede lid, 10b21, tweede lid, 25a, derde lid, onderdeel d, of 58a, derde lid, onderdeel d, van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door â, het onderwijsprogramma, bedoeld in artikel 2.107b, tweede lid, of 2.107l, tweede lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020 respectievelijk het onderwijsprogramma dat is vormgegeven volgens een samenwerkingsovereenkomst als bedoeld in artikel 2.100, eerste lid, of 2.109, derde lid, van die wetâ.
ARTIKEL XLIX WIJZIGING LEERPLICHTWET BES
De Leerplichtwet BES wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel b, onder 1°, wordt âinrichting voor voortgezet onderwijsâ vervangen door âinstelling voor voortgezet onderwijsâ.
2. Onderdeel b, onder 2°, komt te luiden:
2°. een ingevolge artikel 2.66 van de Wet voortgezet onderwijs 2020 aangewezen bijzondere school voor voortgezet onderwijs, in een openbaar lichaam;.
3. In onderdeel f wordt âartikel 13 onderscheidenlijk artikel 14 van de Wet voortgezet onderwijs BESâ vervangen door âartikel 2.4 onderscheidenlijk artikel 2.5 van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
B
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, aanhef, wordt âtitel I van de Wet voortgezet onderwijs BESâ vervangen door âde artikelen 1.1, 1.2, 1.4, 3.37, 3.38, 7.9, eerste lid, 8.28 en 8.29 van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
2. In het eerste lid, onderdeel b, wordt âde artikelen 8 en 47, eerste volzin, van de Wet voortgezet onderwijs BESâ vervangen door âde artikelen 2.11 en 2.87, eerste volzin, van de Wet voortgezet onderwijs 2020â, wordt âartikel 42 van genoemde wetâ vervangen door âartikel 2.2 van genoemde wetâ en wordt âartikel 34 van genoemde wetâ vervangen door âartikel 2.13 van genoemde wetâ.
C
Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt âhet bepaalde in de artikelen 33, 35 en 36 van de Wet voortgezet onderwijs BESâ vervangen door âhet bepaalde in de artikelen 2.13, 2.14, 2.18, 2.31, vierde lid, en 2.38, zesde lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
2. In het vijfde lid wordt âartikelen 33 tot en met 36 van de Wet voortgezet onderwijs BESâ vervangen door âartikelen 2.12 tot en met 2.14 en 2.18 van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
D
In artikel 9, tweede lid, wordt âartikelen 33 tot en met 36 van de Wet voortgezet onderwijs BESâ vervangen door âartikelen 2.12 tot en met 2.14 en 2.18 van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
E
Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef van het eerste lid, wordt âof een onderwijsprogramma als bedoeld in artikel 27a, tweede lid, 27l, tweede lid, 62, derde lid, onderdeel d, of 114a, derde lid, onderdeel d, van de Wet voortgezet onderwijs BESâ vervangen door âeen onderwijsprogramma als bedoeld in artikel 2.107b, tweede lid, of 2.107l, tweede lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020 dan wel een onderwijsprogramma dat is vormgegeven volgens een samenwerkingsovereenkomst als bedoeld in artikel 2.100, eerste lid, of 2.109, derde lid, van die wetâ.
2. In het tweede lid wordt âeen getuigschrift of een schooldiploma praktijkonderwijs als bedoeld in artikel 73 van de Wet voortgezet onderwijs BESâ vervangen door âeen schooldiploma praktijkonderwijs, als bedoeld in artikel 2.58, derde lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020, of een getuigschrift praktijkonderwijs als bedoeld in artikel 2.59, tweede lid, van die wetâ.
F
In artikel 13, eerste lid, wordt ârespectievelijk het onderwijsprogramma, bedoeld in artikel 27a, tweede lid, 27l, tweede lid, 62, derde lid, onderdeel d, of 114a, derde lid, onderdeel d, van de Wet voortgezet onderwijs BESâ vervangen door â, het onderwijsprogramma, bedoeld in artikel 2.107b, tweede lid, of 2.107l, tweede lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020 respectievelijk het onderwijsprogramma dat is vormgegeven volgens een samenwerkingsovereenkomst als bedoeld in artikel 2.100, eerste lid, of 2.109, derde lid, van die wetâ.
ARTIKEL L WIJZIGING LES- EN CURSUSGELDWET
Artikel 1 van de Les- en cursusgeldwet wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel f, onder 1°, wordt âWet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âWet voortgezet onderwijs 2020â.
2. In onderdeel f, onder 2°, wordt âeen inrichting voor voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 61 van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âeen instelling voor voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 2.86 van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
ARTIKEL LI WIJZIGING WET COLLEGE VOOR TOETSEN EN EXAMENS
De Wet College voor toetsen en examens wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef van het tweede lid wordt âde Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet voortgezet onderwijs BESâ vervangen door âhoofdstuk 2, paragraaf 5, van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
2. In de aanhef van het derde lid wordt âartikel 60 van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âhoofdstuk 2, paragraaf 7, van de Wet voortgezet onderwijs 2020â en vervalt âen de staatsexamens, bedoeld in artikel 116 van de Wet voortgezet onderwijs BES en de daarop berustende bepalingenâ.
3. In de aanhef van het vierde lid wordt âde college-examens van de staatsexamens, bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs en de op het vijfde lid van dat artikel berustende bepalingenâ vervangen door âde college-examens van de staatsexamens, bedoeld in de artikelen 2.75 tot en met 2.77 van de Wet voortgezet onderwijs 2020 en de op artikel 2.77, tweede lid, van die wet berustende bepalingenâ en vervalt âen de college-examens van de staatsexamens, bedoeld in artikel 116, eerste lid, van de Wet voortgezet onderwijs BES en de op het vijfde lid van dat artikel berustende bepalingenâ.
4. In de aanhef van het vijfde lid wordt âartikel 60, tweede lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs en de op het vijfde lid van dat artikel berustende bepalingenâ vervangen door âartikel 2.72, derde lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020 en de op dat lid berustende bepalingenâ en vervalt âde staatsexamens, bedoeld in artikel 116, tweede lid, van de Wet voortgezet onderwijs BES en de op het vijfde lid van dat artikel berustende bepalingenâ.
B
In artikel 8, tweede lid, onder b, wordt âartikel 60 van de WVOâ vervangen door âhoofdstuk 2, paragraaf 7, van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
ARTIKEL LII WIJZIGING WET EDUCATIE EN BEROEPSONDERWIJS
De Wet educatie en beroepsonderwijs wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1.2.1, eerste lid, wordt âde artikelen 7 tot en met 9 van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âde artikelen 2.4 tot en met 2.6 van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
B
In artikel 1.3.3, eerste lid, wordt âartikel 10b, derde lid, onderdeel i, van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 2.26, tweede lid, onderdeel i, van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
C
Artikel 1.4.2 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt âartikel 10b21 van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 2.107l van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
2. In het tweede en derde lid wordt âartikel 56 van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 2.66 van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
3. In het derde lid wordt âartikel 10b11, tweede lid, onderdeel e, van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 2.107b, tweede lid, onderdeel e, van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
D
Artikel 1.4a.2 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, wordt âartikel 58a van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 2.109 van de Wet voortgezet onderwijs 2020â en wordt âartikel 56 van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 2.66 van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
2. In het tweede lid wordt âartikel 56 van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 2.66 van de Wet voortgezet onderwijs 2020â, wordt âartikel 58a, eerste en tweede lid, van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 2.109, eerste en tweede lid, van die wetâ en wordt âartikel 58a, derde lid, aanhef en onder a tot en met d, van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 2.109, vierde lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
E
In artikel 2.1.3, tweede lid, onderdeel b, onder 2°, wordt âartikel 10b, derde lid, onderdeel i, van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 2.26, tweede lid, onderdeel i, van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
F
In artikel 2.1.8, onderdeel c, wordt âWet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âWet voortgezet onderwijs 2020â.
G
In artikel 2.2.1, derde lid, onderdeel l, wordt âartikel 6e van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 2.110 van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
H
Artikel 2.2.5 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift wordt âWet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âWet voortgezet onderwijs 2020â.
2. In de tekst wordt âDe artikelen 85c, 85c1, 89b en 89b1 van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âDe artikelen 5.14, 5.16, 5.19 en 5.21 van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
I
In artikel 2.2a.2, tweede lid, onderdelen b en c, wordt âde artikelen 7 tot en met 9 van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âde artikelen 2.4 tot en met 2.6 van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
J
Artikel 2.6, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a wordt âWet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âWet voortgezet onderwijs 2020â.
2. In onderdeel b wordt âeen school voor middelbaar algemeen voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 9 van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âeen school voor mavo als bedoeld in artikel 2.6 van de Wet voortgezet onderwijs 2020â en wordt âartikel 10f van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 2.8 van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
K
Artikel 2.6aa wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt âin gevallen als geregeld in en met inachtneming van artikel 25a van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âin gevallen als geregeld in artikel 2.99 van de Wet voortgezet onderwijs 2020 en met inachtneming van de artikelen 2.100, 2.101 en 2.108 van die wetâ.
2. In het tweede lid wordt âartikel 99, achtste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 5.39, zevende lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
3. In het derde lid wordt âartikel 25a, eerste en tweede lid, van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 2.99 van de Wet voortgezet onderwijs 2020â en wordt âop overeenkomstige wijze de onderwerpen van het derde lid, aanhef en onder a tot en met e, van dat artikelâ vervangen door âvoor zover van toepassing op overeenkomstige wijze de onderwerpen, bedoeld in artikel 2.100, tweede lid, van die wetâ.
L
In artikel 7.1.2, derde lid, wordt âde artikelen 7 tot en met 9 van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âde artikelen 2.4 tot en met 2.6 van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
M
In artikel 7.3.1, eerste lid, onderdeel a, wordt âde artikelen 7 tot en met 9 van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âde artikelen 2.4 tot en met 2.6 van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
N
In artikel 7.4.6a, tweede lid, onderdeel c, wordt âdan wel een diploma voorbereidend wetenschappelijk onderwijs of hoger algemeen voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 7 onderscheidenlijk artikel 8 van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âdan wel een diploma vwo of havo als bedoeld in artikel 2.58, tweede lid, onderdeel a, of 2.80, tweede lid, onderdeel a, van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
O
Aan artikel 7.4.11 wordt een lid toegevoegd, luidende:
7. Hoofdstuk 2, paragraaf 5, van de Wet voortgezet onderwijs 2020 is, met uitzondering van de artikelen 2.59, 2.62 en 2.63, van overeenkomstige toepassing op de examens van opleidingen voortgezet algemeen volwassenenonderwijs, met dien verstande dat daarbij onder âbevoegd gezagâ wordt verstaan hetgeen daaronder in deze wet wordt verstaan en dat het eindexamen of deeleindexamen wordt afgenomen door de examencommissie, bedoeld in artikel 7.4.5.
P
In artikel 8.0.2, eerste lid, wordt âeen diploma van onderwijs als bedoeld in artikel 9 van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âeen diploma van onderwijs als bedoeld in artikel 2.6 van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
Q
In artikel 8.0.3, vierde lid, wordt âeen diploma als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen b tot en met e, dan wel een diploma voorbereidend wetenschappelijk onderwijs of hoger algemeen voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 7 respectievelijk 8 van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âeen diploma van een opleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen b tot en met e, dan wel een diploma vwo of havo als bedoeld in artikel 2.58, tweede lid, onderdeel a, of artikel 2.80, tweede lid, onderdeel a, van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
R
In artikel 8.1.8, eerste lid, onderdeel b, wordt âin artikel 7 onderscheidenlijk artikel 8 van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âin artikel 2.4 onderscheidenlijk artikel 2.5 van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
S
In artikel 8.2.2, tweede lid, wordt âde artikelen 10, 10b en 10d van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âde artikelen 2.25, 2.26 en 2.27 van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
T
In artikel 8.2.2a, eerste lid, wordt âhet voortgezet onderwijs, bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs, of scholen en instellingen als bedoeld in de Wet op de expertisecentraâ vervangen door âhet voortgezet onderwijs, bedoeld in de Wet voortgezet onderwijs 2020, of het voortgezet speciaal onderwijs, bedoeld in de Wet op de expertisecentraâ.
U
Artikel 8.3.1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel b, wordt âWet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âWet voortgezet onderwijs 2020â.
2. In het tweede lid wordt âartikel 10f van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 2.8 van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
V
In artikel 8.3.2, tweede lid, wordt âWet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âWet voortgezet onderwijs 2020â.
W
Artikel 8.4.1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt âartikel 10b1 van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 2.103 van de Wet voortgezet onderwijs 2020â en wordt âeen school voor voortgezet onderwijs als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âeen school voor voortgezet onderwijs als bedoeld in de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
2. In het tweede lid wordt âartikel 10b7 van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 2.104 van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
X
Artikel 8.4.2 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt âartikel 10b8 van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 2.102, eerste lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020â en wordt âeen school voor voortgezet onderwijs als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âeen school voor voortgezet onderwijs als bedoeld in de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
2. In het tweede lid wordt âartikel 10b9 van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âhet gestelde bij of krachtens artikel 2.102, vijfde lid en zevende lid, aanhef en onderdeel b, van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
Y
Artikel 8.4.3 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt âartikel 10b21 van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 2.107l van de Wet voortgezet onderwijs 2020â en wordt âartikel 10a van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 2.7 van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
2. In het tweede lid wordt âartikel 10b21 in samenhang met artikel 10b11 van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 2.107l in samenhang met artikel 2.107b van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
Z
Artikel 8.5.1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt âartikel 59a, tweede lid, van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 2.71, tweede lid, aanhef en onderdeel b, van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
2. In het tweede lid wordt âartikel 10b7 van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 2.104 van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
AA
Artikel 8.5.2 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt âartikel 59a, tweede lid, van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 2.71, tweede lid, aanhef en onderdeel b, van de Wet voortgezet onderwijs 2020.
2. In het tweede lid wordt âartikel 10b9, eerste en tweede lid, van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âhet gestelde bij of krachtens artikel 2.102, vijfde lid en zevende lid, aanhef en onderdeel b, van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
BB
Artikel 8.5.3 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, wordt âartikel 59a van de Wet op het voortgezet onderwijs, in samenhang met artikel 10b21, tweede lid, van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 2.71 van de Wet voortgezet onderwijs 2020, in samenhang met artikel 2.107l, tweede lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
2. In het tweede lid wordt âartikel 10b11 van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 2.107b van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
CC
Artikel 8.5.4 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, wordt âartikel 59a van de Wet op het voortgezet onderwijs, in samenhang met artikel 10b10, tweede lid, van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 2.71 van de Wet voortgezet onderwijs 2020, in samenhang met artikel 2.107a, tweede lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
2. In het tweede lid wordt âartikel 10b11 van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 2.107b van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
DD
Artikel 8.5a.1 komt te luiden:
Artikel 8.5a.1. Begripsbepaling
In deze titel wordt verstaan onder school: school voor mavo als bedoeld in artikel 2.6 van de Wet voortgezet onderwijs 2020 of school voor vbo als bedoeld in artikel 2.7 van die wet.
EE
In artikel 8.5a.2, tweede lid, wordt âeen diploma voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs als bedoeld in artikel 29, derde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âeen diploma vmbo als bedoeld in artikel 2.58, tweede lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
FF
In artikel 8.5a.3, tweede en derde lid, wordt âartikel 10b11, tweede lid, van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 2.107b, tweede lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
GG
In artikel 8.5a.10, eerste lid, wordt âde artikelen 9 en 10a van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âde artikelen 2.6, derde lid, en 2.7, derde lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
HH
Artikel 8.5a.11 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, wordt artikel 6g, derde en vierde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 2.38, derde en vierde lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
2. In het derde lid wordt âartikel 6g van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 2.38 van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
II
Artikel 8.5a.12 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, wordt âartikel 6g, derde en vierde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 2.38, derde en vierde lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
2. In het derde lid wordt âartikel 6g van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 2.38 van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
JJ
In artikel 8.5a.13 wordt âartikel 33, lid 5a en 5b, van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 7.13a van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
KK
In artikel 8a.1.3, derde lid, wordt âeen school voor voortgezet onderwijs als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âeen school voor voortgezet onderwijs als bedoeld in de Wet voortgezet onderwijs 2020â, wordt âeen school voor middelbaar algemeen voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 9 van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âeen school voor mavo als bedoeld in artikel 2.6 van de Wet voortgezet onderwijs 2020â en wordt âdie school voor middelbaar algemeen voortgezet onderwijsâ vervangen door âdie school voor mavoâ.
LL
In artikel 11.1, vierde lid, wordt âWet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âWet voortgezet onderwijs 2020â.
MM
In artikel 11a.1, zevende lid, wordt âWet op het voortgezet onderwijsâ telkens vervangen door âWet voortgezet onderwijs 2020â en wordt âvan titel II, afdeling I, hoofdstuk I en van titel III, afdeling II, van die wetâ vervangen door âvan de Wet voortgezet onderwijs 2020, met uitzondering van hoofdstuk 3, paragrafen 7 en 10, en de hoofdstukken 4, 6 en 9 van die wetâ.
NN
In artikel 12.2.3 wordt âartikel 76v.1 van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 6.22 van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
OO
Artikel 12.2.5 vervalt.
ARTIKEL LIII WIJZIGING WET EDUCATIE BEROEPSONDERWIJS BES
De Wet educatie en beroepsonderwijs BES wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1.4.3 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt âartikel 27l van de Wet voortgezet onderwijs BESâ vervangen door âartikel 2.107l van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
2. In het tweede en derde lid wordt âartikel 112 van de Wet voortgezet onderwijs BESâ vervangen door âartikel 2.66 van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
3. In het derde lid wordt âartikel 27b, tweede lid, onderdeel e, van de Wet voortgezet onderwijs BESâ vervangen door âartikel 2.107b, tweede lid, onderdeel e, van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
B
In artikel 2.1.1, tweede lid, onderdeel f, wordt âWet voortgezet onderwijs BESâ vervangen door âWet voortgezet onderwijs 2020â.
C
In artikel 2.2.2, zesde lid, wordt âbedoeld in tweede lidâ vervangen door âbedoeld in het tweede lidâ en wordt âartikel 123 van de Wet voortgezet onderwijs BESâ vervangen door âartikel 1.1 van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
D
In artikel 2.2.6 wordt âde artikelen 129 tot en met 147 van de Wet voortgezet onderwijs BESâ vervangen door âhoofdstuk 11, paragraaf 6, van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
E
In artikel 2.3.4, achtste lid, wordt âartikel 27l van de Wet voortgezet onderwijs BESâ vervangen door âartikel 2.107l van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
F
Artikel 3.4 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het vierde lid, onderdeel b, wordt âWet voortgezet onderwijs BESâ vervangen door âWet voortgezet onderwijs 2020â.
2. In het zesde lid wordt âArtikel 52 van de Wet voortgezet onderwijs BES isâ vervangen door âDe artikelen 3.35 en 3.36 van de Wet voortgezet onderwijs 2020 zijnâ.
G
Artikel 5.1, derde lid, komt te luiden:
3. Indien een beroepsopleiding wordt verzorgd aan een scholengemeenschap als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet voortgezet onderwijs 2020, zijn de artikelen 11.33 tot en met 11.35 van die wet van toepassing.
H
In artikel 7.3.1, eerste lid, onderdeel a, wordt âde artikelen 13 tot en met 15 van de Wet voortgezet onderwijs BESâ vervangen door âde artikelen 2.4 tot en met 2.6 van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
I
In artikel 7.4.8a, tweede lid, onderdeel c, wordt âdan wel een diploma voorbereidend wetenschappelijk onderwijs of hoger algemeen voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 13 onderscheidenlijk artikel 14 van de Wet voortgezet onderwijs BESâ vervangen door âdan wel een diploma vwo of havo als bedoeld in artikel 2.58, tweede lid, onderdeel a, of 2.80, tweede lid, onderdeel a, van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
J
Aan artikel 7.4.13 wordt een lid toegevoegd, luidende:
7. Hoofdstuk 2, paragraaf 5, van de Wet voortgezet onderwijs 2020, met uitzondering van de artikelen 2.59, 2.62 en 2.63, is van overeenkomstige toepassing op de examens van opleidingen voortgezet algemeen volwassenenonderwijs, met dien verstande dat daarbij onder âbevoegd gezagâ wordt verstaan hetgeen daaronder in deze wet wordt verstaan en dat het eindexamen of deeleindexamen wordt afgenomen door de examencommissie, bedoeld in artikel 7.4.7.
K
Artikel 8.1.2 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt âin gevallen als geregeld in en met inachtneming van artikel 62 van de Wet voortgezet onderwijs BESâ vervangen door âin gevallen als geregeld in artikel 2.99 van de Wet voortgezet onderwijs 2020 en met inachtneming van de artikelen 2.100, 2.101 en 2.108 van die wetâ.
2. In het tweede lid wordt âartikel 172, zevende lid, van de Wet voortgezet onderwijs BESâ vervangen door âartikel 5.39, zevende lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
3. In het derde lid wordt âartikel 62, eerste en tweede lid, van de Wet voortgezet onderwijs BESâ vervangen door âartikel 2.99 van de Wet voortgezet onderwijs 2020â en wordt âop overeenkomstige wijze de onderwerpen van het derde lid, aanhef en onder a tot en met e, van dat artikelâ vervangen door âvoor zover van toepassing op overeenkomstige wijze de onderwerpen, bedoeld in artikel 2.100, tweede lid, van die wetâ.
L
Artikel 8.1.2a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt âartikel 114a van de Wet voortgezet onderwijs BESâ vervangen door âartikel 2.109 van de Wet voortgezet onderwijs 2020â en wordt âartikel 112 van de Wet voorgezet onderwijs BESâ vervangen door âartikel 2.66 van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
2. In het tweede lid wordt âartikel 112 van de Wet voortgezet onderwijs BESâ vervangen door âartikel 2.66 van de Wet voortgezet onderwijs 2020â, wordt âartikel 114a, eerste en tweede lid, van de Wet voortgezet onderwijs BESâ vervangen door âartikel 2.109, eerste en tweede lid, van die wetâ en wordt âartikel 114a, derde lid, aanhef en onder a tot en met d, van de Wet voortgezet onderwijs BESâ vervangen door âartikel 2.109, vierde lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
M
In artikel 8.1.8, eerste lid, onderdeel b, wordt âartikel 13 onderscheidenlijk 14 van de Wet voortgezet onderwijs BESâ vervangen door âartikel 2.4 onderscheidenlijk artikel 2.5 van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
N
In artikel 8.2.2, tweede lid, wordt âde artikelen 16, 18 en 29 van de Wet voortgezet onderwijs BESâ vervangen door âde artikelen 2.25, 2.26 en 2.27 van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
O
In artikel 8.2.2a, eerste lid, wordt âhet voortgezet onderwijs, bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs BES, of scholen en instellingen als bedoeld in de Wet op de expertisecentra BESâ vervangen door âhet voortgezet onderwijs, bedoeld in de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
P
Artikel 8.4.1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt âartikel 19 van de Wet voortgezet onderwijs BESâ vervangen door âartikel 2.103 van de Wet voortgezet onderwijs 2020â en wordt âeen school voor voortgezet onderwijs als bedoeld in de Wet voortgezet onderwijs BESâ vervangen door âeen school voor voortgezet onderwijs als bedoeld in de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
2. In het tweede lid wordt âartikel 25 van de Wet voortgezet onderwijs BESâ vervangen door âartikel 2.104 van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
Q
Artikel 8.4.2 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt âDe assistentopleiding, bedoeld in artikel 26 van de Wet voortgezet onderwijs BESâ vervangen door âDe entreeopleiding, bedoeld in artikel 2.102, eerste lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020â en wordt âeen school voor voortgezet onderwijs als bedoeld in de Wet voortgezet onderwijs BESâ vervangen door âeen school voor voortgezet onderwijs als bedoeld in de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
2. In het tweede lid wordt âartikel 27 van de Wet voortgezet onderwijs BESâ vervangen door âhet gestelde bij of krachtens artikel 2.102, vijfde lid en zevende lid, aanhef en onderdeel b, van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
R
Artikel 8.4.3 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt âartikel 27l van de Wet voortgezet onderwijs BESâ vervangen door âartikel 2.107l van de Wet voortgezet onderwijs 2020â en wordt âartikel 17 van de Wet voortgezet onderwijs BESâ vervangen door âartikel 2.7 van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
2. In het tweede lid wordt âartikel 27l in samenhang met artikel 27a van de Wet voortgezet onderwijs BESâ vervangen door âartikel 2.107l in samenhang met artikel 2.107b van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
S
Artikel 8.4a.1 komt te luiden:
Artikel 8.4a.1. Begripsbepaling
In deze titel wordt verstaan onder school: school voor mavo als bedoeld in artikel 2.6 van de Wet voortgezet onderwijs 2020 of school voor vbo als bedoeld in artikel 2.7 van die wet.
T
In artikel 8.4a.2, tweede lid, wordt âeen diploma voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs als bedoeld in artikel 72, derde lid, van de Wet voortgezet onderwijs BESâ vervangen door âeen diploma vmbo als bedoeld in artikel 2.58, tweede lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
U
In artikel 8.4a.3, tweede en derde lid, wordt âartikel 27b, tweede lid, van de Wet voortgezet onderwijs BESâ vervangen door âartikel 2.107b, tweede lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
V
In artikel 8.4a.10, eerste lid, wordt âde artikelen 15 en 17 van de Wet voortgezet onderwijs BESâ vervangen door âde artikelen 2.6, derde lid, en 2.7, derde lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
W
Artikel 8.4a.11 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, wordt artikel 12a, derde en vierde lid, van de Wet voortgezet onderwijs BESâ vervangen door âartikel 2.38, derde en vierde lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
2. In het derde lid wordt âartikel 12a van de Wet voortgezet onderwijs BESâ vervangen door âartikel 2.38 van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
X
Artikel 8.4a.12 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, wordt âartikel 12a, derde en vierde lid, van de Wet voortgezet onderwijs BESâ vervangen door âartikel 2.38, derde en vierde lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
2. In het derde lid wordt âartikel 12a van de Wet voortgezet onderwijs BESâ vervangen door âartikel 2.38 van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
Y
In artikel 8.4a.13 wordt âartikel 80, negende en tiende lid, van de Wet voortgezet onderwijs BESâ vervangen door âartikel 7.13a van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
Z
In artikel 10a.1, zevende lid, wordt âWet op het voortgezet onderwijs BESâ telkens vervangen door âWet voortgezet onderwijs 2020â en wordt âvan titel II, afdeling I, hoofdstuk I en van titel III, afdeling III, van die wetâ vervangen door âvan de Wet voortgezet onderwijs 2020, met uitzondering van hoofdstuk 3, paragrafen 7 en 10, de hoofdstukken 4, 6 en 9 en hoofdstuk 11, paragrafen 4 en 6, van die wetâ.
AA
In artikel 11.1b, eerste lid, wordt âde artikelen 136 tot en met 147 van de Wet voortgezet onderwijs BESâ vervangen door âde artikelen 11.69 tot en met 11.80 van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
BB
Artikel 11.6a vervalt.
ARTIKEL LIV WIJZIGING WET MEDEZEGGENSCHAP OP SCHOLEN
De Wet medezeggenschap op scholen wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de onderdelen b, e onder 1, f, h en j, wordt âWet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âWet voortgezet onderwijs 2020â.
2. In onderdeel c en in onderdeel e, onder 2, wordt âartikel 53b van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 3.34 van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
3. In onderdeel d wordt âartikel 1 van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 1.1 van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
B
Na artikel 1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 1a. Toepassingsbereik WMS
Deze wet is niet van toepassing in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
C
In artikel 4, eerste lid, wordt âWet op het voortgezet onderwijsâ telkens vervangen door âWet voortgezet onderwijs 2020â.
D
In artikel 4a, tweede lid, wordt âartikel 17a, tweede lid, van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 2.47, tweede lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
E
Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid, onderdeel c, wordt âartikel 106, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 5.47, derde lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
2. In het tweede lid, onderdeel e, wordt âartikel 24b van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âde artikelen 3.35 en 3.36 van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
3. In het tweede lid, onderdeel i, wordt âartikel 6g, zesde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 2.38, tiende lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
4. In het derde lid wordt âWet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âWet voortgezet onderwijs 2020â.
F
In artikel 10, eerste lid, onderdeel h, wordt âartikel 53f van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 3.31 van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
G
In artikel 11, eerste lid, onderdeel r, wordt âartikel 1 van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 1.1 van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
H
In artikel 13, tweede lid, wordt âartikel 6g, eerste tot en met vijfde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 2.38, eerste tot en met vijfde lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
I
Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt âWet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âWet voortgezet onderwijs 2020â.
2. In het tweede lid, onderdeel d, wordt âartikel 6e, tweede lid, van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 2.110 van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
3. In het derde lid, onderdeel b, wordt âartikel 24g van de Wet op het voortgezet onderwijsâ telkens vervangen door âartikel 2.98 van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
4. In het vierde lid wordt âWet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âWet voortgezet onderwijs 2020â, wordt âartikel 6g, eerste tot en met vijfde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 2.38, eerste tot en met vijfde lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020â en wordt âartikel 24a, eerste lid, onderdeel c, onder 1°, van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 2.92, tweede lid, onderdeel c, van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
J
In artikel 14a, eerste lid, wordt âartikel 17a van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 2.47 van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
K
In artikel 18, eerste lid, onderdeel b, wordt âartikel 40a van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 7.35 van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
L
In artikel 20, tweede en vijfde lid, wordt âWet op het voortgezet onderwijsâ telkens vervangen door âWet voortgezet onderwijs 2020â.
M
In artikel 24, vierde lid, onderdeel a, wordt âartikel 48, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 8.3 van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
N
Artikel 40, eerste lid, vervalt.
ARTIKEL LV WIJZIGING WET OP DE ERKENDE ONDERWIJSINSTELLINGEN
De Wet op de erkende onderwijsinstellingen wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 2 komt te luiden:
Artikel 2. Reikwijdte wet
1. Deze wet is van toepassing op het onderwijs dat niet volledig en rechtstreeks uit âs Rijks kas wordt bekostigd, gericht op het afleggen van een van de volgende examens:
a. een staatsexamen als bedoeld in artikel 2.72 van de Wet voortgezet onderwijs 2020, en
b. een eindexamen als bedoeld in artikel 2.51, tweede lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020.
2. Deze wet is niet van toepassing op het onderwijs, aangewezen op grond van artikel 2.66 of artikel 2.71 van de Wet voortgezet onderwijs 2020, op onderwijs verricht in het kader van contractactiviteiten als bedoeld in artikel 2.9, tweede lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020, en op het onderwijs in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
B
Artikel 7, tweede lid, komt te luiden:
2. Onder onderwijswet bedoeld in het eerste lid wordt verstaan: de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet voortgezet onderwijs 2020 en de Experimentenwet onderwijs.
ARTIKEL LVI WIJZIGING WET OP DE EXPERTISECENTRA
De Wet op de expertisecentra wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1, in de begripsbepaling van het begrip âschool voor voortgezet onderwijsâ wordt âschool voor voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âschool als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
B
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel b, onder 1°, wordt âartikel 36, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 7.10, eerste lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
2. In lid 2a wordt âartikel 36, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 7.10, eerste lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
3. In het achtste lid wordt âartikel 33, eerste lid, onderdeel b, sub 1° en sub 3°, van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 7.11, eerste lid, onderdeel a, en vijfde lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020â en wordt âartikel 33, veertiende lid, artikel 33b, artikel 38 en de artikelen 41a tot en met 41u en 118j tot en met 118s, van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âde artikelen 7.11, vijfde lid, 7.18, 7.20, eerste lid, 7.26 tot en met 7.33 en 7.45 tot en met 7.64, van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
C
In artikel 9, eerste lid, onderdeel b, en tweede lid, wordt âde Wet op het voortgezet onderwijsâ telkens vervangen door âde Wet voortgezet onderwijs 2020â.
D
Artikel 14a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt âartikel 5, onderdelen a tot en met c, van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 2.1, eerste lid, onderdelen a tot en met d, van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
2. In het eerste lid, onderdeel b, wordt âartikel 59a van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 2.79 van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
3. De aanhef van het tweede lid komt te luiden:
2. Op het onderwijs, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, zijn de voorschriften, gegeven bij of krachtens de artikelen 2.12 tot en met 2.27, 2.32, 2.37 tot en met 2.39, 2.88 tot en met 2.91 en 2.102 tot en met 2.107l van de Wet voortgezet onderwijs 2020 van overeenkomstige toepassing. Bij dat onderwijs worden de eindexamenprogrammaâs vastgesteld op grond van artikel 2.54 van de Wet voortgezet onderwijs 2020 in acht genomen, met dien verstande dat:.
4. In het tweede lid, onderdeel a, wordt âWet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âWet voortgezet onderwijs 2020â en wordt âartikel 11b van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 2.13 van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
5. In het tweede lid, onderdeel c, wordt âartikel 10, derde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 2.25, tweede lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
6. In het tweede lid, onderdeel d, wordt âartikel 12, derde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 2.20, vierde lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
7. Het tweede lid, onderdeel e, komt te luiden:
e. provinciale staten van FryslĂąn bij verordening kerndoelen Friese taal en cultuur kunnen vaststellen in afwijking van de kerndoelen Friese taal en cultuur die zijn vastgesteld op grond van artikel 11e van de Wet op het voortgezet onderwijs, zoals dat luidde op 31 juli 2014, met dien verstande dat op die verordening artikel 2.16 van de Wet voortgezet onderwijs 2020 van overeenkomstige toepassing is; en.
8. In het tweede lid, onderdeel f, wordt âde artikelen 6g, eerste tot en met vierde lid, 10b17 en 10b18 van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âde artikelen 2.38, eerste tot en met vierde lid, 2.107h en 2.107i, van de Wet voortgezet onderwijs 2020.
E
In artikel 14f, eerste lid, wordt âartikel 29 van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 2.58 van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
F
Artikel 22 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel c, onder 2°, wordt âartikel 6g, eerste tot en met vijfde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 2.38, eerste tot en met vijfde lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
2. In het eerste lid, onderdeel c, onder 3°, wordt âartikel 6f van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 2.32 van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
3. In het eerste lid, onderdeel g, wordt âartikel 1 van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 1.1 van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
4. In het tweede lid wordt âWet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âWet voortgezet onderwijs 2020â.
5. In het derde lid, onderdeel a, wordt âartikel 5, onderdelen a, b en c, van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 2.1, eerste lid, onderdelen a tot en met d, van de Wet voortgezet onderwijs 2020â
6. In het derde lid, onderdeel a, onder 1°, en in het vijfde lid, onderdeel b, wordt âvoortgezet onderwijs als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âvoortgezet onderwijs als bedoeld in de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
G
In artikel 26, derde lid wordt âartikel 6g1 van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 2.39 van de Wet voortgezet onderwijs 2020â en wordt âop grond van die bepaling van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âop grond van die bepaling van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
H
Artikel 28a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt âartikel 17a, tweede lid, van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 2.47, tweede lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020â, wordt âals bedoeld in artikel 17a, zestiende lidâ vervangen door âals bedoeld in artikel 2.47, achttiende lidâ en wordt âArtikel 17a, vierde lid, en artikel 103h, derde lidâ vervangen door âArtikel 2.47, vijfde lid, en artikel 2.49, derde lidâ.
2. In het derde lid wordt âartikel 17a, vijfde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 2.47, zesde lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
I
In artikel 32, vijfde lid, wordt âartikel 56, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 2.66, eerste lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
J
Artikel 40 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het negende lid en het dertiende lid, onderdelen a, b en c, wordt âeen school als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijsâ telkens vervangen door âeen school als bedoeld in de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
2. In het dertiende lid, onderdeel b, wordt âartikel 17a, tweede lid, van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 2.47, tweede lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
3. In het dertiende lid, onderdeel c, wordt âartikel 17a, zestiende lid, van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 2.47, achttiende lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020.
K
In artikel 40b, tweede lid, onderdeel d, wordt âartikel 1 van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 1.1 van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
L
In de artikelen 41, tweede lid, onderdeel a, 43, eerste lid, 45, eerste lid, 50, eerste lid, 51, eerste lid, 66, eerste lid, onderdeel c, 69, eerste lid, onderdeel a, 143, tweede lid, onderdeel b, en 162b, tweede lid, wordt âWet op het voortgezet onderwijsâ telkens vervangen door âWet voortgezet onderwijs 2020â.
M
In artikel 47a, eerste lid, onderdeel b, wordt âartikel 7 onderscheidenlijk artikel 8 van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 2.4 onderscheidenlijk artikel 2.5 van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
N
Artikel 116a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt âbedoeld in artikel 89a, derde lid, eerste volzin, en vierde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âbedoeld in artikel 5.18, derde lid, eerste volzin, en vierde lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020â en wordt âbedoeld in artikel 89a, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âbedoeld in artikel 5.18, eerste lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
2. In het derde lid wordt âbedoeld in artikel 89a1, vijfde en zesde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âbedoeld in artikel 5.20, vijfde en zesde lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020â en wordt âbedoeld in artikel 89a1, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 5.20, eerste lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
3. In het tweede en derde lid wordt âals bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijsâ telkens vervangen door âals bedoeld in de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
O
Artikel 119 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt âbedoeld in artikel 85b, derde lid, eerste volzin, en vierde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âbedoeld in artikel 5.13, derde lid, eerste volzin, en vierde lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020â en wordt âbedoeld in artikel 85b, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âbedoeld in artikel 5.13, eerste lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
2. In het derde lid wordt âbedoeld in artikel 85b1, zesde en zevende lid, van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âbedoeld in artikel 5.15, zesde en zevende lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020â en wordt âbedoeld in artikel 85b1, eerste lidâ vervangen door âbedoeld in artikel 5.15, eerste lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
3. In het tweede en derde lid wordt âWet op het voortgezet onderwijsâ telkens vervangen door âWet voortgezet onderwijs 2020â.
P
In artikel 143a wordt âartikel 10b11, tweede lid, van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 2.107b, tweede lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020â, wordt âartikel 10b10, tweede lid, van die wetâ vervangen door âartikel 2.107a, tweede lid, van die wetâ en wordt âartikel 10b21, tweede lid, van die wetâ vervangen door âartikel 2.107l, tweede lid, van die wetâ.
Q
Artikel 162a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel b, wordt âWet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âWet voortgezet onderwijs 2020â.
2. In het tweede lid, wordt âartikel 10f van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 2.8 van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
R
Artikel 164a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het vierde en elfde lid wordt âde Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âde Wet voortgezet onderwijs 2020â.
2. In het zevende lid wordt âartikel 10b10 van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 2.107a van de Wet voortgezet onderwijs 2020â en wordt âartikel 10b21 van die wetâ vervangen door âartikel 2.107l van die wetâ.
S
Artikel 171, zevende lid komt te luiden:
7. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op een samenwerkingsverband van een school met een school of instelling als bedoeld in artikel 1, een school als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs, of een school als bedoeld in de Wet voortgezet onderwijs 2020. Bij samenwerking met een school of instelling kan voor die school of instelling respectievelijk worden afgeweken van hoofdstuk I, titel I, artikelen 1 en 2, titel II, afdeling 1 en titel IV, afdeling 4 tot en met 7 en afdeling 8, paragrafen 2, 3, 6 en 7, van de Wet op het primair onderwijs, en van de Wet voortgezet onderwijs 2020, met uitzondering van hoofdstuk 3, paragrafen 7 en 10, en de hoofdstukken 4, 6 en 9 van die wet. Bij de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het tweede lid, wordt geregeld welke bij of krachtens de wet, de Wet op het primair onderwijs, of de Wet voortgezet onderwijs 2020 vastgestelde voorschriften van toepassing of van overeenkomstige toepassing zijn op de samenwerking.
T
Artikel 178a vervalt.
ARTIKEL LVII WIJZIGING WET OP HET HOGER ONDERWIJS EN WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK
De Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1.7a, zesde lid, wordt âeen school als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âeen school als bedoeld in de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
B
In artikel 2.18, eerste lid, wordt â18 en 138a van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door â2.46 van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
C
Artikel 7.6, vierde lid, komt te luiden:
4. Het eerste en derde lid zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van opleidingen die leiden tot een getuigschrift als bedoeld in artikel 7.12 van de Wet voortgezet onderwijs 2020.
D
Artikel 7.24 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Onverminderd het derde lid geldt voor de inschrijving voor een opleiding in het wetenschappelijk onderwijs als opleidingseis het bezit van het diploma vwo, bedoeld in artikel 2.58, tweede lid, onderdeel a, of 2.80, tweede lid, onderdeel a, van de Wet voortgezet onderwijs 2020.
2. In het tweede lid worden de onderdelen a tot en met d vervangen door twee onderdelen, luidende:
a. het diploma vwo, bedoeld in artikel 2.58, tweede lid, onderdeel a, of 2.80, tweede lid, onderdeel a, van de Wet voortgezet onderwijs 2020,
b. het diploma havo, bedoeld in artikel 2.58, tweede lid, onderdeel a, of 2.80, tweede lid, onderdeel a, van de Wet voortgezet onderwijs 2020,.
3. In het tweede lid worden de onderdelen e tot en met h geletterd c tot en met f.
E
Artikel 7.25, eerste lid, komt te luiden:
1. Bij ministeriĂ«le regeling wordt het profiel of worden de profielen, bedoeld in artikel 2.20 van de Wet voortgezet onderwijs 2020 aangewezen waarop de hierna te noemen diplomaâs betrekking moeten hebben om te kunnen worden ingeschreven voor een bepaalde bij die ministeriĂ«le regeling aangewezen opleiding of groep van opleidingen:
a. het diploma vwo, bedoeld in artikel 2.58, tweede lid, onderdeel a, of 2.80, tweede lid, onderdeel a, van de Wet voortgezet onderwijs 2020, of
b. het diploma havo, bedoeld in artikel 2.58, tweede lid, onderdeel a, of 2.80, tweede lid, onderdeel a, van de Wet voortgezet onderwijs 2020.
F
In artikel 7.26, eerste lid, wordt âbedoeld in de wet op het voortgezet onderwijs en in de Wet voortgezet onderwijs BESâ vervangen door âbedoeld in de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
G
In artikel 7a.1, onderdeel b, wordt âartikel 118o van de Wet op het voortgezet onderwijs of artikel 201 van de Wet voortgezet onderwijs BESâ vervangen door âof artikel 7.31 van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
H
In artikel 7a.2 wordt âartikel 118p van de Wet op het voortgezet onderwijs of artikel 202 van de Wet voortgezet onderwijs BESâ vervangen door âof artikel 7.32 van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
I
In artikel 16.16a, eerste lid, wordt âeen school als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âeen school als bedoeld in de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
ARTIKEL LVIII WIJZIGING WET OP HET ONDERWIJSTOEZICHT
De Wet op het onderwijstoezicht wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel d, onder 1, wordt âWet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door Wet voortgezet onderwijs 2020.
2. In onderdeel d, onder 2, vervalt â- Wet voortgezet onderwijs BESâ.
3. In onderdeel e wordt âen 118n, eerste lid, en 118p, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âen 7.29, eerste lid, en 7.32, eerste lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
4. In onderdeel i, wordt âartikel 1 van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 1.1 van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
5. In onderdeel k, wordt âartikel 17a, vierde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 2.47, vijfde lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
B
Artikel 3, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a, wordt âartikel 104 van de Wet op het voortgezet onderwijs, artikel 184 van de Wet voortgezet onderwijs BESâ vervangen door âartikel 10.1 van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
2. In onderdeel c, wordt âde Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet voortgezet onderwijs BESâ vervangen door âde Wet voortgezet onderwijs 2020â.
C
Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef van het tweede lid, wordt na âde Wet op het primair onderwijs,â ingevoegd âde Wet primair onderwijs BES,â en wordt âof de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âof de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
2. In het derde en achtste lid wordt â, de Wet op het voortgezet onderwijs of de Wet voortgezet onderwijs BESâ vervangen door âof de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
D
Artikel 11a, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef wordt na âartikel 79, achtste lid, van de Wet op het primair onderwijs,â ingevoegd âartikel 72, eerste lid, van de Wet primair onderwijs BES,â en wordt âartikel 66, derde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 4.5, vierde lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
2. In onderdeel a wordt na âartikel 3 van de Wet op het primair onderwijs,â ingevoegd âartikel 3 van de Wet primair onderwijs BES,â en wordt artikel 33 van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 7.11 van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
3. In onderdeel b wordt na âde Wet op het primair onderwijs,â ingevoegd âde Wet primair onderwijs BES,â en wordt âde Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âde Wet voortgezet onderwijs 2020â.
4. In onderdeel c wordt âartikel 24 van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 2.88 van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
5. In onderdeel d wordt âde artikelen 24d en 24e van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 3.1 van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
E
Artikel 11b wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef van het eerste lid wordt na âartikel 75, vierde of vijfde lid, van de Wet op het primair onderwijs,â ingevoegd âartikel 75, vierde lid, van de Wet primair onderwijs BES,â en wordt âartikel 69, van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 4.7 van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
2. In het eerste lid, onderdeel a, wordt na âartikel 12 van de Wet op het primair onderwijs,â ingevoegd âartikel 15 van de Wet primair onderwijs BES,â en wordt âartikel 24 van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 2.88 van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
3. In het eerste lid, onderdeel b, wordt na âartikel 3 van de Wet op het primair onderwijs,â ingevoegd âartikel 3 van de Wet primair onderwijs BES,â en wordt âartikel 33 van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 7.11 van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
4. In het eerste lid, onderdeel c, wordt na âde Wet op het primair onderwijs,â ingevoegd âde Wet primair onderwijs BES,â.
5. In het eerste lid, onderdeel d, wordt na âde Wet op het primair onderwijs,â ingevoegd âde Wet primair onderwijs BES,â en wordt âde Wet op het voortgezet onderwijs' vervangen door âde Wet voortgezet onderwijs 2020â.
6. In het zevende lid, wordt âartikel 5 van de Wet op het primair onderwijs of artikel 54 van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 5 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 5 van de Wet primair onderwijs BES of artikel 3.27 van de Wet voortgezet onderwijs 2020â en wordt na âartikel 1, onderdeel b, subonderdeel 3, van de Leerplichtwet 1969â ingevoegd âof artikel 1, onderdeel b, subonderdeel 3, van de Leerplichtwet BESâ.
F
Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt âartikel 23a1, eerste of vierde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 2.94, eerste of derde lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
2. In het tweede lid wordt âartikel 23a1, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 2.94, eerste lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
G
Artikel 15c, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a, wordt âartikel 17a van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 2.47 van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
2. In onderdeel d, wordt âartikel 17a, lid 10a, van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 2.47, twaalfde lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
H
In artikel 15f, eerste lid, wordt âde Wet College voor toetsen en examens, de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet voortgezet onderwijs BESâ vervangen door âde Wet College voor toetsen en examens en de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
I
In artikel 15n, eerste lid, wordt âde artikelen 1.5.1 van de Wet educatie en 10b4 van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âde artikelen 1.5.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs en 2.107 van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
J
In artikel 20, zesde lid, wordt âartikel 23a1, eerste of vierde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 2.94, eerste en derde lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
ARTIKEL LIX WIJZIGING WET OP HET PRIMAIR ONDERWIJS
De Wet op het primair onderwijs wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1 vervalt de begripsbepaling van het begrip âschool voor voortgezet onderwijsâ.
B
In artikel 3, eerste lid, onderdeel b, onder 1°, wordt âartikel 36, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 7.10, eerste lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
C
In artikel 18a, negende lid, wordt âartikel 17a, tweede lid, van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 2.47, tweede lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
D
In de artikelen 42, eerste en tweede lid, 43, eerste lid, 47, eerste lid, 48, eerste lid, 64, eerste lid, onderdeel c, 68, eerste lid, onderdeel a, en 148, tweede lid, onderdeel b, wordt âWet op het voortgezet onderwijsâ telkens vervangen door âWet voortgezet onderwijs 2020â.
E
Artikel 176k, zevende lid, komt te luiden:
7. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op een samenwerkingsverband van een school met een school als bedoeld in artikel 1, een school of instelling als bedoeld in de Wet op de expertisecentra, of een school als bedoeld in de Wet voortgezet onderwijs 2020. Bij samenwerking met een school of instelling kan voor die school of instelling respectievelijk worden afgeweken van titel I, artikelen 1 en 2, titel II, afdeling 1, en titel IV, afdelingen 4 tot en met 6 en afdeling 7, paragrafen 2, 3, 6 en 7 van de Wet op de expertisecentra, en van de Wet voortgezet onderwijs 2020, met uitzondering van hoofdstuk 3, paragrafen 7 en 10, en de hoofdstukken 4, 6 en 9 van die wet. Bij de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het tweede lid, wordt geregeld welke bij of krachtens de wet, de Wet op de expertisecentra of de Wet voortgezet onderwijs 2020 vastgestelde voorschriften van toepassing of van overeenkomstige toepassing zijn op de samenwerking.
ARTIKEL LX WIJZIGING WET PRIMAIR ONDERWIJS BES
De Wet primair onderwijs BES wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1, in de begripsbepaling van het begrip âschool voor voortgezet onderwijsâ wordt âeen school voor voortgezet onderwijs als bedoeld in de Wet voortgezet onderwijs BESâ vervangen door âeen school voor voortgezet onderwijs als bedoeld in de Wet voortgezet onderwijs 2020, in een openbaar lichaamâ.
B
In artikel 3, eerste lid, onderdeel b, onder 1°, wordt âartikel 86, eerste lid, van de Wet voortgezet onderwijs BESâ vervangen door âartikel 7.10, eerste lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
C
Artikel 145a, zevende lid, komt te luiden:
7. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op een samenwerkingsverband van een school met een school als bedoeld in artikel 1, of een school als bedoeld in de Wet voortgezet onderwijs 2020. Bij samenwerking met een school als bedoeld in de Wet voortgezet onderwijs 2020 kan worden afgeweken van de Wet voortgezet onderwijs 2020, met uitzondering van hoofdstuk 3, paragrafen 7 en 10, de hoofdstukken 4, 6 en 9, en hoofdstuk 11, paragrafen 4 en 6, van die wet. Bij de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het tweede lid, wordt geregeld welke bij of krachtens de wet, of de Wet voortgezet onderwijs 2020 vastgestelde voorschriften van toepassing of van overeenkomstige toepassing zijn op de samenwerking.
D
Artikel 167b vervalt.
ARTIKEL LXI WIJZIGING WET REFERENTIENIVEAUS NEDERLANDSE TAAL EN REKENEN
In artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van de Wet referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen wordt âartikel 5, onderdelen a tot en met d, van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 2.1, eerste lid, onderdelen a tot en met d, van de Wet voortgezet onderwijs 2020â en wordt âde artikelen 10, 10b en 10d van die wetâ vervangen door âartikel 2.22, eerste lid, van die wetâ.
ARTIKEL LXII WIJZIGING WET REGISTER ONDERWIJSDEELNEMERS
De Wet register onderwijsdeelnemers wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de begripsbepaling van het begrip âbestuurâ wordt in onderdeel a, onder 1°, âWVOâ vervangen door âWVO 2020â en vervalt â, WVO BESâ.
2. In de begripsbepaling van het begrip âbestuurâ wordt in de onderdelen a, onder 2°, b, onder 2°, en c, onder 2°, âartikel 56 van de WVOâ vervangen door âartikel 2.66 WVO 2020â.
3. In de begripsbepaling van het begrip âbestuurâ wordt in de onderdelen b, onder 1°, en c, onder 1°, âWVOâ vervangen door âWVO 2020â.
4. In de begripsbepaling van het begrip âhoofdâ wordt in onderdeel a âWVOâ vervangen door âWVO 2020â en wordt in onderdeel b âartikel 56 van de WVOâ vervangen door âartikel 2.66 WVO 2020.
5. In de begripsbepaling van het begrip âonderwijsdeelnemerâ wordt in onderdeel c, onder 2°, âartikel 60, eerste of tweede lid, van de WVOâ vervangen door âartikel 2.72, eerste of derde lid, WVO 2020â.
6. In de begripsbepaling van het begrip âonderwijswetâ wordt âWVOâ vervangen door âWVO 2020â en vervalt â, WVO BESâ.
7. In de begripsbepaling van het begrip âverzuimâ wordt âartikel 28a van de WVOâ vervangen door âartikel 8.20 WVO 2020â.
8. De begripsbepalingen van de begrippen âWVOâ en âWVO BESâ vervallen.
9. Er wordt een begripsbepaling toegevoegd, luidende:
WVO 2020: Wet voortgezet onderwijs 2020.
B
In artikel 5, tweede lid, onderdeel g, wordt âde WVO, de WPO BES en de WVO BESâ vervangen door âde WVO 2020 en de WPO BESâ.
C
Artikel 15, vijfde lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel f wordt âartikel 23c van de WVOâ vervangen door âartikel 2.96 WVO 2020â.
2. In onderdeel g wordt âartikel 49 van de WVO BESâ vervangen door âartikel 11.28 WVO 2020â.
D
In artikel 18, derde lid, wordt âWVOâ vervangen door âWVO 2020â.
E
In artikel 20, vierde lid, onderdeel c, wordt âals bedoeld in de WVO of de WVO BESâ vervangen door âals bedoeld in de WVO 2020â.
ARTIKEL LXIII WIJZIGING WET SOCIALE KANSTRAJECTEN JONGEREN BES
De Wet sociale kanstrajecten jongeren BES wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1, in onderdeel d, onder 2°, van de begripsbepaling âvoortijdig schoolverlaterâ, wordt âeen school als bedoeld in de Wet voortgezet onderwijs BESâ vervangen door âeen school als bedoeld in de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
B
In artikel 12a, eerste lid, wordt âartikel 67 van de Wet voortgezet onderwijs BESâ vervangen door âartikel 11.16 van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
ARTIKEL LXIV WIJZIGING WET SUBSIDIĂRING LANDELIJKE ONDERWIJSONDERSTEUNENDE ACTIVITEITEN 2013
In artikel 3, eerste lid, onderdeel b, van de Wet subsidiĂ«ring landelijke onderwijsondersteunende activiteiten 2013 wordt âde Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet op het voortgezet onderwijs BESâ vervangen door âde Wet voortgezet onderwijs 2020â.
ARTIKEL LXV WIJZIGING WET TEGEMOETKOMING ONDERWIJSBIJDRAGE EN SCHOOLKOSTEN
De Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid alsmede de aanduiding â1.â voor het eerste lid vervallen.
2. In de begripsbepaling van het begrip âhavoâ, wordt âartikel 8 WVOâ vervangen door âartikel 2.5 WVO 2020â.
3. In de begripsbepaling van het begrip âonderbouwâ, wordt âartikel 21, eerste lid, WVOâ vervangen door âartikel 2.93, derde lid, WVO 2020â en wordt âartikel 10f WVOâ vervangen door âartikel 2.8 WVO 2020â.
4. In de begripsbepaling van het begrip âschoolâ, wordt âWVOâ vervangen door âWVO 2020â.
5. In de begripsbepaling van het begrip âvoortgezet onderwijsâ, wordt âWVOâ vervangen door âWVO 2020â.
6. In de begripsbepaling van het begrip âvwoâ, wordt âartikel 7 WVOâ vervangen door âartikel 2.4 WVO 2020â.
7. De begripsbepaling van het begrip âWVOâ wordt vervangen door âWVO 2020: Wet voortgezet onderwijs 2020.â.
B
Artikel 2.9 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a, wordt âWVOâ vervangen door âWVO 2020â.
2. In onderdeel b, wordt âartikel 56 WVOâ vervangen door âartikel 2.66 WVO 2020â.
3. In onderdeel d, wordt âartikel 73 WVOâ vervangen door âartikel 4.28 WVO 2020â.
C
In artikel 2.12 wordt âartikel 118k WVOâ vervangen door âartikel 7.28 WVO 2020â.
D
In artikel 4.6 wordt âWVOâ telkens vervangen door âWVO 2020â.
E
In artikel 4.12, derde lid, wordt âartikel 27a, negende lid, van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 8.30, vijfde lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
F
In artikel 4.14, tweede lid, onderdeel a, wordt âartikel 27a, negende lid, van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 8.30, vijfde lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
Paragraaf 2. Justitie en veiligheid
ARTIKEL LXVI WIJZIGING ALGEMENE WET BESTUURSRECHT
Bijlage 2 bij de Algemene wet bestuursrecht wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. De zinsnede met betrekking tot de Wet op het voortgezet onderwijs vervalt.
2. In de alfabetische rangschikking wordt ingevoegd:
Wet voortgezet onderwijs 2020: artikel 5.23, vierde lid, zolang de gemeenteraad de aanvulling nog niet heeft bekrachtigd.
B
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
1. De zinsnede met betrekking tot de Wet op het voortgezet onderwijs vervalt.
2. In de alfabetische rangschikking wordt ingevoegd:
Wet voortgezet onderwijs 2020:
a. de hoofdstukken 4 en 10
b. de artikelen 2.95, 5.9 en 5.10.
C
Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:
1. De zinsnede met betrekking tot de Wet op het voortgezet onderwijs vervalt.
2. In de alfabetische rangschikking wordt ingevoegd:
Wet voortgezet onderwijs 2020, voor zover het betreft een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 7.34, voor zover het besluiten van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap betreft.
ARTIKEL LXVII WIJZIGING BOEK 7 VAN HET BURGERLIJK WETBOEK
In artikel 671, eerste lid, onderdeel h, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek wordt âartikel 1 van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 1.1 van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
Paragraaf 3. Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
ARTIKEL LXVIII WIJZIGING AMBTENARENWET 2017
Artikel 2, tweede lid, van de Ambtenarenwet 2017 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a wordt âonderdeel a van de begripsbepaling van openbare school in artikel 1 van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âonderdeel a of b van de begripsbepaling van openbare school in artikel 1.1 van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
2. In onderdeel b wordt âartikel 42a van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 3.4 van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
ARTIKEL LXIX WIJZIGING GEMEENTEWET
In bijlage I, onderdeel E, onder 2, van de Gemeentewet wordt âWet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âWet voortgezet onderwijs 2020â.
ARTIKEL LXX WIJZIGING WET ALGEMENE REGELS HERINDELING
De Wet algemene regels herindeling wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 58 wordt âartikel 1 van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 1.1 van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
B
In artikel 69, eerste lid, wordt âartikel 89 van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 5.28 van de Wet voortgezet onderwijs 2020â en wordt âhet op de datum van herindeling lopende vijfjarige tijdvak, bedoeld in artikel 88, tweede lid, van die wetâ vervangen door âde op de datum van herindeling lopende periode van vijf jaar, bedoeld in artikel 5.26, eerste lid, van die wetâ.
ARTIKEL LXXI WIJZIGING WET NORMERING TOPINKOMENS
Bijlage 1 bij artikel 1.3, eerste lid, onderdeel d, van de Wet normering topinkomens wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder het opschrift Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap wordt in onderdeel 5 âartikel 1 van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 1.1 van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
2. Onder het opschrift Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap wordt in onderdeel 7 âartikel 1 van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 1.1 van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
3. Onder het opschrift Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap wordt in onderdeel 8 âartikel 10g, tweede lid, van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 2.30 van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
4. Onder het opschrift Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap wordt in onderdeel 9 âartikel 53b van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 3.34 van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
ARTIKEL LXXII WIJZIGING WET PRIVATISERING ABP
Artikel 2 van de Wet privatisering ABP wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel d, wordt âartikel 53b van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 3.34 van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
2. In het eerste lid, onderdeel e, wordt âartikel 1 van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 1.1 van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
Paragraaf 4. Financiën
ARTIKEL LXXIII WIJZIGING WET OP BELASTINGEN VAN RECHTSVERKEER
In artikel 15, eerste lid, onderdeel k, van de Wet op belastingen van rechtsverkeer wordt âen de artikelen 42c, 50 en 76n, tweede lid, van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door â, de artikelen 3.33 en 6.13, tweede lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020â en wordt âde artikelen 76q, tweede lid, en 98, tweede lid, van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 6.16, tweede lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
ARTIKEL LXXIV WIJZIGING WET OP DE VENNOOTSCHAPSBELASTING 1969
In artikel 6b, eerste lid, onderdeel b, onder 5°, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 wordt âartikel 75 van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 4.28 van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
Paragraaf 5. Infrastructuur en Waterstaat
ARTIKEL LXXV WIJZIGING WET INVOERING T-RIJBEWIJS
Artikel VI van de Wet van 3 december 2014 tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 en de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993 in verband met de invoering van de rijbewijsplicht voor landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid (T-rijbewijs) (Stb. 2015, 10) vervalt.
Paragraaf 6. Economische Zaken en Klimaat
ARTIKEL LXXVI WIJZIGING MEDEDINGINGSWET
In artikel 25h, eerste lid, onderdeel a, van de Mededingingswet wordt âartikel 1 van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 1.1 van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
Paragraaf 7. Sociale Zaken en Werkgelegenheid
ARTIKEL LXXVII WIJZIGING ARBEIDSTIJDENWET
In artikel 3:2, tweede lid, onderdeel b, onder 2°, van de Arbeidstijdenwet wordt âmaatschappelijke stage als bedoeld in artikel 6f van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âmaatschappelijke stage als bedoeld in artikel 2.32 van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
ARTIKEL LXXVIII WIJZIGING PARTICIPATIEWET
De Participatiewet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 6, eerste lid, onderdeel d, wordt âartikel 7 onderscheidenlijk 8 van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 2.5 onderscheidenlijk 2.4 van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
B
In artikel 10d, tweede lid, onderdeel a, wordt âartikel 10f van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 2.8 van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
ARTIKEL LXXIX WIJZIGING WET INKOMENSVOORZIENING OUDERE EN GEDEELTELIJK ARBEIDSONGESCHIKTE GEWEZEN ZELFSTANDIGEN
In artikel 4a, onderdeel c, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen wordt âartikel 7 onderscheidenlijk 8 van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 2.5 onderscheidenlijk 2.4 van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
ARTIKEL LXXX WIJZIGING WET INKOMENSVOORZIENING OUDERE EN GEDEELTELIJK ARBEIDSONGESCHIKTE WERKLOZE WERKNEMERS
In artikel 4a, onderdeel c, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers wordt âartikel 7 onderscheidenlijk 8 van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 2.5 onderscheidenlijk 2.4 van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
Paragraaf 8. Volksgezondheid, Welzijn en Sport
ARTIKEL LXXXI WIJZIGING JEUGDWET
De Jeugdwet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 2.2, derde lid, wordt âartikel 17a van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 2.47 van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
B
In artikel 2.7, eerste lid, wordt âartikel 1 van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 1.1 van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
HOOFDSTUK IV. OVERIGE BEPALINGEN
ARTIKEL LXXXII WIJZIGING VAN DE WET VAN 29 MEI 2006 (STB. 2006, 288)
Artikel III, onderdeel B, punt 1, onder b, van de Wet van 29 mei 2006 tot wijziging van diverse wetten in verband met enkele aanpassingen met betrekking tot persoonsgebonden nummers in het onderwijs (Stb. 2006, 288) vervalt.
ARTIKEL LXXXIII. SAMENLOOP MET DE WET VAN 26 JUNI 2013 (STB. 2013, 288)
1. Indien artikel V, onderdeel N, van de Wet van 26 juni 2013 tot wijziging van onder meer de Wet educatie en beroepsonderwijs ten behoeve van het bevorderen van doelmatige leerwegen in het beroepsonderwijs en het moderniseren van de bekostiging van het beroepsonderwijs (Stb. 2013, 288) eerder in werking treedt of is getreden dan deze wet wordt in artikel 2.102, eerste lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020 â8.1.1, zesde lid, WEB BESâ vervangen door â8.1.1, vijfde lid, WEB BESâ.
2. Indien artikel VI van de Wet van 26 juni 2013 tot wijziging van onder meer de Wet educatie en beroepsonderwijs ten behoeve van het bevorderen van doelmatige leerwegen in het beroepsonderwijs en het moderniseren van de bekostiging van het beroepsonderwijs (Stb. 2013, 288) eerder in werking treedt of is getreden dan deze wet vervalt in artikel 1.1 van de Wet voortgezet onderwijs 2020 in de begripsbepaling van het begrip âentreeopleidingâ de zinsnede âassistentopleiding als bedoeld inâ.
3. Indien artikel VI van de Wet van 26 juni 2013 tot wijziging van onder meer de Wet educatie en beroepsonderwijs ten behoeve van het bevorderen van doelmatige leerwegen in het beroepsonderwijs en het moderniseren van de bekostiging van het beroepsonderwijs (Stb. 2013, 288) later in werking treedt dan deze wet komt artikel VI van de Wet van 26 juni 2013 tot wijziging van onder meer de Wet educatie en beroepsonderwijs ten behoeve van het bevorderen van doelmatige leerwegen in het beroepsonderwijs en het moderniseren van de bekostiging van het beroepsonderwijs (Stb. 2013, 288) te luiden:
ARTIKEL VI WIJZIGING WET VOORTGEZET ONDERWIJS 2020
De Wet voortgezet onderwijs 2020 wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1.1, in de begripsbepaling van het begrip âentreeopleidingâ, vervalt âassistentopleiding als bedoeld inâ.
B
In artikel 2.102, eerste lid, wordt âde artikelen 7.2.6 en 8.1.1, zesde lid, WEB BESâ vervangen door âde artikelen 7.2.6 en 8.1.1, vijfde lid, WEB BESâ.
ARTIKEL LXXXIV WIJZIGING WET GELIJKE KANS OP DOORSTROOM NAAR HAVO EN VWO (STB. 2020, 121)
Artikel IIa van de Wet van 8 april 2020 tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet voortgezet onderwijs BES in verband met het faciliteren van een gelijke kans op doorstroom van leerlingen met een diploma voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs in de theoretische of gemengde leerweg naar het hoger algemeen voortgezet onderwijs (Wet gelijke kans op doorstroom vmbo-havo) (Stb. 2020, 121) vervalt.
ARTIKEL LXXXV. WIJZIGING VAN DE WET STERK BEROEPSONDERWIJS (STB. 2020, 157)
In artikel XI, eerste tot en met derde lid, van de Wet van 20 mei 2020 tot wijziging van onder andere de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Leerplichtwet 1969 in verband met de versterking van het beroepsonderwijs, door het wettelijk mogelijk maken van doorlopende leerroutes vmbo-mbo (sterk beroepsonderwijs) (Stb. 2020, 157) wordt in de aanhef telkens âartikel 13.5â vervangen door âartikel 14.1â.
ARTIKEL LXXXVI. SAMENLOOP MET DE WET MEER RUIMTE VOOR NIEUWE SCHOLEN (STB. 2020, 160)
1. Indien artikel II, onderdeel G, met betrekking tot artikel 64a, eerste lid, onderdeel a, onder 6°, van de Wet van 20 mei 2020 tot Wijziging van diverse onderwijswetten door het wijzigen van de systematiek van het in aanmerking brengen voor bekostiging van nieuwe openbare en bijzondere scholen zodat er meer ruimte is voor een nieuw onderwijsaanbod (Wet meer ruimte voor nieuwe scholen) (Stb. 2020, 160) in werking is getreden of treedt wordt artikel 4.2a, eerste lid, onderdeel a, van de Wet voortgezet onderwijs 2020 als volgt gewijzigd:
a. aan het slot van subonderdeel 4° vervalt âofâ;
b. aan het slot van subonderdeel 5° wordt ingevoegd âofâ;
c. er wordt een subonderdeel toegevoegd, luidende:
6°. 60 leerlingen voor praktijkonderwijs;.
2. Indien artikel II, onderdeel Q, tweede tot en met zesde lid, van de Wet van 20 mei 2020 tot Wijziging van diverse onderwijswetten door het wijzigen van de systematiek van het in aanmerking brengen voor bekostiging van nieuwe openbare en bijzondere scholen zodat er meer ruimte is voor een nieuw onderwijsaanbod (Wet meer ruimte voor nieuwe scholen) (Stb. 2020, 160) in werking is getreden of treedt wordt artikel 4.25 van de Wet voortgezet onderwijs 2020 als volgt gewijzigd:
A
Artikel 4.25 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid komt te luiden:
2. Artikel 4.24 blijft buiten toepassing, indien de school nog niet wordt bekostigd gedurende het aantal jaren van de cursusduur. In afwijking van de eerste volzin eindigt de bekostiging van de school met ingang van het vierde schooljaar indien op deze school in het derde schooljaar van de bekostiging niet ten minste het volgende aantal leerlingen is ingeschreven:
1°. 195 leerlingen voor een school voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs;
2°. 195 leerlingen voor een school voor hoger algemeen voortgezet onderwijs;
3°. 195 leerlingen voor een school voor middelbaar algemeen voortgezet onderwijs;
4°. 195 leerlingen voor een school voor voorbereidend beroepsonderwijs met 1 profiel als bedoeld in artikel 2.26, tweede lid;
5°. 120 leerlingen voor elk profiel voor een school voor voorbereidend beroepsonderwijs met meer dan 1 profiel; of
6°. 72 leerlingen voor een school voor praktijkonderwijs.
2. Onder vernummering van het derde en vierde lid tot vierde en vijfde lid, wordt na het tweede lid een lid ingevoegd, luidende:
3. Artikel 4.24 blijft buiten toepassing, indien de scholengemeenschap nog niet wordt bekostigd gedurende het aantal jaren van de langste cursusduur van een van de samenstellende scholen. In afwijking van de eerste volzin eindigt de bekostiging van de scholengemeenschap met ingang van het vierde schooljaar indien op deze scholengemeenschap in het derde schooljaar van de bekostiging niet ten minste het volgende aantal leerlingen op elk van de samenstellende scholen is ingeschreven:
1°. 146 leerlingen voor een school voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs;
2°. 146 leerlingen voor een school voor hoger algemeen voortgezet onderwijs;
3°. 146 leerlingen voor een school voor middelbaar algemeen voortgezet onderwijs;
4°. 146 leerlingen voor een school voor voorbereidend beroepsonderwijs met 1 profiel als bedoeld in artikel 2.26, tweede lid;
5°. 90 leerlingen voor elk profiel voor een scholengemeenschap met een school voor voorbereidend beroepsonderwijs met meer dan 1 profiel; of
6°. 54 leerlingen voor een school voor praktijkonderwijs.
3. In het vierde lid (nieuw) wordt 'op grond van artikel 11.53, tweede lid, is vastgesteld' vervangen door 'op grond van artikel 11.53, tweede of vierde lid, is vastgesteld, dan wel als sprake is van een situatie als bedoeld in het tweede lid, tweede volzin, of derde lid, tweede volzin'.
4. In het vijfde lid (nieuw) wordt 'derde lid' vervangen door 'vierde lid'.
B
In artikel 11.53, eerste lid, wordt âArtikel 4.24 isâ vervangen door âDe artikelen 4.24 en 4.25, tweede en derde lid, zijnâ.
C
In artikel 11.99, tweede lid, wordt â4.25, derde lid,â vervangen door â4.25, vierde lidâ.
ARTIKEL LXXXVII. WIJZIGING VAN DE WET AFSCHAFFING REKENTOETS VO (STB. 2020, 233)
In artikel VA van de Wet van 1 juli 2020 tot wijziging van onder andere de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met de afschaffing van de rekentoets in het voortgezet onderwijs (afschaffing rekentoets vo) (Stb. 2020, 233) wordt in de aanhef âartikel 13.5, eerste lidâ vervangen door âartikel 14.1, eerste lidâ.
ARTIKEL LXXXVIII. SAMENLOOP MET WET ACTUALISERING DEUGDELIJKHEIDSEISEN FUNDEREND ONDERWIJS (STB. 2020, 235)
Indien artikel II van de Wet van 1 juli 2020 tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het onderwijstoezicht en enkele andere wetten in verband met actualisering van de deugdelijkheidseisen, het daarmee samenhangende onderwijstoezicht en vermindering van administratieve verplichtingen in het funderend onderwijs, alsmede reparatie van wetstechnische gebreken (actualisering deugdelijkheidseisen funderend onderwijs) (Stb. 2020, 235) in werking is getreden of treedt, wordt de Wet voortgezet onderwijs 2020 als volgt gewijzigd:
A
Artikel 2.9, vierde lid, vervalt.
B
In artikel 2.25, tweede lid, onderdeel d, wordt âlandbouwâ vervangen door âgroenâ.
C
In artikel 2.88, vijfde lid, wordt âonmiddellijkâ vervangen door âzo spoedig mogelijkâ.
D
Artikel 2.90, onderdeel d, komt te luiden:
d. cijfers over de mate van evenredige vertegenwoordiging van vrouwen in leidinggevende posities; en.
E
Artikel 2.92 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het vierde lid komt te luiden:
4. Het bevoegd gezag stelt de schoolgids zo spoedig mogelijk na de vaststelling beschikbaar voor de ouders, dan wel de meerderjarige en handelingsbekwame leerling, de medezeggenschapsraad en de inspectie.
2. Het vijfde lid vervalt.
F
Artikel 2.98, vierde lid, komt te luiden:
4. Het bevoegd gezag stelt de actuele versie van het leerlingenstatuut voor de leerlingen beschikbaar.
G
Na artikel 5.43 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 5.43a. Beheer van de middelen
Het bevoegd gezag beheert de middelen van de school op zodanige wijze dat het voortbestaan van de school is verzekerd.
H
Artikel 5.46, wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid, onderdeel b, komt te luiden:
b. een jaarrekening als bedoeld in artikel 361 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, waaruit dient te blijken dat sprake is van een rechtmatige en doelmatige aanwending van de bekostiging, met daarbij ingevolge het derde lid vast te stellen bijlagen; en.
2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:
7. Het bevoegd gezag onderscheidenlijk het samenwerkingsverband maakt het jaarverslag openbaar.
8. Bij ministeriële regeling kunnen nadere voorschriften worden gegeven over de wijze en het tijdstip waarop openbaarmaking van het jaarverslag plaatsvindt.
I
Artikel 5.47, tweede lid, vervalt, onder vernummering van het derde lid tot tweede lid.
J
Na artikel 5.48 wordt aan hoofdstuk 5 een artikel toegevoegd, luidende:
Artikel 5.49. Onderzoek vanwege de minister en correctie bekostiging
1. Onverminderd de bevoegdheid van de inspectie op grond van de WOT kan Onze Minister een onderzoek instellen of doen instellen naar de jaarverslaggeving, naar de gegevens die noodzakelijk zijn voor de vaststelling van de bekostiging, naar de rechtmatigheid van de bestedingen en naar de doelmatigheid van het beheer van de school.
2. Indien uit een op grond van het eerste lid ingesteld onderzoek blijkt dat de bekostiging voor een school onjuist is vastgesteld, kan Onze Minister correcties aanbrengen op de bekostiging.
3. Onze Minister doet het bevoegd gezag schriftelijk mededeling van een besluit tot het aanbrengen van een correctie op de bekostiging.
4. Indien uit de jaarverslaggeving, bedoeld in artikel 5.46, eerste lid, uit de verklaring van de accountant, bedoeld in artikel 5.46, vierde lid, of uit een op grond van het eerste lid ingesteld onderzoek blijkt dat de bekostiging voor een school onrechtmatig is besteed of evident ondoelmatig is aangewend, kan Onze Minister bepalen dat het desbetreffende gedeelte van de bekostiging niet ten laste komt van het Rijk of dat de daarmee gemoeide bedragen in mindering worden gebracht op de bekostiging, onverminderd artikel 4:49 Awb.
5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over de wijze waarop wordt vastgesteld dat sprake is van evident ondoelmatige aanwending van de bekostiging als bedoeld in het vierde lid.
6. Een in het tweede lid bedoelde correctie wordt indien de correctie strekt tot verhoging van de bekostiging, binnen acht weken na de mededeling, bedoeld in het derde lid, door Onze Minister betaald.
K
Artikel 7.2, vijfde lid, komt te luiden:
5. Het bevoegd gezag stelt jaarlijks het beleid vast met betrekking tot de formatie van de verschillende categorieën personeel van de school.
L
Artikel 7.6, derde lid, komt te luiden:
3. Het bevoegd gezag stelt het managementstatuut, alsmede elke wijziging daarvan, zo spoedig mogelijk na de vaststelling op een voor eenieder toegankelijke wijze beschikbaar.
M
Artikel 7.7 komt te luiden:
Artikel 7.7. Evenredige vertegenwoordiging van vrouwen in leidinggevende posities
Het bevoegd gezag streeft evenredige vertegenwoordiging van vrouwen in leidinggevende posities na.
N
Artikel 7.16, derde lid, vervalt.
O
In artikel 7.20, derde lid, wordt âde artikelen 7.14, 7.15, 7.18 en artikel 7.24, derde lidâ vervangen door âde artikelen 7.14, 7.15 en 7.18â.
P
In artikel 7.33, tweede lid, wordt âSteeds na zes maanden zenden de besturen aan de inspectie een overzicht vanâ vervangen door âOp verzoek van de inspectie zendt het bestuur een overzicht vanâ.
Q
In artikel 7.42, vijfde lid, vervalt âen aan de inspectieâ.
R
In artikel 13.1, eerste lid, wordt voor âartikel 7.46, eerste of tweede lid,â ingevoegd âartikel 5.49, vijfde lid,â.
ARTIKEL LXXXIX. SAMENLOOP MET WETSVOORSTEL WET OPEN OVERHEID (KAMERSTUKKEN 33328 EN 35112)
1. Indien het bij geleidende brief van 5 juli 2012 aanhangig gemaakte voorstel van wet van de leden Snels en Van Weyenberg houdende regels over de toegankelijkheid van informatie van publiek belang (Wet open overheid) (33 328) tot wet is of wordt verheven en artikel 9.73 van die wet in werking is getreden of treedt, wordt in artikel 2.105, achtste lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020 âeen overzichtâ vervangen door âeen actueel overzichtâ.
2. Indien het bij geleidende brief van 5 juli 2012 aanhangig gemaakte voorstel van wet van de leden Snels en Van Weyenberg houdende regels over de toegankelijkheid van informatie van publiek belang (Wet open overheid) (33 328) tot wet is of wordt verheven en in werking is getreden of treedt, wordt de bijlage bij artikel 8.8 van de Wet open overheid als volgt gewijzigd:
a. De zinsnede met betrekking tot de Wet op het voortgezet onderwijs vervalt.
b. In de alfabetische rangschikking wordt ingevoegd:
Wet voortgezet onderwijs 2020: artikel 2.105, achtste lid.
ARTIKEL XC. SAMENLOOP MET INITIATIEFWETSVOORSTEL AFSCHAFFING LERARENREGISTER EN REGISTERVOORPORTAAL (KAMERSTUKKEN 35145)
Indien het bij koninklijk besluit van 18 februari 2019 ingediende voorstel van wet van de leden Bisschop en Kwint tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met de afschaffing van het lerarenregister en het registervoorportaal (Kamerstukken 35145) tot wet is of wordt verheven en in werking is getreden of treedt, wordt de Wet voortgezet onderwijs 2020 als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1.1 vervallen de begripsbepalingen âlerarenregisterâ, âregistervoorportaalâ en âbasisgegevensâ.
B
Artikel 7.8, vierde lid, vervalt.
C
In artikel 7.21 vervalt het tweede lid alsmede de aanduiding â1.â voor het eerste lid.
D
In artikel 7.44 wordt â7.21, eerste lid, en 7.45 tot en met 7.64â vervangen door âen 7.21â.
E
In hoofdstuk 7 vervallen de paragrafen 10 en 11.
F
Artikel 11.84 vervalt.
G
Artikel 11.88 vervalt.
ARTIKEL XCI. SAMENLOOP MET WETSVOORSTEL TOT WIJZIGING VAN DE ALGEMENE WET BESTUURSRECHT EN ENKELE ANDERE WETTEN IN VERBAND MET HET NIEUWE OMGEVINGSRECHT EN NADEELCOMPENSATIERECHT (KAMERSTUKKEN 35256)
1. Indien het bij koninklijke boodschap van 10 juli 2019 ingediende voorstel van wet houdende Wijziging van de Algemene wet bestuursrecht en enkele andere wetten in verband met het nieuwe omgevingsrecht en nadeelcompensatierecht (Kamerstukken 35256) tot wet is of wordt verheven en de artikelen 4.32 en 4.33 van die wet:
a. eerder in werking treden of zijn getreden dan deze wet, wordt de Wet voortgezet onderwijs 2020 als volgt gewijzigd:
A
In de artikelen 2.70, onderdeel d, en 10.1, derde lid, wordt âartikel 5:20 Awbâ vervangen door âartikel 5:20, eerste lid, Awbâ.
B
Artikel 11.21 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt â5:20â vervangen door â5:20, eerste en tweede lidâ.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. Onze Minister is bevoegd tot overeenkomstige toepassing van artikel 5:20, derde lid, Awb ten aanzien van het in het eerste lid bedoelde toezicht.
b. later in werking treden dan deze wet, wordt die wet als volgt gewijzigd:
A
Artikel 4.32 komt te luiden:
Artikel 4.32
De Wet voortgezet onderwijs 2020 wordt als volgt gewijzigd:
A
In de artikelen 2.70, onderdeel d, en 10.1, derde lid, wordt âartikel 5:20 Awbâ vervangen door âartikel 5:20, eerste lid, Awbâ.
B
Artikel 11.21 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt â5:20â vervangen door â5:20, eerste en tweede lid,â.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. Onze Minister is bevoegd tot overeenkomstige toepassing van artikel 5:20, derde lid, Awb ten aanzien van het in het eerste lid bedoelde toezicht.
B
Artikel 4.33 vervalt.
ARTIKEL XCII. SAMENLOOP MET WETSVOORSTEL WET MODERNISERING ELEKTRONISCH BESTUURLIJK VERKEER (KAMERSTUKKEN 35261)
Indien het bij koninklijke boodschap van 18 juli 2019 ingediende voorstel van wet houdende Wijziging van de Algemene wet bestuursrecht in verband met de herziening van afdeling 2.3 van die wet (Wet modernisering elektronisch bestuurlijk verkeer) (Kamerstukken 35261) tot wet is of wordt verheven en artikel XXVIII van die wet:
a. eerder in werking treedt of is getreden dan deze wet, wordt de Wet voortgezet onderwijs 2020 als volgt gewijzigd:
A
Na artikel 3.42 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 3.43. Verzending berichten aan bevoegd gezag
Artikel 2:13, eerste lid, Awb is niet van toepassing in het verkeer tussen ouders of leerlingen en het bevoegd gezag.
B
Artikel 7.53 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt na de eerste zin een zin ingevoegd, luidende: Artikel 2:7, tweede lid, Awb is niet van toepassing.
2. Aan het slot van het tweede lid wordt een zin toegevoegd, luidende: De artikelen 2:7, tweede lid, en 2:8 Awb zijn niet van toepassing.
b. later in werking treedt dan deze wet, komt artikel XXVIII van die wet te luiden:
ARTIKEL XXVIII
De Wet voortgezet onderwijs 2020 wordt als volgt gewijzigd:
A
Na artikel 3.42 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 3.43. Verzending berichten aan bevoegd gezag
Artikel 2:13, eerste lid, Awb is niet van toepassing in het verkeer tussen ouders of leerlingen en het bevoegd gezag.
B
Artikel 7.53 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt na de eerste zin een zin ingevoegd, luidende: Artikel 2:7, tweede lid, Awb is niet van toepassing.
2. Aan het slot van het tweede lid wordt een zin toegevoegd, luidende: De artikelen 2:7, tweede lid, en 2:8 Awb zijn niet van toepassing.
ARTIKEL XCIII. SAMENLOOP MET WETSVOORSTEL VERDUIDELIJKING BURGERSCHAPSOPDRACHT AAN SCHOLEN IN HET FUNDEREND ONDERWIJS (KAMERSTUKKEN 35352)
1. Indien het bij koninklijke boodschap van 28 november 2019 ingediende voorstel van wet tot wijziging van een aantal onderwijswetten in verband met verduidelijking van de burgerschapsopdracht aan scholen in het funderend onderwijs (Kamerstukken 35352) tot wet wordt verheven en artikel IV van die wet:
a. eerder in werking is getreden of treedt dan artikel XLVIII van deze wet, wordt in artikel XLVIII, onderdeel B, onder 2, na âde artikelen 6aâ ingevoegd â, 17â en wordt âde artikelen 2.11 en 2.87, eerste volzinâ vervangen door âde artikelen 2.2, 2.11 en 2.87, eerste volzinâ.
b. later in werking treedt dan artikel XLVIII van deze wet, komt artikel IV, onderdeel 2, van die wet te luiden:
2. In onderdeel b wordt âde artikelen 2.11 en 2.87, eerste volzinâ vervangen door âde artikelen 2.2, 2.11 en 2.87, eerste volzinâ.
2. Indien het bij koninklijke boodschap van 28 november 2019 ingediende voorstel van wet tot wijziging van een aantal onderwijswetten in verband met verduidelijking van de burgerschapsopdracht aan scholen in het funderend onderwijs (Kamerstukken 35352) tot wet wordt verheven en artikel VII van die wet:
a. eerder in werking is getreden of treedt dan artikel XLIX van deze wet, wordt in artikel XLIX, onderdeel B, onder 2, na âde artikelen 8â ingevoegd â, 42â en wordt âde artikelen 2.11 en 2.87, eerste volzinâ vervangen door âde artikelen 2.2, 2.11 en 2.87, eerste volzinâ.
b. later in werking treedt dan artikel XLIX van deze wet, komt artikel VII, onderdeel 2, van die wet te luiden:
2. In onderdeel b wordt âin de artikelen 2.11 en 2.87, eerste volzinâ vervangen door âin de artikelen 2.2, 2.11 en 2.87, eerste volzinâ.
3. Indien het bij koninklijke boodschap van 28 november 2019 ingediende voorstel van wet tot wijziging van een aantal onderwijswetten in verband met verduidelijking van de burgerschapsopdracht aan scholen in het funderend onderwijs (Kamerstukken 35352) tot wet wordt verheven en in werking is getreden of treedt, wordt in de aanhef van artikel VIII van die wet âartikel 13.5, eerste lid,â vervangen door âartikel 14.1â.
ARTIKEL XCIV. SAMENLOOP MET WETSVOORSTEL VEREENVOUDIGING GRONDSLAGEN BEKOSTIGING VO-SCHOLEN (KAMERSTUKKEN 35354)
1. Indien het bij koninklijke boodschap van 2 december 2019 ingediende voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet voortgezet onderwijs BES in verband met vereenvoudiging van de grondslagen van de bekostiging voor personeels- en exploitatiekosten van de scholen voor voortgezet onderwijs (vereenvoudiging grondslagen bekostiging vo-scholen) (Kamerstukken 35354) tot wet is of wordt verheven en die wet in werking is getreden of treedt wordt de Wet voortgezet onderwijs 2020 als volgt gewijzigd:
A
Het opschrift van paragraaf 2 van hoofdstuk 5 komt te luiden:
Paragraaf 2. Grondslag bekostiging personeel en exploitatie scholen.
B
De artikel 5.4 tot en met 5.6 komen te luiden:
Artikel 5.4. Bekostiging scholen en scholengemeenschappen
1. De bekostiging voor een school of scholengemeenschap bestaat uit:
a. een bedrag per vestiging van de school of scholengemeenschap, indien de vestiging voldoet aan bij algemene maatregel van bestuur gestelde voorwaarden, waarbij onderscheid kan worden gemaakt naar het soort vestiging wat betreft het al dan niet in aanmerking komen voor bekostiging en de hoogte van het bedrag; en
b. een bedrag per leerling, waarbij onderscheid kan worden gemaakt naar schoolsoort, leerjaar, leerweg of profiel.
2. Indien op Ă©Ă©n adres vestigingen van verschillende scholen of scholengemeenschappen van hetzelfde bevoegd gezag zijn gehuisvest, wordt aan iedere vestiging een deel van het bedrag per vestiging als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, verstrekt naar rato van het aantal vestigingen op dat adres, rekening houdend met het soort vestiging.
3. De bekostiging is bestemd voor kosten voor personeel en exploitatie van een school. De bekostiging wordt per school of scholengemeenschap berekend aan de hand van een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vastgestelde berekeningswijze.
4. De bekostiging van de scholen wordt verstrekt voor:
a. salarissen, toelagen, uitkeringen en vergoedingen voor het personeel;
b. bijdragen voor het pensioen voor het personeel en dat van de nagelaten betrekkingen;
c. de kosten van vervanging van het personeel, werkloosheidsuitkeringen, suppleties inzake arbeidsongeschiktheid, en uitkeringen wegens ziekte en arbeidsongeschiktheid van gewezen personeel anders dan op grond van de Ziektewet;
d. onderhoud van het gebouw en het terrein;
e. energie- en waterverbruik;
f. middelen waaronder mede wordt verstaan lesmateriaal als bedoeld in artikel 2.110;
g. administratie, beheer en bestuur;
h. loopbaanoriëntatie en -begeleiding;
i. schoonmaken van het gebouw en het terrein; en
j. publiekrechtelijke heffingen, met uitzondering van belastingen ter zake van onroerende zaken.
Artikel 5.5. Aanvullende bekostiging scholen met leerwegondersteunend onderwijs en scholen voor praktijkonderwijs
1. Een school of scholengemeenschap die op grond van artikel 4.8 of 2.48, tweede lid, in aanmerking komt voor bekostiging van leerwegondersteunend onderwijs ontvangt in aanvulling op de bekostiging, bedoeld in artikel 5.4, eerste lid, een bedrag voor bekostiging van personeelskosten en een bedrag voor bekostiging van exploitatiekosten per leerling voor wie het samenwerkingsverband heeft bepaald dat deze is aangewezen op leerwegondersteunend onderwijs.
2. Een school voor praktijkonderwijs als bedoeld in artikel 2.8 ontvangt in aanvulling op de bekostiging, bedoeld in artikel 5.4, eerste lid, een bedrag voor bekostiging van personeelskosten en een bedrag voor bekostiging van exploitatiekosten per leerling voor wie het samenwerkingsverband heeft bepaald dat deze toelaatbaar is tot het praktijkonderwijs.
Artikel 5.6. Bepalen van de hoogte van de bekostiging
1. Onze Minister stelt de hoogte van de bekostiging, bedoeld in de artikelen 5.4 en 5.5, zodanig vast dat zij voldoet aan de redelijke behoeften van een in normale omstandigheden verkerende school.
2. Bij ministeriële regeling worden jaarlijks voor 1 oktober de bedragen, bedoeld in de artikelen 5.4, eerste lid, en 5.5 vastgesteld en worden regels gesteld over de termijnen van de betaling daarvan.
3. De vastgestelde bedragen gelden voor het kalenderjaar volgend op het tijdstip van vaststelling.
4. Bij de vaststelling van de bedragen, bedoeld in het eerste lid, of bij tussentijdse aanpassing van die bedragen, worden volgens bij ministeriële regeling te stellen regels loon- en prijsontwikkelingen verwerkt, tenzij de toestand van 's Rijks financiën zich daartegen verzet.
C
Artikel 5.7 vervalt.
D
De artikelen 5.8 tot en met 5.10 komen te luiden:
Artikel 5.8. Teldatum aantal leerlingen en vestigingen voor berekening bekostiging
1. Voor het bepalen van de hoogte van de bekostiging, bedoeld in de artikelen 5.4 en 5.5, neemt Onze Minister in aanmerking het aantal en het soort vestigingen van de school of scholengemeenschap, alsmede het aantal leerlingen dat op 1 oktober van het jaar voorafgaand aan het jaar waarop de bekostiging betrekking heeft:
a. als werkelijk schoolgaand aan de school of scholengemeenschap stond ingeschreven; en
b. in bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gevallen voor de bekostiging wordt meegeteld.
2. In geval van oprichting, verplaatsing of splitsing van een school of scholengemeenschap kan Onze Minister afwijken van de teldatum en de leerlingen, bedoeld in het eerste lid, op die afwijkende datum toerekenen aan de nieuwe scholen. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de leerlingen die niet worden meegeteld voor het bepalen van de hoogte van de bekostiging.
Artikel 5.9. Verstrekken aanvullende bekostiging bij bijzondere ontwikkelingen
1. Indien bijzondere ontwikkelingen in het voortgezet onderwijs daartoe aanleiding geven, kunnen bij ministeriële regeling regels worden gesteld over het verstrekken van aanvullende bekostiging.
2. Onze Minister kan in verband met de in het eerste lid bedoelde bekostiging een bekostigingsplafond vaststellen. In dat geval worden bij ministeriële regeling regels gesteld over de verdeling.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over het verstrekken van aanvullende bekostiging voor een scholengemeenschap met een hoofd- of nevenvestiging waaraan elk van de schoolsoorten, genoemd in artikel 2.1, eerste lid, onderdelen a tot en met d, wordt verzorgd.
Artikel 5.10. Aanvraag en verstrekken aanvullende bekostiging bij bijzondere omstandigheden
1. Indien bijzondere omstandigheden van een school daartoe aanleiding geven, kan Onze Minister aanvullende bekostiging verstrekken.
2. De verstrekking vindt plaats:
a. op aanvraag van het bevoegd gezag;
b. indien nodig onder het verbinden van verplichtingen aan het bevoegd gezag aan de verstrekking; en
c. voor een bepaalde periode.
3. De aanvraag wordt ingediend in het kalenderjaar waarin de bijzondere omstandigheden zich voordoen. Onze Minister beslist binnen achttien weken na ontvangst van de aanvraag. Indien de beschikking niet binnen achttien weken kan worden gegeven, stelt Onze Minister de aanvrager daarvan schriftelijk in kennis en noemt bij daarbij een termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.
4. Onze Minister kan in verband met de in het eerste lid bedoelde bekostiging een bekostigingsplafond vaststellen. In dat geval worden bij ministeriële regeling regels gesteld over de verdeling.
E
Het opschrift van paragraaf 3 van hoofdstuk 5 komt te luiden:
Paragraaf 3. Grondslag bekostiging personeel en exploitatie samenwerkingsverbanden.
F
Artikel 5.25 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt onderdeel c, onder verlettering van de onderdelen d tot en met g tot onderdelen c tot en met f.
2. Het eerste lid, onderdeel c (nieuw) komt te luiden:
c. het totaal van de ontvangen bekostiging, bedoeld in de artikelen 5.4 en 5.5, alsmede de bedragen die krachtens artikel 5.39, tweede lid, tweede volzin, voor de kosten van personeel of exploitatie worden aangewend;.
3. Het eerste lid, onderdeel d (nieuw), komt te luiden:
d. het totaal van de ontvangen aanvullende bekostiging, bedoeld in de artikelen 5.9 en 5.10;.
4. Het tweede lid komt te luiden:
2. Indien de gemeente een deel van de ontvangsten, bedoeld in het eerste lid, onderdelen c of d, toevoegt aan een voorziening, wordt dat deel aangemerkt als een uitgave als bedoeld in dat lid, onderdeel a, onderscheidenlijk als een uitgave als bedoeld de onderdelen b of e van dat lid. Indien de gemeente bedragen aan een voorziening onttrekt, worden deze aangemerkt als ontvangsten, bedoeld in het eerste lid, onderdelen c of d.
5. In het derde lid wordt âonderdelen b, d, e en fâ vervangen door âonderdelen b, c, d en eâ en wordt âbedoeld in artikel 5.7, eerste lid, onderdeel dâ vervangen door âbedoeld in artikel 5.4, vierde lid, onderdeel gâ.
6. In de aanhef van het vierde lid wordt âonderdelen a, b en fâ vervangen door âonderdelen a, b en eâ.
7. In het vijfde lid wordt âonderdeel c of onderdeel dâ vervangen door âonderdeel câ.
G
In artikel 5.27, eerste lid, wordt âop grond van de artikelen 5.5, eerste tot en met vierde lid, 5.4 en 5.7â vervangen door âop grond van de artikelen 5.4 en 5.5â en wordt âbedoeld in artikel 5.7â vervangen door âbedoeld in artikel 5.4, vierde lid, onderdeel gâ.
H
In artikel 5.28, tweede lid, wordt âartikel 5.25, eerste lid, onderdeel gâ vervangen door âartikel 5.25, eerste lid, onderdeel fâ.
I
Artikel 5.31 vervalt.
J
Artikel 11.56 komt te luiden:
Artikel 11.56. Bekostiging scholen
1. In afwijking van artikel 5.4, eerste lid, bestaat de bekostiging voor een school uit:
a. een bedrag per school; en
b. een bedrag per leerling, waarbij onderscheid kan worden gemaakt naar schoolsoort, leerjaar, leerweg of profiel.
2. Artikel 5.4, tweede lid, is niet van toepassing.
3. Artikel 5.4, vierde lid, onderdeel c, is niet van toepassing. In plaats daarvan wordt de bekostiging van de scholen mede verstrekt voor kosten wegens voorschriften die zijn gegevens bij of krachtens de Ambtenarenwet BES.
4. De artikelen 5.5 en 5.9, derde lid, zijn niet van toepassing.
5. Bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald in welke gevallen en onder welke voorwaarden aanvullende bekostiging kan worden toegekend.
K
Artikel 12.24 vervalt.
L
In artikel 12.38 wordt âzijn de artikelen 5.5, vijfde lid, en 5.7, derde lid, onderdeel d,â vervangen door âis artikel 5.4â.
M
Aan het slot van hoofdstuk 12 wordt een paragraaf toegevoegd, luidende:
Paragraaf 17. Overgangsrecht Wet van XX MAAND 20XX tot wijziging van onder meer de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet voortgezet onderwijs BES in verband met vereenvoudiging van de grondslagen van de bekostiging voor personeels- en exploitatiekosten van de scholen voor voortgezet onderwijs (vereenvoudiging grondslagen bekostiging vo-scholen) (Stb. 2020, xxx)
Artikel 12.47. Overgangsrecht toegroeien naar nieuwe bekostiging
1. De bekostiging voor de scholen van een bevoegd gezag ingaande het kalenderjaar 2022 wordt eenmalig berekend op basis van de telgegevens op 1 oktober 2021:
a. op grond van de artikelen 5.4 en 5.5 en de daarop gebaseerde regelgeving, en
b. op grond van de artikelen 84, eerste tot en met derde lid, 84b, 85 en 86, met uitzondering van het derde lid, onderdeel d, van de Wet op het voortgezet onderwijs, en de daarop gebaseerde regelgeving, artikel 2, tweede en derde lid, van het Formatiebesluit WVO en artikel 3 van de Regeling aanvullende bekostiging nevenvestiging, nieuwe scholen en samenvoeging vo, zoals die luidden op 30 september 2021.
2. Het verschil tussen onderdelen a en b van het eerste lid is het herverdeeleffect van een bevoegd gezag.
3. Bij een positief of negatief herverdeeleffect voor een bevoegd gezag wordt de bekostiging voor de scholen van dat bevoegd gezag in de kalenderjaren 2022 tot en met 2025 verminderd onderscheidenlijk vermeerderd met achtereenvolgens 80%, 60%, 40% en 20% van het herverdeeleffect.
4. Bij een herverdeeleffect voor een bevoegd gezag van tenminste 3% negatief, ontvangt het bevoegd gezag in de kalenderjaren 2022 tot en met 2025 het verschil tussen 3% negatief en het werkelijke negatieve herverdeeleffect, met dien verstande dat het bevoegd gezag niet meer ontvangt dan maximaal 100% van de berekende bekostiging, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b. In het kalenderjaar 2026 ontvangt het bevoegd gezag nog eenmaal 50% van dit verschil.
5. Het herverdeeleffect, bedoeld in het tweede lid, wordt per bevoegd gezag Ă©Ă©nmalig vastgesteld. De bekostiging, bedoeld in het derde en vierde lid, die op grond van dit herverdeeleffect wordt vastgesteld, kan volgens bij ministeriele regeling te stellen regels worden aangepast aan loon-en prijsontwikkelingen, tenzij de toestand van âs Rijks financiĂ«n zich daartegen verzet.
6. Dit artikel is niet van toepassing op scholen ten aanzien waarvan door Onze Minister toepassing is gegeven aan artikel 4.25, derde lid.
7. Dit artikel vervalt met ingang van 1 januari 2027.
N
Artikel 13.1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, wordt na âartikel 2.94, vierde lid,â ingevoegd âartikel 5.9, derde lid,â.
2. In het derde lid vervalt ââ artikel 5.5, eerste lid;â.
3. Het vijfde lid komt te luiden:
5. Een krachtens artikel 5.9, eerste lid, vast te stellen ministeriële regeling wordt, voor zover die betrekking heeft op aanvullende bekostiging voor geïsoleerde scholen of scholengemeenschappen, aan de beide Kamers der Staten-Generaal overgelegd. De ministeriële regeling wordt niet eerder vastgesteld dan vier weken na de overlegging van het ontwerp. Indien een der Kamers der Staten-Generaal besluit niet in te stemmen met het ontwerp, wordt de ministeriële regeling niet vastgesteld en kan niet eerder dan vier weken na het besluit van die Kamer der Staten-Generaal een nieuw ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal worden overgelegd.
O
Artikel 13.2 vervalt.
P
Aan het slot van hoofdstuk 13 wordt een artikel toegevoegd [, waarvan de nummering aansluit op het laatste artikel van dat hoofdstuk], luidende:
Artikel 13.#. Evaluatie Wet vereenvoudiging grondslagen bekostiging vo-scholen (Stb. 20xx, xxx)
Onze Minister zendt binnen vijf jaar na 1 oktober 2021, en vervolgens telkens na vier jaar, aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de artikelen 5.4 tot en met 5.10, 5.25, 5.27, 5.28 en 11.56 in de praktijk.
2. Indien het bij koninklijke boodschap van 2 december 2019 ingediende voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet voortgezet onderwijs BES in verband met vereenvoudiging van de grondslagen van de bekostiging voor personeels- en exploitatiekosten van de scholen voor voortgezet onderwijs (vereenvoudiging grondslagen bekostiging vo-scholen) (Kamerstukken 35354) tot wet is of wordt verheven en artikel III van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan artikel LIII van deze wet, wordt in artikel LIII, onderdeel B, âonderdeel fâ vervangen door âonderdeel eâ.
3. Indien het bij koninklijke boodschap van 2 december 2019 ingediende voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet voortgezet onderwijs BES in verband met vereenvoudiging van de grondslagen van de bekostiging voor personeels- en exploitatiekosten van de scholen voor voortgezet onderwijs (vereenvoudiging grondslagen bekostiging vo-scholen) (Kamerstukken 35354) tot wet is of wordt verheven en artikel IV van die wet:
a. eerder in werking is getreden of treedt dan artikel LVI van deze wet, wordt artikel LVI als volgt gewijzigd:
1°. In onderdeel N, onder 1, wordt â89aâ telkens vervangen door â89â.
2°. In onderdeel N, onder 2, wordt â89a1â telkens vervangen door â90â.
3°. In onderdeel O, onder 1, wordt â85bâ telkens vervangen door â84â.
4°. In onderdeel O, onder 2, wordt â85b1â telkens vervangen door â85â.
b. later in werking treedt dan artikel LVI van deze wet, vervalt artikel IV van die wet.
4. Indien het bij koninklijke boodschap van 2 december 2019 ingediende voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet voortgezet onderwijs BES in verband met vereenvoudiging van de grondslagen van de bekostiging voor personeels- en exploitatiekosten van de scholen voor voortgezet onderwijs (vereenvoudiging grondslagen bekostiging vo-scholen) (Kamerstukken 35354) tot wet is of wordt verheven en artikel V van die wet:
a. eerder in werking is getreden of treedt dan artikel LII van deze wet, wordt in artikel LII, onderdeel H, onder 2, â85c, 85c1, 89b en 89b1â vervangen door â86, 87, 91 en 92â.
b. later in werking treedt dan artikel LII van deze wet, vervalt artikel V van die wet.
5. Indien het bij koninklijke boodschap van 2 december 2019 ingediende voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet voortgezet onderwijs BES in verband met vereenvoudiging van de grondslagen van de bekostiging voor personeels- en exploitatiekosten van de scholen voor voortgezet onderwijs (vereenvoudiging grondslagen bekostiging vo-scholen) (Kamerstukken 35354) tot wet is of wordt verheven en artikel VII van die wet:
a. eerder in werking is getreden of treedt dan artikel LXX van deze wet, komt artikel LXX, onderdeel B, te luiden:
B
In artikel 69, eerste lid, wordt âartikel 96k van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 5.28 van de Wet voortgezet onderwijs 2020â en wordt âartikel 96i, zesde lid, van die wetâ vervangen door âartikel 5.26, eerste lid, van die wetâ.
b. later in werking treedt dan artikel LXX van deze wet, vervalt artikel VII van die wet.
6. Indien het bij koninklijke boodschap van 2 december 2019 ingediende voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet voortgezet onderwijs BES in verband met vereenvoudiging van de grondslagen van de bekostiging voor personeels- en exploitatiekosten van de scholen voor voortgezet onderwijs (vereenvoudiging grondslagen bekostiging vo-scholen) (Kamerstukken 35354) tot wet is of wordt verheven en artikel VIIA van die wet later in werking treedt dan artikel LXVI, onderdeel B, van deze wet, vervalt artikel VIIA van die wet.
ARTIKEL XCV. SAMENLOOP MET WETSVOORSTEL SCHOOLDIPLOMA PRAKTIJKONDERWIJS (KAMERSTUKKEN 35580)
1. Indien het bij koninklijke boodschap van 16 september 2020 ingediende voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet voortgezet onderwijs BES in verband met het uitreiken van een schooldiploma aan leerlingen in het praktijkonderwijs en in het voortgezet speciaal onderwijs (Kamerstukken 35580) tot wet wordt verheven en artikel I, onderdeel C, van die wet:
a. eerder in werking treedt of is getreden dan deze wet, komt artikel LVI, onderdeel Q, onder 2, te luiden:
2. In het tweede lid wordt âartikel 29a van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 2.58, derde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijsâ.
b. later in werking treedt dan artikel LVI van deze wet, wordt in artikel I, onderdeel C, van die wet âartikel 10f van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 2.8 van de Wet voortgezet onderwijs 2020â en wordt âartikel 29a van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 2.58, derde lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
2. Indien het bij koninklijke boodschap van 16 september 2020 ingediende voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet voortgezet onderwijs BES in verband met het uitreiken van een schooldiploma aan leerlingen in het praktijkonderwijs en in het voortgezet speciaal onderwijs (Kamerstukken 35580) tot wet wordt verheven en artikel IV van die wet:
a. eerder in werking treedt of is getreden dan deze wet, wordt in artikel XLVIII, onderdeel F, onder 2, âeen getuigschrift of een schooldiploma praktijkonderwijsâ vervangen door âeen verklaring of een schooldiploma praktijkonderwijsâ en wordt âof een getuigschrift praktijkonderwijsâ vervangen door âof een verklaringâ.
b. later in werking treedt dan artikel XLVIII van deze wet, komt artikel IV van die wet te luiden:
Artikel IV Wijziging van de leerplichtwet 1969
In artikel 4a, tweede lid, van de Leerplichtwet 1969 wordt âeen getuigschrift praktijkonderwijsâ vervangen door âeen verklaringâ.
3. Indien het bij koninklijke boodschap van 16 september 2020 ingediende voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet voortgezet onderwijs BES in verband met het uitreiken van een schooldiploma aan leerlingen in het praktijkonderwijs en in het voortgezet speciaal onderwijs (Kamerstukken 35580) tot wet wordt verheven en artikel V van die wet:
a. eerder in werking treedt of is getreden dan deze wet, wordt in artikel XLIX, onderdeel E, onder 2, âeen getuigschrift of een schooldiploma praktijkonderwijsâ vervangen door âeen verklaring of een schooldiploma praktijkonderwijsâ en wordt âof een getuigschrift praktijkonderwijsâ vervangen door âof een verklaringâ.
b. later in werking treedt dan artikel XLIX van deze wet, komt artikel V van die wet te luiden:
Artikel V Wijziging van de Leerplichtwet BES
In artikel 11, tweede lid, van de Leerplichtwet BES wordt âeen getuigschrift praktijkonderwijsâ vervangen door âeen verklaringâ.
4. Indien het bij koninklijke boodschap van 16 september 2020 ingediende voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet voortgezet onderwijs BES in verband met het uitreiken van een schooldiploma aan leerlingen in het praktijkonderwijs en in het voortgezet speciaal onderwijs (Kamerstukken 35580) tot wet wordt verheven en artikel VI van die wet:
a. eerder in werking treedt of is getreden dan deze wet, komt artikel LII, onderdeel U, onder 2, van deze wet te luiden:
2. In het tweede lid wordt âartikel 29a van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 2.58, derde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijsâ.
b. later in werking treedt dan artikel LII van deze wet, wordt in artikel VI van die wet âartikel 10f van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 2.8 van de Wet voortgezet onderwijs 2020â en wordt âartikel 29a van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door âartikel 2.58, derde lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
ARTIKEL XCVI. INWERKINGTREDING
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan, en voor het Europese deel van Nederland en de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, verschillend kan worden vastgesteld.
ARTIKEL XCVII. CITEERTITEL
Deze wet wordt aangehaald als: Invoerings- en aanpassingswet WVO 2020.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,